OEKEN
De parabel der blinden
DE
KEER
Droomspel van Ritzerfeld
Lachen met Boudewijn Büch
De Houdgreep wekt
gemengde gevoelens
m
'Ik schaam me dat
ik oud en lelijk ben'
WOENSDAG 5 NOVEMBER 1986
Aan Zee van Marmer, de derde
novelle van J. Ritzerfeld, gaat een
korte prelude vooraf. Het is be
langrijk dat de lezer die onthoudt:
'De verteller is een zwervende ziel.
Hij heeft een eind aan zichzelf ge
maakt. In de breuk tussen sterven
en dood, de flits op het netvlies, is
een minuscuul deeltje bewustzijn
ontsnapt, drie woorden maar, vol
doende om zich te vermenigvuldi
gen tot een verhaal waarin het
verleden is vervat'.
Nu is het niet zo dat de prelude
de sleutel voor de novelle bevat, zo
gemakkelijk geeft deze novelle
zich niet prijs, ook na herlezing
niet. Wat dit- betreft doet Zee van
Marmer denken aan hermetische
poëzie, waarmee het trouwens ook
stilistische overeenkomsten ver
toont.
De prelude doet wel een aantal
voorstellen voor het lezen. Er is in
derdaad sprake van een dode ver
teller, een man die waarschijnlijk
is verdronken. De drie woorden -
het getal drie in het algemeen -
spelen een belangrijke rol in zijn
verhaal. En heel de novelle is een
moeizame poging tot (re-)construc-
tie van een verleden. De prelude
laat ook zien in welke traditie Rit
zerfeld zijn nieuwe boek plaatst die
van de late Samuel Beckett, in
wiens proza doden spreken die
slechts uit woorden bestaan. Aan
Beckett herinneren ook de uiterst
korte zinnen en weerbarstige
woordvolgorde.
Ik moet er onmiddellijk bijzeg
gen dat die weerbarstige zinnetjes
regelmatig worden afgewisseld
met de fijngeslepen, romantische
beschrijvingen die al jarenlang ty
perend zijn voor Ritzerfelds schrij
versschap. Zee van Marmer bevat
ook weer de motieven die de uit de
romans en verhalen van Ritzerfeld
kennen: het paard, de relatie van
de vader tot (dode) zoon, en tot de
moeder (de minnares), de oorlog en
de boerensamenleving.
Het meest belangrijk is mis
schien de rol van de muziek. Vanaf
De Poolse vlecht is die regelmatig
als constructieprincipe aanwezig,
de vorige novelle heet niet toeval
lig Italiaans concerto. Soms is de
muziek een metafoor voor iets an
ders, soms een activiteit van een
van de personages.
In Zee van Marmer wordt Kristi-
nia, één van de drie personages,
een zangeres genoemd. Haar reper
toire loopt van
de barok en zij houdt vooral
madrigalisten. Zij is de
van de verteller geweest en heeft
hem ooit een zoon, Timeon, ge
schonken, het tweede personage.
De vader is het derde personage,
hij heeft ooit vrouw en kind in de
steek gelaten en keert jaren later
terug als soldaat. Hij doodt hen
beiden (in een vlaag van verstands
verbijstering?).
Ik gebruik vraagtekens en woor
den als 'waarschijnlijk' en 'mis
schien' omdat de geschiedenis
over de vader, de moeder en de
zoon uiterst fragmentarisch en
dubbelzinnig wordt verteld. Mis
schien leek de soldaat wel op de
vader. Of leek de boerenvrouw die
hij doodde op de moeder van zijn
zoon. Zeker is dat de verteller een
manipulator met woorden is, want
behalve een reconstructie van het
verleden, probeert hij op het mo
ment van zijn dood Kristina en Ti
meon als minnaars met elkaar te
verbinden. Om de gevolgen van
zijn daad uit te wissen?
De novelle begint met twee
hoofdstukken waarin hij het twee
tal door een fraai park met roman
tische en classicistische attributen
laat wandelen. Dan volgen er twee
hoofdstukken waarin de gebeurte
nissen uit het verleden worden op
geroepen en in de twee laatste voe
ren Kristina en Timeon weer in te
gengestelde richting hun doden
dans uit.
Zee van Marmer is een boek vol
paradoxen. De opbouw is symme
trisch, behalve de spiegelingen zijn
er verschillende herhalingen en va
riaties, net als in de muziek. Maar
het verhaal wordt door deze regel
maat niet echt duidelijker. Even
min door de contrasten. Woorden
zijn alles waaruit de verteller nog
bestaat, doch Timeon was een
doofstomme jongen en wanneer
Kristina uiteindelijk het verlossen
de contact met hem maakt is. dat
via gebaren.
Ook het contrast tussen het agra
rische, gewelddadige verleden en
de gemaniëreerde arcadische
droomwereld verklaart weinig. De
laatste paradox blijkt in het slot. Is
de hele wereld van Zee van Mar
mer opgeroepen door de dode man
- ook letterlijk: 'Ga', 'Kom' - aan
het eind gebeurt er iets vreemds
met de woorden: 'Het laatste is niet
het mijne'. 'Kom'.
Hoe kun je een novelle maar half
begrijpen en toch onder de indruk
raken van dit droomspel? In eerste
instantie door het bijzondere taal-,
gebruik, waar klank en ritme van
de woorden soms belangrijker lij
ken dan de betekenis. Door de
mysterieuze beschrijvingen van
het parklandschap waarin de per
sonages bewegen als stenen beel
den. Door de eigenzinnige manier
waarop de verteller allerlei details
oproept. In tweede instantie word
je getroffen door de indirecte ma
nier waarop .hevige emoties wor
den gesuggereerd. Schuld en lief
de, daar draait het om, maar de
schuld is niet die van Dostojevsky
en de liefde doet eerder denken
aan de genadeloze en nietsontzien
de manier waarop auteurs als
Georges Bataille en Marguérite
Duras zich uitspreken.
Wat dit betreft is deze derde no
velle van Ritzerfeld - op de rand
van verstaanbaarheid - de indruk
wekkendste tot nu toe.
AUGUST HANS DEN BOEF
Tragi-komedie over Mao's grote verwarring
- Boudewijn Büch: tijdsbeeld.
De categorie 'huiskamerdrama' is
in de (moderne) Nederlandse let
terkunde ruim vertegenwoordigd,
maar erg lollig gaat het er in die
sector doorgaans niet aan toe. Ma
rijke Höwelers debuut 'Van geluk
gesproken' was een paar jaar gele
den een welkome uitzondering op
de hier - in een monsterverbond
van schrijvers, critici en lezers -
alom beleden, geprezen en be
waakte neerslachtigheid. 'Links!',
de nieuwste roman van Boudewijn
Büch, is waarachtig al weer een
hoopvolle uitzondering en gezien
de populariteit van de schrijver is
er kans op navolging.
Büchs literaire werk heeft mij,
enkele gedichten uitgezonderd, tot
dusver niet erg kunnen bekoren.
Zijn thematiek is interessant, maar
het schortte aan vorm en taal. Me
nigeen bracht dat tekort in ver
band met zijn generalisme, waar
van de vele vruchten dagelijks in
de media zichtbaar zijn. Die bena
dering liet ruimte aan de suggestie
dat Büch over literaire bekwaam
heden beschikt en meer is dan de
modieuze lawaaipapagaai, voor
wie ik hem ben gaan houden.
Dat ik 'Links!' ter hand nam, was
dan ook alleen maar ingegeven
door banale nieuwsgierigheid naar
het hoe en wat van een maoistische
leefgemeenschap van kunstenaars,
studenten en twee jonge kinderen,
die zich begin jaren zeventig op
een steenworp afstand van mijn
toenmalige Leidse woning vestig
de. Op dat tijdstip had Büch de
commune al moeten verlaten op
last van de huisbijbel, voorzitter
Mao's Rode Boekie.
Het verhaal speelt zich af in de
veelbesproken periode waarin vele
studenten het verburgelijkte Sow-
jet-communisme achter zich lieten
en op zoek naar een passender con
fessie, in katzwijm vielen voor de
Chinese of Albaanse varianten van
wijlen de heren Mao Zedong (toen
nog gewoon Tse Toeng) en Enver
Hoxha. Een duo dat zijn belangen
in het vrije westen naar de stellige
overtuiging van de hoofdrolspelers
Polly, Sirius en Boudewijn liet ver
tegenwoordigen door Mick Jagger
en Keith Richard.
Over de marxistische-leninisti-
sche kanten aan het werk van The
Rolling Stones kon geen misver
stand bestaan.' Maar met het ver
moede oordeel van de Voorzitters
over brandende kwesties als ho
moseksualiteit, drugs en de aan
schaf van een kerstboom voor de
kinderen gingen vele (nachtelijke)
huisvergaderingen heen. Onnodig
te vermelden dat de aankoop van
Taiwanees, in plaats van Volksre
publikeins-Chinees vuurwerk, in
niet geringe mate bijdroeg aan
Boude wij ns snel verworven status
van persona non grata.
'Links!' is een kostelijk, lichtvoe
tig en pretentieloos bericht uit het
tijdperk van de grote verwarring.
Büchs valsigheid leent zich uiter
aard bij uitstek voor een tragi-ko-
mische beschrijving van dit milieu,
waarin de rigide regels, geheel in
de geest van de boze-grote-men-
sen-wereld, naar willekeur worden
toegepast.
De schrijver kan het niet nalaten
in een laatste hoofdstuk kond te
doen van het lot van zijn vroegere
geestverwanten, die inmiddels
zonder uitzondering van hun ge
loof zijn gevallen. 'Chinese schadu
wen' heeft de vorm van een na
woord, waarin de verstoten Boude
wijn een soort bewijs van eigen ge
lijk tracht te produceren. Met die
episode komt het geheel toch weer
in die oer-Hollandse therapeuti
sche reuk te staan die Büchs vorige
werk zo vervelend maakte. Wie de
lol erin wil houden moet de laatste
zestien bladzijden maar overslaan.
TON VAN BRUSSEL
De herkenbare, aangrijpende be
schrijving van menselijke gevoe
lens en emoties is een van de be
langrijkste voorwaarden voor een
minimum aan literaire kwaliteit.
Met deze voor de hand liggende
mijmering als uitgangspunt heb ik
met gemengde gevoelens kennis
genomen van twee. overigens zeer
uiteenlopende boeken.
Het eerste is de roman De Houd
greep van debutant Joost Zwager
man, die volgens de uitgever (ik
ben verzot op flapteksten) blijkt
"te beschikken over een schrijfstijl
die virtuoos mag worden ge
noemd, mede dank zij de fascine
rende combinatie van spontaniteit,
naïveteit én literair raffinement".
Welnu, daar is niets op tegen,
want met zo'n combinatie van lite
raire eigenschappen zou een schrij
ver iets heel moois kunnen maken
van een aangrijpende beschrijving
van de mooiste menselijke gevoe
lens die er zijn: de liefde tussen
twee (jonge) i
In De Houdgreep gaat het over
de prille liefde tussen de 19-jarige
au pair Adriënnc en de iets jongere
Ingmar Booy. De laatste is met
vakantie in Londen bij zijn broer
Siewald, een befaamd maker van
videoclips in die stad. Adriënnc die
zich stierlijk verveelt, werpt zich
op de fotografie en ontmoet, al
klikkend met haar camera, de lan
ge slungelachtige Ingmar Booy:
tussen beiden bloeit
op.
Dat gaat niet van een leien dakje,
vooral niet omdat de verteller niet
van plan is het de lezer of zijn per
sonages simpel te maken. In het
verhaal zelf is het vooral Siewald,
die weinig snapt van prille gevoe
lens, die het over zichzelf en elkaar
verbijsterde tweetal voor de voeten
loopt. Hij haalt hen overeen hoofd
rol te spelen in een van zijn halluci-
nante videoclips en dat leidt lot na-
righeid^ als het resultaat daar is.
Wal de lezer van De Houdgreep
betreft: hier is het de verteller die
hem dwarszit. Zoals Adriönne via
haar camera hel leven ervaart, zo
zien wij de gebeurtenissen maar
heel afstandelijk, op het onthechte
af door de "camera" van de vertel
ler. die hel geheel van boven af niet
zonder ironie en zelfs cynisme aan
schouwt.
Lees. willekeurig, deze passage:
"Ach. een ruime huiskamer ge
vuld met grotendeels onbekende
en. eerlijkheidshalve, vrij oninte
ressante mensen, en onder hen no
ta bene de jongen en het meisje
die. ondanks dronkenschap en ont
reddering. van elkaar houden, ja
heus wel..en die binnen afzienbare
lijd afscheid van elkaar moeten ne
men - kan het alles hopelozer, treu
riger en triester?" (p. 130)
U begrijpt wat ik bedoel: we
dringen ternauwernood direct
door in de kolkende gevoelens der
jongelieden, maar middels de ge
mengde. afstandelijke spotlust van
de verteller. Die verteltruc verhin
dert al gauw innige inleving.
Niettemin is De Houdgreep - ze
ker als debuutroman - best ge
slaagd: al komt de liefde tussen
Adriënnc en Ingmar wat moeizaam
uit de verf. de grinnikende rol van
de verteller maakt veel goed. Wal
de opdringerige verwijzing naai- do
rol van de metafoor betreft ("Wal
zich aandient bij de twee jonge
hoofdpersonen is hel primaire be
sef niet (meer) te kunnen leven
zonder vergelijkingen") en de on
misbaarheid daarvan: opgefokte
flauwekul. Dergelijke literaire
raadsels, in dit bock toch al niet
makkelijk als zodanig herkenbaar,
verschaffen overbodige opsmuk.
Een heel ander boekje, waarin
vooral het ontbreken van emoties
opvalt, is Aan het einde van de re
genboog. een bundeling NRC-
stukjes over "Goudzockcn in Costa
Rica" van Carolijn Visser. Wc bele
ven een hausse op het gebied van
reisverhalen en beschrijvingen van
weinig toegankelijke buitenlan
den. en genoemd bundeltje wil
duidelijk ook een graantje meepik
ken.
Het 90 pagina's lellende werkje
beval op zichzelf aardige, commen
taarloze anekdotes van de hele en
halve outlaws die moeizaam naar
goud spitten in een ontoegankelijk
stukje Coslaricaans achterland.
Een halfjaar lang heeft de schrijf
ster tussen allerlei wonderlijke ty
pes verkeerd en het is dan ook erg
jammer dal ze bij haar beschrijvin
gen niet verder komt dan lege ty
pes.
Hot is een groot manco dat ze
haar ervaringen niet weet te larde
ren met commentaren die de lezer
een blik gunnen in haar innerlijk.
Dal gebeurt maar een enkele keer.
bijvoorbeeld als ze in contact komt
met Japanners die het goudzoeken
groots, modern en meeslepend
aanpakken. Dan verzucht ze. na al
le voorafgaande, zeer concrete
leed. romantisch:
"Tegelijkertijd vind ik hel angst
aanjagend dal de Japanners zoiets
romantisch als goudzoeken volle
dig hebben gerationaliseerd".
Joost Zwager
Westerse truttigheid. En dat een
boekje met zo'n geringe inhoud
liefst I 27.50 moet kosten, is onbe
schaafde hebzucht.
ROB VOOREN
I)e Houdgreep, Joost Zwagerman.
Uitg. De Arbeiderspers. Aan hel einde
van de regenboog. Goudzoeken in Cos
ta Rica, Carolijn Visser. Uitg. Meulen-
lioff.
De schilderijen van Pictcr Brueg^
hel de Oudere kan men niet be
paald salonstukken noemen. In ot
terbont gehulde magistraten, hof
dames op wier boezem diamanten
flonkeren (en barsten na verloop
van tijd, hoe hard ze ook zijn), je
zult ze niet aantreffen in het werk
van deze meester. Hij zocht zijn on
derwerpen veel meer in de onder
laag van de zestiendc-ceuwse
maatschappij. De paupers, de uit
gestotenen. die hadden zijn sterke
interesse. Hun ellende heeft hij 'be
waard' op het linnen. Waarom?
Omdat hij vond dal men voor het
lot van de naaste de ogen niet
moest sluiten. Men moest niet weg
kijken, zoals op een van zijn schil
derijen de schaapherderen de boer
ADVERTENTIE
LITERATUUR
in Leiden
op Nieuwe Rijn 13
bij
BOEKHANDEL
KOOYKER
doen als Icarius in zee stort
De Duitse auteur Gert Hofmann
heeft zich bij het schrijven van zijn
kleine roman 'De parabel der blin
den' laten inspireren door Brueg-
hels gelijknamige schilderij. In hel
boek laat hij het groepje struike
lende blinden dal door de kunste
naar is geschilderd tot leven ko-
Zes blinden liggen te slapen in
een schuur. Door geklop op de
deur worden zij gewekt. Ze moeten
voortmaken: ze worden verwacht
bij een schilder voor wie ze moeten
poseren. De blinden begrijpen
maar niet waarom de schilder dit
liever niet. En nu. nu zou men hun
straks dubbel zien.
Hofmann laat een van de blinden
verslag doen van de tocht naar hel
huis van de schilder. Het resultaat
is een nachlmerrie-aehlig verhaal.
Over een afstand die niet meer dan
een paar honderd meter bedraagt,
doen de blinden uren. Immers, 'het
aardrijks Gods, dat voor allen on
eindig groot is' is voor hen nog gro
ter. Vooral als niemand hun gids
wil zijn.
Ze baggeren door zompig laag
land. ze worden bijna verscheurd
door een fioncl. en als ze dan een
keer hulp krijgen en iemand hen
wal brood en melk geeft, worden
ze naderhand, wanneer ze hun be
hoefte moeten doen. uitgejouwd.
Toch zijn de blinden in hun ellende
niet echt boos op God. naar wie zi j
hun gezichten 'in lichte vervoe
ring' opgeheven houden, llij kas
tijdt ze immers alleen maar omdat
Hij van ze houdt, 'al gaat Hij in Zijn
liefde soms wel erg vei
Eenmaal bij hel huis van de
schilder aangekomen, wordt hun
situatie er niet veel beter op.
Brueghel wil deze arme mensen
schreeuwend uitbeelden. Zo zal
men hen beter kunnen 'zien'. Om
die schreeuw, die trek van ontzet
ting ook. op hun gezichten tevoor
schijn te toveren, laat hij blin
den keer op keer voorover allen in
een modderig beekje. Net zoals
God kastijdt Brueghel deze men
sen. Maar goed. zij zullen dan ook
'het eeuwige leven' krijgen. Op zijn
schilderij. In de kunst. Daar zijn ze-
mooi klaar mee.
Wat Ilofmann in zijn roman dui
delijk maakt, is dal er iels parado
xaals zou hebben kunnen schuilen
in Brueghcls wijze van werken bij
dit schilderij. De schilder wil de-
mensen confronteren met het er
barmelijke lol van de blinden.
Door dal vast tc leggen tracht hij
ons een geweten te schoppen. Uit
gangspunt daarbij is zijn liefde
voor de blinden. Maar - om die lief
de. die deernis niet hun lot, goed
lot uitdrukking te kunnen bren
gen. moet hij - in deze roman al
thans -juist uiterst gewetenloos te
werk gaan. Hij doet er dus juist nog
een schepje leed bovenop.
De gangbare betekenis van het
woord 'parabel' is gelijkenis. Maai
er is nog een andere: leugen.
Het is maar een hypothese, maar
heeft Hofmann met zijn boek soms
duidelijk willen maken dat het
Brueghel bij hel maken van dit
schilderij alleen maar te doen was
om zijn eigen eer en glorie? Heeft
hij willen zeggen dal een 'eeuwig
leven' in de kunst voor deze blin
den wel een erg schrale beloning
was voor zoveel misere? Was
Brueghel op hel moment dal hij
het schilderij maakte soms zelf ook
'ziende blind'?
Het zijn interessante vragen, op
geroepen door een interessant
boek. waarin Hofmann zich be
dient van een stijl die nauw aan
sluit bij de belevingswereld van
een blinde. Die stijl is eenvoudig.
De zinnen die de blinde spreekt
hebben iels rudimentairs. Tot
bloemrijke taal komt het niet en
dat is ook logisch, want voor wie
niet zien kan worden mooie woor
den al gauw abstracties.
Dcgecn die Hofmann het verhaal
laat vertellen kan zijn waarnemin
gen natuurlijk alleen maar doen
via de tast- en reukzin. Dal geeft
een geheimzinnige en al'en toe ko
mische loon aan zijn roman. Zo
vraagt een blinde die weer eens er
gens tegenop botst zich af. wan
neer de dingen zich nu eindelijk
ook eens beginnen tc verroeren.
CEES VAN 1IOORE
I)e parabel van de blinden, Bert
Hofmann. uitg. Veen, f 19,90.
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zl|n bij ons dlrekt lever
baar. 01 sla onze TERMINAL te
beetellen en den binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
Tekening nan de Chinese dichter Bai Juyi.
De Chinese dichter Bai Juyi (776-
842) - Bai Juyi is hedendaagse
standaardspelling, vroeger schreef
men Po Tsju I of Pai Tsjiu-I of nog
iets anders - was al tijdens zijn le
ven buitengewoon populair, ook
onder het volk. Duan Chengshi
(863) vermeldt dat hij een man had
gezien die zijn hele lichaam had la
ten tatoeëren met dertig gedichten
van Bai Juyi. En al in 824 schreef
Bai Juyi's boezemvriend, de even
eens zeer populaire dichter Yuan
Zhen of Yuan Jiu in een voor
woord voor de eerste verzamelde
editie van Bai's werk over diens ge
dichten:
"Gedurende de laatste twintig ja
ren was er geen wal en muur van
paleis en ministerie, tempel en
klooster, herberg en wachtpost
waarop ze niet geschreven ston
den, was er geen prins en edelman,
courtisane en huisvrouw, her
dersknaap en paardeknecht die ze
niet reciteerde. Overal zie je dat
men ze kopieert en inlijst om ze op
de markt te koop aan te bieden of
dat men daarmee zijn wijn of thee
"betaalt".
Het zou tot 1918 duren voor deze
populaire en briljante dichter in
het Westen bekend zou worden. In
dat jaar publiceerde Arthur Waley
170 Chinese poems, een bundel die
sindsdien vele keren herdrukt is.
Een derde deel daarvan bestaat uit
gedichten van Bei Juyi, of Po Chü-
I zoals Waley het spelt.
Vooral op basis van Waley's ele
gante vertalingen publiceerde
Slauerhoff in 1930 zijn herdichtin
gen van het Chinees in Yoeng Poe
Tsjoeng. Ook de bundel van
Slauerhoff vertoont een voorkeur
voor de gedichten van Bai Juyi.
Dat Bai Juyi in het moderne Wes
ten zo is aangeslagen, komt door
de eenvoud en spontaniteit, en het
concrete en persoonlijke karakter
van zijn poëzie. Volgens overleve
ring wijzigde Bai Juyi zijn gedich
ten zo vaak, tot ze door een onge
letterde oude vrouw konden wor
den begrepen.
Overigens heeft alleen dat deel
van zijn werk ingang gevonden dat
niet erg tijdgebonden is, dat
spreekt over algemeen menselijke
gevoelens als de geneugten van de
wijn, de troostrijke rust van de ber
gen, het verdriet om het verlies van
een dochtertje, de lasten van de ou
derdom of de verontwaardiging
om een starre en corrupte bureau
cratie.
Van de 2600 gedichten van Bai
Juyi zijn er door de Leidse sino
loog W. J. Idema dit jaar een hon
derdtal - nog geen vier procent van
het totaal - in het Nederlands ge
publiceerd, onder de titel Gans, pa
pegaai en kraanvogel. Gedichten
uit het oude China! De gedichten
zijn door Idema, waar nodig, kort
en bondig toegelicht. De bundel is
verdeeld in zes afdelingen op
grond van de diverse fasen in het
leven van Bai Juyi, bv. 'Gedichten
uit ballingschap in Xunyang (815-
819)' en 'Gedichten van een prefect
in de provincie (819-829)'.
Bai Juyi was zijn hele leven
werkzaam als keizerlijk ambte
naar. Hij bracht het uiteindelijk tot
minister van justitie, na hoofd van
een provincie en directeur van de
keizerlijke bibliotheek te zijn ge
weest.
Bai Juyi vond zelf zijn sociaal-
kritische gedichten het belangrijk
ste. Daarin hekelt hij op volkse
toon allerlei misstanden, bijvoor
beeld het zoeken naar onsterfelijk
heidselixers, het te grote aantal
kostbare paleisdames, het machts
misbruik en de willekeur van amb
tenaren/eunuchen. Tijdens zijn le
ven leverden deze gedichten hem
alleen maar degradatie en balling
schap op. En na zijn dood bleek er
bij het nageslacht weinig blijvende
belangstelling voor te bestaan. Ook
Idema heeft geen van deze gedich
ten in zijn bloemlezing opgeno-
Net als de meeste andere moder
ne Westerse bloemlezers geelt Ide
ma de voorkeur aan die gedichten
die, in de woorden van de dichter
zelf, "uitgelokt zijn door een enkel
ogenblik of voorwerp en onts:_;<n
zijn in scherts of als improvisatie,
zodat ze voor de vuist weg zijn ge
dicht". Door de chronologische
rangschikking en Idema's keuze
laten de gedichten van Bai Juyi
zich lezen als de weerspiegeling
van een levensloop.
In deze bloemlezing is ouder
worden het centrale thema. Als hij
een jaar of veertig is vindt Bai Juyi
het verouderingsproces heel pijn
lijk: het grijs worden van een haar.
het uitvallen van een tand. de zorg
voor zijn kinderen zijn aanleiding
tot sombere klachten over het vlie
den van de tijd. Maar twintig jaar
later, "voorgoed verlost van het
krakeel van laster en van lof' vindt
Bai Juyi:
"Wie vijftig is of zestig, heeft het
niet zo kwaad getroffen/Want stil
en rustig, rein en zuiver is zijn hart
vol vrede./ Hij is de hang en zucht
naar roem en rijkdom al te boven.
Maar is aan ouderdomsgebrek en
kindsheid nog niet toe".
Als vierenzestigjarige kijkt hij in
de spiegel en is verheugd over zijn
ouderdom. Dat was tweeëntwintig
jaar eerder wel anders: "Ik schaam
me dat ik oud en lelijk ben" heette
het toen. En tien jaar later, als de
gebreken van de ouderdom inder
daad zijn gekomen, kan het hem al
lemaal niet veel meer schelen en
geniet hij maar wat van de soeze
righeid van wijn en van suffen in
de tuin. Alleen wijn en poëzie inte
ressen hem nog.
In de bundel komen ook andere
thema's aan de orde: Bai's warme
vriendschap met Yuan Zhen, de
liefde voor voor zijn dochertjes, de
last van de verantwoordelijkheid,
mededogen met de armoede van
de lagere standen en zelfs de ver
ontwaardiging om machtsmis
bruik. Het is jammer dat dit laatste,
voor Bai Juyi zo belangrijke aspect
van zijn poëzie, dat zijn carrière zo
zeer heeft geschaad, niet wat meer
voor het voetlicht is gebracht bij
voorbeeld door het opnemen van
gedichten als "De oude houtskool-
verkoper" of "De oude man met de
gebroken arm". Dat de moraal er
dik bovenop ligt, lijkt mij geen be
zwaar, Idema's bloemlezing (sa
men met Anton Korteweg) van de
dominee-dichers uit de negentien
de eeuw in aanmerking genomen.
Ik vind het eveneens een tekort
dat Bai's beroemde 'Lied van het
eeuwig verdriet' ook niet hier is op
genomen. Idema vertaalde dit lied
eerder bij wijze van aanhangels
voor 'Zingend roei ik huiswaarts
op de maan' (1984). (Wat een mooie
titel overigens. Veel mooier dan
'Gans, papegaai en kraanvogel").
Onoverkomelijk vind ik dat Idema
niet alle gedichten heeft vertaald
die ook door Slauerhoff zijn 'be
handeld'. Idema is een degelijk
vertaler die goed Chinees kent, ter
wijl Slauerhoff via het Engels van
Waley bevlogen herdichtingen
heeft gemaakt. Voor een goede
beoordeling van Slauerhoffs ingre
pen is het noodzakelijk dat er in
onze taal goede vergelijkingsmoge
lijkheden zijn tussen een vertaling
die in de eerste plaats betrouwbaar
is zoals die van Idema en een her
dichting die is aangepast aan de
persoonlijkheid van de dichter.
Dat komt de kwaliteit van het cul
turele klimaat in Nederland ten
goede.
CHRISTIAAN VISSER
Bai Juyi. Gans, papegaai en kraanvo-
«l l., n.. j.