Twee vreemde vogels langs de snelweg
DEKEN
'De Mensch Deelder': een leesbaar geheel
Strafschoppen van Louis Paul Boon
Maarten Spanjer debuteert met bundel ironische verhalen
DE
KEER
'Het gevorkte beest';
een boeiende roman
DONDERDAG 17 JULI 1986
Ook literatuur is competitie. Ook
onder schrijvers heb je winnaars
en verliezers. De winnaars krijgen
volop aandacht in de bladen en de
naslagwerken, de verliezers moe
ten het met summiere vermeldin
gen doen.
Inez van Dullemen (geboren
1925) die sinds haar debuut in 1949
toch een respectabel oeuvre heeft
opgebouwd, behoort niet tot de
winnaars. Zij werd bijvoorbeeld
overgeslagen in dat spraakmaken
de boek van het Letterkundig Mu
seum "t Is vol van schatten hier
Het is niet misplaatst in dit geval
van een onrechtvaardigheid te
spreken, zeker omdat auteurs van
geringer betekenis wel tot de groep
van uitverkorenen doordrongen.
Haar werk omvat reisboeken, no
vellen en romans. 'Het gevorkte
beeèt' dat onlangs verscheen is een
roman. Wie in een ander literair na
slagwerk gelezen heeft over haar
'zeer verzorgde, bloemrijke stijl,
doortrokken van een sfeer van me
lancholieke dromerigheid, waar
van de keerzijde een wat onbe
stemde vaagheid' zou zijn, zal be
vreemd zijn over dit boek. Het
heeft niets dromerigs en onbe
stemds, maar de keerzijde van de
ontnuchterende scherpte en hel
derheid is dat haar stijl niet meer
onberispelijk is.
Zonder tot mooischrijverij te
vervallen had ze toch het obligate
praatgroepentaaltje dat hier en
daar in 'Het gevorkte beest' wordt
gebezigd kunnen vermijden. Ik
vrees dat het een symptoom is voor
een dieper liggend tekort: Inez van
Dullemen neemt de quasi-gewich-
tige houding die kunstenaars te
genwoordig graag aannemen heel
serieus.
Wanneer je vertalers, regisseurs,
musici, museumdirecteuren hun
pretentieuze praat hoort spuien,
lijkt het of zij de creatieve genieën
zijn. Maar de beste vertaler is niets
vergeleken bij de schrijver, de re
gisseur is van geringe betekenis in
verhouding tot de toneelauteur, de
uitvoerende muzikant of dirigent
is, hoe kundig ook, een nederig
dienaar van de componist en over
de museumdirecteur hebben we
het niet eens.
Het is toch vrij eenvoudig: de
vertaler moet vertalen wat er staat,
de regisseur heeft de gegeven aan
wijzingen strikt op te volgen, de
pianist hoeft slechts op de juiste
toetsen te drukken, de museumdi
recteur hangt de gekozen schilde
rijen aan de muur - en hun ziel-
roerselen merken we dan wel.
Wanneer je King Lear van Sha
kespeare op wilt voeren, staat alles
wat voor die voorstelling van we
zenlijk belang zou kunnen zijn in
de tekst. Er kan getwist worden
over het decor of de costumering,
maar wie verder wil gaan pleegt
verraad aan de auteur.
Helaas gaan de meeste toneelma
kers tegenwoordig verder: ze ver
keren in de waan dat het om hun
voorstelling draait en niet om een
vertolking van Shakespeare. Even
helaas is zo'n regisseur de hoofd
persoon van deze roman. Zijn
naam is Raymond Mgjevski en hij
komt naar Düsseldorf om King
Lear te regisseren. De teksten van
Shakespeare wil hij niet eens ho
ren. „Shakespeares tekst klemt je
creativiteit in, wees daarvoor op je
hoede", zegt hij op bladzijde 68.
Inez van Dullemen beschrijft het
allemaal of zo'n instelling de nor
maalste zaak van de wereld is. Zon
der enige ironie wordt deze figuur
getypeerd, terwijl een lezer als ik
met moeite hoongelach voor me
kan houden.
De schrijfster is ook in andere
opzichten gevoelig voor trends.
Lieten Harry Mulisch en Ger Thijs
onlangs al romans in de wereld van
het theater spelen - zij doet in haar
nieuwste boek meteen mee. Staat
in Nederlandse boeken de Tweede
Wereldoorlog weer volop centraal
- ook met deze mode doet ze mee.
Hoeveel aversie 'Het gevorkte
beest' echter op deze manier wekt,
er is toch steeds iets waardoor de
roman overeind blijft.
Misschien komt dat doordat en
kele personen naarmate je in het
boek vordert een reëele gedaante
aannemen. Regisseur Raymond
bijvoorbeeld is in plaats van de
briljante gekwelde kunstenaar zo
als de schrijfster hem voor ogen
had een irriterende opschepper ge
worden. Maar hij is wel een bezield
mens en vandaar dat zijn afdaling
naar het innerlijk, zijn zoektocht
naar het verleden, -geloofwaardig
overkomt.
Ook de Duitse acteurs die in het
boek voorkomen zijn terwijl ze
King Lear instuderen bezig met
het verkennen van hun bestaan.
De oorlog in het toneelstuk roept
die oorlog op waarvan zy de litte
kens dragen. Maar Lear leert hen
ook de beklemmende waarheid
over de menselijke staat. In het
derde bedrijf van Shakespeares
stuk verklaart Koning Lear:
unaccommodated man is no
more but such a poor, bare, fork'd
animal
Aan deze claus heeft Inez van
Dullemen de titel van haar roman
ontleend. Het leven van elk mens
is in haar visie een labyrint, het on
ontwijkbaar centrum van dat laby
rint is de dood. Wie dat tot in uiter
ste consequentie onder ogen durft
te zien zal met haar moeten instem
men dat de mens niet anders is dan
een arm, naakt, gevorkt beest.
In de proloog van het boek wordt
de symboliek meteen zwaar aange
zet: hoofdpersoon Raymond komt
in een paviljoen 'Het Labyrint' op
een wereldtentoonstelling tot de
ontdekking dat ook zijn bestaan
een doolhof is en dat hij zich voor
een deel van zijn leven helemaal
heeft gesloten. Wat precies zijn
achtergronden zijn, wordt maar
langzaam duidelijk. Er zijn zekere
vingerwijzingen zoals het op pagi
na 75 terloops vermelde merkte
ken in zijn arm. In elk geval bete
kent het terugzien van Duitsland
voor hem een pijnlijke confronta
tie met het verleden.
Behalve deze regisseur worden
ook een aantal acteurs die aan de
uitvoermg meewerken gevolgd.
Een van hen is Marianne die met
haar dochtertje Viola een proble
matisch leven leidt. Een ander is
Wolfgang die Koning Lear gaat
spelen en bij de gedachte alleen al
aan de oorlog terug moet denken.
Dan is er de jonge acteur Markus,
hij wordt ondergebracht in het
huis van een man die in de oorlog
een oog is kwijtgeraakt en die hem
onaangename dingen laat ervaren.
Inez Dullemens waarheden zijn
lang niet zo overtuigend als die van
Shakespeare. Daar is ze een te kri
tiekloos navolgster van allerlei mo
dieuze zaken voor. Desondanks
haalt zij met deze steeds boeiende
roman punten binnen voor de lite
raire competitie.
HANS WARREN.
Inez van Dullemen: quasi ge- (Het gevorkte beest, Inez van
wichtig (foto PR) Dullemen, uitg. Querido, f 27,50.).
"Hij heb een rare kop, maar hij ken
wel wat," heeft oud-bokser Bep
van Klaveren eens gezegd van de
gladgekapte, tamelijk malle schrij
ver Jules Deelder. Wat Deelder, die
zich "acteur", "neonrealist" en ook
graag "nachtburgemeester van
Rotterdam" laat noemen, in kwali
tatieve zin precies kan, zal de be
langstellende vorser minder duide
lijk zijn. Tot voor enkele jaren was
er maar weinig belangstelling voor
Deelders wat zwakbegaafde volkse
poëzie en semi-grappige zestiger
jaren proza. Maar sinds de acteur
op het podium voordraagt uit ei
gen werk waarin hij "overal de
draak mee steekt maar met een ze-
reneuze ondertoon" is hij in intel
lectuele kringen wel de Zangeres
Zonder Naam van de literatuur ge
worden. Nu de eigenzinnige to
neelartiest ook buiten Rotterdam
een zekere faam heeft verworven,
heeft men - i.e. P. van Oudheusden
en H. Verhey - het commercieel op
portuun geacht een boek over "De
Mensch Deelder" uit te brengen.
Dat klinkt wat zuur (de poëet zelf
zei al ooit: "Het enige voordeel dat
je van die critici hebt, is dat ze
jouw werk onder de aandacht van
anderen brengen") en misschien
onrechtvaardig. Want hoewel ik
Deelders poëzie talentloos en oud
bakken vind, zijn proza hooguit ge
zellig en zijn optredens irritant,
hebben ïijn biografen en uitgevers
van "De Mensch Deelder" een bij
zonder aardig samengesteld en
mooi uitgegeven boekje gemaakt.
Het boek is deels een goed ge
schreven, informatieve biografie,
deels een verzameling niet of nau
welijks bekende teksten. Het bio
grafische gedeelte is veruit het in
teressantst: gelardeerd met prach
tige foto's, klinkende uitspraken
uit allerlei interviews opgediept en
een prettige chronologische orde
ning. Het tekstgedeelte ("J.A.
Deelder: teksten 1962-1985") is van
mengelwerkniveau. Niet onaardi
ge staaltjes vroege, moderne dicht
kunst ("Action Poetry" bijvoor
beeld uit de bundel Gloria Sato-
ria", 1969 worden helaas afgewis
seld met terecht niet eerder gepu
bliceerde, simpele Engelstalige
versjes. Onleesbare flauwekulver-
halen als "Het Mirakel van Mos
terd" (Podium, 1969) en "De Dom
per" (niet eerder gepubliceerd)
worden opgevolgd door prachtige
en rake anecdotische vertellingen
als "Radetsky-Marsch", "Koop-
mans vs. Van Klaveren" of "Sparta
naar vóóórèèéü!" (resp. niet eerder
gepubliceerd, Haagse Post 1980,
Nieuwe Revu 1983). Het boek be
sluit helaas met Deelders "Legen
darische bundel humor Op de
deurknop na", verschenen als
aparte uitgave in de Sonde-reeks
van de Rotterdamse Kunststich
ting in 1972 - een verzameling mop
pen voor dieptrieste liefhebbers
van dit genre. Aan zijn kop en zijn
produkten zal de aucteur wel wei
nig kunnen veranderen, maar zijn
biografen hebben de combinatie
althans in een prettig ogend en ui
terst leesbaar geheel geplaatst. Een
onmisbare aanschaf voor Deelder-
fanaten en verzamelaars van litera
ria. Zelf heb ik er wel van genoten.
ROB VOOREN
Pieter van Oudheusden/Herbert
Verhey, De Mensch Deelder, waar
in opgenomen J.A. Deelder: tek
sten 1962-1985. Uitg. Veen, Utrecht
1986, 29,90.
'De autonauten van de kosmo-
snelweg'. Als ik zo'n titel op
een boek aantref, ben ik ge
neigd het werkje ogenblikke
lijk op de stapel 'onleesbaar' te
leggen. Een verhaal waarin
men per futuristisch automo
biel heen en weer zoeft tussen
de planeten - leuk, denk ik dan,
maar niet voor mij.
Maar wat een geluk, dat ik met
dit boek van Julio Cortózar en zijn
levensgezellin Carol Dunlop wat
minder impulsief te werk ben ge
gaan! Wat een verrukkelijk reis
journaal hebben die twee geschre
ven!
Hun boek is opgedragen aan een
Engelse heer 'die in de achttiende
eeuw de afstand Londen-Eding-
burgh achterwaarts aflegde onder
het ten beste geven van wederdo
pershymnen'. Een dwaze prestatie,
die, als het toen al had bestaan, ze
ker in het Guinness Book of Re
cords zou zijn opgenomen.
Minstens zo 'dwaas' is de tocht
die Julio en Carol van plan zijn te
maken. Na 'een woelige tijd vol on
heil die bijna hun respectievelijke
levens had gekost', besluiten de
twee geliefden met een tot kam
peerwagen omgebouwd Volkswa
genbusje via de autosnelweg van
Parijs naar Marseille te reizen.
Daarbij maken ze de afspraak
drieëndertig dagen over de reis te
doen, de weg geen enkele maal te
verlaten en alle parkeerplaatsen te
bezoeken. Van restaurants, win
kels, motels, enzovoorts, mag ge
bruik worden gemaakt. Per dag
dienen twee parkeerplaatsen te
worden bezocht. Op de tweede zul
len ze overnachten. Of in het
Volkswagenbusje, of, indien aan
wezig, in een motel.
Op zondag 23 mei 1982 is het
zover. Met het 'rode draakje Faf-
ner', zoals het busje door het twee
tal'inmiddels is omgedoopt, bege
ven ze zich in de stromende regen
op weg. Fafner staat nog maar net
in zijn derde versnelling of de eer
ste pleisterplaats is al bereikt. Na
een verkwikkend middagdutje
wordt de omgeving aan een nauw
gezet onderzoek onderworpen.
Van alles wat de 'expeditieleden'
aantreffen, moet immers minu
tieus verslag worden gedaan.
Allereerst is daar een hek, stevig
vergrendeld met een slot. Door een
gat in het gaas ernaast kan Julio
echter zo het weiland inlopen. Kón.
Want hij besluit aan deze verlok
king manhaftig weerstand te bie
den. Wat hem opvalt, is dat de vo
gels aan de rand van de parkeer
plaats zich niets aantrekken van
het grommende snelwegverkeer.
Ze kwinkeleren er net zo lieflijk als
in een natuurreservaat
De volgende nacht slapen ze in
een motel. Voordat hij zich te ruste
legt, wil Julio nog een slaapmutsje.
Dat kan. Drank genoeg in het ge
zellig snorrende koelkastje. Een
Johnny Walker dus maar. Gedver-
demmeü Het miniflesje blijkt na
consumptie door iemand te zijn
volgepist. "Ik wenste hartgrondig
dat de practical joker ergens op de
snelweg te pletter zou vliegen, dat
zijn auto eruit zou zien als de ban
doneon van Juan José Mosalini als
hij hem dubbelbuigt voor het laat
ste onvervalsbare tangoakkoord",
noteert Cortózar in het journaal.
Van P naar P gaat het. Wolf en
Beertje, zoals de reizigers elkaar
noemen, beginnen te houden van
hun 'Parkinglandia', dit tussenrijk,
aan de schoonheid waarvan de
mensheid met 120 kilometer per
uur voorbijraast. Heerlijk, ze par
keren Fafner onder een boompje,
lunchen daarna copieus aan de be
tonnen picknicktafel en beginnen,
als iemand hun privacy wil komen
verstoren, driftig te rammelen op
hun typemachines. Elke middag
doen ze een dutje in hun ligstoelen.
Foeilelijke, gebloemde stoelen, die
de politie-agenten de indruk moe
ten geven dat ze met gewone berm
toeristen te doen hebben .Zo genie
ten ze van een weldadige rust.
Rust? Met al die snelheidsmaniak
ken op nog geen honderd meter af
stand? Ja, want na ongeveer een
week noteert Julio: "Al acht dagen
op de snelweg. Nee: juist de snel
weg ontbreekt, voor ons is het niet
meer dan een vaag geruis dat de
gewoonte van dag tot dag verder
terugdringt, dat we moeiteloos
hebben gelijkgeschakeld met de
Caralbische Zee in Martinique of
Guadeloupe..je moet je niet zo
werktuigelijk laten meeslepen
door een esthetische waarden-
schaal..."
Veel contacten met andere men
sen hebben ze niet. Af en toe ma
ken ze een praatje met een vracht
wagenchauffeur of de receptionist
van een motel, maar daar blijft het
bij. In het boek zijn enkele brieven
opgenomen van een niet met name
genoemde vrouw. Zij maakt samen
met haar man vaak gebruik van de
snelweg en schrijft in een van de
epistels over het zonderlinge duo-
:"Hij was heel lang - een aardige
vent, dat moet gezegd, met een
baard, maar helemaal geen hippie
of zo, een heer waarmee je voor de
dag kunt komen, een vriendelijk
gezicht ook - en zij zo klein naast
hem dat, als je in de verleiding zou
komen om aan slechte dingen te
denken, je je haast afvraagt hoe ze
bepaalde dingen doen..." Per brief
stijgt haar verbazing over het feit
dat ze het tweetal maar steeds blijft
tegenkomen.
Parkeerplaatsen langs de snel
weg - ze zijn bij uitstek een toe
vluchtsoord voor geliefden. Die er
otische atmosfeer werkt aansteke
lijk op het duo. Fafners schokbre-
kers krijgén heel wat te verduren.
Langsflitsende lichten, geclaxon-
neer, gierende remmen - het blijkt
allemaal zeer opwindend te
werken tijdens het liefdesspel. Zo
ontdekken de twee 'expeditiele
den' niet alleen het paradijselijke
leven langs de snelweg maar ook
Wolf en Beertje
elkaar. Daar is Julio blij om, want
vlak na de reis blijkt dat de kanker
zich bij Beertje toch heeft uitge
zaaid. Cortózar moet het verslag
van de reis alleen afmaken. Tegen
het eind schrijft hij: "Wij hadden
(foto pr)
onszelf gevonden en dat was onze
Graal op aarde."
CEES VANHOORE.
De autonauten van de kosmosnel-
weg, Julio Cort&zar en Carol Dun
lop, uitgeverij MeulenhofT, ƒ45,-
Niemand loopt graag te koop met
zijn eigen miezerigheid. Vooral
niet als het zijn gedrag in de oorlog
betreft. Zij die in het verzet hebben
'gezeten', komen in de media regel
matig aan het woord. Over collabo
rateurs verschijnt het ené zwart
boek na het andere, soms met
schandalige fouten. Maar wat is er
eigenlijk bekend over het gedrag
van hen, op wie het etiket 'goed' of
'fout' niet zo makkelijk blijft kle
in 1947 verscheen Louis Paul
Boons boek 'Mijn kleine oorlog',
een bundel met oorlogsverhaaltjes,
portretjes van de doorsnee mens in
die benarde tijd. Een boek waarin
Boon, zoals Elsschot het noemde,
'de oorlog aan de oorlog' verklaar
de. Impulsief geschreven, met
'schijt aan adrianus schoonevorm'.
Later, in een interview, zei hij:
"Het is een éorlogsboek, het is in
en onmiddellijk na de oorlog ge
schreven. Al die woede, die haat,
wat weet ik, al die dingen die u
binst de oorlog beroeren, die staan
daarin, maar het is nu vijftien jaar
na de oorlog, ge kunt niet nog altijd
dezelfde furie opbrengen." Om een
en ander wat af te zwakken schreef
hij er een verhaal achteraan, waar
in hij een van zijn vroegere perso
nages de zaken wat liet relativeren.
Dat verhaal heeft uitgeverij Queri
do, die onlangs een heruitgave van
Louis Paul Boon en zijn oor- ™pT
logshennnenngen. (archieffoto) gelaten.
In het voorwoord heeft Boon het
over het 'Boek-Over-Den-Grooten-
Oorlog' dat hij eigenlijk had willen
schrijven. Maar helaas, een 'kleine
schrijver schrijft zijn kleinen oor
log'. In dat boek zouden zinnen ko
men te staan "lijk verwrongen rails
die doodgewoon aanvangen maar
een eindeken verder in de lucht
steken, net of de gebombardeerde
treinen van zins zijn om naar de he
mel te rijden, maar aan het einde
van die rails het kan niet anders
weer op de aarde zullen neerplof
fen - lijk trouwens alles dat de
hoogte in wil." Op 'verwrongen
rails' lijken de zinnen die Boon in
'Mijn kleine oorlog' schrijft zeker
niet, maar in zijn proza blinken wel
veel 'wissels', zodat de lezer van de
ene emotie in de andere wordt ge
slingerd.
Soldaten met leeuwenmoed?
Vergeet het maar. Boon heeft het
over jongens die in hun broek
schijten als het vijandelijke artille
rievuur losbarst en over superieu
ren die op het kazerneterrein dan
wel een grote bek opzetten, maar
die in het heetst van de strijd heel
wat minder bij stem zijn. Over een
veldarts: "er werd iemand een oog
uitgeschoten en toen men hem
naar den abri van den militairen
dokter deed maakte die dokter
zich juist gereed om weg te lopen,
wij moesten hem met ons bajonet
ten terug, in den abri drijven om
eerst dat oog te verzorgen."
Nostalgische spot en ironie zijn nog
steeds belangrijke eigenschappen
van onze moderne verhalende litera
tuur. Niet alleen oudere auteurs,
maar ook debutanten bedienen zich
van dit middel om allerlei leed van
vroeger prettig onder woorden te
brengen. Een vrij typisch Hollands
middel om voor de schrijver schrij
nende zaken wat beschaamd en be
schroomd na te vertellen.
Dat gebeurt overigens niet zonder
talent, zoals blijkt uit twee debuten:
de verhalenbundels 'Eigen schuld'
van Maarten Spaiyer en 'Het geheim
van de dichter' van Ad van Iterson.
De ironie van Spanjers verhalen - een
tiental, voorafgegaan door het veelzeg
gende motto van L. Th. Lehmann: "Van
aard zó ongeschikt triomf te vierenjdat
nederlaag een sport geworden is...." - is
het meest zwaarmoedig. Alleen al het
eerste stukje van 'De Zuiderzeeballade'
waarmee de bundel opent, is zwaar van
leed en doet denken aan Reve en vooral
epigoon Heeresma: "Het vrolijk getik
van lepels om mij heen wekte de schijn
op van saamhorigheid. "Wat moeten we
in godsnaam met die man beginnen',
zuchtte moeder, een aardappel in haar
jus verpletterend". Een leuk begin van
een naar verhaal over opa, die met tegen
zin in het huis van de jeugdige ik-figuur
wordt opgenomen. De onsmakelijke
grootvader krijgt een slaapplaats bij zijn
walgende kleinzoon, die nog spijt krijgt
dat hy zo lelijk tegen de vieze oude heeft
gedaan. Een beknopte, puntige vertel
ling, op zuivere maat gesneden door een
uiterst economische verteltechniek. Met
weinig woorden veel zeggen, daar gaat
het immer om, ook in de overige met
trieste humor en onverhulde gêne ver
telde herinneringen. Maar alles blijft be
dekt met zware ironie: de afkeer van de
reumatische moeder in 'Het televisiede
buut', het gezinstumult als broer Gerard
popmuziek bedrijft in 'Stereo' of de se-
xuele ellende van de jonge ik-figuur die
in 'Boterhammen met jam' een prosti-
tuée tracht te beklimmen. Prachtige ver
haaltjes die niettemin, door de gechar
geerde zelfspot, wat gedateerd aandoen.
'Het geheim van de dichter', negen ver
halen van Ad van Iterson die zijn humo
ristische sporen verdiende bij het Amster
damse studentenleutblad Propria Cures,
beviel me nog beter. Hoewel ook hier lul
ligheden van vroeger zorgelijk onder de
loep worden genoemen, is Van Itersons
zelfspot veel onbezorgder en vrolijker.
Wel is de 'ik' hier student en dus een stuk
ouder dan in de verhalen van Spanjer, wat
relativeren vereenvoudigt. Verschillende
'herinneringen' hebben bovendien te ma
ken met wonderlijke verliefdheden van
de held: op de angstige, aan een oudere
man gebonden Connie in 'In de nacht
bus'; op de maffe Jessie in 'Zingen, dan
sen, acteren' (Slome', zei ze, nog steeds
met haar rug naar me toe. 'Ik wil datje me
verovert'.); Marij in het haast Nesciaanse
titelverhaal. Behalve deze studentenver-
halen zijn er ook met. jeugdherinneringen,
die op behoedzamer toon worden verteld
en daardoor sympathieker zijn - hoe min
der men zijn belevenissen van vroeger
met laffe pret bedekt, des te intenser wor
den ze door de lezer meebeleefd. Eigenlijk
vind ik de verhalenbundel van Ad van
Iterson, zeker gezien zijn leutige Propria
Cures-verleden, verrassend van kwaliteit.
Soepel geschreven, met werkelijke en niet
overdadige humor verteld en vooral - hier
en daar - met een toon van oprecht mede
leven. Dat laatste bijvoorbeeld in 'Bieder
meier' over een oudere, weinig begaafde
man die Nederlands gaat studeren - een
bijna perfect geslaagde combinatie van
spot en droefheid. En dat is pas humor.
Wat mij betreft: twee geslaagde debuten,
met een fractie meer waardering voor Van
Iterson dan voor Spanjer, die de pretpa-
den wat al te plat treedt.
ROB VOOREN
Maarten Spanjer, Eigen schuld. Uitge
verij De Arbeiderspers, Amsterdam
1986.
Ad van Iterson, Het geheim van de
dichter. Uitgeverij Veen, Utrecht/Ant
werpen 1986.
Het Belgische leger ziet overi
gens al gauw in dat er tegen de
Duitse overmacht niet valt te vech
ten. De strijd om het eigen lijfsbe
houd, dat is de strijd die door de
meeste mensen in de oorlog zal
worden gevoerd. Het huishouden:
dat is het vaderland. Wilde je niet
verhongeren, dan moest je zo link
zijn om naar de gaarkeuken een
lijk mee te zeulen met een gamel in
zijn hand geklemd, zodat je een ex
tra portie soep kreeg opgeschept.
Boon schrijft over de kleine vie
zerikken en de grote. Over de bak
ker bijvoorbeeld die woekerprijzen
rekent voor het meel en die in het
café na enkele neuten begint te
snotteren omdat zijn arme vader
niet meer kan meemaken hoeveel
geld hij nu 'verdient'. En over de
fabrieksdirecteur die feesten geeft
voor de Duitsers, feesten waar ze
'in hun blooten loopen en schanda
len geven en de cognak van 25
frank voor een klein druppeltje
met flessen over malkander gie
ten...", en die tijdens de bevrijding
als een van de eersten met een En-
gelse vlag staat te zwaaien.
En het verzet dan, het verzet?
Zegge en schrijve één figuur is er
in het dorp die zich daarmee bezig
houdt, want niemand wil graag
naar die plaats waar 'zijn laatste
das al klaar hangt'. Ook Boon niet.
Wat dat betreft is hij eerlijk. Maar
een onuitwisbare indruk heeft de
oorlog wel op hem gemaakt. Over
de dichters die vlak na de oorlog
alweer komen aankakken met ver
zen over hun eenzaamheid en de
sterren, noteert hij: "o god geef hen
een lampekap gemaakt uit de huid
van een mens - liefst betatoueerd -
om er gedichten bij te schrijven."
Alhoewel 'Mijn kleine oorlog' al
in 1947 is verschenen, heeft Boon
de groei van de valse romantiek die
ook nu nog veelvuldig opduikt in
oorlogsverhalen niet kunnen stui
ten. Zijn boek is daarom nog
steeds hoogst actueel. "Schop de
menschen tot zij een geweten krij
gen", zo eindigt het strijdbaar. Au!
CEES VAN HOORE.
Mijn kleine oorlog, Louis-Paul
Boon, uitgeverij Querido, ƒ35,-
ADVERTENTIE
Maarten Spanjer, goed debuut met 'Eigen Schuld'.
BOEKHANDEL
LEIDEN-LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij one dlrekt lever
baar, dl vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drié da-
gen verkrijgbaar.