Ontroerende 'Jevgeni Onjegin'
Versnipperde 'Duitse Letters' van Baal
Djazzex maakt met 'Drie Generaties' eindelijk belofte waar
Verrassende visie op
'Electra' bij Persona
Traditionele koorzang in de Pieterskerk
MAANDAG 20 OKTOBER 1986
PAGINA 9
'Drie Generaties' van Djazzex met
'Cantes de ida y vuelta' (Leslie Wata-
nabe/diversen), 'Album Leaves' (Do
nald McKayie/Ferdinand 'Jelly Roll'
Morton) en 'Obeyie' (Glenn van der
HolT/Willem Jansen). Gezien op 17
oktober in het Circustheater. Sche-
veningen. Te zien op 15 jaunuari in
de Leidse Schouwburg.
SCHEVENINGEN - De afgelo
pen vier jaar waren er voorteke
nen die er op wezen dat het ge
zwoeg van Djazzex ooit nog eens
tot iets goeds zou kunnen leiden.
Nu is het dan zover; met 'Drie
Generaties' lost de groep einde
lijk de belofte in. Een volwaardig
en evenwichtig programma, dat
uiteenlopende vormen van jazz-
dans bevat. En wat minstens zo
belangrijk is: voor het eerst uit
gevoerd door een groep dansers
die aan elkaar gewaagd zijn.
'Drie Generaties' bestaat uit
drie lange stukken, die elk een
andere invalshoek op de jazz^
dans bieden. De 'Cantes de ida y
vuelta' (Liederen van de terug
keer) van de Amerikaan Leslie
Watanabe laten een verrassende
en vaak sierlijke vermenging van
jazzdans en flamenco zien. Ele
menten uit de flamenco, zoals de
voetroffels, de draaiende bewe
gingen van de handen en de ach
terwaarts gebogen rug, worden
gecombineerd met de explosieve
samentrekkingen van de spieren
uit de jazzdans.
De opbouw van het stuk is har
monisch. Een ingetogen maar
spannende opening door één
danseres, een swingende rumba,
een serie duetten voor vrouwen,
vaak begeleid door gezongen fla-
menco-muziek. Bij wijze van
contrast wordt in de finale het
ritme van heftige percussie uit
gebuit voor een klapwiekende
dans. Watanabe weet ook knap
gebruik te maken van stiltes. De
uitvoering was sterk, al werden
de vrolijke delen wat al te uit
bundig gebracht.
Album Leaves' van de Ameri
kaanse veteraan Donald McKay-
le is veel traditioneler van opzet
en verhoudt zich tot het ope
ningsstuk als dixieland tot free
funk. Acht korte dansen, thema
tisch opgehangen aan plaatjes
uit een oud fotoalbum, die aan
het begin van elk deel op een
scherm worden geprojecteerd.
De elementen van zijn dansstijl
zijn bekend, maar McKayle weet
er mee te woekeren en zorgt voor
afwisseling. Zo is er een melan
cholieke dans met een knipoog
door een vrouw met een sluier, er
is een gemimede parodie op
sport en er zijn een aantal gedan
ste toneelstukjes. McKayle heeft
zeker zoveel oog voor theater als
voor dans. De dansers toonden
daarmee goed overweg te kun
nen en gaven 'Album Leaves' de
allure van een nostalgische re-
De jongste generatie wordt
vertegenwoordigd door Glenn
van der Hoff, de artistiek leider
van Djazzex. Zijn 'Obeyie' is een
nieuwe versie van 'Ringbing-
bing', dat hij vorig jaar maakte.
Weer met de onvolprezen Willem
Jansen achter de Afro-kit, een
percussionist die als een alchi
mist tussen het slagwerk zit en al
z'n lichaamsdelen gebruikt om
een verbazende compositie af te
leveren. Hij haalt de vreemdste
geluiden uit zijn instrumenten:
een papagaai boven de branding,
of een aap in een bamboebos.
Van der Hoff neemt net als
Watanabe ruim de tijd om z'n
choreografie op te bouwen. Een
traag begin, waarin de dansers
lijken te ontwaken uit een lange
slaap. Dat mondt uit in een span
nend duet met organische bewe
gingen. Tijdens de solo's die
daarna volgden ebde de span
ning weg. Maar de slagwerksolo
schudde het publiek weer hele
maal wakker, precies op tijd voor
een swingende finale door de he
le groep. In 'Obeyie' worden in
een consequent doorgezette stijl
de mogelijkheden van de jazz
dans afgetast, vooral in de rich
ting van Afrikaanse dansen. Het
gevaar van het stuk is wel dat
vaak de rollen worden omge
draaid: dan lijkt het alsof de dan
sers als entourage voor de slag
werker fungeren.
'Drie Generaties' is voor Djaz
zex een alles of niets poging. De
groep trekt veel publiek, maar
moet het zonder subsidie van de
rijksoverheid stellen. Lukt het
niet om met dit programma de
beurzen te openen, dan ligt een
heldendood in het verschiet.
ARIEJAN KORTEWEG
Scene uit 'Obeyie' van Dja
Lineke Ryxman als Electr
'Electra - of de val van de maskers'
van Marguerite Yourcenar door
Theater Persona. Regie: Marcelle
Meuleman. Vertaling: Jenny Tuin.
Decor/Kostuums: Mirjam Grote
Gansey. Gezien op 17 oktober in De
Balie. Amsterdam. Op 14 en 15 no
vember te zien in het LAK-theater.
Leiden.
AMSTERDAM - Aan Persona'
komt de eer toe een prachtige to
neeltekst te hebben (heront
dekt. Deze theatergroep op ini
tiatief van vijf vrouwen brengt
dit seizoen nog niet eerder in Ne
derland gespeeld werk van drie
Franse schrijfsters uit. Van de
Franse schrijfster Marguerite
Yourcenar kóós men een verras
sende bewerking van het Elec-
tra-thema. Marcelle Meuleman
heeft in haar heldere regie zon
der opsmuk een vorm gevonden
om deze tekst tot zijn recht te la
ten komen.
Volgens het klassieke gegeven
wreken Electra en haar broer
Orestes zich op de moord van
hun vader Agamemnon. Bij zijn
terugkeer uit de Trojaanse oor
log is deze koning namelijk door
zijn vrouw Clytaemnestra en
haar minnaar Aegisthus in de
badkamer om het leven ge
bracht. Op hun beurt worden
Clytaemnestra en Aegisthus
door Orestes met hulp van Elec
tra gedood.
Bij Yourcenar is het Electra,
die haar moeder doodt; dat vloeit
voort uit het feit, dat in deze be
werking de confrontatie moeder
dochter extra aandacht krijgt.
Tegenover haar dochter Electra
verdedigt Clytaemnestra zich.
De moord op haar echtgenoot
Agamemnon was een wraakne
ming voor het haar aangedane
onrecht. Clytaemnestra verwijt
de van haat vervulde Electra ja
loers te zijn op haar relatie met
Aegisthus.
Aan het eind van het stuk - dat
althans valt uit het verhelderen
de voorwoord van de schrijfster
zelf op te maken - zijn de mas
kers gevallen. Hier namelijk is
Yourcenar in haar bewerking
nog veel verder gegaan. Aegis
thus beweert, dat hij en niet Aga
memnon de biologische vader
van Orestes is. Door het opperen
van die mogelijkheid komen de
motieven voor de daden (de
'maskers' in het taalgebruik) van
alle personages in een ander dag
licht te staan - aan het verloop
van de wrekende moorden ver
andert het echter niets.
In de versie van Theater Perso
na eindigt het stuk direct na de
moord op Aegisthus. We horen
Theodoor, de echtgenoot van
Electra, thuiskomen, net als aan
het begin van het stuk, toen de
wraak zich nog moest voltrek
ken. Een fraaie regievondst, die
als theatraal effect een duidelijke
afronding betekent.
Gelukkig staat in deze uitvoe
ring de tekst centraal en wordt
door enkele effectvolle regietoe
voegingen ondersteund. Electra
veinst zwangerschap om haar
moeder naar haar armoedige
boerderij te lokken. Op toneel
matige manier, dat wil zegen
door het zichtbaar ombinden van
een kussen, wordt dat veinzen
onderstreept. Van haar echtge
noot Theodoor kan Electra trou
wens niet zwanger zijn, want bei
den leven volgens afspraak in
een platonische huwelijksrelatie.
Ook dat wordt weer in de regie
omlijnd. Hun huis wordt in het
decor slechts schetsmatig met
een stellage aangegeven; ieder
blijft op zijn eigen spelvlak en
benadert de ander niet of nauwe
lijks.
Edda Barends komt op als een
starre en voorname Clytaemne
stra, maar laat al gauw die hou
ding in haar verdedigingsrede
vallen en is vlammend in de ver
wijten aan haar dochter. "En ik
ben gelukkig geweest, gelukki
ger dan jij ooit zult zijn op je mes
thoop met je dorpsadonis..." Li
neke Ryxman, die als Electra
voortdurend op het toneel aan
wezig is, toont een rijkdom aan
nuances in het door-haat-gedre-
ven-zijn. Fred Vaassen (Aegis
thus) heeft een kleine rol, maar
schittert, wanneer hij beweert
Orestes' vader zijn. Het spel van
Han Römer als de dubbelzinnige
bondgenoot van Electra en Ores
tes kent sterke momenten. De
Orestes van Han Oldigs overtuig
de door te sterk aangezet pathos
minder en de weinigzeggende rol
van Theodoor wordt door Peter
Bos behoorlijk ingevuld. Een be
zienswaardige voorstelling van
een lezenswaardige tekst.
WIJNAND ZEILSTRA
Jevgeni Onjegin van Tsjaikowski
naar de gelijknamige roman in ver
zen van Poesjkin. Uitgevoerd door
de Nederlands Opera, het Neder
lands Operakoor, de afd. klassiek
ballet van de Theaterschool en het
Nederlands Philharmonisch Orkest.
Muzikale leiding: Christian Badea.
Regie: Michael Geliot. Decors: Hein-
rich Wendel, revisie Ulla Sileher.
Kostuums: Jan Skalicky. Choreogra
fie: Karina Rieger. Eerste voorstel
ling op 16 oktober in het Muziek
theater Amsterdam. Volgende voor
stellingen: 18, 20, 23 en 26 oktober
AMSTERDAM - Lyrische scè
nes in drie bedrijven' was de om
schrijving die Tsjaikovski welbe
wust aan zijn Jevgeni Onjegin
meegaf. Zoals uit diverse brieven
blijkt had hij zelf niet alleen zijn
twijfels over de dramatische
kant van zijn werk, maar zelfs
vroeg hij zich af of zijn opera wel
ooit een succes zou worden. Bij
het schrijven stond hem dan ook
niet in de eerste plaats het dra
matische toneelgebeuren voor
ogen, maar het in muziek weer
geven van emoties die hijzelf had
ervaren, emoties van algemeen
menselijke aard. Zo ontstond
een werk waarin de handeling
slechts dient om te onderstrepen
wat in muziek uitgedrukt wordt.
Zelfs scènes die dramatische
hoogtepunten zouden kunnen
zijn, blijven steeds binnen de
grenzen van de lyriek, zoals bij
voorbeeld het op jaloezie berus
tende conflict tussen de dichter
Ljenski en Onjegin, die om zijn
omgeving te ergeren Ljenski's
verloofde Olga wat al te nadruk
kelijk het hof maakt, hetgeen uit
loopt op een duel. Terecht wordt
in het als steeds uitstekend gedo
cumenteerde programmaboekje
gewezen op het noodlot dat cen
traal staat zowel in Tsjaikowski's
eigen leven als in deze opera.
Geen van de personages ont
komt aan dat noodlot: de versier
der Onjegin die te laat in Tatjana
zijn ware liefde herkent, Tatjana,
die op slag verliefd op Onjegin,
hem een voorbarige hartstochte
lijke brief schrijft en afgewezen
wordt, Ljenski, verloofd met
Tatjana's zuster Olga en vriend
van Onjegin die door een zinloos
duel met zijn vriend de dood in
gedreven wordt, en Olga die in
dat duel haar verloofde verliest.
Eigenlijke hoofdpersonen in dit
menselijk drama zijn Tatjana en
Ljenski, Onjegin is de aanstich
ter van het onheil, het instru
ment van het noodlot. De figu
ren, hun relaties en de noodlotti
ge gebeurtenissen die zich on
ontkoombaar aan hen voltrek
ken werden door Tsjaikowski in
vaak aangrijpende muziek weer
gegeven.
De Nederlandse Opera bracht
dit werk op 13 maart 1975 in pre
mière, heropvoeringen hadden
plaats in het seizoen 1982-1983
en nu komt men in dit nieuwe
seizoen met een heropvoering,
van de produktie uit '75, met de
schitterende decors van Hein-
rich Wendel en kostuums van
Jan Skalicky. Met uiterst sobere
middelen bereiken zij een maxi
mum aan sfeer geheel in over
eenstemming met Tsjaikowski's
eigen aanwijzingen: geen over
daad en kostuums uit de jaren
'20. Tegen een achtergrond van
op dun doek geprojecteerde sil
houetten van kale bomen wordt'
met enkele essentiele attributen
op het toneel de suggestie van
een park, een salon, een slaapka
mer of een feestzaal gewekt. De
schitterende balzaal uit het der
de bedrijf, waarin de luchters
met brandende kaarsen slechts
op het achterdoek aangeduid
werden, in combinatie met de
uitsluitend in zwarte en zilver
uitgevoerde japonnen van de da
mes kreeg terecht een open
doekje.
Van de drie hoofdfiguren moe
ten in de eerste plaats Adriana
Vanelli als Tatjana en Hans-Pe
ter Blochwitz als Ljenski ge
noemd worden. De grote briefs-
cène van Tatjana moest halver
wege afgebroken worden omdat
de techniek het liet afweten: een
doorgeslagen hoofdzekering zet
te de orkestbak midden in deze
scène in het duister. Na een
kwartier oponthoud werd de ont
roerende en hartstochtelijk ge
zongen briefscène herhaald,
waarin Vanelli de wisselende
emoties van de jonge Tatjana on
danks de storing op indrukwek
kende wijze indringend gestalte
gaf. Grote indruk ook maakte
Blochwitz als Ljenski in de aria
voorafgaand aan de duelscène,
waarin hij afscheid neemt van al
les wat hem lief is. De Onjegin
van Lenus Carlson was prachtig
gezongen maar wat te weinig ge
prononceerd als veroorzaker van
de noodlottige gebeurtenissen.
In zijn laatste aria waarin hij zich
realiseert dat de liefde van Tatja-
ïa hem voorbij zal gaan won hij
tan zeggingskracht.
In dè kleinere rollen maakte
Adriana
Vanelli als
Tatjana
en Hans-Peter
Blochwitz
als Ljens-
ki in 'Jevgeni
Onjegin'.
(foto Leo van Velzen).
Willard White als vorst Gremin,
de echtgenoot van Tatjana, in
een indrukwekkend gezongen
basaria grote indruk. De figuren
van Olga (Leena Kiilunen), de
njanja (kindermeisje) van Tatja
na en Olga Filipjevna (Enid Hart-
le). Monsieur Triquet (Alexander
Oliver), Zaretski (Fons van Zijl),
Petrovitsj (Rudolf Vedder),
boer (Ruud Kok) en Guillot (Ar
thur Japin) ondersteunden deze
voorstelling in belangrijke mate,
evenals zang en actie van koor en
ballet.
Niet alleen de aankleding van
de balzaal in St. Petersburg in
het derde bedrijf waar Tatjana en
Onjegin elkaar onverwacht ont
moeten was bijzonder fraai, maar
het dramatische gebeuren werd
onderstreept door een uitsteken-
de regie-vondst. Terwijl Onjegin
zich bij deze ontmoeting bewust
wordt van zijn gevoelens voor
Tatjana, werden de bewegingen
van de gasten vertraagd om ten
slotte te verstarren tot bewe
gingloosheid, alsof de tijd op dit
voor beiden beslissende moment
stil blijft staan. Een vondst in de i
overigens sobere maar doeltref
fende regie die in hoge mate bij-
droeg tot de emotionele span
ning van deze scène. De vertol
king van Tsjaikowski's verruk
kelijke muziek was bij het Ne
derlands Philharmonisch Orkest
onder de inspirerende leiding
van Christian Badea in uitste
kende handen. Een voorstelling
om te gaan horen en zien.
MIES ALBARDA
'Duitse Letters of ontmoeting aan de
Rijn' van Matin van Veldhuizen,
naar de roman 'Kein Ort. Nirgends'
van Christa Wolf. Regie Matin van
Veldhuizen, vormgeving Marc War
ning. Met José Kuijpers, Theo de
Groot, Nettie Blanken, Julia Henne-
man en Jack Vecht. Gezien op 17-10
in Frascati. Op 13-11 in het LAK-te-
hater.
AMSTERDAM - Het regent hard
op de geluidsband als het pu
bliek binnenkomt. Voor hen
hangt een met fel gele en rode
vlammen beschilderd doek. De
regen stopt, Nettie Blanken stapt
naar voren, kijkt het publiek vor
send aan en zegt: 'Heeft u enig
idee moe moeilijk papieren vlam
vatten?' en gaat af. Het doek rolt
omhoog en we zien een prachti
ge, klassicistische facade van een
gebouw in verval (beschilderd
doek) met daarvoor Heinrich von
Kleist (Theo de Groot) en Karoli-
ne von Günderode (José Kuij
pers). Het is stil en wij mogen na
denken over die ene zin, terwijl
zij elkaar schichtig bekijken. Mij
kost het geen enkele moeite pa
pieren te laten vlam vatten.
Heinrich von Kleist wèl, want
van hem is die zin. Hij zegt hem
halverwege het stuk en heeft het,
zoals vrijwel voortdurend, over
zijn schrijverschap en de extre
me mate van gevoeligheid die bij
hem daaraan ten grondslag ligt.
Een sensibiliteit die hij eerder
beschrijft alsof hij zonder huid
leeft, 'gekweld door elk geluid,
verblind door elke zwakke glans,
gefolterd door de lichtste aanra
king van de lucht'. Dat doet pijn
en in die ene zin schuilt het ver
langen naar het niets; niet-schrij-
Nettie Blanken, Julia Henneman, Jack Vecht e
Rijn'.
i Theo de Groot i
ven, niet-lijden. Onmogelijk. Ka-
roline von Günderode is zijn
vrouwelijke geestverwant en
heeft het als zodanig nog moeilij
ker (zo schrijft ze bijvoorbeeld
onder mannelijk pseudoniem).
Beiden pleegden op jonge leef
tijd zelfmoord.
'Duitse Letters' toont in een
aaneengesloten serie scènes de
Koor- en zangavond van de Konink
lijke Christelijke Zangersbond afde
ling Leiden en Omstreken. Medewer
kenden: Marianne Koopman, so
praan, Simon Stelling, orgel, Co
Kruiswijk, piano, Chr. Mannenkoor
'Die Rhijnse Sangers', Bodegraven
o.l.v. Simon Stelling. Gehoord in de
Pieterskerk, 18 oktober.
LEIDEN - Als een vereniging
haar honderdjarig bestaan viert
dan rijst toch in de eerste plaats
de vraag: wat is er in de afgelo
pen eeuw vernieuwd
bouwd, welke verfrissende
ideeèn zijn er tijdens al die jaren
aan het bestaande toegevoegd?
Tot mijn grote teleurstelling
bleek zaterdagavond in de Pie
terskerk de Kon. Chr. Zangers-
bond afdeling Leiden en Omstre
ken het eeuwfeest traditioneler
dan traditioneel te vieren, op de
kleuren van de gewaden van de
dames na. Was dit kleurengam
ma maar terecht gekomen in de
keus van het programma, dan
was van deze bond meer origina
liteit en vitaliteit uitgegaan.
Bjjna al het gebodene had hon
derd jaar geleden óók op de rol
kunnen staan, niet alleen wat be-,
treft de datering van de composi
tie, ook wat betreft de meestal
overbekende keuze van de koor-
opge- - werken. Gelukkig blijven er lie
deren die nooit stukgezongen
kunnen worden. Zo klonk uit de
cantate 147 van J.S. Bach het
'Wohl mir dass ich Jesu habe'
toch weer indrukwekkend en
had de dirigent Peter Siereveld
schijnbaar moeiteloos zijn 13 ko
ren uit de regio in bedwang. Dit
was echter niet het geval bij het
lied van A.C. Schuurman 'De
Heer is mijn Licht' waarin het
koor als het even kon veel te fors
uitzette met name in de geheel
anders te interpreteren tekst
'Mijn ziel rust in de Heer'.
Het evenwichtig en zuiver zin
gen werd weer bereikt in de spi
ritual 'Nobody knows', door de
sopranen lichtvoetig ingezet. Ma
rianne Koopman soleerde in dit
werk met haar prachtige so
praan, duidelijk worstelend met
het té langzaam gekozen tempo.
Haar stem kwam geheel tot haar
recht in het 'Laudate Dominum'
van Mozart en in de drie oud-Ne
derlandse liederen.
Het mannenkoor 'Die Rhijnse
Sangers' o.l.v. Simon Stelling gaf
een romantische tint aan de uit
voering door opgesteld achter in
het koor van de kerk het "Heilig,
heilig, heilig" van F. Schubert te
vertolken, dat helaas soms ont
aardde in té schril gezang. Deze
schrille en onzekere klank kwam
vooral bij de tenoren vandaan,
bijvoorbeeld in de solo 'Climb
every mountain' uit de Sound of
Music. Beter thuis voelde dit
koor zich in 'Les Martyrs' van
Caplet waarin de delen marte
laarschap, gebed en overwin
ning, een mooi afgewerkt melo
disch drieluik vormden. De niet
opzienbarende avond werd door
het massale koor afgesloten met
Tadieu des bergers' van Berlioz
met een matheid gezongen die
niet meer te verdringen was door
een stoer gezongen bondslied.
LIDY VAN DER SPEK
ontmoeting van deze zielsver
wanten bij een aantal gemeen
schappelijke kennissen. Het ver
haal navertellen heeft geen zin,
want het stuk biedt dat nauwe
lijks; het toont het op elkaar bot
sen, het aantrekken en afstoten
van verschillende karakters en
levenshoudingen. Daarin schuilt
de spanning en het drama van dit
stuk, maar helaas kwam ik daar
pas bij herlezing ervan achter:
tijdens de voorstelling zag of
voelde ik die spanning nauwe
lijks of begreep ik niet waar die
vandaan kwam. Hoe goed van
Veldhuizens bewerking ook is,
haar regie laat te
Weliswaar ziet het geheel er
prachtig uit (zoals een kroon
luchter gevormd door acht klei
ne spots), en komen de verschil
lende thema's van het stuk rede
lijk over, maar de spanning die
bij het lezen van de pagina op
springt wordt niet meer dan ge
suggereerd en vrijwel nergens
voelbaar. Ik zit erbij en kijk er
naar. En erger me dat het me al
lemaal zo weinig doet.
Waarschijnlijk komt dit door
dat de voorstelling geen raad
weet met de grote moeilijkheid
van het stuk: het fragmentari
sche karakter ervan. Met horten
en stoten gaan de personages
van het ene naar het andere mo
ment, zonder dat er een onder
laag - die je bij lezing zelf invult -
zichtbaar wordt. Alleen Theo de
Groot lijkt die onderlaag gevon
den te hebben en houdt zich daar
dan ook krampachtig aan vast.
Julia Henneman stréélt tenmin
ste op haar 'momenten', hetgeen
van Nettie Blanken en Jack
Vecht niet gezegd kan worden.
José Kuipers heeft waarschijn
lijk de fascinerendste rol van
stuk, maar lijkt daar niet hele-
maal aan toe gekomen te zijn. Ze
doet prachtige dingen (bijvoor
beeld de manier waarop ze haar
gedachten uitspreekt raakt
elke keer weer) en lelijke dingen
(zoals erg veel hoofdschudden),
maar het lijken allemaal losse
krenten. Ik zie niet wat ze wil,
wat haar drijft (ook al zégt ze wel
iets daarover), waar ze bang voor
is, etcetera. En daardoor zie
uiteindelijk niets.
Het lijkt me dat Matin van
Veldhuizen er niet in geslaagd is
de vrijwel onmogelijke dubbel
taak van schrijven én regisseren
te volbrengen. Een weeRje objec
tief 'bezemen' zou deze voorstel
ling wellicht veel goed doen.