Dames, u kunt hier afkoelen' Vlaamse plattelandsvrouwen aan de hand van een ex-acteur door de rosse buurt ZATERDAG 26 JULI 1986 EXTRA PAGINA 21 Rob van Hulst, excursieleider op de Amsterdamse Wallen: "Hoeren kunnen ook mooi en aardig zijn". (foto's Peter Sentear) door Pieter van de Vliet Linda, een prostituee: "Mijn vader is predikant" Violiste Emmy Verhey met een open bloesje in een nachtclub. Een optreden in het Zandvoortse Riche voor discojeugd. Een stunt van Rob van Hulst, een thans 29-jarige ex-acteur van de Eindhovense groep Globe. Nu verzorgt hij rondleidingen door Amsterdams warme buurt. Niet slechts seks en sensatie, maar vooral ook cultuur. Pieter van de Vliet liep een dagje mee. "Menéér, kunnen we niet naar een ongekuiste voorstelling?". Ter voorbereiding van de wandeling van Vlaamse plattelandsvrouwen over de Amsterdamse Wallen belt ex-acteur Rob van Hulst met de Satanskerk. Een bezoek daaraan is opgenomen in de rondleiding die hij door de rosse buurt houdt. Een beetje shockeren zullen de vrouwen wel leuk vinden, denkt hij. Maar omdat er bij een vorige excursie klachten waren over een teveel aan wierook in Satans tempel verzoekt hij broeder Panista het gebruik ditmaal achterwege te laten. Of in elk geval sterk te beperken. De uitbater van het Vlaams Cultureel Centrum aan de Nes denkt dat toch zeker veertig vrouwen met Rob zullen meegaan. Ze verkiezen het verre boven de Vlaamse voettocht door Amsterdam die toch heel cultureel moet zijn. De kelner die het terras van de Vlaamse enclave aan de Nes van bollekes Belgisch bier voorziet, waarschuwt Rob. „Dejongste is vijfenvijftig. En ze komen zo van het boerenland". Het plein, kaal met één sprieterig boompje, staat opeens vol. Het boompje steekt mal boven de vrouwen uit. De meesten zitten stevig in het vlees. Ze dragen overwegend bloemetjesjurken en lange zelfgebreide vesten. Er heerst een verwachtingsvolle stemming. Rob verzoekt degenen die mee willen zich op te stellen bij een reclamezuil. Vrijwel allen doen dat. „Trek in een pretje", zo staat er in lonkende letters boven de gepermanente hoofden. Het blijkt een opwekking te zijn abdijbier te drinken. Te stereotiep Die massale belangstelling geeft Rob een kick. De vroegere acteur van Globe is gek op improviseren. Hij overlegt snel met zijn 26-jarige assistente, studente pedagogiek Katinka van Heerde. Zij woont met haar man, een arts, op de Wallen. Net als Rob vindt ze dat er te stereotiep over de buurt wordt gedacht. Ze houdt van de buurt en wil dat in die rondleiding uitdragen. De twee besluiten de vrouwen op te splitsen in vier groepen. Dat betekent wel op een holletje langs de hoeren, want anders zijn de dames te laat voor het eten en voor de voorstelling van Bram Vermeulen en Yoka Berretty in de Brakke Grond. Daar moéten ze heen, want daar zijn kaartjes voor gekocht. Toch waagt een struise Vlaamse te vragen of er geen andere mogelijkheid is. „Menéér, kunnen we niet naar een ongekuiste voorstelling?". Van hem mag mevrouw. Maar een live show, waarbij ze het op het toneel doén, wil hij de dames toch besparen. Hij wil het karakter van zijn excursie handhaven, laten zien dat de warme buurt méér is. Dat er ménsen wonen. Dat er mooie huizen staan. Dat er geschiedenis is geschreven. De Warmoesstraat is niet alleen het politiebureau, zoals je wel eens zou denken, maar ze was eens de deftigste straat van Amsterdam waar Joost van dén Vondel woonde; wie omhoog kijkt naar de fraaie gevels zal beamen dat ze mooier zijn dan die in de Kalverstraat. „Dames, ik wil u niet bang maken, maar helemaal van gevaar ontbloot is deze tocht niet. Daarom: de tassen vóór op de buik graag. En laat u niet afleiden door vechtpartijen op de Zeedijk. Want die zijn vaak bedoeld om uw portemonnee te kunnen rollen". De 29-jarige Rob is te veel acteur om er niet een beetje spanning in te bouwen. Hij waarschuwt ook voor fotograferen. „Geen foto's van de meisjes, want dan gaan ten minste de camera's de gracht in". Bij het binnengaan van de Warmoesstraat vertelt een mevrouw dat haar zoon, een criminologiestudent notabene, in die straat heel wat franken is kwijtgeraakt toen een junk hem een mes op de keel zette. Vies Het gezelschap houdt voor het eerst halt bij de Papenbrugsteeg. Papen hebben daar ooit een brug in brand gestoken uit protest tegen de treurige toestand waarin ze verkeerde. Het overstapje van papen naar de Stille Omgang is gauw gemaakt. De overwegend katholieke dames weten precies wat het is: Een processie van katholieke mannen ter herinnering aan een middeleeuws mirakel. Een door een zieke man uitgebraakte hostie zou in het vuur zijn blijven zweven. Ter herinnering aan dat wonder is de Nieuwezijdskapel tussen Kalverstraat en Rokin gebouwd. De kapel is in 1908 afgebroken, maar ze bepaalt nog steeds de route van de rondgang die zwijgend en zonder uiterlijk vertoon wordt afgelegd. Zij het niet door alle mannen die thuis zeggen er aan deel te nemen. „Want", meldt Rob met iets van triomf vanaf een Amsterdammertje: „de helft gaat rechtstreeks de Wallen op". „Nondeju", mompelt iemand. „Het zijn cjjfers uit de officiële politierapporten", aldus de rondleider van FIS, wat een verbastering is van 'vies'. 'Vies' accepteerde de Kamer van Koophandel niet als firmanaam. Op het Oudekerksplein woont de weduwe van dokter Groothuis. Haar man was geliefd in de buurt. Uit mededogen controleerde hy de prostituées geregeld op geslachtsziekten. Een initiatief dat de GGD heeft overgenomen. Volgens Rob is de huur van een peeskamertje in een kast zo'n 150 gulden per dag. Dat lijkt veel, maar aan de andere kant kan een meisje 35 gulden per tien minuten verdienen. De meisjes voor hét raam zijn met uitzondering van de kosten in alle opzichten beter uit dan de tippelaars. De raamprostituées werken doorgaans voor zichzelf, zijn zelfstandiger in hun keus, kunnen wel eens een klant weigeren. Ze zijn er lichamelijk en geestelijk beter aan toe dan de straathoeren. Die zijn doorgaans aan de heroine, kunnen zich niet veroorloven kieskeurig te zijn, grijpen elke kans om geld te verdienen. „Van de straatprostituées heeft zesendertig procent geslachtsziekten". Bierkaai Vechten tegen de bierkaai. Dat deden ze op de Oudezijds Voorburgwal. De biersjouwers waren sterke kerels. Een hard volkje waar dé schout en zijn rakkers weinig greep op hadden. Op de bierkaai verdringen mannen, zich voor (en in) een urinoir. „D'r goat 'n vierde bij", constateert een Vlaamse. In sappige taal vragen de vrouwen zich af wat al die mannen daar samen doen. Ze zijn écht naïef. De rondleider speelt handig in op de zelfs voor hem wat onverwachte interesse van zijn gezelschap. Hij legt uit dat het grote aantal urinoirs rond de Oude Kerk policy is van het gemeentebestuur. Het is een poging het monument te vrijwaren van een al te grote aantasting door zuren. Vandaar dat bordjes, gelijkend op die van de ANWB, naar de pisbakken verwijzen. De afstand is tot in meters nauwkeurig vermeld. Voordat ze de Oude Kerk binnengaan meldt de rondleider en passant dat Sint Nicolaas, in brede kring slechts bekend als kindervriend, de schutspatroon van zeevaarders en hoeren is en dat menige prostituée een amulet draagt met de beeltenis van de bisschop. Ook zeelieden, veelal voor een verzetje aangewezen op de Wallen, dragen de heilige in het oor of om de hals. Zodat bij een wip Sinterklaas aan beide kanten meedanst. „Dames, u bent katholiek. Het spijt me dat de historie gebiedt u te moeten vertellen dat in deze buurt vroeger nogal wat kloosters stonden, die haarden van prostitutie waren". De Bloedstraat bijvoorbeeld, waar nu raam aan raam de meisjes zitten, ontleent haar naam aan de 'bloedkamer' van het klooster waar ketters werden gemarteld. Rob heeft een studie van de Wallen gemaa kt. Hij weet daardoor dat de rode lampjes een historische oorsprong hebben. Daarmee zwaaiden de meisjes vanaf de wallen voordat de bemanningen van de zeilschepen er in sloepen afmeerden. Vóór die tijd liepen de hoeren met witte lampions. Die hielden ze bij hun gezicht als er manvolk passeerde. Ze hadden ook witte gezichten; alleen de adel gebruikte make-up. Afkoelen Het is bloedheet. In de Oude Kerk lijkt het daardoor koud. „Dames, u kunt hier afkoelen", zegt Rob die bij afwezigheid van de koster ook dit onderdeel van uitleg voorziet. Hij wijst op het houten plafond, noodzakelijk omdat de weke grond de kerk anders niet zou kunnen dragen. Het oudste houten plafond van Europa. Zoals gebruikelijk bij rondleidingen volgt er een grap en een merkwaardigheid. „Hoeveel mensen liggen hier begraven, dames?". Ze raden: 500,2000,5000. „Tienduizend", meldt Rob triomfantelijk. „Onder elke steen vier". En: „Weet u waarom het hier zo muf ruikt? Omdat er bij het middenschip een knekelput is". De merkwaardigheid is te vinden bij het pas gerestaureerde orgel. Tijdens de restauratiewerkzaamheden, die vijftien jaar in beslag namen, brak een marmeren paneel. Het marmer was van een zo zeldzaam soort dat het werd vervangen door een houten paneel, bedriegelijk echt als marmer geschilderd. De schilder signeerde het op passende wijze; wie goed kijkt kan zijn kop erin herkennen. Ongeveer tegenover de Oude Kerk is het grachtenhuis waarin de Satanskerk is gehuisvest. Een omstreden organisatie waarover de wildste verhalen de ronde doen. Het zou een verkapt bordeel zijn. En in elk geval zou er veel slechts gebeuren. Huiveren de dames al? „Als u denkt: nou nee, dat vind ik te eng, dan moet u niét gaan. Hoewel het binnen geheel ongevaarlijk is, uiteraard. Er worden in elk geval geen baby's geslacht of iets in die trant". Rob waarschuwt voor een reëel gevaar, het verkeer, automobilisten die meer oog hebben voor de meisjes dan voor medeweggebruikers. Als die hindernis is genomen kan de steile trap worden betreden die leidt naar de zwarte deur. Opgewonden Na het aanbellen duurt het vrij lang voor een broeder zich metalig meldt. Maar als de rondleider zijn naam noemt zwaait de deur uitnodigend open. Het ruikt er naar een kerk, een katholieke vooral. De vrouwen stoten elkaar aan, praten half luid, opgewonden toch, terwijl hun ogen langzaam wennen aan de overgang van het felle zonlicht naar het pikzwarte, spaarzaam met kaarsen verlichte interieur. Een zuster in een doorschijnend gewaad voert het gezelschap langs een door spotjes beschenen doodskist met een mummie naar de kapel waar een walm van wierook hangt. Maar de dames zijn dat wel gewend, vertellen ze. Al vreest Rob, geschrokken, dat dit als te profaan zal worden opgevat. Daarom verdwijnt hij naar de orgie-kelder - waar je heel toepasselijk nauwelijks kunt staan - om een glas water te halen. Daarmee dooft hij sissend de wierook. Broeder Panista, voor het altaar met de vijfpuntige ster en de bokkekop, steekt onder de klanken van een onzichtbaar orgel de zwarte kaarsen aan. En de ene witte. Want zwart is rein en wit is onrein. Hij legt uit dat de bok het symbool is van de lust met de horens van de wijsheid. Seksuele energie is heel krachtig. Het geeft veel mogelijkheden om te communiceren. Seks en religie zijn binnen het christendom absoluut niet te combineren, maar bij de satinisten zijn die zaken met elkaar verweven. „Satan leert je jé krachten gebruiken, niet ze te onderdrukken. Satan is de tegenstander, de oppositie, de verandering". Elke negen dagen wordt er een openbaar ritueel gehouden. „Geen toneelvoorstelling maar iets waaraan men daadwerkelijk kan deelnemen. En we winnen geen zieltjes". Wrijvingen In de kerk is het satanisch seminarium gevestigd, alsmede een bibliotheek met een schat aan occulte werken, meldt hij nog. „Zijn we al zo ver?", vraagt hij aan Rob. Als deze beaamt dat de tijd dringt zegt broeder Panista dat de dames te allen tijde welkom zijn. „Er is hier niets geheimzinnigs. We staan trouwens in het telefoonboek.". Met de waarschuwing toch vooral op te passen voor het opstapje neemt hij afscheid. De deur slaat knalhard achter de vrouwen dicht. Bèèèng. „Jessus", schrikt iemand. Kan het toeval zijn dat juist op dat moment een Heli's Angel op zijn motor knetterend langsdendert? Links en rechts groet Rob bekenden. Runners vooral: een corpsstudent die zo z'n studie wil bekostigen, een journalist die in de schulden zit, een werkloze bioloog. Ze kennen hun talen en prijzen de live-shows aan. Ze lokken vooral de toeristen. Ze worden de doctorandussen van de Wallen genoemd. Dagen van driehonderd gulden zwart zijn geen uitzondering. De landbouwbeurs in de RAI betekent goud. Al is de echte gouden tijd in de business voorbij. Wijkagent Joep de Groot beaamt dat de business terugloopt. Dat betekent groeiende concurrentie en soms wrijvingen tussen de Hollandse meisjes en de Zuidamerikaanse. De vrouwen uit Santa Domingo, Columbia, Peru, Argentinië, meestal voor de schijn getrouwd met Surinaamse en Antilliaanse mannen om hier prostitutie te bedrijven, doen doorgaans meer voor minder geld. De Nederlandse prostituées zijn geëmancipeerder. Dat is één reden. De buitenlandse vrouwen moeten als gastarbeiders voor hun familie overzee zorgen. En verder kunnen ze door taalproblemen niet zo makkelijk nee zeggen. En ze kunnen daardoor niet zo goed 'uitpezen', dat is met praten de klant zo veel mogelijk geld laten betalen voor hun diensten. Overdreven De wijkagent neemt de warme buurt net zo serieus als Rob! En ook hij houdt niet van onderbroekenlol. Dat zijn redenen om, bij uitzondering, zijn medewerking te verlenen aan diens rondleidingen. Net als Rob betwist hij dat de buurt onleefbaar zou zijn door de prostitutie en de junks. „Dat is lichtelijk overdreven. De onderwereld is minder hard dan bijvoorbeeld in Den Haag. De drugsbestrijding levert in Heerlen zeker zoveel problemen op. Het is hier ook geen hoerenbuurt, maar meer een dorp met hoeren". Junks geven overlast, geeft hij toe, vooral op de Zeedijk. „Maar het is opjuist om ze overal de scjiuld van te geven. Er zijn junks die in zekere zin met hun verslaving hebben leren leven. Ze laten de bewoners zelf doorgaans met rust, in die zin dat ze hen niet beroven. Ja, een toerist die laat met een slok op over de dijk gaat, loopt natuurlijk een zeker risico. Hoewel, twintig jaar geleden zou hij net zo goed zijn leeggeschud. Misschien ging het wat vriendelijker, maar er gebeurde ook toen heel wat. Maar de naam had de buurt nog niet". Op de dijk zelf denken ze daar toch wat somberder over. Bet van Beeren, het beroemdste café van de Zeedijk, is al vijf jaar dicht. De junks kwamen en de klanten bleven weg. De deur gaat alleen nog open om te luchten. Greet, die de zaak van haar legendarische zuster na haar dood heeft voortgezet, wacht op betere tijden. Daarom houdt ze het café geregeld schoon. Ze stoft de grote vergeelde foto af, waarop haar zus Bet als een kerel in het leer op de motor zit. „Ze was een lesbische vrouw en kwam daar al heel jong mee voor de draad". Bet (met haar bij de herenkapper geknipte polka-kopje) presteerde het om ver voor de oorlog de homo's op Koninginnedag in haar zaak te laten dansen. „Want op Koninginnedag mag alles". Manke Ferrie met z'n horrelvoet hielp met het versjouwen van het biljart. „Zuip er één van mij", riep Bet. En dan was 't laaien geblazen. Oud en jong, hetero en homo, pooiers en prostituées, boeren en buitenlui, luisterden naar het machtige volume van Bet, die zong en danste en met haar mooie benen pronkte. Hardnekkig Als de Vlaamse vrouwen, veilig terug in de Brakke Grond, naar de voorstelling van Yoka Berretty en Bram Vermeulen kijken, puffen Rob en zijn assistente Katinka uit op het terras. Ze denken dat het gezelschap een ander, een beter, een reëler beeld van de buurt heeft gekregen. Hoewel, vooroordelen en stereotiepen zijn hardnekkig. Zelfs Katinka heeft er last van. „Ik ben bevriend met een prostituée. Maar ik moest in het begin toch iets wegslikken toen ze m'n dochtertje van twee zoende". Rob wil graag laten zien dat hoeren niet altijd opgedirkt en dellerig, maar ook mooi en aardig kunnen zijn. Zoals Linda, dertig jaar, moeder van een dochter van twaalf. „M'n dochter weet wat ik doe. Ze begrijpt het, denk ik. Daarom denk ik niet dat ze er op school over praat. Ze voelt aan hoe mensen kunnen reageren. Mijn vader en moeder weten ook wel wat ik doe. Ze vermoeden het, maar we spréken het niet uit, we hebben er nooit over gesproken. Ik laat hen in hun waarde; m'n vader is predikant". „Ik doe veel voor mannen, dingen die ze thuis niet mogen, niet kunnen. Soms beleef ik er zelf veel plezier aan. Ik geef toe dat ik van geld hou, veel geld. Want dat bepaalt voor een groot deel je onafhankelijkheid. Ik ben onafhankelijk, ik ga niet zitten als ik een dag geen zin heb. Dat kan ik me veroorloven". Linda zou graag openlijk over haar beroep willen praten maar dan wel met mensen die echt naar haar willen luisteren. Daarom doet ze mee aan een nieuw project van Rob van Hulst voor scholieren. In die rondleiding is een bezoek aan een prostituée opgenomen. Kinderen uit Drachten zijn in het kader van maatschappijleer bij haar op bezoek geweest. In haar peeskamertje, waar het naar zweet en parfum rook. Met Linda in bikini. „Het was eerst muisstil. Het was wel even wat, wederzijds. Maar het was gauw gewoon. Kinderen zijn nog puur. Aan kinderen wil ik het wel vertellen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 21