Kracht van karper
kan sterk variëren
Dammen
Bridge
VISSPORT
KLASSIEK
Juist eerbetoon
aan Gregoriaans
Richard Strauss
goed uit verf
'Iphigénie' wordt
eer aangedaan
ZATERDAG 19 JULI 1986
EXTRA
PAGINA
DOOR BRAM VAN LEEUWEN
dit exemplaar
wijst op een kweekvariant,
waarbij de voedselproduktie van
groter belang werd geacht dan
de strijdlust die hij de hengelaar
zou kunnen bieden.
Karper mag zonder enige
overdrijving de sterkste vis
worden genoemd die in ons
binnenwater voorkomt. De
kracht die de vis weet te ont
plooien nadat hij aan de haak
is geslagen is zo groot dat hij
al vele hengelaars tot vertwij
feling heeft gebracht en al
veel minderwaardig mate
riaal rijp heeft gemaakt voor
de kraakwagen. Aan de ande
re kant is het gevecht met
een karper zoiets fascine
rends dat het aantal gespecia
liseerde karpervissers de
laatste jaren flink is gegroeid.
Dat is ook te merken aan het
zich steeds uitbreidende ma
teriaal dat in de handel komt
om de karper de baas te wor
den.
Nu zijn lang niet alle karpers
even sterk. De een is in staat vele
tientallen meters lijn van een
molen met goed afgestelde slip
af te sleuren en geeft de henge
laar soms een half uur volop
werk. De ander houdt het na een
meter of tien wel voor gezien en
capituleert binnen enkele minu
ten.
Logisch, zult u zeggen. Een
karper van een pond of drie, vier
heeft nu eenmaal minder kracht
dan een 20- of een 30-ponder.
Maar zo simpel liggen de zaken
niet.
Waardoor dat verschil in
kracht en uithoudingsvermogen
wordt veroorzaakt hebben al
veel deskundigen proberen te
achterhalen. Maar als hun beto
gen worden getoetst aan de prak
tijk blijken ze zeker niet altijd
waterdicht te zijn.
De meest simpele scheiding in
sterke en minder sterke karpers
wordt gemaakt door die sportvis
sers waarvoor er feitelijk maar
één echte karper bestaat. En dat
is de wilde of de boerenkarper.
De rest is allemaal maar
kweekspul en wordt als minder
waardig afgedaan. Immers
kweekexemplaren hebben vol
gens deze lieden een meei^ ge
kromde ruggegraat, waardoor
deze vissen minder kracht zou
den kunnen ontplooien. Een en
ander wordt ook afgeleid uit het
slankere, meer torpedovormige
uiterlijk van de boerenkarper,
terwijl zijn gekweekte zusje of
broertje een 'hogere rug' heeft.
Feit is echter dat in ons land
die scheiding moeilijk meer kan
worden gemaakt. De plaatsen
waar nog boerenkarper in zijn
oervorm voorkomt zijn waar
schijnlijk nog op de vingers van
één hand te tellen. En waar het
om kweekkarper gaat zijn er vele
variaties mogelijk.
Zo leven er in ons viswater nog
steeds afstammelingen van de
karper die in vroeger jaren werd
gekweekt door de Nederlandse
Heidemaatschappij. Een karper
die alle kernmerken droeg van
een consumptievis. Een grote
groeisnelheid die gepaard ging
met de vorming van een om
vangrijke buik en een rug met
een bochel. Kortom alle eigen
schappen van een karper die snel
een groot gewicht kan bereiken,
maar die qua kracht verre de
mindere is van zijn wilde soort
genoten.
Een andere stam is die welke
in de jaren 50 en 60 werd ge
kweekt door de Organisatie ter
Verbetering van de Binnenvisse
rij. Een iets meer op de wensen
van de sportvisserij afgestemd
exemplaar, met minder hoge rug
en in torpedovorm iets meer nei
gend naar de boerenkarper.
In die jaren werden door de
OVB zowel schub- als spiegel-
karpers gekweekt. Toen de vraag
naar die laatste exemplaren af
nam en het verlies tijdens trans
port van spiegelkarpers groter
bleek dan van de schubkarper
concentreerde de OVB zich ge
heel op die laatste soort.
Maar allengs werd de roep om
meer variatie groter en draaide
de OVB die beslissing enigszins
terug. Op dit ogenblik is onge
veer 90 procent van de karper die
de OVB aan viswaterbeheerders
aflevert van het schubtype en 10
procent van het spiegelkarperty-
pe.
In de loop der jaren is er meer
veranderd aan de kweekmetho-
den bij de OVB. Zo kwamen
steeds meer hengelsportvereni
gingen met verzoeken om een
feller vechtende karper te kwe
ken. Dat resulteerde uiteindelijk
in weer een nieuwe stam, name
lijk die van de zogenaamde wild-
bloedhybride.
Kweekkarpers werden ge
kruist met echte boeren- of wilde
karpers. Enerzijds kreeg men
van de 'kweekkant' dan de snelle
groei mee, terwijl de boerenkar
per zijn aandeel leverde in de
grote vechtlust van de vis. De
laatste jaren levert de OVB nog
uitsluitend karpers af die vol
gens dit principe zijn gekweekt.
Maar daarmee zijn de moge
lijkheden nog niet uitgeput
In een grijs verleden werden
namelijk uit vele landen karpers
geimporteerd. Die werden bij
voorbeeld in vijvers bij kloosters
en kastelen uitgezet. Soms wer
den ze daar uitsluitend gehou
den voor de sier en waren er
goudkleurige varianten bij. Maar
in de meeste gevallen werden
karpers gehouden als permanent
aanwezige voedselbron. Tenzij
de vijvers waren dichtgevroren.
Het moet aannemlijk worden
geacht dat een groot aantal van
deze karpers in de loop der jaren
uit die vijvers is ontsnapt of werd
losgelaten en zich in de vrije na
tuur heeft voortgeplant.
Hoewel sommige deskundigen
het zeer onwaarschijnlijk achten
dat de karper zich in ons water
voortplant, wijzen waarnemin
gen op diverse paaiplaatsen in
een andere richting. Zeker vormt
de lage watertemperatuur in het
voorjaar bij ons een belemme
ring voor de karper om voor na
komelingen te zorgen, maar er
zijn jaren dat de omstandighe
den zo gunstig zijn dat ook kar
per in ons land zich voortplant in
ondiepere poldersloten.
Als we al die 'stammen' en
kruisingsmogelijk op een rijtje
zetten, en dan vergeten we nog
maar even de mogelijkheid dat
er karpers zijn geweest die ge
woon via de rivieren naar ons
land zijn toegezwommen, is wel
duidelijk dat je éigen niet kunt
spreken van één soort, maar van
een grote variatie.
In die smeltkroes van variëtei
ten gooien we dagelijks ons hen
geltje uit. Is het dan verwonder
lijk dat we de ene keer een feller
vechtende karper treffen dan de
ander keer? Is het zo bijzonder
dat zé wat vorm betreft soms
sterk van elkaar afwijken?
En dan hebben we het nu al
leen nog maar over de karper
zelf. Ook de omgeving waarin hij
leeft kan van groot belang zijn
voor zijn kracht. Er bestaat bij
voorbeeld een groot verschil tus
sen karper die leeft in gezond
water met een goed zuurstofge
halte en een overdaad aan voed
sel. En een karper die moet leven
in zuurstofarm water, dat veront
reinigd is en de beperkte voed
selvoorraad moet delen met een
groot aantal andere vissen.
Daarom ook maakt het een
groot verschil uit of een karper
wordt gehaakt op uitgestrekt wa
ter met een natuurlijke planten
groei of een sterk vervuilde
stadsgracht zonder één sprietje
groen. Dat zoveel factoren een
rol spelen maakt ook dat het
moeilijk te voorspellen is welke
strijd men kan verwachten. En
een andere factor die van groot
belang kan zijn is de strijdwijze
van de karper. Er zijn karpers die
over een schijnbaar tomeloze
kracht beschikken, maar die
wanneer ze gehaakt worden op
groot water, vluchten naar het
wijd en daar op den duur toch
kansloos zijn tegen een doorge
bogen hengel en een goed afge
stelde slip van de werpmolen die
zijn krachten steeds verder uit
hollen. Daartegenover staan
soortgenoten met veel minder
spierkracht die dank zij hun
slimheid ontsnappen aan het lan-
dingsnet. Ze weten haarfijn wel
ke kant ze moeten opvluchten
om voor zichzelf kansen te
scheppen. Bijvoorbeeld een snel
le run rondom een meerpaal of
brugpijler of een ogenschijnlijk
onbezonnen maar veelal zeer ef
fectieve duik in de waterplanten
of het riet. Dan is het aan de in
ventiviteit van de visser en de
kwaliteit van het materiaal om
zo'n karper toch de baas te wor
den.
Uit eigen ervaring kan ik al
leen maar zegeen dat geen twee
karpers gelijk zijn. Niet qua
vorm en ook niet qua strijdwijze.
Ik heb wel eens een 20-ponder
geland waarvan de vangst tij
dens de dril geen ogenblik in ge
vaar kwam omdat hij zijn toch
forse gewicht kennelijk niet kon
aanzetten tot een tomeloze
vluchtpoging. Aan de andere
kant heb ik soms zeker een kwar
tier werk gehad aan een karper-
tje van een pond of vijf, zes die
van geen wijken wist en keer op
keer meters lijn van de werpmo
len bleef halen.
Wie wel eens met een visboot
op wat groter water vist doet er
goed aan altijd een kompas
mee te nemen. Bij plotseling op
komende mist kunt u dan altijd
weten welke richting u op moet.
Varen op de windrichting of op
de golfslag brengt u nooit op de
juiste plek. Ga bovendien nooit
met mist op pad als er routes
voor de beroepsscheepvaart in
de buurt zijn.
Bijdragen: Paul Korenhof
De Goede Week. gregoriaanse gezan
gen uit de liturgie van de Goede
Week, afgewisseld met composities
van Palestrina, Utendal, Lassus, De
la Rue, Guardano, Da Vittoria, Da
Venosa, Isaac en Senfl, alsmede door
het paasspel "Cum transisset" (Paas
spel van Egmond). Uitgave in vijf los
verkrijgbare boxen. Inlichtingen:
KRO. Hilversum, tel. 035-714714.
De gregoriaanse gezangen uit de
rooms-katholieke liturgie zijn
van essentieel belang geweest
voor de ontwikkeling van de Eu
ropese muziek en dankzij het
conservatisme binnen de rooms-
katholieke kerk heeft de uitvoe
ringspraktijk zich vanuit de mid
deleeuwen tot diep in de twintig
ste eeuw kunnen handhaven.
De besluiten van het Tweede
Vaticaans Concilie betekenden
in de jaren zestig het einde van
het gregoriaans als vast onder
deel van de plechtige liturgievie
ring en de gevolgen daarvan wa
ren tweedelig. Aan de ene kant
werd deze muziek enigszins los
gekoppeld van de religieuze en
tourage waarin zij eeuwenlang
was opgenomen, maar aan de an
dere kant ontstond ook het ge
vaar dat de met zorg gekoesterde
authentieke uitvoeringspraktijk
geleidelijk op losse schroeven
zou komen te staan.
Dit laatste leidde tot een roep
om plaatopnamen, die niet alleen
gretig aftrek vonden bij degenen
die van jongs af aan met deze
muziek vertrouwd waren ge
weest. De muzikale en estheti
sche waarden van het grego
riaans appelleerden, juist ook
doordat de religieuze binding
minder sterk werd gevoeld,
steeds meer aan de kunstbele
ving van een breder publiek. Zo
wel vanwege de eigen waarden
van deze kunstvorm als vanwege
het onmiskenbaar romantische
aspect dat er voor velen mee ver
bonden is.
Tot de hoogtepunten van het
gregoriaans behoren de verschil
lende gezangen die werden uit
gevoerd in de zogenaamde "Goe
de Week" en tijdens de paasda
gen. Het merendeel hiervan
werd nu door de KRO uitge
bracht op 19 platen, verdeeld
over vijf dozen (met tekstboe
ken), die voorlopig nog uitslui
tend bij deze omroep te verkrij
gen zijn, maar die vermoedelijk
binnenkort ook door de platen-
handel kunnen worden geleverd.
De gezangen, afgewisseld met
polyfone composities van o.m.
Palestrina, Isaac en Lassus, wer
den uitgevoerd door vier koren:
het Utrechts Studenten Grego
riaans Koor, het Utrechts Stu
denten Kamerkoor, de Capella
Trajectina en het Vocaal Ensem
ble van het conservatorium te
Tilburg. Natuurlijk zijn er bij een
dergelijk groots opgezet project
enkele kritische kanttekeningen
te plaatsen, vooral waar het de
keuze van de polyfone composi
ties betreft. Maar daar staat te
genover dat de KRO een daad
heeft gesteld die ver uitstijgt bo
ven alles wat met religieuze en
andere sentimenten te maken
heeft.
Dat werd getracht de sfeer van
de kerk en kloostergang zoveel
mogelijk te bewaren, valt alleen
maar te prijzen. Evenals een ope
ra thuis hoort in een theater en
een symfonie in een concertzaal,
hoort het gregoriaans in een kerk
en hangt het karakter ervan on
losmakelijk samen met de daar
heersende omstandigheden, niet
in de laatste plaats de specifieke
galmende akoestiek, (boxen van
drie tot vijf platen, prijzen 67,50
tot 112,50.)
Symfonische poëzie. Werken van Ri
chard Strauss (Ein Heldenleben),
Smetana (De Moldau), Liszt (Les Pré
ludes), Mendelssohn (Die Hebriden)
en Respighi (Fontane di Roma). Het
Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk
en Heinz Wallberg.
Wederom een aantrekkelijk dub-
belalbum uit de serie platen die
het Residentie orkest met de
hulp van diverse sponsors heeft
uitgebracht ter ondersteuning
van de bouw van de nieuwe Mu
ziekzaal aan het Haagse Spui.
Ronduit indrukwekkend is de
eerst plaat met het symfonisch
gedicht "Ein Heldenleben" van
Richard Strauss, waarin dirigent
Hans Vonk en het orkest in top
vorm zijn.
Over het werk zelf valt ver
schillend te denken, maar te
recht stelt de schrijver van de
hoestekst dat de muziek centraal
staat en niet het feit of de compo
nist zichzelf nu wel of niet als een
held zag. Vanuit dat standpunt
bezien is dit een uitvoering om in
ere te houden, want gemusiceerd
wordt er op bijzonder hoog ni
veau, zeker ook door vioolsolist
Jaring Walta.
De vier werken op de tweede
plaat bieden iets lichter verteer
bare kost onder leidirig van de
Duitse dirigent Heinz Wallberg.
Daar komen vooral "De Moldau"
van Smetana en "Die Hebriden"
van Mendelssohn goed uit de
verf. "Les Préludes" van Liszt
lijkt moeizaam op gang te komen
en in de "Fontane di Roma"
moet het verzorgde orkestspel
compenstatie bieden voor een
licht gebrek aan Italiaanse tinte
ling. De buitenzijde van de hoes
vermeldt het niet, maar de
werken werden alle digitaal op
genomen. (Verkrijgbaar bij de
detailhandel en bij de Residentie
Orkest.)
Gluck: Iphigénie en Tauride. Diana
Montague, John Aler, Thomas Allen,
René Massis e.a., Monteverdi Choir,
orkest van de Opéra te Lyon o.l.v.
John Eliot Gardiner. Philips 416 148-
1 (2 Ip's), 416 148-2 (2 cd's).
Gaandeweg groeit de belangstel
ling voor "Iphigénie en Tauride'',
het muziekdrama waarmee
Gluck in 1779 een synthese tot
stand bracht tussen het muzikale
karakter van de Weens-Italiaanse
opera en de tekstbehandeling in
het Franse muziektheater. Van
groot belang voor de huidige
waardering is bovendien, dat de
componist in dit werk'meer dan
in één van zijn andere opera's er
in slaagde psychologische con
flicten in muziek te vertalen.
Iphigénie lijdt onder een on
vervuld verlangen naar familie
en vaderland, maar ook onder de
wetenschap dat haar eigen vader
haar aan de goden wilde offeren.
Haar broer Oreste had de plicht
zijn vader te wreken, maar moest
daartoe zijn eigen moeder doden.
Zelfs Pylade, de vriend die zich
zelf wilde opofferen, en Thoas,
de onverzoenlijke barbarenvorst,
zijn in deze opera interessanter
dan zij in de handen van menige
andere componist geworden
zouden zijn.
Onder leiding van Gardiner is
nu in Lyon een uitvoering tot
stand gekomen, die ondanks een
bezetting van drie hoofdrollen
met Engelstalige solisten het
Franse karakter van de muziek
alle eer aandoet. De mezzo-so
praan Diana Montague is moge
lijk nog iets te jong voor de veel
eisende hoofdrol, maar weet
puur door haar stemklank de
aandacht toch gevangen te hou
den, terwijl de Bariton Thomas
Allen (Oreste) en de tenor John
Aler (Pylade) de twee centrale
akten een sterke dramatische la
ding weten te geven.
Uitmuntend vertolkte bijrol
len, een sfeervol aandeel van het
koor en schitterende orkestspel
ronden deze fraai gerealiseerde
uitvoering op waardige wijze af.
ADVERTENTIE
OP ZOEK NAAR
COMPACTDISCS
KOM EENS LANGS BIJ
CD-CENTRUM
DE GROOTSTE COLLECTIE CD'S
ALLE GENRES VOORRADIG
LAGE PRIJZEN
VOLOP PARKEERGELEGENHEID
BIJ MOLENDEN
Deze week wilde ik enkele frag
menten laten zien uit het Neder
lands kampioenschap waarin
vooral door toedoen van de af en
toe schrijnende tijdnood enorme
blunders werden gemaakt. Dia
gram 1. Dit was een stelling uit
de partij Douven-Peelen. De nog
jongen zwartspeler kwam in vrij
wel iedére partij in tijdnood,
maar tegen Ree en Ligterink had
hij hiermee succes door vanuit
slechte stand toch nog te win
nen. Wit heeft zojuist ta4xa7
schaak gespeeld. Er volgde 40..k-
h6? 41 Kg4 tal 42 pf5 mat.
Ik kwam zelf ook nog in de be
langstelling door enkele forse
blunders die op mijn bord ge
maakt werden. Diagram 2. Gelp-
ke-R. Kuijf. In deze gelijke stel
ling zag ik nog steeds mogelijk
heden via een eventueel f7-f6.
Gelpke speelde 52 Kh2 te6? (be
ter is td7) 53 g5 hg5 54 Dg5 f6??
55 ef6 en hier kwam ik pas tot de
ontdekking dat ik na 55 ..txe3
mat op g7 ging. Ik speelde nog
td7 maar na 56 txe6 Dxe6 57 tg4
verloor ik snel.
Grappig voor mij was wel de
volgende gebeurtenis. Diagram
3. Dit is de partij De Boer - Kuijf
uit de tiende ronde, na de veer
tigste zet van zwart (40....tg3-f3
schaak.) We hadden de tijdcon-
trole gehaald en ik zei zo tegen
Deze week beginnen we maar
meteen met de oplossingen van
de problemen van vorige week.
Diagram 1: zwart: 9,10,12,17,18,
20, 30, 45. Wit: 21, 32, 37, 41, 43,
44, 49, 50. 43-39, 37-31. (26x46
(26x28 39-34)) 39-34, 40x22. Dia
gram 2: zwart: 2, 4, 8-10, 12, 13,
15-19, 23-25. Wit: 27, 30, 32-35,
37, 40-42, 45-49. 33-29 27-22, 30-
24, 35-30, 40x7, 37-32, 48-13, 41-
x5. Diagram 3: zwart: 6, 10, 14,
18, 20, 22, 24, 28, 32. Wit: 25, 26,
33, 39, 40, 41, 43, 44, 47. 47-42
(dreigt 42-38), 18-23, 33-29, 44-
40, 25x5, (32-38) 42x33, 5x11, 41-
37, 26x37. Diagram 4: zwart: 6, 7,
9,10, 12,16,17,23,29. Wit: 21, 26,
27, 30, 31, 35, 36, 39, 40. 30-24,
39-33 (dreigt 33-28), 7-11, 33-28,
27x38,31x22,38-33,40-34,35x13,
(12-18), 13x22 (11-17) 22x11, 36-
31 W+.
In Tilburg werden op 21 juni
oefenwedstrijden gehouden voor
alle nationale trainingen en dat
betekende bij elkaar 84 wedstrij
den in één gebouw. Aan de top-
borden werd het gevecht Neder
land A-Nederland B geleverd.
Waarbij Nederland A "zoge
naamd" bestond uit spelers die
ook zullen aantreden tegen de
Sowjet-Unie a.s. september. Het
woord "zogenaamd" staat er ech
ter niet voor niets omdat een aan
tal spelers niet mee deed die ech-
De Boer van remise? Hij keek zo
naar de stelling en waarschijnlijk
verblind door het stuk
speelde hij Kei?? gevolgd door
de vraag: hoezo remise? 41tf3-
h3! Inderdaad hoezo remise? Na
een kwartier mistroostig kijken
gaf hij het op. Het mat is alleen
met 42 td2 te dekken maar dat
kost na enkele schaakjes een vol
le toren.
DIAGRAM II
Iedere bridger is wel bekend met
de techniek van het signaleren.
Hoog-laag aanmoedigend is
daarbij de meest verbreide me
thode, d.w.z. dat als partner een
kleur aanspeelt die ons bevalt,
we dat kenbaar kunnen maken
door eerst een hoge kaart bij te
spelen, gevolgd door een lagere
in de tweede ronde. Daarbij zijn
soms verfijningen mogelijk, zo
als blijkt uit het volgende spel:
H V 6
73
O H V 9 8 2
642
10 4
O A H 10 4 w o
N £972
OP VB96
O 7 5 3 1V O 10 4
A V 9 8 Z B 10 7 5
AB853
O 85 2
O AB6
H 3
Zuid gever, OW kwetsbaar. NZ
hadden, er flink aan trekkend, 4
Sch bereikt en tegen dat contract
DOMESDAY BOOK, of in het
Nederlands "het boek van de
oordeelsdag", of "het boek van
het laatste oordeel", dat was de
Engelse bijnaam van een monu
mentaal administratief docu
ment, dat eigenlijk Descriptio
Totius Angliae (beschrijving van
geheel Engeland) heet. Het Do
mesday Book werd 900 jaar gele
den, in het jaar 1086, op bevel
van koning Willem de Verover
aar aangelegd. Koninklijke com
missarissen slaagden er in een
tijdsbestek van tien maanden in
per graafschap alle gegeyens
over rijkdom, bezittingen en be
woners van het gehele land vast
te leggen.
Twintig jaar nadat Willem de
Veroveraar met zijn troepen van
uit Normandië naar Engeland
was overgestoken (in 1066) en hij
Engeland, na de slag bij Has
tings, had veroverd, regeerde hij
over een land waar hij naar zijn
oordeel nog veel te weinig van
wist. Hij gaf daarom-bevel alles
vast te laten leggen: de uitge
strektheid van de landerijen, de
bezittingen van de bewoners,
wie de bewoners waren en hoe
hun sociale status was, hoeveel
vee er rond liep, wat de opbreng-
ter zeker mee zullen doen tegen
Rusland. Uit deze ontmoeting de
partij Stokkel-Van der Kooy.
1.34-30 20-25 2.30-24 19x30
3.35x24 18-22 4.33-29 14-20 5.39-
34?! Een relatief ongebruikelijke
zet in deze opening hoewel niet
onbekend. Gebruikelijk is hier
31-26 of 33-29. De laatste zet ziet
men niet meer zoveel en waar
schijnlijk terecht omdat wit bij
goed spel hooguit remise kan be
reiken, d.w.z. als zwart het op z'n
sterkst speelt. Dit is overigens
een publiek geheim onder de
topspelers. 10-14 6.43-39 13-18
7.38-33 9-13 8.32-28 22-27. Onge
twijfeld is dit het scherpste en
sterkste antwoord van zwart om
zo de ietwat overvolle korte vleu
gel van wit uit te buiten. 9.31x22
18x27 10.28-23?! 13-18 11.42-38
8-13 12.48-43 16-2113.40-35 4-10
14.33-28 11-16 15.38-33 21-26
16.45-40 2-8 17.37-32 27x38
18.43x32 18-22 19.41-37 22-27
20.32x21 16x27 21.37-32 27x38
22^3x42 17-21 23.42-37 6-11
24.49-43 11-17 25.36-31 12-18
26.23x12 7x18 27.37-32 (natuur
lijk niet 29-23?) 26x37 32x41 1-
7??? zie diagram 29.34-30 en
zwart gaf meteen op. Ontzettend
jammer van de domme 1-7 om
dat natuurlijk iedereen hoogst
nieuwsgierig is naar wie de voor
delige kleur heeft. Zelf geef ik de
voorkeur aan zwart omdat hij de
linkervleugel beheerst en het ziet
er niet naar uit dat wit daar iets
aan kan doen. In elk geval had
zwart 8-12 moeten doen en daar
na schijf 1 in het spel brengen.
Wit zit dan een beetje met 25-30
en 17-22 die ook na 8-12 41-37
1-6 43-38? zeer vervelend is.
Zwart koos helaas echter voor
een andere voortzetting.
O
door
Ton Schipperheyn
startte west met Ha A. Van tafel
werd de 3 gespeeld en oost signa
leerde met de vrouw. Hij had dat
ook kunnen doen met de 9, maar
de vrouw hield tevens de bood
schap in dat hij eventueel aan
slag gebracht kon worden met de
boer. Oost deed dat bewust om
dat de sterke ruitenkleur op tafel
deed vermoeden dat er ten hoog
ste in klaveren nog wat te berei
ken zou zijn.
West begreep de boodschap en
speelde Ha 4 na voor de boer,
waarna KI B zuids lot bezegelde.
Het spreekt vanzelf dat zuid zon
der deze manoeuvre zijn verlie
zers op de ruiten had kunnen
parkeren.
Soms kan ook op andere wijze
voordeel worden geput uit het
geven van signalen. Zo zagen wé
onlangs een goede speler zijn te-
AH V84
95
O 108 54
10 3 2
752 N »B6
O AV643 w O
O H 6 O V 7 2
*AB8 Z HV974
10 9 3
10 8 7 2
O A B 9 3
65
West gever, OW kwetsbaar.
West opende 1 Ha, gevolgd door
2 Sch bij noord. OW bereikten
uiteindelijk 4 Ha, waartegen
noord startte met Sch ,A en Sch
H. Zuid signaleerde met de 10,
gevolgd door de 3. Noord speel-
de een derde ronde schoppen en
>west, die bang was dat zuid even
tueel zou overtroeven, troefde in
met Ha B en ziedaar, de down
slag was geboren. Zuid kreeg be
halve Ru A nog een troefslag.
door
Hero Wit
sten waren en hoe het met de be
lastingen was gesteld.
Al deze gegevens kwamen te
staan in het Domesday Book en
nog eeuwen nadien was dit
"Boek van het laatste oordeel"
het onweerlegbare laatste woord
in vele conflicten: vandaar dus
de bijnaam. De twee oorspronke
lijke banden van het Domesday
Book worden nu bewaard in het
Public Record Office, het Britse
rijksarchief.
De Britse post heeft naar aan
leiding van 900 jaar Domesday
Book op 17 juni vier zegels - in
waarden van 17p, 22p, 31p en 34p
- in roulatie gebracht, die beel
den geven van het leven in de
middeleeuwen. De zegel van 17p
toont het boerenleven in die da
gen. De zegel van 22p staat in het
teken van de freeman, de zgn.
vrije man. Het ridderleven is te
zien op de 3lp zegel en de vierde
en laatste zegel (34p) verbeeldt
het gezin van de heer, de lord.
Dan zijn dinsdag 15 juli vijf ze
gels uitgekomen om de 13th
Commonwealth Games (die van
24 juli tot en met 2 augustus in
het Meadowbank Stadium in
Edinburgh zullen worden gehou
den) en het 100-jarig bestaan van
de Hockey Association te marke
ren. De zegels tonen achtereen
volgens: 17p, een atleet in de
startblokken; 22p, roeien; 29p,
gewichtheffen; 3lp, schieten en
34p hockey.
Eén dag voor het koninklijk
huwelijk in de Westminster Ab
bey van prins Andrew en miss
Sarah Ferguson zullen door de
Britse post twee zegels worden
uitgegeven. De zegels, die (dus)
op 22 juli zullen uitkomen, in
waarden van 12p en 17p, tonen
het paar in een informele pose,
terwijl miss Ferguson haar robij
nen verlovingsring toont.