OEKEN De parabel der blinden DE KEER Droomspel van Ritzerfeld Lachen met Boudewijn Büch De Houdgreep wekt gemengde gevoelens m 'Ik schaam me dat ik oud en lelijk ben' WOENSDAG 5 NOVEMBER 1986 Aan Zee van Marmer, de derde novelle van J. Ritzerfeld, gaat een korte prelude vooraf. Het is be langrijk dat de lezer die onthoudt: 'De verteller is een zwervende ziel. Hij heeft een eind aan zichzelf ge maakt. In de breuk tussen sterven en dood, de flits op het netvlies, is een minuscuul deeltje bewustzijn ontsnapt, drie woorden maar, vol doende om zich te vermenigvuldi gen tot een verhaal waarin het verleden is vervat'. Nu is het niet zo dat de prelude de sleutel voor de novelle bevat, zo gemakkelijk geeft deze novelle zich niet prijs, ook na herlezing niet. Wat dit- betreft doet Zee van Marmer denken aan hermetische poëzie, waarmee het trouwens ook stilistische overeenkomsten ver toont. De prelude doet wel een aantal voorstellen voor het lezen. Er is in derdaad sprake van een dode ver teller, een man die waarschijnlijk is verdronken. De drie woorden - het getal drie in het algemeen - spelen een belangrijke rol in zijn verhaal. En heel de novelle is een moeizame poging tot (re-)construc- tie van een verleden. De prelude laat ook zien in welke traditie Rit zerfeld zijn nieuwe boek plaatst die van de late Samuel Beckett, in wiens proza doden spreken die slechts uit woorden bestaan. Aan Beckett herinneren ook de uiterst korte zinnen en weerbarstige woordvolgorde. Ik moet er onmiddellijk bijzeg gen dat die weerbarstige zinnetjes regelmatig worden afgewisseld met de fijngeslepen, romantische beschrijvingen die al jarenlang ty perend zijn voor Ritzerfelds schrij versschap. Zee van Marmer bevat ook weer de motieven die de uit de romans en verhalen van Ritzerfeld kennen: het paard, de relatie van de vader tot (dode) zoon, en tot de moeder (de minnares), de oorlog en de boerensamenleving. Het meest belangrijk is mis schien de rol van de muziek. Vanaf De Poolse vlecht is die regelmatig als constructieprincipe aanwezig, de vorige novelle heet niet toeval lig Italiaans concerto. Soms is de muziek een metafoor voor iets an ders, soms een activiteit van een van de personages. In Zee van Marmer wordt Kristi- nia, één van de drie personages, een zangeres genoemd. Haar reper toire loopt van de barok en zij houdt vooral madrigalisten. Zij is de van de verteller geweest en heeft hem ooit een zoon, Timeon, ge schonken, het tweede personage. De vader is het derde personage, hij heeft ooit vrouw en kind in de steek gelaten en keert jaren later terug als soldaat. Hij doodt hen beiden (in een vlaag van verstands verbijstering?). Ik gebruik vraagtekens en woor den als 'waarschijnlijk' en 'mis schien' omdat de geschiedenis over de vader, de moeder en de zoon uiterst fragmentarisch en dubbelzinnig wordt verteld. Mis schien leek de soldaat wel op de vader. Of leek de boerenvrouw die hij doodde op de moeder van zijn zoon. Zeker is dat de verteller een manipulator met woorden is, want behalve een reconstructie van het verleden, probeert hij op het mo ment van zijn dood Kristina en Ti meon als minnaars met elkaar te verbinden. Om de gevolgen van zijn daad uit te wissen? De novelle begint met twee hoofdstukken waarin hij het twee tal door een fraai park met roman tische en classicistische attributen laat wandelen. Dan volgen er twee hoofdstukken waarin de gebeurte nissen uit het verleden worden op geroepen en in de twee laatste voe ren Kristina en Timeon weer in te gengestelde richting hun doden dans uit. Zee van Marmer is een boek vol paradoxen. De opbouw is symme trisch, behalve de spiegelingen zijn er verschillende herhalingen en va riaties, net als in de muziek. Maar het verhaal wordt door deze regel maat niet echt duidelijker. Even min door de contrasten. Woorden zijn alles waaruit de verteller nog bestaat, doch Timeon was een doofstomme jongen en wanneer Kristina uiteindelijk het verlossen de contact met hem maakt is. dat via gebaren. Ook het contrast tussen het agra rische, gewelddadige verleden en de gemaniëreerde arcadische droomwereld verklaart weinig. De laatste paradox blijkt in het slot. Is de hele wereld van Zee van Mar mer opgeroepen door de dode man - ook letterlijk: 'Ga', 'Kom' - aan het eind gebeurt er iets vreemds met de woorden: 'Het laatste is niet het mijne'. 'Kom'. Hoe kun je een novelle maar half begrijpen en toch onder de indruk raken van dit droomspel? In eerste instantie door het bijzondere taal-, gebruik, waar klank en ritme van de woorden soms belangrijker lij ken dan de betekenis. Door de mysterieuze beschrijvingen van het parklandschap waarin de per sonages bewegen als stenen beel den. Door de eigenzinnige manier waarop de verteller allerlei details oproept. In tweede instantie word je getroffen door de indirecte ma nier waarop .hevige emoties wor den gesuggereerd. Schuld en lief de, daar draait het om, maar de schuld is niet die van Dostojevsky en de liefde doet eerder denken aan de genadeloze en nietsontzien de manier waarop auteurs als Georges Bataille en Marguérite Duras zich uitspreken. Wat dit betreft is deze derde no velle van Ritzerfeld - op de rand van verstaanbaarheid - de indruk wekkendste tot nu toe. AUGUST HANS DEN BOEF Tragi-komedie over Mao's grote verwarring - Boudewijn Büch: tijdsbeeld. De categorie 'huiskamerdrama' is in de (moderne) Nederlandse let terkunde ruim vertegenwoordigd, maar erg lollig gaat het er in die sector doorgaans niet aan toe. Ma rijke Höwelers debuut 'Van geluk gesproken' was een paar jaar gele den een welkome uitzondering op de hier - in een monsterverbond van schrijvers, critici en lezers - alom beleden, geprezen en be waakte neerslachtigheid. 'Links!', de nieuwste roman van Boudewijn Büch, is waarachtig al weer een hoopvolle uitzondering en gezien de populariteit van de schrijver is er kans op navolging. Büchs literaire werk heeft mij, enkele gedichten uitgezonderd, tot dusver niet erg kunnen bekoren. Zijn thematiek is interessant, maar het schortte aan vorm en taal. Me nigeen bracht dat tekort in ver band met zijn generalisme, waar van de vele vruchten dagelijks in de media zichtbaar zijn. Die bena dering liet ruimte aan de suggestie dat Büch over literaire bekwaam heden beschikt en meer is dan de modieuze lawaaipapagaai, voor wie ik hem ben gaan houden. Dat ik 'Links!' ter hand nam, was dan ook alleen maar ingegeven door banale nieuwsgierigheid naar het hoe en wat van een maoistische leefgemeenschap van kunstenaars, studenten en twee jonge kinderen, die zich begin jaren zeventig op een steenworp afstand van mijn toenmalige Leidse woning vestig de. Op dat tijdstip had Büch de commune al moeten verlaten op last van de huisbijbel, voorzitter Mao's Rode Boekie. Het verhaal speelt zich af in de veelbesproken periode waarin vele studenten het verburgelijkte Sow- jet-communisme achter zich lieten en op zoek naar een passender con fessie, in katzwijm vielen voor de Chinese of Albaanse varianten van wijlen de heren Mao Zedong (toen nog gewoon Tse Toeng) en Enver Hoxha. Een duo dat zijn belangen in het vrije westen naar de stellige overtuiging van de hoofdrolspelers Polly, Sirius en Boudewijn liet ver tegenwoordigen door Mick Jagger en Keith Richard. Over de marxistische-leninisti- sche kanten aan het werk van The Rolling Stones kon geen misver stand bestaan.' Maar met het ver moede oordeel van de Voorzitters over brandende kwesties als ho moseksualiteit, drugs en de aan schaf van een kerstboom voor de kinderen gingen vele (nachtelijke) huisvergaderingen heen. Onnodig te vermelden dat de aankoop van Taiwanees, in plaats van Volksre publikeins-Chinees vuurwerk, in niet geringe mate bijdroeg aan Boude wij ns snel verworven status van persona non grata. 'Links!' is een kostelijk, lichtvoe tig en pretentieloos bericht uit het tijdperk van de grote verwarring. Büchs valsigheid leent zich uiter aard bij uitstek voor een tragi-ko- mische beschrijving van dit milieu, waarin de rigide regels, geheel in de geest van de boze-grote-men- sen-wereld, naar willekeur worden toegepast. De schrijver kan het niet nalaten in een laatste hoofdstuk kond te doen van het lot van zijn vroegere geestverwanten, die inmiddels zonder uitzondering van hun ge loof zijn gevallen. 'Chinese schadu wen' heeft de vorm van een na woord, waarin de verstoten Boude wijn een soort bewijs van eigen ge lijk tracht te produceren. Met die episode komt het geheel toch weer in die oer-Hollandse therapeuti sche reuk te staan die Büchs vorige werk zo vervelend maakte. Wie de lol erin wil houden moet de laatste zestien bladzijden maar overslaan. TON VAN BRUSSEL De herkenbare, aangrijpende be schrijving van menselijke gevoe lens en emoties is een van de be langrijkste voorwaarden voor een minimum aan literaire kwaliteit. Met deze voor de hand liggende mijmering als uitgangspunt heb ik met gemengde gevoelens kennis genomen van twee. overigens zeer uiteenlopende boeken. Het eerste is de roman De Houd greep van debutant Joost Zwager man, die volgens de uitgever (ik ben verzot op flapteksten) blijkt "te beschikken over een schrijfstijl die virtuoos mag worden ge noemd, mede dank zij de fascine rende combinatie van spontaniteit, naïveteit én literair raffinement". Welnu, daar is niets op tegen, want met zo'n combinatie van lite raire eigenschappen zou een schrij ver iets heel moois kunnen maken van een aangrijpende beschrijving van de mooiste menselijke gevoe lens die er zijn: de liefde tussen twee (jonge) i In De Houdgreep gaat het over de prille liefde tussen de 19-jarige au pair Adriënnc en de iets jongere Ingmar Booy. De laatste is met vakantie in Londen bij zijn broer Siewald, een befaamd maker van videoclips in die stad. Adriënnc die zich stierlijk verveelt, werpt zich op de fotografie en ontmoet, al klikkend met haar camera, de lan ge slungelachtige Ingmar Booy: tussen beiden bloeit op. Dat gaat niet van een leien dakje, vooral niet omdat de verteller niet van plan is het de lezer of zijn per sonages simpel te maken. In het verhaal zelf is het vooral Siewald, die weinig snapt van prille gevoe lens, die het over zichzelf en elkaar verbijsterde tweetal voor de voeten loopt. Hij haalt hen overeen hoofd rol te spelen in een van zijn halluci- nante videoclips en dat leidt lot na- righeid^ als het resultaat daar is. Wal de lezer van De Houdgreep betreft: hier is het de verteller die hem dwarszit. Zoals Adriönne via haar camera hel leven ervaart, zo zien wij de gebeurtenissen maar heel afstandelijk, op het onthechte af door de "camera" van de vertel ler. die hel geheel van boven af niet zonder ironie en zelfs cynisme aan schouwt. Lees. willekeurig, deze passage: "Ach. een ruime huiskamer ge vuld met grotendeels onbekende en. eerlijkheidshalve, vrij oninte ressante mensen, en onder hen no ta bene de jongen en het meisje die. ondanks dronkenschap en ont reddering. van elkaar houden, ja heus wel..en die binnen afzienbare lijd afscheid van elkaar moeten ne men - kan het alles hopelozer, treu riger en triester?" (p. 130) U begrijpt wat ik bedoel: we dringen ternauwernood direct door in de kolkende gevoelens der jongelieden, maar middels de ge mengde. afstandelijke spotlust van de verteller. Die verteltruc verhin dert al gauw innige inleving. Niettemin is De Houdgreep - ze ker als debuutroman - best ge slaagd: al komt de liefde tussen Adriënnc en Ingmar wat moeizaam uit de verf. de grinnikende rol van de verteller maakt veel goed. Wal de opdringerige verwijzing naai- do rol van de metafoor betreft ("Wal zich aandient bij de twee jonge hoofdpersonen is hel primaire be sef niet (meer) te kunnen leven zonder vergelijkingen") en de on misbaarheid daarvan: opgefokte flauwekul. Dergelijke literaire raadsels, in dit bock toch al niet makkelijk als zodanig herkenbaar, verschaffen overbodige opsmuk. Een heel ander boekje, waarin vooral het ontbreken van emoties opvalt, is Aan het einde van de re genboog. een bundeling NRC- stukjes over "Goudzockcn in Costa Rica" van Carolijn Visser. Wc bele ven een hausse op het gebied van reisverhalen en beschrijvingen van weinig toegankelijke buitenlan den. en genoemd bundeltje wil duidelijk ook een graantje meepik ken. Het 90 pagina's lellende werkje beval op zichzelf aardige, commen taarloze anekdotes van de hele en halve outlaws die moeizaam naar goud spitten in een ontoegankelijk stukje Coslaricaans achterland. Een halfjaar lang heeft de schrijf ster tussen allerlei wonderlijke ty pes verkeerd en het is dan ook erg jammer dal ze bij haar beschrijvin gen niet verder komt dan lege ty pes. Hot is een groot manco dat ze haar ervaringen niet weet te larde ren met commentaren die de lezer een blik gunnen in haar innerlijk. Dal gebeurt maar een enkele keer. bijvoorbeeld als ze in contact komt met Japanners die het goudzoeken groots, modern en meeslepend aanpakken. Dan verzucht ze. na al le voorafgaande, zeer concrete leed. romantisch: "Tegelijkertijd vind ik hel angst aanjagend dal de Japanners zoiets romantisch als goudzoeken volle dig hebben gerationaliseerd". Joost Zwager Westerse truttigheid. En dat een boekje met zo'n geringe inhoud liefst I 27.50 moet kosten, is onbe schaafde hebzucht. ROB VOOREN I)e Houdgreep, Joost Zwagerman. Uitg. De Arbeiderspers. Aan hel einde van de regenboog. Goudzoeken in Cos ta Rica, Carolijn Visser. Uitg. Meulen- lioff. De schilderijen van Pictcr Brueg^ hel de Oudere kan men niet be paald salonstukken noemen. In ot terbont gehulde magistraten, hof dames op wier boezem diamanten flonkeren (en barsten na verloop van tijd, hoe hard ze ook zijn), je zult ze niet aantreffen in het werk van deze meester. Hij zocht zijn on derwerpen veel meer in de onder laag van de zestiendc-ceuwse maatschappij. De paupers, de uit gestotenen. die hadden zijn sterke interesse. Hun ellende heeft hij 'be waard' op het linnen. Waarom? Omdat hij vond dal men voor het lot van de naaste de ogen niet moest sluiten. Men moest niet weg kijken, zoals op een van zijn schil derijen de schaapherderen de boer ADVERTENTIE LITERATUUR in Leiden op Nieuwe Rijn 13 bij BOEKHANDEL KOOYKER doen als Icarius in zee stort De Duitse auteur Gert Hofmann heeft zich bij het schrijven van zijn kleine roman 'De parabel der blin den' laten inspireren door Brueg- hels gelijknamige schilderij. In hel boek laat hij het groepje struike lende blinden dal door de kunste naar is geschilderd tot leven ko- Zes blinden liggen te slapen in een schuur. Door geklop op de deur worden zij gewekt. Ze moeten voortmaken: ze worden verwacht bij een schilder voor wie ze moeten poseren. De blinden begrijpen maar niet waarom de schilder dit liever niet. En nu. nu zou men hun straks dubbel zien. Hofmann laat een van de blinden verslag doen van de tocht naar hel huis van de schilder. Het resultaat is een nachlmerrie-aehlig verhaal. Over een afstand die niet meer dan een paar honderd meter bedraagt, doen de blinden uren. Immers, 'het aardrijks Gods, dat voor allen on eindig groot is' is voor hen nog gro ter. Vooral als niemand hun gids wil zijn. Ze baggeren door zompig laag land. ze worden bijna verscheurd door een fioncl. en als ze dan een keer hulp krijgen en iemand hen wal brood en melk geeft, worden ze naderhand, wanneer ze hun be hoefte moeten doen. uitgejouwd. Toch zijn de blinden in hun ellende niet echt boos op God. naar wie zi j hun gezichten 'in lichte vervoe ring' opgeheven houden, llij kas tijdt ze immers alleen maar omdat Hij van ze houdt, 'al gaat Hij in Zijn liefde soms wel erg vei Eenmaal bij hel huis van de schilder aangekomen, wordt hun situatie er niet veel beter op. Brueghel wil deze arme mensen schreeuwend uitbeelden. Zo zal men hen beter kunnen 'zien'. Om die schreeuw, die trek van ontzet ting ook. op hun gezichten tevoor schijn te toveren, laat hij blin den keer op keer voorover allen in een modderig beekje. Net zoals God kastijdt Brueghel deze men sen. Maar goed. zij zullen dan ook 'het eeuwige leven' krijgen. Op zijn schilderij. In de kunst. Daar zijn ze- mooi klaar mee. Wat Ilofmann in zijn roman dui delijk maakt, is dal er iels parado xaals zou hebben kunnen schuilen in Brueghcls wijze van werken bij dit schilderij. De schilder wil de- mensen confronteren met het er barmelijke lol van de blinden. Door dal vast tc leggen tracht hij ons een geweten te schoppen. Uit gangspunt daarbij is zijn liefde voor de blinden. Maar - om die lief de. die deernis niet hun lot, goed lot uitdrukking te kunnen bren gen. moet hij - in deze roman al thans -juist uiterst gewetenloos te werk gaan. Hij doet er dus juist nog een schepje leed bovenop. De gangbare betekenis van het woord 'parabel' is gelijkenis. Maai er is nog een andere: leugen. Het is maar een hypothese, maar heeft Hofmann met zijn boek soms duidelijk willen maken dat het Brueghel bij hel maken van dit schilderij alleen maar te doen was om zijn eigen eer en glorie? Heeft hij willen zeggen dal een 'eeuwig leven' in de kunst voor deze blin den wel een erg schrale beloning was voor zoveel misere? Was Brueghel op hel moment dal hij het schilderij maakte soms zelf ook 'ziende blind'? Het zijn interessante vragen, op geroepen door een interessant boek. waarin Hofmann zich be dient van een stijl die nauw aan sluit bij de belevingswereld van een blinde. Die stijl is eenvoudig. De zinnen die de blinde spreekt hebben iels rudimentairs. Tot bloemrijke taal komt het niet en dat is ook logisch, want voor wie niet zien kan worden mooie woor den al gauw abstracties. Dcgecn die Hofmann het verhaal laat vertellen kan zijn waarnemin gen natuurlijk alleen maar doen via de tast- en reukzin. Dal geeft een geheimzinnige en al'en toe ko mische loon aan zijn roman. Zo vraagt een blinde die weer eens er gens tegenop botst zich af. wan neer de dingen zich nu eindelijk ook eens beginnen tc verroeren. CEES VAN 1IOORE I)e parabel van de blinden, Bert Hofmann. uitg. Veen, f 19,90. ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zl|n bij ons dlrekt lever baar. 01 sla onze TERMINAL te beetellen en den binnen drie da- gen verkrijgbaar. Tekening nan de Chinese dichter Bai Juyi. De Chinese dichter Bai Juyi (776- 842) - Bai Juyi is hedendaagse standaardspelling, vroeger schreef men Po Tsju I of Pai Tsjiu-I of nog iets anders - was al tijdens zijn le ven buitengewoon populair, ook onder het volk. Duan Chengshi (863) vermeldt dat hij een man had gezien die zijn hele lichaam had la ten tatoeëren met dertig gedichten van Bai Juyi. En al in 824 schreef Bai Juyi's boezemvriend, de even eens zeer populaire dichter Yuan Zhen of Yuan Jiu in een voor woord voor de eerste verzamelde editie van Bai's werk over diens ge dichten: "Gedurende de laatste twintig ja ren was er geen wal en muur van paleis en ministerie, tempel en klooster, herberg en wachtpost waarop ze niet geschreven ston den, was er geen prins en edelman, courtisane en huisvrouw, her dersknaap en paardeknecht die ze niet reciteerde. Overal zie je dat men ze kopieert en inlijst om ze op de markt te koop aan te bieden of dat men daarmee zijn wijn of thee "betaalt". Het zou tot 1918 duren voor deze populaire en briljante dichter in het Westen bekend zou worden. In dat jaar publiceerde Arthur Waley 170 Chinese poems, een bundel die sindsdien vele keren herdrukt is. Een derde deel daarvan bestaat uit gedichten van Bei Juyi, of Po Chü- I zoals Waley het spelt. Vooral op basis van Waley's ele gante vertalingen publiceerde Slauerhoff in 1930 zijn herdichtin gen van het Chinees in Yoeng Poe Tsjoeng. Ook de bundel van Slauerhoff vertoont een voorkeur voor de gedichten van Bai Juyi. Dat Bai Juyi in het moderne Wes ten zo is aangeslagen, komt door de eenvoud en spontaniteit, en het concrete en persoonlijke karakter van zijn poëzie. Volgens overleve ring wijzigde Bai Juyi zijn gedich ten zo vaak, tot ze door een onge letterde oude vrouw konden wor den begrepen. Overigens heeft alleen dat deel van zijn werk ingang gevonden dat niet erg tijdgebonden is, dat spreekt over algemeen menselijke gevoelens als de geneugten van de wijn, de troostrijke rust van de ber gen, het verdriet om het verlies van een dochtertje, de lasten van de ou derdom of de verontwaardiging om een starre en corrupte bureau cratie. Van de 2600 gedichten van Bai Juyi zijn er door de Leidse sino loog W. J. Idema dit jaar een hon derdtal - nog geen vier procent van het totaal - in het Nederlands ge publiceerd, onder de titel Gans, pa pegaai en kraanvogel. Gedichten uit het oude China! De gedichten zijn door Idema, waar nodig, kort en bondig toegelicht. De bundel is verdeeld in zes afdelingen op grond van de diverse fasen in het leven van Bai Juyi, bv. 'Gedichten uit ballingschap in Xunyang (815- 819)' en 'Gedichten van een prefect in de provincie (819-829)'. Bai Juyi was zijn hele leven werkzaam als keizerlijk ambte naar. Hij bracht het uiteindelijk tot minister van justitie, na hoofd van een provincie en directeur van de keizerlijke bibliotheek te zijn ge weest. Bai Juyi vond zelf zijn sociaal- kritische gedichten het belangrijk ste. Daarin hekelt hij op volkse toon allerlei misstanden, bijvoor beeld het zoeken naar onsterfelijk heidselixers, het te grote aantal kostbare paleisdames, het machts misbruik en de willekeur van amb tenaren/eunuchen. Tijdens zijn le ven leverden deze gedichten hem alleen maar degradatie en balling schap op. En na zijn dood bleek er bij het nageslacht weinig blijvende belangstelling voor te bestaan. Ook Idema heeft geen van deze gedich ten in zijn bloemlezing opgeno- Net als de meeste andere moder ne Westerse bloemlezers geelt Ide ma de voorkeur aan die gedichten die, in de woorden van de dichter zelf, "uitgelokt zijn door een enkel ogenblik of voorwerp en onts:_;<n zijn in scherts of als improvisatie, zodat ze voor de vuist weg zijn ge dicht". Door de chronologische rangschikking en Idema's keuze laten de gedichten van Bai Juyi zich lezen als de weerspiegeling van een levensloop. In deze bloemlezing is ouder worden het centrale thema. Als hij een jaar of veertig is vindt Bai Juyi het verouderingsproces heel pijn lijk: het grijs worden van een haar. het uitvallen van een tand. de zorg voor zijn kinderen zijn aanleiding tot sombere klachten over het vlie den van de tijd. Maar twintig jaar later, "voorgoed verlost van het krakeel van laster en van lof' vindt Bai Juyi: "Wie vijftig is of zestig, heeft het niet zo kwaad getroffen/Want stil en rustig, rein en zuiver is zijn hart vol vrede./ Hij is de hang en zucht naar roem en rijkdom al te boven. Maar is aan ouderdomsgebrek en kindsheid nog niet toe". Als vierenzestigjarige kijkt hij in de spiegel en is verheugd over zijn ouderdom. Dat was tweeëntwintig jaar eerder wel anders: "Ik schaam me dat ik oud en lelijk ben" heette het toen. En tien jaar later, als de gebreken van de ouderdom inder daad zijn gekomen, kan het hem al lemaal niet veel meer schelen en geniet hij maar wat van de soeze righeid van wijn en van suffen in de tuin. Alleen wijn en poëzie inte ressen hem nog. In de bundel komen ook andere thema's aan de orde: Bai's warme vriendschap met Yuan Zhen, de liefde voor voor zijn dochertjes, de last van de verantwoordelijkheid, mededogen met de armoede van de lagere standen en zelfs de ver ontwaardiging om machtsmis bruik. Het is jammer dat dit laatste, voor Bai Juyi zo belangrijke aspect van zijn poëzie, dat zijn carrière zo zeer heeft geschaad, niet wat meer voor het voetlicht is gebracht bij voorbeeld door het opnemen van gedichten als "De oude houtskool- verkoper" of "De oude man met de gebroken arm". Dat de moraal er dik bovenop ligt, lijkt mij geen be zwaar, Idema's bloemlezing (sa men met Anton Korteweg) van de dominee-dichers uit de negentien de eeuw in aanmerking genomen. Ik vind het eveneens een tekort dat Bai's beroemde 'Lied van het eeuwig verdriet' ook niet hier is op genomen. Idema vertaalde dit lied eerder bij wijze van aanhangels voor 'Zingend roei ik huiswaarts op de maan' (1984). (Wat een mooie titel overigens. Veel mooier dan 'Gans, papegaai en kraanvogel"). Onoverkomelijk vind ik dat Idema niet alle gedichten heeft vertaald die ook door Slauerhoff zijn 'be handeld'. Idema is een degelijk vertaler die goed Chinees kent, ter wijl Slauerhoff via het Engels van Waley bevlogen herdichtingen heeft gemaakt. Voor een goede beoordeling van Slauerhoffs ingre pen is het noodzakelijk dat er in onze taal goede vergelijkingsmoge lijkheden zijn tussen een vertaling die in de eerste plaats betrouwbaar is zoals die van Idema en een her dichting die is aangepast aan de persoonlijkheid van de dichter. Dat komt de kwaliteit van het cul turele klimaat in Nederland ten goede. CHRISTIAAN VISSER Bai Juyi. Gans, papegaai en kraanvo- «l l., n.. j.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 20