Leidenaars,
wordt toch
vriend van
de Hortus'
bijlage van het leidsch/alphens dagblad
ZATERDAG 6 DECEMBER 1986
EXTRA
PAGINA 19
door Ariejan Korteweg
In het Leidse museum De Lakenhal is vanaf
woensdag a.s. een overzichtstentoonstelling te
zien van Jan Wolkers (61) als schilder en
beeldhoutver. Want beeldend kunstenaar was
hij al lang voordat hij zijn eerste verhalen
schreef. Uit die beginperiode dateren ook
tekeningen èn etsen die de jonge Wolkers in
Leiden en Oegstgeest maakte. Vandaar dat hij
woonplaats eens flink uit te pakken, "Wat is
het veel hè".
Op de meeste donderdagen
heerst in De Lakenhal een enor
me stilte. Een verdwaalde bezoe
ker laat de klopper op de deur
vallen en wringt zich door de gla
zen klemdeuren naar binnen. De
suppoosten hebben niet veel
meer te doen dan een slordige
museumganger te verzoeken de
buitendeur achter hem te sluiten.
Maar als de familie Wolkers het mu
seum betreedt, is het met de rust ge
daan. Gevieren brengen ze het mu
seum in de kortste keren tot leven.
Het hese stemgeluid van vader Jan
kaatst door de zalen, van een onder
grond voorzien door het geklak van
de hakken van moeder Karina. De
tweeling van vijf stormt meteen op de
monumentale trappejp af en schept er
een groot genoegen in erop en eraf te
rennen, onder het toeziend oog van
burgemeester Van der Werf. "Voor
zichtig jongens", maant Wolkers.
"Kom jij mijn vader interviewen?",
vraagt de ene helft van de tweeling.
De verslaggever beaamt dat hij goed
heeft geraden. Conservatrice Doris
Wintgens van De Lakenhal heeft
waarschijnlijk gelijk als ze zegt dat
maar weinig kinderen van die leeftijd
dat woord zullen kennen.
Maar voorlopig komt van dat inter
viewen nog niet veel. Want daar
meldt zich Wolkers-kenner Theun de
Winter, met in zijn kielzog Jan Lenfe-
rink. Ze zijn gekomen om voorberei
dingen te treffen voor de RUR-uit-
zending van 9 december, die in De
Lakenhal wordt gemaakt en waarin
Jan Wolkers centraal zal staan.
Het kleine gezelschap maakt eerst
een ommegang door de zalen waar de
tentoonstelling wordt ingericht. Vrij
wel al het materiaal is er al. Wolkers
raakt zeer enthousiast bij het zien van
zoveel door hem gemaakt werk bij el
kaar. "Wat is het veel hè. Er was geen
ruimte genoeg om alles op te han
gen".
Het eerste deel van de tentoonstel
ling bestaat uit werk dat ooit in Lei
den of Oegstgeest ontstond, en er nu
na zo'n veertig jaar weer tijdelijk te
rugkeert. Tientallen tekeningen en
etsen uit zijn jonge jaren, toen Wol
kers eerst les kreeg aan de Avondte-
kenschool in de Paul Krugerstraat in
Leiden en daarna aan de schilders
academie Ars Aemula Naturae. On
derwerpen en uitwerking van zijn
werk uit deze periode zijn klassiek:
landschappen, naaktstudies, een en
kel zelfportret, een tekening van
Oud-Poelgeest.
Spiegel
Wolkers is altijd een groot chroni
queur van zijn eigen leven geweest.
Zijn lotgevallen als beeldend kunste
naar vormen een onuitputtelijke bron
voor zijn verhalen en romans. In het
ter gelegenheid van de tentoonstel
ling uitgegeven boekwerk schrijft
Wolkers over de bronnen van zijn
kunstenaarschap. Daarin beschrijft
hij ook hoe hij, noodgedwongen,
zichzélf als model moest nemen: 'Zo
dra eèn van je familieleden doorhad
dat je je ontluikend schildersoog op
hem of haar richtte, droop hij of zij af
nog vóór je tekenstift goed en wel het
papier had kunnen beroeren, alsof ze
je wilden behoeden voor het gebod
uit Leviticus 26, om geen gesneden
beeld noch enige gelijkenis te maken
van iets dat op aarde is noch van iets
dat onder de wateren op de aarde is.
En zo werd ik uit bittere noodzaak ge
dwongen om de spiegel van de muur
te halen en in de kamer op tafel tegen
een stapel boeken te zetten en zelf
portretten te gaan tekenen'.
Terug naar de tentoonstelling. Een
volgend stadium zijn de beelden uit
de jaren vijftig. Daaronder een jonge
haan, die ook al in 1954 tijdens een
groepsexpositie in De Lakenhal te
zien was. Ook de 'Moeder met kind'
staat er, waarmee Wolkers in 1953
naar de Prix de Rome dong. In brons
vereeuwigd staat dit beeld al bijna
dertig jaar in de oostelijke hoek van
het Plantsoen in Leiden. Een andere
expositie in Leiden, tien jaar later in
het LAK, leverde een tweede aan
koop in de stad op. Het Prentenkabi
net kocht een 'Chinese' tekening. Dat
is tot op dit moment alles wat Leiden
aan 'Wolkers' heeft.
We wandelen verder en komen bij
ken dat ik helemaal vergeten was dat
ze tegen mijn borstkas gedrukt zaten.
Toen ik mijn ceintuur losmaakte vie
len ze op de grond. Ik schrok, maar
niemand had er bijzondere aandacht
aan besteed. Alleen de conducteur
keek er even naar. Toen schoof hij ze
met zijn voet uit de loop alsof het een
paar takken waren en knipte mijn
kaartje'. De botten zijn vereeuwigd
op een stilleven dat nu in De Laken
hal te zien is.
In de hongerwinter, toen de rest
van Nederland op voedseljacht was,
ging Wolkers in De Lakenhal op zoek
naar een cadeau dat zijn eerste vrien
dinnetje waardig zou zijn: "Twee
kruikjes stonden er zomaar op een
kast, in wat nu de apotheek is: een
Jacoba-kruikje uit de veertiende
eeuw en een zestiende eeuws kruikje
met blauw erop. Schitterend. Die heb
ik gewoon zo, tusseh m'n riem mee
genomen, het museum uit. M'n oude
regenjas hing open. Niemand lette er
op, want het museum was in die tijd
zowat verlaten. Ze zijn misschien
zelfs nooit vermist".
Potjes
"In 'De Walgvogel' heb ik beschre
ven hoe ik die potjes voor Lientje -
maar dat is natuurlijk een gefingeer
de naam - heb gestolen. Het was een
Leids meisje, wier identiteit ik nu
niet zal onthullen, want misschien is
dat nu een heel repectabele oma ge
worden en wil ze er niet aan herin
nerd worden. Ze heeft ze nooit gekre
gen, dat staat ook in het boek. Want
haar vader ontdekte dat ik haar naakt
liet poseren op m'n atelier. Die
schreef me een brief om de omgang
te verbieden. Toen heb ik de potjes in
een doos gedaan en daar schreef ik
op: 'Voor Lien'".
Die twee potjes heeft hij nog steeds
in z'n bezit. Tijdens de opening van
de tentoonstelling zal hij ze plechtig
teruggeven aan De Lakenhal.
Zou de stad waar zijn eerste kennis
making met de kunst plaatsvond niet
meer van zijn werk moeten hebben
dan die ene tekening in het Prenten
kabinet en dat ene beeld in het Plant
soen? "Nou, zo'n mooi schilderij met
goud en koeiestront zie ik eigenlijk al
in het stadhuis hangen. Of laten ze
mij de opdracht geven een monu
ment te maken voor Rembrandt. Dat
zou een beeldhouwwerk worden, dat
lang niet kinderachtig is. Het zou een
grote schepping moeten zijn. Niet zo
zeer een afbeelding van de man met
palet, maar een beeld waaruit zijn
geest spreekt, een equivalent voor
zijn scheppingsdrift".
Het zou niet het eerste eerbetoon
van Wolkers aan Rembrandt zijn. Op
15 juli 1944, de geboortedag van Rem
brandt, hingen twee onbekenden een
krans aan zijn geboortehuis in de
Weddesteeg. Een vers hing ernaast:
'Veel lauwerkransen zijn niet nodig,
voor redevoering is geen tijd. En
achteraf, 't is overbodig, elk weet dat
Gijde Grootste zijt'. Wolkers: "Ik
weet dat ik op een ochtend met een
vriend het idee kreeg een grote krans
van taxusbladeren te vlechten. De ta
xus is een heel oude boom die bij de
Germanen beroemd was. Die groeide
in de Leidse Hout en by Poelgeest. Ik
had zo'n ding geschreven. M'n vriend
moest me een bokkie geven zodat ik
hem kon ophangen".
Leiden
Werk van Wolkers wordt regelma
tig in binnen- en buitenland tentoon
gesteld. Maar de expositie in De La
kenhal is de eerste overzichtsten
toonstelling van zijn werk. Dat de
keuze op de Lakenhal is gevallen, is
te danken aan de inspanningen van
Doris Wintgens. Maar Wolkers heeft
er ook nostalgische redenen voor. "In
Leiden ligt toch mijn start. Ik heb
hier bij Pont boven de juwelier aan
de Breestraat met tien vingers leren
typen".
En spontaan barst hij los in eep lof
zang op Leiden, die door De Laken
hal galmt: "Alle Leidenaars - dat
moet u maar eens in de krant zetten -
kunnen voor een betrekkelijk luttel
bedrag vriend worden van de Leidse
Hortus. Dan steunen ze dat. Die oude
beuk als je binnenkomt, al zit die nu
in het verband. Tweemaal per jaar be
zoek ik Leiden, en dan ga ik altijd
naar de Hortus. Maar ook naar De La
kenhal, het Museum van Oudheden.
Leiden is fantastisch rijk voorzien,
een prachtige universiteit, een fantas
tische hortus, een magnifiek Museum
van Oudheden een prachtig Museum
voor Volkenkunde, en natuurlijk De
Lakenhal".
De tentoonstelling 'Jan Wolkers, schil
der beeldhouwer' is van 10 december tot
en met 8 februari te zien in De Lakenhal,
Oude Singel 28-32 te Leiden. Openingstij
den: di t/m za 10.00 17.00 uur; zo 13.00 -
17.00 uur. Gesloten op 25-12 en 1-1. Wol
kers is zondagmiddag 14 december in het
museum om te signeren. De opnamen
voor RUR op dinsdag 9 december in De
Lakenhal zullen een dag later om 23.10
uur op Nederland 1 uitgezonden.
is dat op de speldenwerken in De La
kenhal honderden gesloten veilig
heidsspelden zijn bevestigd, maar
één heeft z'n bek open. Opzettelijk?
Eenzelfde ritmiek is terug te vin
den in een uit schapenkeutels samen
gesteld reliëf. "Een Texelse boer zou
meteen aan de kleur zien dat het keu
tels van Texelse schapen zijn", ver
klaart de maker. De schapekeutels
zijn een voorbode van het grotere
werk: de kunst van koeievlaaien. De
eerste stamt al uit 1970: stront van Te
xelse koeien op een doek geplakt, een
loden rand eromheen. Het is mate
riaal dat noodt tot bespiegelingen.
Koeiestront als het ultieme Wolkers
materiaal, begin- en eindpunt van een
cyclus waarin natuur, groei, bloei en
bederf elkaar vinden, met een vleug
geweld en passie door de schilder aan
het doek toevertrouwd. Ook van zijn
meest recente, uit negen delen be
staande werk is tweederde met nog
licht geurende koeiestront gemaakt.
De bovenste drie panelen zijn steen
tjes, met goudverf beschilderd: gou
de reliëfs en plastieken uit de vroege
jaren zestig. Dat Wolkers inmiddels
bij Manzü en Zadkine in de leer was
geweest, heeft sporen achtergelaten
in zijn werk. Hij stapt af van ruimte
lijk werk en ging zich vooral op schil
derijen en relièfs toeleggen. Hij put
zijn inspiratie uit het afval van de sa
menleving. Het is de door 'Turks
Fruit' alom bekend geworden episo
de, waarin hij plastic, badmintons-
huttles, prikkeldraad en oud ijzer van
vuilnisbelten haalt en er vervolgens
een snijbrander op zet.
Vulkaan
In De Lakenhal hangen ook bron
zen reliëfs. Laat je het oog erlangs
gaan, dan lijken het apocalyptische
landschappen waarin klassieke zui
len, silo's en schoorstenen herinne
ren aan verschillende stadia van be
schaving. "Kijk, je leeft natuurlijk al
tijd in een verdwijnende bescha
ving", vindt Wolkers. "En des te meer
in deze tijd. Er hoeft er maar één gek
te worden en we zijn er geweest".
Die relièfs krijgen geleidelijk een
meer geordende vorm. Ze monden
uit in de welhaast oneindige reeks
'Verf en Hout', reliëfs met vierhoe
ken, cirkels en driehoeken in allerlei
variaties. Wolkers geeft ze geen
naam, duidt ze alleen aan naar hun
oppervlak. De aardse kleuren worden
ingetogener; zijn meest recente re
liëfs zijn bijna egaal van kleur.
"Ja ja, constructiever en zo", be
aamt Wolkers. "Ik heb altijd zulke pe
rioden gehad. Dat zie je zelfs in 1944.
Daar zie je ook Dionysische en Apol-
lonische uitersten, die leven beiden
in mij. Ook in het schrijven. 'Gifsla'
en 'Doodshoofdvlinder' zijn heel be
heerst geconstrueerd, terwijl 'Juni
val' en Perzik van Onsterfelijkheid'
weer heel emotioneel zijn. Ik heb dat
nooit precies bij mijzelf nagegaan.
Het zou best kunnen dat in een perio
de waarin ik constructievere schilde
rijen maak, dat ik dan in mijn schrijf
werk emotioneler ben. Ik zeg niet dat
het zo is, maar het zou kunnen. Ik laat
dat liever aan anderen over, om te
zorgen dat ik niet al te artificieel ga
werken. Er zit wel een soort lijn in,
dat die constructies ineens uitbarsten
in zoiets als dat grote doek met koeie
stront. Zoals in een heuvellandschap
ineens een vulkaan kan verrijzen".
Koeievlaaien
Een tijdgebonden intermezzo vor
men de werken met veiligheidsspel
den die in een doek zijn gestoken en
zo patronen vormen. Alsof Wolkers
het trauma van een jonge moeder
heeft willen verbeelden. Intrigerend
Jan Wolkers met de gipsen afdruk van het bronzen plastiek 'Moeder en kind' dat in het Leidse Plantsoen
staat. (foto Wim Dijkman)
den dageraad boven landelijk Texel.
De koeievlaaien haal ik met een
schepje en een emmer van het wei
land", legt de schilder uit. "Daar
werk ik in met mijn handen. Door de
stront zit een kunstharsemulsie, die
het prepareert en maakt dat het
hecht, maar geen invloed heeft op
structuur of kleur".
De tweeling heeft inmiddels ont
dekt hoe de videoband moet worden
gestart, die samen met een aantal fo
to's deel uitmaakt van de expositie.
Het is de band van een door Henk de
By gemaakt NOS-programma, ge
wijd aan de beeldhouwer, schilder en
schrijver Wolkers. Op 20 maart 1963
werd het uitgezonden. Wolkers raakt
vertederd bij het zien van zichzelf:
"Wat was ik toen knap hè".
"Als je dit ziet is er toch in 25 jaar
heel wat veranderd", merkt Wolkers
op. En inderdaad, geen programma
maker gaat nu nog zo te werk. Wol
kers is niet alleen onderwerp, maar
ook lijdend voorwerp van de docu
mentaire. De By interviewt met
strenge blik, op hem neerkijkend van
over een balustrade. Schuldig slaat
de in het zwart geklede kunstenaar
bij dit godsgericht soms de ogen
Vosje
"Jongens kijk, daar is Vosje", zegt
hij tegen de tweeling als in zijn atelier
een poes in beeld komt. "Daar heb ik
jullie vaak over verteld". Het gerefor
meerde boek der Martelaren, dat de
toen 38-jarige Wolkers als een bron
van inspiratie uit zijn jeugd presen
teert, levert wat problemen op. Er
zijn plaatjes van baby's die in het
vuur worden vertoond. De tweeling
is ontstemd .en heeft weinig begrip
voor de geloofskwesties die aanlei
ding vormen voor dergelijke martel
praktijken. Dan een plaatje van een
gekwelde duivel. "Theo en Thea zou
den zeggen: ze steken hem in zijn ge
slachtsdelen", is het commentaar van
Wolkers. "Dood is hij niet, maar hij
kan geen kinderen meer krijgen".
In dat programma ook beelden van
een wandeling door zyn geboorte
dorp Oegstgeest. Een shot van onder
af toont hem als een Clint Eastwood
wandelend door een verlaten dorps
straat, klaar om te schieten op alles
wat hem een strobreed in de weg legt.
"Daar is jullie vader gedoopt", meldt
hij als er wordt ingezoemd op een
kerkje. Even later: "Zie je het. De By
kreeg me zelfs zo gek dat ik over de
sloot langs het terrein van Endegeest
sprong. Toen kon ik dat nog".
Een meisje in zijn atelier levert een
volgend probleem op. "Die dame, dat
was vlak voor jullie vader je moeder
leerde kennen. Een bezoekster, zal ik
maar zeggen. Het had jullie moeder
kunnen zijn". De mythe van de vrou
wenjager wordt gekoesterd.
Het slot van de documentaire toont
de kunstenaar, bezeten typend bij
avondlicht - een half jaar eerder was
'Kort Amerikaans' verschenen, zijn
eerste roman. Het meisje kijkt tevre
den toe. "Vlak daarna verliet ze me",
zegt Wolkers. "Mijn verhalen bevie
len haar toch niet zo. En toen kwam
jullie moeder en die vindt alles mooi.
Maar kijk, daar is Voske weer".
Aan het slot van de documentaire
zoemt de camera in op een straatlan
taarn. Wolkers informeert: "Begrij
pen jullie wat hij hier heeft willen
zeggen?: Wolkers schijnt als een licht
in de duisternis die ons omringt".
De huidige Wolkers, blozend, hel
dere blik, honderduit pratend en la
chend, vormt een heel contrast met
de verbeten vanonder zijn wenkbrau
wen turende kunstenaar op de video
band, die aarzelend zijn antwoorden
formuleert. "Je bent relativerender
nu, cynischer ook", zegt zijn vrouw.
Lucas van Leyden
Na het zien van die videoband heeft
Wolkers tijd om herinneringen op te
halen aan zijn bezoeken aan De La
kenhal. We zetten ons tegenover een
groot stilleven van Floris Verster, op
stoeltjes die, naar later blijkt, daar
voor niet zijn bedoeld. "Dat schilderij
van Verster met die schitterende bla
deren - ik denk dat het een soort wa-
terzuring is - dat kende ik al als jon
gen van veertien. Eind jaren dertig
ben ik voor het eerst in De Lakenhal
geweest. Ik bezocht het frenetiek.
Dan ging ik kijken naar Verster, maar
ook naar die mooie landschapjes van
Jan van Goyen, en vooral naar het
drieluik van Lucas van Leyden. Die
vrouwen die door duivels aan hun ha
ren werden weggesleept - voor een
kind, en voor mij ook, was dat een
voortzetting van het Boek der Marte
laren, waarin staat geschreven wat de
mensen elkaar aandoen, hoe ze elkaar
ter helle laten varen".
"Maar wat ik als jongere vooral
heel boeiend vond, dat was dat man
sportret van Lucas van Leyden. Het
is nu opgeborgen, je kunt alleen de
reproduktie zien. Toen was de origi
nele tekening er nog en er hing een
rood pluche gordijntje voor, zodat het
zo min mogelijk aan het licht zou
worden blootgesteld. Dat moest je
opzij schuiven om het portret te kun-
Wolkers nam soms ook tastbare
herinneringen mee uit de Leidse mu
sea. In 'Terug naar Oegstgeest' be
schrijft hy hoe hy in de oorlogsjaren
twee beenderen van een Frankisch
soldaat uit het Museum van Oudhe
den meeneemt en in de tram stapt:
'Ik stond zo aan die beenderen te den
Compositie in negen delen met koeiestront en goudverf (1986).