Kracht van karper kan sterk variëren Dammen Bridge VISSPORT KLASSIEK Juist eerbetoon aan Gregoriaans Richard Strauss goed uit verf 'Iphigénie' wordt eer aangedaan ZATERDAG 19 JULI 1986 EXTRA PAGINA DOOR BRAM VAN LEEUWEN dit exemplaar wijst op een kweekvariant, waarbij de voedselproduktie van groter belang werd geacht dan de strijdlust die hij de hengelaar zou kunnen bieden. Karper mag zonder enige overdrijving de sterkste vis worden genoemd die in ons binnenwater voorkomt. De kracht die de vis weet te ont plooien nadat hij aan de haak is geslagen is zo groot dat hij al vele hengelaars tot vertwij feling heeft gebracht en al veel minderwaardig mate riaal rijp heeft gemaakt voor de kraakwagen. Aan de ande re kant is het gevecht met een karper zoiets fascine rends dat het aantal gespecia liseerde karpervissers de laatste jaren flink is gegroeid. Dat is ook te merken aan het zich steeds uitbreidende ma teriaal dat in de handel komt om de karper de baas te wor den. Nu zijn lang niet alle karpers even sterk. De een is in staat vele tientallen meters lijn van een molen met goed afgestelde slip af te sleuren en geeft de henge laar soms een half uur volop werk. De ander houdt het na een meter of tien wel voor gezien en capituleert binnen enkele minu ten. Logisch, zult u zeggen. Een karper van een pond of drie, vier heeft nu eenmaal minder kracht dan een 20- of een 30-ponder. Maar zo simpel liggen de zaken niet. Waardoor dat verschil in kracht en uithoudingsvermogen wordt veroorzaakt hebben al veel deskundigen proberen te achterhalen. Maar als hun beto gen worden getoetst aan de prak tijk blijken ze zeker niet altijd waterdicht te zijn. De meest simpele scheiding in sterke en minder sterke karpers wordt gemaakt door die sportvis sers waarvoor er feitelijk maar één echte karper bestaat. En dat is de wilde of de boerenkarper. De rest is allemaal maar kweekspul en wordt als minder waardig afgedaan. Immers kweekexemplaren hebben vol gens deze lieden een meei^ ge kromde ruggegraat, waardoor deze vissen minder kracht zou den kunnen ontplooien. Een en ander wordt ook afgeleid uit het slankere, meer torpedovormige uiterlijk van de boerenkarper, terwijl zijn gekweekte zusje of broertje een 'hogere rug' heeft. Feit is echter dat in ons land die scheiding moeilijk meer kan worden gemaakt. De plaatsen waar nog boerenkarper in zijn oervorm voorkomt zijn waar schijnlijk nog op de vingers van één hand te tellen. En waar het om kweekkarper gaat zijn er vele variaties mogelijk. Zo leven er in ons viswater nog steeds afstammelingen van de karper die in vroeger jaren werd gekweekt door de Nederlandse Heidemaatschappij. Een karper die alle kernmerken droeg van een consumptievis. Een grote groeisnelheid die gepaard ging met de vorming van een om vangrijke buik en een rug met een bochel. Kortom alle eigen schappen van een karper die snel een groot gewicht kan bereiken, maar die qua kracht verre de mindere is van zijn wilde soort genoten. Een andere stam is die welke in de jaren 50 en 60 werd ge kweekt door de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisse rij. Een iets meer op de wensen van de sportvisserij afgestemd exemplaar, met minder hoge rug en in torpedovorm iets meer nei gend naar de boerenkarper. In die jaren werden door de OVB zowel schub- als spiegel- karpers gekweekt. Toen de vraag naar die laatste exemplaren af nam en het verlies tijdens trans port van spiegelkarpers groter bleek dan van de schubkarper concentreerde de OVB zich ge heel op die laatste soort. Maar allengs werd de roep om meer variatie groter en draaide de OVB die beslissing enigszins terug. Op dit ogenblik is onge veer 90 procent van de karper die de OVB aan viswaterbeheerders aflevert van het schubtype en 10 procent van het spiegelkarperty- pe. In de loop der jaren is er meer veranderd aan de kweekmetho- den bij de OVB. Zo kwamen steeds meer hengelsportvereni gingen met verzoeken om een feller vechtende karper te kwe ken. Dat resulteerde uiteindelijk in weer een nieuwe stam, name lijk die van de zogenaamde wild- bloedhybride. Kweekkarpers werden ge kruist met echte boeren- of wilde karpers. Enerzijds kreeg men van de 'kweekkant' dan de snelle groei mee, terwijl de boerenkar per zijn aandeel leverde in de grote vechtlust van de vis. De laatste jaren levert de OVB nog uitsluitend karpers af die vol gens dit principe zijn gekweekt. Maar daarmee zijn de moge lijkheden nog niet uitgeput In een grijs verleden werden namelijk uit vele landen karpers geimporteerd. Die werden bij voorbeeld in vijvers bij kloosters en kastelen uitgezet. Soms wer den ze daar uitsluitend gehou den voor de sier en waren er goudkleurige varianten bij. Maar in de meeste gevallen werden karpers gehouden als permanent aanwezige voedselbron. Tenzij de vijvers waren dichtgevroren. Het moet aannemlijk worden geacht dat een groot aantal van deze karpers in de loop der jaren uit die vijvers is ontsnapt of werd losgelaten en zich in de vrije na tuur heeft voortgeplant. Hoewel sommige deskundigen het zeer onwaarschijnlijk achten dat de karper zich in ons water voortplant, wijzen waarnemin gen op diverse paaiplaatsen in een andere richting. Zeker vormt de lage watertemperatuur in het voorjaar bij ons een belemme ring voor de karper om voor na komelingen te zorgen, maar er zijn jaren dat de omstandighe den zo gunstig zijn dat ook kar per in ons land zich voortplant in ondiepere poldersloten. Als we al die 'stammen' en kruisingsmogelijk op een rijtje zetten, en dan vergeten we nog maar even de mogelijkheid dat er karpers zijn geweest die ge woon via de rivieren naar ons land zijn toegezwommen, is wel duidelijk dat je éigen niet kunt spreken van één soort, maar van een grote variatie. In die smeltkroes van variëtei ten gooien we dagelijks ons hen geltje uit. Is het dan verwonder lijk dat we de ene keer een feller vechtende karper treffen dan de ander keer? Is het zo bijzonder dat zé wat vorm betreft soms sterk van elkaar afwijken? En dan hebben we het nu al leen nog maar over de karper zelf. Ook de omgeving waarin hij leeft kan van groot belang zijn voor zijn kracht. Er bestaat bij voorbeeld een groot verschil tus sen karper die leeft in gezond water met een goed zuurstofge halte en een overdaad aan voed sel. En een karper die moet leven in zuurstofarm water, dat veront reinigd is en de beperkte voed selvoorraad moet delen met een groot aantal andere vissen. Daarom ook maakt het een groot verschil uit of een karper wordt gehaakt op uitgestrekt wa ter met een natuurlijke planten groei of een sterk vervuilde stadsgracht zonder één sprietje groen. Dat zoveel factoren een rol spelen maakt ook dat het moeilijk te voorspellen is welke strijd men kan verwachten. En een andere factor die van groot belang kan zijn is de strijdwijze van de karper. Er zijn karpers die over een schijnbaar tomeloze kracht beschikken, maar die wanneer ze gehaakt worden op groot water, vluchten naar het wijd en daar op den duur toch kansloos zijn tegen een doorge bogen hengel en een goed afge stelde slip van de werpmolen die zijn krachten steeds verder uit hollen. Daartegenover staan soortgenoten met veel minder spierkracht die dank zij hun slimheid ontsnappen aan het lan- dingsnet. Ze weten haarfijn wel ke kant ze moeten opvluchten om voor zichzelf kansen te scheppen. Bijvoorbeeld een snel le run rondom een meerpaal of brugpijler of een ogenschijnlijk onbezonnen maar veelal zeer ef fectieve duik in de waterplanten of het riet. Dan is het aan de in ventiviteit van de visser en de kwaliteit van het materiaal om zo'n karper toch de baas te wor den. Uit eigen ervaring kan ik al leen maar zegeen dat geen twee karpers gelijk zijn. Niet qua vorm en ook niet qua strijdwijze. Ik heb wel eens een 20-ponder geland waarvan de vangst tij dens de dril geen ogenblik in ge vaar kwam omdat hij zijn toch forse gewicht kennelijk niet kon aanzetten tot een tomeloze vluchtpoging. Aan de andere kant heb ik soms zeker een kwar tier werk gehad aan een karper- tje van een pond of vijf, zes die van geen wijken wist en keer op keer meters lijn van de werpmo len bleef halen. Wie wel eens met een visboot op wat groter water vist doet er goed aan altijd een kompas mee te nemen. Bij plotseling op komende mist kunt u dan altijd weten welke richting u op moet. Varen op de windrichting of op de golfslag brengt u nooit op de juiste plek. Ga bovendien nooit met mist op pad als er routes voor de beroepsscheepvaart in de buurt zijn. Bijdragen: Paul Korenhof De Goede Week. gregoriaanse gezan gen uit de liturgie van de Goede Week, afgewisseld met composities van Palestrina, Utendal, Lassus, De la Rue, Guardano, Da Vittoria, Da Venosa, Isaac en Senfl, alsmede door het paasspel "Cum transisset" (Paas spel van Egmond). Uitgave in vijf los verkrijgbare boxen. Inlichtingen: KRO. Hilversum, tel. 035-714714. De gregoriaanse gezangen uit de rooms-katholieke liturgie zijn van essentieel belang geweest voor de ontwikkeling van de Eu ropese muziek en dankzij het conservatisme binnen de rooms- katholieke kerk heeft de uitvoe ringspraktijk zich vanuit de mid deleeuwen tot diep in de twintig ste eeuw kunnen handhaven. De besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie betekenden in de jaren zestig het einde van het gregoriaans als vast onder deel van de plechtige liturgievie ring en de gevolgen daarvan wa ren tweedelig. Aan de ene kant werd deze muziek enigszins los gekoppeld van de religieuze en tourage waarin zij eeuwenlang was opgenomen, maar aan de an dere kant ontstond ook het ge vaar dat de met zorg gekoesterde authentieke uitvoeringspraktijk geleidelijk op losse schroeven zou komen te staan. Dit laatste leidde tot een roep om plaatopnamen, die niet alleen gretig aftrek vonden bij degenen die van jongs af aan met deze muziek vertrouwd waren ge weest. De muzikale en estheti sche waarden van het grego riaans appelleerden, juist ook doordat de religieuze binding minder sterk werd gevoeld, steeds meer aan de kunstbele ving van een breder publiek. Zo wel vanwege de eigen waarden van deze kunstvorm als vanwege het onmiskenbaar romantische aspect dat er voor velen mee ver bonden is. Tot de hoogtepunten van het gregoriaans behoren de verschil lende gezangen die werden uit gevoerd in de zogenaamde "Goe de Week" en tijdens de paasda gen. Het merendeel hiervan werd nu door de KRO uitge bracht op 19 platen, verdeeld over vijf dozen (met tekstboe ken), die voorlopig nog uitslui tend bij deze omroep te verkrij gen zijn, maar die vermoedelijk binnenkort ook door de platen- handel kunnen worden geleverd. De gezangen, afgewisseld met polyfone composities van o.m. Palestrina, Isaac en Lassus, wer den uitgevoerd door vier koren: het Utrechts Studenten Grego riaans Koor, het Utrechts Stu denten Kamerkoor, de Capella Trajectina en het Vocaal Ensem ble van het conservatorium te Tilburg. Natuurlijk zijn er bij een dergelijk groots opgezet project enkele kritische kanttekeningen te plaatsen, vooral waar het de keuze van de polyfone composi ties betreft. Maar daar staat te genover dat de KRO een daad heeft gesteld die ver uitstijgt bo ven alles wat met religieuze en andere sentimenten te maken heeft. Dat werd getracht de sfeer van de kerk en kloostergang zoveel mogelijk te bewaren, valt alleen maar te prijzen. Evenals een ope ra thuis hoort in een theater en een symfonie in een concertzaal, hoort het gregoriaans in een kerk en hangt het karakter ervan on losmakelijk samen met de daar heersende omstandigheden, niet in de laatste plaats de specifieke galmende akoestiek, (boxen van drie tot vijf platen, prijzen 67,50 tot 112,50.) Symfonische poëzie. Werken van Ri chard Strauss (Ein Heldenleben), Smetana (De Moldau), Liszt (Les Pré ludes), Mendelssohn (Die Hebriden) en Respighi (Fontane di Roma). Het Residentie orkest o.l.v. Hans Vonk en Heinz Wallberg. Wederom een aantrekkelijk dub- belalbum uit de serie platen die het Residentie orkest met de hulp van diverse sponsors heeft uitgebracht ter ondersteuning van de bouw van de nieuwe Mu ziekzaal aan het Haagse Spui. Ronduit indrukwekkend is de eerst plaat met het symfonisch gedicht "Ein Heldenleben" van Richard Strauss, waarin dirigent Hans Vonk en het orkest in top vorm zijn. Over het werk zelf valt ver schillend te denken, maar te recht stelt de schrijver van de hoestekst dat de muziek centraal staat en niet het feit of de compo nist zichzelf nu wel of niet als een held zag. Vanuit dat standpunt bezien is dit een uitvoering om in ere te houden, want gemusiceerd wordt er op bijzonder hoog ni veau, zeker ook door vioolsolist Jaring Walta. De vier werken op de tweede plaat bieden iets lichter verteer bare kost onder leidirig van de Duitse dirigent Heinz Wallberg. Daar komen vooral "De Moldau" van Smetana en "Die Hebriden" van Mendelssohn goed uit de verf. "Les Préludes" van Liszt lijkt moeizaam op gang te komen en in de "Fontane di Roma" moet het verzorgde orkestspel compenstatie bieden voor een licht gebrek aan Italiaanse tinte ling. De buitenzijde van de hoes vermeldt het niet, maar de werken werden alle digitaal op genomen. (Verkrijgbaar bij de detailhandel en bij de Residentie Orkest.) Gluck: Iphigénie en Tauride. Diana Montague, John Aler, Thomas Allen, René Massis e.a., Monteverdi Choir, orkest van de Opéra te Lyon o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 416 148- 1 (2 Ip's), 416 148-2 (2 cd's). Gaandeweg groeit de belangstel ling voor "Iphigénie en Tauride'', het muziekdrama waarmee Gluck in 1779 een synthese tot stand bracht tussen het muzikale karakter van de Weens-Italiaanse opera en de tekstbehandeling in het Franse muziektheater. Van groot belang voor de huidige waardering is bovendien, dat de componist in dit werk'meer dan in één van zijn andere opera's er in slaagde psychologische con flicten in muziek te vertalen. Iphigénie lijdt onder een on vervuld verlangen naar familie en vaderland, maar ook onder de wetenschap dat haar eigen vader haar aan de goden wilde offeren. Haar broer Oreste had de plicht zijn vader te wreken, maar moest daartoe zijn eigen moeder doden. Zelfs Pylade, de vriend die zich zelf wilde opofferen, en Thoas, de onverzoenlijke barbarenvorst, zijn in deze opera interessanter dan zij in de handen van menige andere componist geworden zouden zijn. Onder leiding van Gardiner is nu in Lyon een uitvoering tot stand gekomen, die ondanks een bezetting van drie hoofdrollen met Engelstalige solisten het Franse karakter van de muziek alle eer aandoet. De mezzo-so praan Diana Montague is moge lijk nog iets te jong voor de veel eisende hoofdrol, maar weet puur door haar stemklank de aandacht toch gevangen te hou den, terwijl de Bariton Thomas Allen (Oreste) en de tenor John Aler (Pylade) de twee centrale akten een sterke dramatische la ding weten te geven. Uitmuntend vertolkte bijrol len, een sfeervol aandeel van het koor en schitterende orkestspel ronden deze fraai gerealiseerde uitvoering op waardige wijze af. ADVERTENTIE OP ZOEK NAAR COMPACTDISCS KOM EENS LANGS BIJ CD-CENTRUM DE GROOTSTE COLLECTIE CD'S ALLE GENRES VOORRADIG LAGE PRIJZEN VOLOP PARKEERGELEGENHEID BIJ MOLENDEN Deze week wilde ik enkele frag menten laten zien uit het Neder lands kampioenschap waarin vooral door toedoen van de af en toe schrijnende tijdnood enorme blunders werden gemaakt. Dia gram 1. Dit was een stelling uit de partij Douven-Peelen. De nog jongen zwartspeler kwam in vrij wel iedére partij in tijdnood, maar tegen Ree en Ligterink had hij hiermee succes door vanuit slechte stand toch nog te win nen. Wit heeft zojuist ta4xa7 schaak gespeeld. Er volgde 40..k- h6? 41 Kg4 tal 42 pf5 mat. Ik kwam zelf ook nog in de be langstelling door enkele forse blunders die op mijn bord ge maakt werden. Diagram 2. Gelp- ke-R. Kuijf. In deze gelijke stel ling zag ik nog steeds mogelijk heden via een eventueel f7-f6. Gelpke speelde 52 Kh2 te6? (be ter is td7) 53 g5 hg5 54 Dg5 f6?? 55 ef6 en hier kwam ik pas tot de ontdekking dat ik na 55 ..txe3 mat op g7 ging. Ik speelde nog td7 maar na 56 txe6 Dxe6 57 tg4 verloor ik snel. Grappig voor mij was wel de volgende gebeurtenis. Diagram 3. Dit is de partij De Boer - Kuijf uit de tiende ronde, na de veer tigste zet van zwart (40....tg3-f3 schaak.) We hadden de tijdcon- trole gehaald en ik zei zo tegen Deze week beginnen we maar meteen met de oplossingen van de problemen van vorige week. Diagram 1: zwart: 9,10,12,17,18, 20, 30, 45. Wit: 21, 32, 37, 41, 43, 44, 49, 50. 43-39, 37-31. (26x46 (26x28 39-34)) 39-34, 40x22. Dia gram 2: zwart: 2, 4, 8-10, 12, 13, 15-19, 23-25. Wit: 27, 30, 32-35, 37, 40-42, 45-49. 33-29 27-22, 30- 24, 35-30, 40x7, 37-32, 48-13, 41- x5. Diagram 3: zwart: 6, 10, 14, 18, 20, 22, 24, 28, 32. Wit: 25, 26, 33, 39, 40, 41, 43, 44, 47. 47-42 (dreigt 42-38), 18-23, 33-29, 44- 40, 25x5, (32-38) 42x33, 5x11, 41- 37, 26x37. Diagram 4: zwart: 6, 7, 9,10, 12,16,17,23,29. Wit: 21, 26, 27, 30, 31, 35, 36, 39, 40. 30-24, 39-33 (dreigt 33-28), 7-11, 33-28, 27x38,31x22,38-33,40-34,35x13, (12-18), 13x22 (11-17) 22x11, 36- 31 W+. In Tilburg werden op 21 juni oefenwedstrijden gehouden voor alle nationale trainingen en dat betekende bij elkaar 84 wedstrij den in één gebouw. Aan de top- borden werd het gevecht Neder land A-Nederland B geleverd. Waarbij Nederland A "zoge naamd" bestond uit spelers die ook zullen aantreden tegen de Sowjet-Unie a.s. september. Het woord "zogenaamd" staat er ech ter niet voor niets omdat een aan tal spelers niet mee deed die ech- De Boer van remise? Hij keek zo naar de stelling en waarschijnlijk verblind door het stuk speelde hij Kei?? gevolgd door de vraag: hoezo remise? 41tf3- h3! Inderdaad hoezo remise? Na een kwartier mistroostig kijken gaf hij het op. Het mat is alleen met 42 td2 te dekken maar dat kost na enkele schaakjes een vol le toren. DIAGRAM II Iedere bridger is wel bekend met de techniek van het signaleren. Hoog-laag aanmoedigend is daarbij de meest verbreide me thode, d.w.z. dat als partner een kleur aanspeelt die ons bevalt, we dat kenbaar kunnen maken door eerst een hoge kaart bij te spelen, gevolgd door een lagere in de tweede ronde. Daarbij zijn soms verfijningen mogelijk, zo als blijkt uit het volgende spel: H V 6 73 O H V 9 8 2 642 10 4 O A H 10 4 w o N £972 OP VB96 O 7 5 3 1V O 10 4 A V 9 8 Z B 10 7 5 AB853 O 85 2 O AB6 H 3 Zuid gever, OW kwetsbaar. NZ hadden, er flink aan trekkend, 4 Sch bereikt en tegen dat contract DOMESDAY BOOK, of in het Nederlands "het boek van de oordeelsdag", of "het boek van het laatste oordeel", dat was de Engelse bijnaam van een monu mentaal administratief docu ment, dat eigenlijk Descriptio Totius Angliae (beschrijving van geheel Engeland) heet. Het Do mesday Book werd 900 jaar gele den, in het jaar 1086, op bevel van koning Willem de Verover aar aangelegd. Koninklijke com missarissen slaagden er in een tijdsbestek van tien maanden in per graafschap alle gegeyens over rijkdom, bezittingen en be woners van het gehele land vast te leggen. Twintig jaar nadat Willem de Veroveraar met zijn troepen van uit Normandië naar Engeland was overgestoken (in 1066) en hij Engeland, na de slag bij Has tings, had veroverd, regeerde hij over een land waar hij naar zijn oordeel nog veel te weinig van wist. Hij gaf daarom-bevel alles vast te laten leggen: de uitge strektheid van de landerijen, de bezittingen van de bewoners, wie de bewoners waren en hoe hun sociale status was, hoeveel vee er rond liep, wat de opbreng- ter zeker mee zullen doen tegen Rusland. Uit deze ontmoeting de partij Stokkel-Van der Kooy. 1.34-30 20-25 2.30-24 19x30 3.35x24 18-22 4.33-29 14-20 5.39- 34?! Een relatief ongebruikelijke zet in deze opening hoewel niet onbekend. Gebruikelijk is hier 31-26 of 33-29. De laatste zet ziet men niet meer zoveel en waar schijnlijk terecht omdat wit bij goed spel hooguit remise kan be reiken, d.w.z. als zwart het op z'n sterkst speelt. Dit is overigens een publiek geheim onder de topspelers. 10-14 6.43-39 13-18 7.38-33 9-13 8.32-28 22-27. Onge twijfeld is dit het scherpste en sterkste antwoord van zwart om zo de ietwat overvolle korte vleu gel van wit uit te buiten. 9.31x22 18x27 10.28-23?! 13-18 11.42-38 8-13 12.48-43 16-2113.40-35 4-10 14.33-28 11-16 15.38-33 21-26 16.45-40 2-8 17.37-32 27x38 18.43x32 18-22 19.41-37 22-27 20.32x21 16x27 21.37-32 27x38 22^3x42 17-21 23.42-37 6-11 24.49-43 11-17 25.36-31 12-18 26.23x12 7x18 27.37-32 (natuur lijk niet 29-23?) 26x37 32x41 1- 7??? zie diagram 29.34-30 en zwart gaf meteen op. Ontzettend jammer van de domme 1-7 om dat natuurlijk iedereen hoogst nieuwsgierig is naar wie de voor delige kleur heeft. Zelf geef ik de voorkeur aan zwart omdat hij de linkervleugel beheerst en het ziet er niet naar uit dat wit daar iets aan kan doen. In elk geval had zwart 8-12 moeten doen en daar na schijf 1 in het spel brengen. Wit zit dan een beetje met 25-30 en 17-22 die ook na 8-12 41-37 1-6 43-38? zeer vervelend is. Zwart koos helaas echter voor een andere voortzetting. O door Ton Schipperheyn startte west met Ha A. Van tafel werd de 3 gespeeld en oost signa leerde met de vrouw. Hij had dat ook kunnen doen met de 9, maar de vrouw hield tevens de bood schap in dat hij eventueel aan slag gebracht kon worden met de boer. Oost deed dat bewust om dat de sterke ruitenkleur op tafel deed vermoeden dat er ten hoog ste in klaveren nog wat te berei ken zou zijn. West begreep de boodschap en speelde Ha 4 na voor de boer, waarna KI B zuids lot bezegelde. Het spreekt vanzelf dat zuid zon der deze manoeuvre zijn verlie zers op de ruiten had kunnen parkeren. Soms kan ook op andere wijze voordeel worden geput uit het geven van signalen. Zo zagen wé onlangs een goede speler zijn te- AH V84 95 O 108 54 10 3 2 752 N »B6 O AV643 w O O H 6 O V 7 2 *AB8 Z HV974 10 9 3 10 8 7 2 O A B 9 3 65 West gever, OW kwetsbaar. West opende 1 Ha, gevolgd door 2 Sch bij noord. OW bereikten uiteindelijk 4 Ha, waartegen noord startte met Sch ,A en Sch H. Zuid signaleerde met de 10, gevolgd door de 3. Noord speel- de een derde ronde schoppen en >west, die bang was dat zuid even tueel zou overtroeven, troefde in met Ha B en ziedaar, de down slag was geboren. Zuid kreeg be halve Ru A nog een troefslag. door Hero Wit sten waren en hoe het met de be lastingen was gesteld. Al deze gegevens kwamen te staan in het Domesday Book en nog eeuwen nadien was dit "Boek van het laatste oordeel" het onweerlegbare laatste woord in vele conflicten: vandaar dus de bijnaam. De twee oorspronke lijke banden van het Domesday Book worden nu bewaard in het Public Record Office, het Britse rijksarchief. De Britse post heeft naar aan leiding van 900 jaar Domesday Book op 17 juni vier zegels - in waarden van 17p, 22p, 31p en 34p - in roulatie gebracht, die beel den geven van het leven in de middeleeuwen. De zegel van 17p toont het boerenleven in die da gen. De zegel van 22p staat in het teken van de freeman, de zgn. vrije man. Het ridderleven is te zien op de 3lp zegel en de vierde en laatste zegel (34p) verbeeldt het gezin van de heer, de lord. Dan zijn dinsdag 15 juli vijf ze gels uitgekomen om de 13th Commonwealth Games (die van 24 juli tot en met 2 augustus in het Meadowbank Stadium in Edinburgh zullen worden gehou den) en het 100-jarig bestaan van de Hockey Association te marke ren. De zegels tonen achtereen volgens: 17p, een atleet in de startblokken; 22p, roeien; 29p, gewichtheffen; 3lp, schieten en 34p hockey. Eén dag voor het koninklijk huwelijk in de Westminster Ab bey van prins Andrew en miss Sarah Ferguson zullen door de Britse post twee zegels worden uitgegeven. De zegels, die (dus) op 22 juli zullen uitkomen, in waarden van 12p en 17p, tonen het paar in een informele pose, terwijl miss Ferguson haar robij nen verlovingsring toont.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19