Liefde op het eerste gezicht Marga Bult heet voortaan Marcha ZATERDAG 4 OKTOBER 1986 EXTRA PAGINA 27 In januari 1985 dirigeerde de toen nog net geen 32 jaar oude Riccardo Chailly voor het eerst het Concertgebouworkest en dat leverde een artistieke ontmoeting op, die duidelijk herkenbaar was als 'liefde op het eerste gezicht'. Al snel werd de jeugdige Italiaan toegevoegd aan het lijstje mogelijke opvolgers van Bernard Haitink, die met ingang van september 1988 muzikaal leider van de Londense Covent Garden wordt. De mededeling, enkele maanden later, dat Chailly inderdaad de opvolger van Haitink zou gaan worden, kwam voor ingewijden beslist niet als een donderslag bij heldere hemel. Behalve het orkest heeft ook het Amsterdamse publiek de nieuwe chefdirigent inmiddels aan het hart gedrukt en een reeks zomerconcerten in augustus van dit jaar leverde taferelen van bijna zuidelijk enthousiasme op. Voor Chailly moet de afgelopen zo mer een extra stimulans zijn ge weest in een tijd van overvolle agen da's: de verminderde activiteiten van Haitink hebben hem al in een vroeg stadium een lange reeks ver plichtingen in Amsterdam bezorgd, terwijl hij nog tot midden 1990 chef dirigent van het Radio-Symfonieor kest van Berlijn en daarnaast ook nog actief blijft als muzikaal leider van de opera in Bologna en als gast- dirigent bij menig ander orkest en bij de Salzburger Festspiele. Opvallend - althans voor een Italiaan se dirigent - is de betrekkelijk geringe plaats die de opera in zijn agenda in neemt: „Met opera's dirigeren ben ik op mijn zeventiende of achttiende jaar be gonnen en daarna ben ik er altijd i doorgegaan, omdat het nu een deel van mijn culturele achtergrond is, maar nu streef ik er heel bewust naar nog maar een paar uitvoeringen per jaar te dirigeren. Jarenlang heb ik, vermoe delijk juist omdat ik een Italiaan ben, als operadirigent de ene uitnodiging na de andere gekregen en roofbouw op mezelf moeten plegen. Ik heb nu echter beslo ten me in de komende jaren te beperken tot de opening van het seizoen in Bolog na, een zomerfestival en misschien ook nog een incidentele voorstelling in de Metropolitan Opera of een ander groot theater". - Betekent dat niet een constant leven in twee wereldendie van de opera en die van het concert? „Dat hoeft niet. Allebei vertegenwoor digen ze een totaal andere manier van het benaderen van muziek en ik streef ernaar die zoveel mogelijk af te wisselen, omdat elk van die twee benaderingen zowel een obsessie als een routine kun nen gaan worden. Het vereist steeds weer een totaal andere instelling, een an dere organisatie, een andere manier van repetitietijd indelen, noem maar op. Bo vendien is de geestelijke druk heel an ders, omdat je met een concert ongeveer een week bezig bent, een paar repetities en dan een paar uitvoeringen, terwijl de repetities en uitvoeringen van een opera wel twee maanden kunnen beslaan". Compromis - Heeft uw beslissing minder opera's te gaan dirigeren ook te maken met ongun stige ervaringen met regisseurs? „Een bepaalde invloed daarvan zal ik niet ontkennen, maar als ik me daardoor werkelijk had laten leiden, had ik me verder beperkt tot concertvoorstellin gen, waarbij bovendien ook muzikaal veel minder mis kan gaan. Een opera op voeren betekent een constant compro mis tussen muziek en theater, maar als je probeert dat theatrale aspect zodanig op te bouwen dat alle aandacht naar de muziek kan uitgaan, werkt dat juist ave rechts. Als een van de twee elementen Riccardo Chailly (33): "Het is iedere keer opnieuw weer heerlijk om met dit or kest te werken". (foto'S KiPPa/Anefo> centraal komt te staan, benadeelt dat de voorstelling als geheel. Sterker nog: een voorstelling die het toneelbeeld dienst baar maakt aan de muziek, schaadt op hetzelfde moment die muziek en draagt het gevaar in zich van een grenzeloze verveling. Ontkennen van de gelijkwaar digheid van theater en muziek is het ont kennen van de essentie van opera". In januari 1985, twee maanden voordat Chailly's naam in de pers kwam als de mogelijke opvolger van Bernard Hai tink, had ik een gesprek met hem waarin onvermijdelijk zowel de traditie van het Concertgebouworkest als Chailly's lief de voor Brückner en Mahler aan de orde kwam. Toen ik hem bij die gelegenheid vroeg hoe hij het zou vinden om ooit de werken van juist die twee componisten met het Amsterdamse orkest te kunnen uitvoeren, antwoordde hij spontaan: „Dat zou voor mij de kroon op mijn werk zijn, een droom". Wat ruim anderhalf jaar geleden nog de vervulling van een wensdroom leek, blijkt nu echter een realiteit die ver plichtingen schept. En de uitspraak van toen leidt nu behalve tot hilariteit ook tot een enigszins gereserveerde opstel ling, misschien ingegeven door de we tenschap dat juist die twee componisten voor een dirigent in Amsterdam het uur der waarheid zullen doen slaan: „Ik ben me er heel goed van bewust dat Brück ner en Mahler de twee steunpilaren on der het Nederlandse en zeker het Am sterdamse muziekleven vormen. Geluk kig hebben vooral die twee componisten bij mij ook altijd al een heel bijzondere plaats ingenomen en de afgelopen jaren heb ik ook heel wat van hun werken in Berlijn kunnen dirigeren, en in de ko mende jaren zullen nog meer uitvoerin gen volgen". „Ik heb er zelfs een hele cyclus van gemaakt en in het begin van 1988 zal ik al hun symfonieën daar gedaan hebben. Met mijn Berlijnse orkest heb ik nu de Derde en de Zevende Symfonie ook al voor de plaat opgenomen, en de Nulde, de Eerste en de Tweede volgen binnen kort. Beginnend met de Vierde hoop ik alle andere symfonieën van Brückner met het Concertgebouworkest op de plaat te kunnen zetten". Verleiding - Waarom zijn in het repertoire van een Italiaanse dirigent met een duidelij ke voorkeur voor de Duits/Oostenrijkse muziek de opera's van Mozart, en met name diens 'Don Giovanni', zo opval lend afwezig? „Omdat ik de verleiding om juist die opera, Mozarts rijpste werk, te dirigeren, zo lang mogelijk wilde weerstaan, zoals ik ook het dirigeren van de werken van Wagner lange tijd voor mij uit heb ge schoven. Maar het zal er nu toch van gaan komen, eerst met Wagner, van wie ik in 1987 in Bologna de tweede akte van 'Tristan und Isolde' zal doen, een jaar la ter gevolgd door 'Die Walküre', en in 1990 open ik het seizoen van het Teatro Comunale in Bologna met 'Don Giovan ni', met Ruggero Raimondi in de titelrol. Daar verheug ik me erg op, maar het blijft een uitdaging waarop ik heel lang gestudeerd heb". - Is zo'n Italiaans opera-orkest eigen lijk wel geschikt om Wagner te spelen? „Hét blijft een typisch Italiaans orkest met een typisch Italiaans geluid, vooral geschikt voor het Italiaanse repertoire, zoals ook weer zal blijken uit de opna men van Verdi's 'Macbeth' die binnen kort zullen verschijnen. De Duitse Wag- ner-stijl hebben ze natuurlijk niet, maar aan de andere kant hebben ze wel een enorme Wagner-traditie. We mogen na melijk niet vergeten dat bijna alle werken van Wagner hun Italiaanse pre mière in Bologna hadden en niet in de Scala, zoals meestal gedacht wordt. En als gevolg van die traditie is er ook een grote vraag naar Wagner, dus ik zie niet in waarom ik in Bologna geen Wagner zou dirigeren". Geruchten - U wordt genoemd als een van de mo gelijke opvolgers van Karajan bij de Salzburger Festspiele. Is daarvan inder daad sprake? door Paul Korenhof „Al die geruchten vind ik alleen maar komisch. Ik heb ook een hele reeks arti kelen met de namen van evenzoveel an dere dirigenten gelezen. Er wordt gefilo sofeerd en geanalyseerd tot je er eng van wordt, maar volgens my is dat alleen maar een enorme tijdverspilling. Laten ze liever van dit moment genieten en ten volle profiteren van het feit dat een uniek talent als dat van Karajan nog steeds actief is. Elk optreden van die man is nog steeds een gebeurtenis van de eerste orde. Wat hij op zijn leeftijd nog presteert is werkelijk een wonder". Tijdens de zomerconcerten in augus tus bleek overduidelijk dat Chailly en het Concertgebouworkest nog weer ver der naar elkaar toe waren gegroeid: „Het, is iedere keer opnieuw weer heerlijk om met dit orkest te werken en steeds op nieuw ben ik ook blij met het resultaat, maar de uitvoering die ik deze zomer met ze gaf van de Tweede Symfonie van Beethoven was wel iets heel bijzon ders". Op hetzelfde programma stond een ei gentijds werk van de Nederlandse com ponist Willem Frederik Bon, en ook dat werd door het publiek met een opval lend enthousiasme ontvangen: „Ja, dat verbaasde mij een beetje, maar ik ben er ook heel blij om. Bon is absoluut een componist geweest die de Nederlanders zich moeten blijven herinneren. Hij is veel te vroeg gestorven, maar hij heeft toch al heel wat goede muziek nagela ten, die niet verwaarloosd mag worden en ik zal daartoe zeker mijn steentje pro beren bij te dragen". „Maar hij is niet de enige. Aan myn programma's voor het komende seizoen is al te zien dat ik een belangrijke plaats wil inruimen voor de Nederlandse mu ziek. Ik ben daar flink in gedoken en ik was eerlijk gezegd dolblij toen ik merkte dat hier zoveel goede muziek is geschre- Betrokkenheid - Het Concertgebouworkest staat als conservatief bekend. Valt die moderne Nederlandse muziek bij de musici wel in de smaak? „Dat weet ik natuurlijk niet, maar het is wel een orkest met een enorme be trokkenheid. Zij gooien zich voor de vol le honderd procent in hun werk, ook als dat het spelen van moderne Nederland se muziek inhoudt. Ze leven voor de mu ziek, de discipline is fantastisch, ze kun nen heel erg goed met nieuwe ideeën meegaan, en als je er dan als dirigent in slaagt ze voor je ideeën te winnen, dan kunnen ze tot unieke resultaten ko- „Maar dat neemt niet weg dat de eeF- ste repetitie van een modern werk in het begin meestal iets heeft in de trant van: O, mijn God, daar gaan we weer, laten we maar zien wat ervan terechtkomt. Op zo'n moment voel je de afstand, maar naarmate je er intensiever op werkt, voel je ze ook komen en helemaal in de mu ziek opgaan, alsof ze een van de grote romantische symfonieën spelen". - Werkt u veel op discipline? „Als een element in het geheel, niet als doel op zich. Ik houd er niet van om de mensen in een keurslijf te dwingen, zui ver en alleen omdat dat myn positie zou versterken. Nog afgezien van het feit dat ik geen onderwijzer ben, vraag ik me af of dat mijn greep op een orkest inder daad versterkt. Discipline is noodzake lijk, maar het moet van nature aanwezig zijn en niet van boven af opgelegd". „Zo'n soort discipline heb ik hier ge vonden en dat maakt het werken hier zo prettig. Ik haat wanorde en dat is ook de reden waarom ik lange tijd niet in mijn eigen land gedirigeerd heb. In Noord- Europa en Amerika vond ik een manier van werken die aansloot by myn eigen instelling. Dat miste ik in Italië en het heeft enige tijd geduurd eer ik mij daar bij kon neerleggen en eer ik een stijl van werken had ontwikkeld, die aansloot bij de Italiaanse orkestmentaliteit". Belangstelling - Vanaf uw eerste bezoek aan Neder land heeft u zich verdiept in de geschie denis van het Concertgebouworkest. Is dat een gewone interesse of heeft dat een bepaald doel? „Allebei. Aan de ene kant is het pure belangstelling voor het culturele leven van en rond dit orkest, maar aan de an dere kant heb ik ook sterk de behoefte om als dirigent alles te weten wat voor de ontwikkeling van dit orkest belang rijk is geweest. Vooral de oude plaatop namen bestudeer ik intensief, met name die met Mengelberg en Van Beinum als dirigenten, maar ook de opnamen uit de jaren vijftig met bijvoorbeeld Krips en Klemperer. Bovendien heb ik die platen nodig om inzicht te krijgen in de roem ruchte 'Concertgebouwtraditie' of 'Men gelbergtraditie', of hoe je het ook noe men wilt". „Toen ik onlangs met het orkest de Symfonie in D van Franck voor de plaat ging opnemen, heb ik de opname van Mengelberg grondig bestudeerd en ik heb toen zelfs voorgesteld bepaalde sti listische kenmerken van die Mengel berg-uitvoering over te nemen. Dat ver raste het orkest merkbaar, maar ik denk dat ze toch ook wel blij waren met die aandacht van een Italiaanse dirigent voor hun eigen geschiedenis en voor wat Mengelberg indertijd heeft gedaan. Ik vind het alleen zo jammer dat in de hele discografie van Mengelberg met het or kest - behalve een opname van de Vier de Symfonie en het Adagio uit de Vijfde - niets reflecteert van de persoonlijke re latie tussen Mengelberg en Mahler". „Ik denk dat een groot deel van de 'Mengelberg-traditie' teruggaat tot per soonlijke relatie tussen die twee en het feit dat als gevolg daarvan de interpreta ties van Mengelberg heel wat minder 'traditioneel' of 'partituurgetrouw' ren dan soms gemakshalve wordt aange nomen. Ze zullen soms zelfjs 'schok kend' geweest zyn, ook voor moderne oren, en benadrukken daarmee nog ster ker de voortrekkersrol die het Concert gebouworkest in het Europese mu ziekleven heeft vervuld". We schrijven 1 maart 1982. De meidengroep Babe neemt afscheid van 'eerste' zangeres Gemma van Eek en lanceert tegelijkertijd het nieuwe gezicht van de groep. Het is Marga Bult, het vocale talent uit Twente, dat in de voorafgaande maanden is klaargestoomd voor het grote werk. Het zijn de gloriejaren van de meidenpop: Luv, Doris D. en the Pins, Dolly Dots. Babe en Marga Bult draaien kwistig mee in het circuit. Medio '85 begint het minder te worden. De platen van Babe komen niet verder meer dan de tipparade. De platenkopen de jeugd lijkt uitgekeken op de meiden groepen. Begin dit jaar valt de beslis sing: uit elkaar. De buitenwereld merkt er vooralsnog niets van. Lopende con tracten worden netjes afgewerkt, maar in stilte bereidt Marga Bult (29 inmid dels) zich dan al voor op haar solocarriè re. Als Marcha gaat ze weer helemaal op nieuw beginnen. Maar dat doet ze met een mooie herinnering. "Babe was de mooiste tijd van mijn leveii". De in Marcha omgedoopte 29-jarige Marga Bult-Groeneveld uit Lattrop is die 'mooiste jaren van haar leven' ge woon in Twente blijven wonen. De Twentse nuchterheid en haar eigen on bevangenheid hebben haar het even snelle als oppervlakkige verblijf in het Gooise doen overleven. Ze heeft veel van 'het vak' geleerd. Daarbij realiseert ze zich terdege dat het indertijd minder moeilijk was om met Babe de top te ha len dan het nu is om als soliste in de Top- 40 te blyven meedraaien. Uitgekakt „Babe was gewoon uitgekakt Wij wa ren als groep toch afhankelijk van een producer (Peter Koelewyn - red.) en die zat op een gegeven moment ook vast. We zagen het gewoon aankomen: de laatste singles kwamen nog wel in de Tipparade maar daar kwamen ze vervolgens nooit meer uit. Bovendien hadden Margöt van der Ven en Rita van Rooy al bijna acht jaar Babe achter de rug en zij begonnen tekenen van vermoeidheid te vertonen. Toen hebben we gezegd: ophouden, oké, maar dan wel op niveau, terwijl we nog volop werk hebben. Het mag niet uit gaan als een nachtkaars. We hebben het nieuws vervolgens stil gehouden om alle contracten zonder problemen te kunnen afwerken". Ze is overigens eerlijk genoeg tegen óver zichzelf om er rekening mee te hou den dat ze de pensioengerechtigde leef tijd wel eens niet als solo-zangeres zou kunnen bereiken. Daarom volgt ze op dit moment een managementscursus om zich te bekwamen in de 'diensten sector' van het artiestenvak: optredens regelen, artiesten contracteren en bege leiden ey noem alle werkzaamheden van theatermanagements en -bureaus maar op. Eén dag in de week loopt ze haar (verplichte) stage op een bijkantoor van theaterbureau Jan van Ingen in Berg- hem. „Ik wil alle artiesten wel boeken,' maar niet mezelf. Mensen herkennen me vaak aan mijn stem en dan vind ik het wel iets vreemds hebben om mezelf te gaan zitten aanprijzen". Ontdekt Eigenlijk was Marga voorbestemd om solo-zangeres te worden. Als twaalfjari ge meid al versloeg ze bij een talenten jacht het duo Karen en Alice May, dat later furore zou maken onder de naam Maywood. „Je weet hoe dat gaat; ik was opgegeven door familieleden die von den dat ik zo aardig kon zingen in kerk koren en bij musicals". De Shirley Temple-carrière van Marga duurde niet lang en ze is haar ouders er nu nog dankbaar om. „Weet je, het was de tyd van Heintje en Mieke. En al die grote jongens zagen in my een nieuw kindersterretje. Van alle kanten trokken ze aan me: Job Maarsse, Vader Abra ham, Jack Jersey... Dat kwam maar langs en belde maar op. Ik vond het alle maal even schitterend, maar mijn moe der moest altijd mee naar die optredens, met achterlating van een man met een grote boerderij en vijf kinderen die stuk voor stuk jonger waren dan ik en verzor ging nodig hadden. Als ik tv had waren we twee dagen op stap. Mijn ouders za gen dat wilde leventje eens aan en zei den: je moest eerst maar een vak leren". Marga leerde inderdaad een 'echt' vak. Ze werd verpleegkundige A en werkte op het ziekenhuis in Oldenzaal. Maar het artiestenbloed kriebelde en ze zat (deels samen met latere echtgenoot Wilfried) in menig bandje» Op een gegeven moment was ze als zangeres zo druk dat ze het zichzelf en haar collega's op het zieken huis niet langer kon aandoen om in de verpleging te blyven. Ze nam werk aan in een jeans-boetiek in Oldenzaal. „Daar zat ik met al myn diploma's. Ik vormde toen met Marian Wolsink (ex-Teach Inn - red.) het duo Tulip: de vrouwelijke te genhanger van Status Quo. Heel ruig, al thans zo moest het lijken". „Ik was een boerenmeiske, een jaar of zes geleden. Voor 50 gulden bij Ekkel- boom (een Enschedese opname-studio, red.) nummertjes coveren van Maywood en Babe, die dan bij V&D en de Hema voor een paar gulden te koop waren. Vandaar dat ik vyf van de tien Babe- nummers tot in den treure kende toen ik als opvolgster van Gemma van Eek au ditie moest doen. Ik werd als enige ge vraagd om te solliciteren". Toen brak de mooiste tijd van Marga's leven aan. „De halve wereld heb ik ge zien: op Rusland na het hele Oostblok, Indonesië twee keer, Kenia, Pakistan, India, Korea. Twee keer per jaar op dis co-tournee door Spanje; lekker bak ken!" De nieuwe single wordt in oktober verwacht. Er is lang nagedacht over de nieuwe formule. „Honderden nummers heb ik aangehoord. Uit Duitsland, van allerlei Nederlandse mensen, van Peter de Wijn, van Maywood zelfs. Sommige dingen waren prachtig, maar niet ge Marga Bult: „Babe was gewoon uitgekakt". schikt voor een nieuwe carrière. Het moet geen Madonna, geen Lori Spee en zeker geen Babe zyn. Geen disco, geen rock. Ja, wat dan wel? Iets voor een breed publiek, een beetje middle of the road. Het zit er nu dik in dat de jongens van Catapult, Cat-music dus, met my aan het werk gaan. De eerste single wordt waarschijnlijk een reggae-num- (fotoGPD) En dan rest ten slotte nog haar werk op het boekingsbureau. „Ik moet me op nieuw bewijzen, begin weer helemaal van onder af, als nitwit: postzegels plak ken, telefoon aannemen. Je hebt men sen die zeggen: ze is artieste, wat doet ze daar? Nou dat vind ik wat! Ik moet wat te leren hebben: stilstand is achteruit gang!" (GPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 27