Het mysterie van de rode planeet Van alle hemellichamen lijkt Mars het meest op de Aarde ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1986 EXTRA PAGINA 33 Aan de zuidelijke hemel is 's nachts een helder oranje hemellicht te zien. Dat is de planeet Mars. Geen enkel hemellichaam heeft zo tot de verbeelding van de mensheid gesproken als Mars. Het begon allemaal ongeveer honderd jaar geleden en eindigde min of meer met de landing van twee robots op het Marsoppervlak, nu tien jaar geleden. Verslag van een mysterieuze geschiedenis. door Ben Apeldoorn Een herfstdag op Mars, bezien vanaf de Vikinglander-1 in februari 1377. De arm van het weerstation steekt omhoog. Ueheel rechts beneden de kuil die met de graafarm werd gegraven. met de grote 83 centimeter lenzenkijker van de Parijse Meudon-sterrenwacht, op zeker ogenblik: „Ik was getuige van een verkleuring die uitging van de Zuidpool streken. Niet enkel van groene, maar ook van sommige grijsachtige en blauwe velden sloeg de kleur als het ware voor mijn ogen om in bruin, purperbruin en zelfs karmijnrood. Werkelijk, het waren haast net de tinten van vallende blade- Gezichtsbedrog Maar de wetenschap van de laatste vijftig jaar heeft op vernietigende wijze de ware aard van de 'kanalen' blootge legd: gezichtsbedrog. In grote kijkers waren de 'kanalen' zelfs moeilijker te zien dan in kleinere! En bovendien: een netwerk van duizenden kilometers lan ge kanalen, elk minstens 50 tot 100 kilo meter breed, is toch wel heel erg over dreven. Toch bleef Mars sterk tot de verbeel ding spreken en toen in 1938 een radio hoorspel van het door H. G. Wells in 1897 geschreven klassieke science-flctionver- haal 'War of the worlds' werd uitgezon den met een levensecht verslag van een invasie van Marsbewoners in het ooste lijke deel van de Verenigde Staten, ren den miljoenen mensen in paniek de stra ten op. De waarnemingen hadden niettemin aangetoond dat Mars van alle planeten toch het meest op de Aarde leek. Er was een dampkring, zij het een ijle, en wol ken waren er ook waargenomen. Ook de temperaturen waren op het Mars-opper vlak niet zo extreem als op andere plane ten. De grote vraag bleef dus: hoe ziet het er op Mars uit en... is er leven? En zo besloot men in het begin van de jaren '60 tot het zenden van camera-ro bots om de planeet van dichtbij te kun nen bekijken. In totaal zijn, inclusief mislukte lanceringen, tussen 1962 en 1976 zestien van die pogingen onderno men, waarvan er tien slaagden. De eerste (mislukte) poging werd door de Russen ondernomen; met hun op 1 november 1962 gelanceerde Mars-1 ging op 21 maart 1963, drie maanden vóór de aan komst bij Mars, het radiocontact verlo ren. Ook de eerste Amerikaanse lancering naar Mars (Mariner-3) liep op niets uit. In juli 1964 vloog de Mariner-4 Mars op een afstand van 9100 kilometer voorbij, waarbij 21 foto's naar de Aarde werden overgeseind. Daarop was iets heel on verwachts te zien: inslagkraters. Achter af bleek dat de Mariner-4 toevallig een gebied had gefotografeerd dat rijk was aan kraters. Opzienbarend Latere vluchten, in 1969 en 1971, brachten de gehele planeet nauwkeurig in kaart. Ook toen weer opzienbarende verrassingen: gigantische vulkanen, enorme kloven en diepe ravijnen, veel groter in afmetingen dan vulkanen en canyons op Aarde. De grootste vulkaan, Olympus Mons (de 'Berg van Olympus'), torent 26 kilometer boven het omliggen de terrein uit en heeft een basis van bij na 600 kilometer in doorsnede. Bij de grootste gevonden Marskloof, het 'Mariner-dal', zou onze Grand Can yon in het niet zinken. Het grillige Ma riner-dal is 5000 kilometer lang, vier ki lometer diep en 150 kilometer breed. Ook kunnen, getuige de bevindingen van de Mariner-9 in 1971, op Mars gewel dige stof- en zandstormen optreden die maanden aanhouden en het hele pla neetoppervlak aan het oog kunnen ont trekken. Maar al met al was nog steeds geen af doend antwoord gegeven op de vraag of er nu leven was op Mars. Vandaar dat op 20 juli en 3 september 1976 twee vernuf tig geconstrueerde robots, complete la boratoria liever gezegd, na zich te heb ben losgemaakt van hun moedersche pen (de 'Orbiters') die al fotograferend rondjes om de planeet bleven draaien, een zachte landing op het Marsopper vlak maakten: de Viking-1 en -2. Hoofd doel: het aantonen van leven. Elke Vikinglander was daartoe voor zien van een arm die tot drie meter leng te kon worden uitgeschoven en waar mee bodemmonsters in het laborato riumgedeelte van de lander konden wor den gebracht om daar een aantal biologi sche experimenten te ondergaan. On derwijl werd de omgeving met twee cy- lindervormige tv-ogen gefotografeerd. Een compleet weerstation verrichtte metingen aan de Mars-atmosfeer. Er werden (winter)temperaturen gemeten tot -123 graden Celsius, wat koud genoeg is om kooldioxide, waaruit de ijle Mars- atmosfeer voornamelijk bestaat, te doen bevriezen. Vanwege zich permanent in de Mars-atmosfeer bevindend roodach tige stof klaart het op Mars nooit echt op. Er hangt altijd een licht-oranje waas bo ven het ook al roodgekleurde landschap. Water Levensvormen, hoe primitief ook, hebben de Vikinglanders niet aange toond hoewel sommige proeven ondui delijke en soms ook met elkaar in tegen spraak zijnde resultaten opleverden. Na tuurlijk zegt dit alleen maar iets over de enkele meters Marsbodem waarop de Vikings stonden. Gezien de gefotografeerde bodem structuren kan het haast niet anders of Mars moet in lang vervlogen tijden de beschikking hebben gehad over enorme hoeveelheden water. Foto's van de pool kappen, gemaakt door de Viking-orbi- ters, doen vermoeden dat daaronder ge weldige terrasvormige ijslagen liggen opgeslagen. Dr. Robert M. Haberle, verbonden aan het NASA Ames Research Center, ge looft dat de atmosferen van Mars en de Aarde een paar miljard jaar geleden gro te overeenkomsten vertoonden en dat Mars vroeger, wellicht door intens vul kanisme en een dichtere dampkring, warm genoeg moet zijn geweest om stro mend water op het oppervlak lange tijd in stand te houden. Dat beide planeten er nu zo verschil lend uitzien is, naar zijn mening, hoogst waarschijnlijk veroorzaakt door de ver schillende wijzen waarop de twee pla neet-atmosferen zijn geëvolueerd. Nu is de atmosferische druk nabij het Mars- oppervlak bijna 200 maal zo laag als bij ons. Zonder ruimtepak kan een mens op Mars dus niet lopen. Onderzoekers ver moeden verder dat Mars elke paar mil joen jaar sterke klimatologische veran deringen ondergaat. Naar Mars Nee, al zijn de Mars-kanalen dan van het toneel verdwenen, getaand is de in teresse van de mens voor de mysterieuze rode planeet geenszins. Onbemande vluchten naar Mars zullen binnen enkele jaren worden hervat en wie weet maken we vlak na de eeuwwisseling het heuge lijke feit mee dat Russen en Amerikanen zich gezamenlijk zullen storten op de grootste inspanning der mensheid op ruimtevaartgebied: een bemande expe ditie naar Mars. Wie weet zitten we in het begin van de volgende eeuw, net als op 21 juli 1969, gekluisterd aan onze televisietoestellen te kijken naar een astronaut die, op een slordige 100 miljoen kilometer afstand, van een wankel trapje afdaalt naar het rode steenachtige oppervlak van een mysterieuze wereld en horen we via on ze luidsprekers, misschien met een Rus sisch accent: „One small step for man, one giant leap for mankind". Stille getuige van vroegere aanwezigheid van overvloedig stromend wa ter op Mars: een 600 km lange rivierbedding, Nirgal Vallis genaamd. Foto boveneen uit meer dan 100 foto's samenge steld mozaïek van de planeet Mars. In het midden is het reusachtige Mariner-dal te ziengeheel links de kraters van Mars' drie groot ste vulkanen. De Aarde is een van de negen plane ten die om de Zon draaien; die pla neten ontlenen hun licht aan de Zon die ze beschijnt. Zo'n planeet is bij voorbeeld ook Mars. Gerekend van af de Zon is de Aarde, na de plane-, ten Mercurius en Venus, de derde planeet, Mars de vierde. De banen van beide planeten liggen dus naast elkaar en dat betekent dat de Aarde en Mars elkaar geregeld 'dicht' kun nen naderen. Mars ligt verder van de Zon dan de Aarde, dus het Marsjaar duurt ook lan ger dan het aardse jaar; het Marsjaar be draagt bijna twee aardse jaren. Daar komt nog bij dat de Marsbaan, anders dan die van de Aarde, behoorlijk van een zuivere cirkel afwijkt en die afwijking is zó sterk dat Mars zich in zijn verste punt van de Zon (het aphelium genoemd) bij na 50 miljoen kilometer verder van de Zon bevindt dan in het punt waarin Mars het dichtstbij de zon staat (het peri helium). Nog groter De kortste afstand tussen Mars en de Aarde, die ruwweg elke twee jaar en twee maanden optreedt, varieert daarom van minimaal 55,8 tot maximaal «101,4 miijoen kilometer. Op 16 juli 1986 was de kortste afstand 'slechts' 60,5 miijoen ki lometer, dus bijna ideaal. Op 22 septem ber 1988 zal de afstand 58,8 miljoen kilo meter zijn, zodat het schijfje van Mars aan onze hemel nog ietsje groter is dan in juli van dit jaar. Steeds elke vijftien tot zeventien jaar is er sprake van zo'n ideale afstand en prijkt Mars als een oranje lichtkogel, veel helderder dan de helderste sterren, aan onze hemel. Door telescopen is Mars dan zichtbaar als een forse oranje schijf waarop voor geoefende waarnemers al lerlei bijzonderheden zijn te zien. Dat wist men vroeger ook al, en sedert de uitvinding van de verrekijker (aan het begin van de zeventiende eeuw) keek men reikhalzend uit naar die perioden waarin Mars en de Aarde elkaar dicht naderden. De kijkers van de zeventiende eeuw waren volgens huidige maatstaven wel iswaar van abominabele kwaliteit, maar toch ontdekte iemand als Christiaan Huygens, zoon van dichter Constantijn, er op 28 november 1659 de aswenteling van Mars mee. Hij vond dat de Marsdag nagenoeg even lang duurde als een aard se dag en dat Mars - net als de Aarde voorzien van twee als witte vlekjes in de sterrenkijkers zichtbare poolkappen - seizoenen moest kennen. Bijna twee eeuwen later stelde het illustere waarnemersduo Beer en Mad- ler, met alles wat ze door hun uitsteken de Fraunhoferkijker van Mars te zien kregen, een één meter grote landkaart van de planeet samen. Die prestatie werd tijdens de gunstige Mars-verschij ningen in 1862 en 1864 nog overtroffen door de Leidse sterrenkundige Frederik Kaiser, wiens schitterend getekende kaarten overigens pas in 1872 in de 'An nalen der Sternwarte in Leiden' versche- Vaargeulen Allerwegen probeerden Mars-kenners van professie elkaar met steeds gedetail leerdere kaarten van allerlei bijzonder heden op de rode planeet af te troeven. Tot die schare waarnemers, die vaak maanden achtereen in de nachtelijke stilte doorbrachten bij het oculair van de meest uiteenlopende sterrenkijkers, trad in 1877 ook de Italiaan Giovanni Virginio Schiaparelli toe. Hij gebruikte voor het eerst een micrometer in zijn te lescoop om posities veel nauwkeuriger te kunnen vastleggen. Schiaparelli was een zeer zorgvuldig waarnemer, zó zorgvuldig dat hij de kleurrijke 'continenten' waarvan op eer dere kaarten sprake was, opsplitste in door een soort 'vaargeulen' van elkaar gescheiden eilanden. En in 1879 gebeur de het... Of het nu lag aan het feit dat Mars dat jaar vanuit Italië gezien hoger aan de hemel stond dan in 1877 (waar door er sterkere vergrotingen konden worden gebruikt), of dat Schiaparelli in Foto links: Sir Percival Lowell in 1900 gefotogra feerd bij zijn gro te 60 cm lenzenkij ker die hij spe ciaal voor het waarnemen van Mars had laten bouwen. kunnen werken. Hij rustte zijn sterren wacht, gelegen op de 'Mars-heuvel', uit met een voor die tijd reusachtige tele scoop waarvan de lens maar liefst 60 centimeter in middellijn mat. Enkele as sistenten stonden hem terzijde. De nachtelijke en zich over tientallen jaren uitstrekkende arbeid op het Lowell-ob- servatorium bracht zo'n 700 a 800 lijnen op het Mars-oppervlak aan het licht. Oases Nog veel raadselachtiger waren de soms waargenomen 'verdubbelingen': een zich over duizenden kilometers af stand uitstrekkende lijn bleek ineens te zijn opgesplitst in twee parallel lopende lijnen! Lowell en zijn medewerkers za gen op de vele snijpunten van de lijnen donkere en soms volmaakt ronde vlek jes. 'Oases' noemden ze deze (slechts tij dens uiterste concentratie zichtbare) de tails. Ze zagen kleine spitse uitsteeksels op plaatsen waar 'kanalen' het land in lopen. Waren dat... nederzettingen, ste den misschien? Uit de duizenden schetsen en tekenin gen die in de loop der jaren van Mars werden gemaakt, bleek nog iets heel op merkelijks te kunnen worden afgeleid: de 'kanalen' groeien aan tijdens het smelten van een poolkap, dus als het op het desbetreffende Marshalfrond zomer werd. De enige verklaring daarvoor was dat het smeltwater van een poolkap langs een enorm netwerk van irriga tiekanalen naar droge gedeelten van Mars werd geleid. Zo ontstond de theorie dat de Marsbe woners, wie of wat ze dan ook waren en hoe ze er ook mochten uitzien, in grote moeilijkheden verkeerden en hun uit drogende planeet keer op keer poogden te irrigeren met het smeltwater van de poolkappen. Een sterk punt in het voor deel van deze theorie waren de waarge nomen kleurveranderingen op het Mars oppervlak. Tijdens de gunstige stand van Mars ten opzichte van de Aarde in augustus 1924 schreef de Franse waarnemer E. M. Antoniadi, die Mars in de gaten hield de ban was geraakt van die vaargeulen, hij zag ineens geen eilanden meer, maar grote landstreken die leken te worden doorsneden door een netwerk van fijne, kaarsrechte en soms zelfs evenwijdig lo pende lijntjes, vaak met lengten van meer dan vijfduizend kilometer. Om het nu niet al te moeilijk te maken, noemde Schiaparelli die dingen ook maar 'vaargeulen' of, in het Italiaans, 'ca- nali', wat sterk lijkt op kanalen. De meeste mensen van die tijd dachten trouwens dat Schiaparelli ook inder daad kanalen bedoelde, vooral omdat hij zich nogal eens liet ontvallen „dat het wel lijkt alsof die 'canali' met meetkun dige precisie getrokken waren". Dit had een even simpele als ver strekkende conclusie tot gevolg: waar kanalen zijn, wordt gegraven en waar gegraven wordt moeten handen zijn om een schep vast te houden. De grote vraag Op slag was Schiaparelli wereldbe roemd en die roem werd door de Ita liaanse regering beloond met een nog veel grotere telescoop,' waarvan Schia parelli later nog plezier zou hebben toen zijn ogen, na vele jaren van vermoeiend turen, zo achteruit waren gegaan dat hij met zijn oude sterrenkijker zijn 'kana len' niet meer kon terugvinden. Schiaparelli's wereldschokkende ont dekkingen hadden tot gevolg dat beken de en minder bekende astronomen en amateur-astronomen over de gehele we reld zich met kijkers en al in de Mars mysteries stortten, want het was natuur lijk de grote vraag waarom men daar op Mars als bezetenen aan het graven was geslagen. Zo had Schiaparelli's levenswerk diepe indruk gemaakt op ene Percival Lowell, die alles mee had om de door de Italiaanse grootmeester begonnen on derzoekingen op grootse wijze voort te zetten: Lowell was getraind in het we tenschappelijk denken, begiftigd met een scherpzinnig interpretatievermogen en bovenal... schatrijk. Voor Lowell stond één ding vast: die geheimzinnige lijnpatronen op Mars waren daar niet langs natuurlijke weg ontstaan. Lowell liet een vorstelijke sterren wacht bouwen nabij Flagstaff op de on herbergzame hoogvlakte van Noord-Ari- zona, waar de hemel buitengewoon hel der en doorzichtig was en de lucht rustig genoeg om met sterke vergrotingen te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 33