Twee vreemde vogels langs de snelweg DEKEN 'De Mensch Deelder': een leesbaar geheel Strafschoppen van Louis Paul Boon Maarten Spanjer debuteert met bundel ironische verhalen DE KEER 'Het gevorkte beest'; een boeiende roman DONDERDAG 17 JULI 1986 Ook literatuur is competitie. Ook onder schrijvers heb je winnaars en verliezers. De winnaars krijgen volop aandacht in de bladen en de naslagwerken, de verliezers moe ten het met summiere vermeldin gen doen. Inez van Dullemen (geboren 1925) die sinds haar debuut in 1949 toch een respectabel oeuvre heeft opgebouwd, behoort niet tot de winnaars. Zij werd bijvoorbeeld overgeslagen in dat spraakmaken de boek van het Letterkundig Mu seum "t Is vol van schatten hier Het is niet misplaatst in dit geval van een onrechtvaardigheid te spreken, zeker omdat auteurs van geringer betekenis wel tot de groep van uitverkorenen doordrongen. Haar werk omvat reisboeken, no vellen en romans. 'Het gevorkte beeèt' dat onlangs verscheen is een roman. Wie in een ander literair na slagwerk gelezen heeft over haar 'zeer verzorgde, bloemrijke stijl, doortrokken van een sfeer van me lancholieke dromerigheid, waar van de keerzijde een wat onbe stemde vaagheid' zou zijn, zal be vreemd zijn over dit boek. Het heeft niets dromerigs en onbe stemds, maar de keerzijde van de ontnuchterende scherpte en hel derheid is dat haar stijl niet meer onberispelijk is. Zonder tot mooischrijverij te vervallen had ze toch het obligate praatgroepentaaltje dat hier en daar in 'Het gevorkte beest' wordt gebezigd kunnen vermijden. Ik vrees dat het een symptoom is voor een dieper liggend tekort: Inez van Dullemen neemt de quasi-gewich- tige houding die kunstenaars te genwoordig graag aannemen heel serieus. Wanneer je vertalers, regisseurs, musici, museumdirecteuren hun pretentieuze praat hoort spuien, lijkt het of zij de creatieve genieën zijn. Maar de beste vertaler is niets vergeleken bij de schrijver, de re gisseur is van geringe betekenis in verhouding tot de toneelauteur, de uitvoerende muzikant of dirigent is, hoe kundig ook, een nederig dienaar van de componist en over de museumdirecteur hebben we het niet eens. Het is toch vrij eenvoudig: de vertaler moet vertalen wat er staat, de regisseur heeft de gegeven aan wijzingen strikt op te volgen, de pianist hoeft slechts op de juiste toetsen te drukken, de museumdi recteur hangt de gekozen schilde rijen aan de muur - en hun ziel- roerselen merken we dan wel. Wanneer je King Lear van Sha kespeare op wilt voeren, staat alles wat voor die voorstelling van we zenlijk belang zou kunnen zijn in de tekst. Er kan getwist worden over het decor of de costumering, maar wie verder wil gaan pleegt verraad aan de auteur. Helaas gaan de meeste toneelma kers tegenwoordig verder: ze ver keren in de waan dat het om hun voorstelling draait en niet om een vertolking van Shakespeare. Even helaas is zo'n regisseur de hoofd persoon van deze roman. Zijn naam is Raymond Mgjevski en hij komt naar Düsseldorf om King Lear te regisseren. De teksten van Shakespeare wil hij niet eens ho ren. „Shakespeares tekst klemt je creativiteit in, wees daarvoor op je hoede", zegt hij op bladzijde 68. Inez van Dullemen beschrijft het allemaal of zo'n instelling de nor maalste zaak van de wereld is. Zon der enige ironie wordt deze figuur getypeerd, terwijl een lezer als ik met moeite hoongelach voor me kan houden. De schrijfster is ook in andere opzichten gevoelig voor trends. Lieten Harry Mulisch en Ger Thijs onlangs al romans in de wereld van het theater spelen - zij doet in haar nieuwste boek meteen mee. Staat in Nederlandse boeken de Tweede Wereldoorlog weer volop centraal - ook met deze mode doet ze mee. Hoeveel aversie 'Het gevorkte beest' echter op deze manier wekt, er is toch steeds iets waardoor de roman overeind blijft. Misschien komt dat doordat en kele personen naarmate je in het boek vordert een reëele gedaante aannemen. Regisseur Raymond bijvoorbeeld is in plaats van de briljante gekwelde kunstenaar zo als de schrijfster hem voor ogen had een irriterende opschepper ge worden. Maar hij is wel een bezield mens en vandaar dat zijn afdaling naar het innerlijk, zijn zoektocht naar het verleden, -geloofwaardig overkomt. Ook de Duitse acteurs die in het boek voorkomen zijn terwijl ze King Lear instuderen bezig met het verkennen van hun bestaan. De oorlog in het toneelstuk roept die oorlog op waarvan zy de litte kens dragen. Maar Lear leert hen ook de beklemmende waarheid over de menselijke staat. In het derde bedrijf van Shakespeares stuk verklaart Koning Lear: unaccommodated man is no more but such a poor, bare, fork'd animal Aan deze claus heeft Inez van Dullemen de titel van haar roman ontleend. Het leven van elk mens is in haar visie een labyrint, het on ontwijkbaar centrum van dat laby rint is de dood. Wie dat tot in uiter ste consequentie onder ogen durft te zien zal met haar moeten instem men dat de mens niet anders is dan een arm, naakt, gevorkt beest. In de proloog van het boek wordt de symboliek meteen zwaar aange zet: hoofdpersoon Raymond komt in een paviljoen 'Het Labyrint' op een wereldtentoonstelling tot de ontdekking dat ook zijn bestaan een doolhof is en dat hij zich voor een deel van zijn leven helemaal heeft gesloten. Wat precies zijn achtergronden zijn, wordt maar langzaam duidelijk. Er zijn zekere vingerwijzingen zoals het op pagi na 75 terloops vermelde merkte ken in zijn arm. In elk geval bete kent het terugzien van Duitsland voor hem een pijnlijke confronta tie met het verleden. Behalve deze regisseur worden ook een aantal acteurs die aan de uitvoermg meewerken gevolgd. Een van hen is Marianne die met haar dochtertje Viola een proble matisch leven leidt. Een ander is Wolfgang die Koning Lear gaat spelen en bij de gedachte alleen al aan de oorlog terug moet denken. Dan is er de jonge acteur Markus, hij wordt ondergebracht in het huis van een man die in de oorlog een oog is kwijtgeraakt en die hem onaangename dingen laat ervaren. Inez Dullemens waarheden zijn lang niet zo overtuigend als die van Shakespeare. Daar is ze een te kri tiekloos navolgster van allerlei mo dieuze zaken voor. Desondanks haalt zij met deze steeds boeiende roman punten binnen voor de lite raire competitie. HANS WARREN. Inez van Dullemen: quasi ge- (Het gevorkte beest, Inez van wichtig (foto PR) Dullemen, uitg. Querido, f 27,50.). "Hij heb een rare kop, maar hij ken wel wat," heeft oud-bokser Bep van Klaveren eens gezegd van de gladgekapte, tamelijk malle schrij ver Jules Deelder. Wat Deelder, die zich "acteur", "neonrealist" en ook graag "nachtburgemeester van Rotterdam" laat noemen, in kwali tatieve zin precies kan, zal de be langstellende vorser minder duide lijk zijn. Tot voor enkele jaren was er maar weinig belangstelling voor Deelders wat zwakbegaafde volkse poëzie en semi-grappige zestiger jaren proza. Maar sinds de acteur op het podium voordraagt uit ei gen werk waarin hij "overal de draak mee steekt maar met een ze- reneuze ondertoon" is hij in intel lectuele kringen wel de Zangeres Zonder Naam van de literatuur ge worden. Nu de eigenzinnige to neelartiest ook buiten Rotterdam een zekere faam heeft verworven, heeft men - i.e. P. van Oudheusden en H. Verhey - het commercieel op portuun geacht een boek over "De Mensch Deelder" uit te brengen. Dat klinkt wat zuur (de poëet zelf zei al ooit: "Het enige voordeel dat je van die critici hebt, is dat ze jouw werk onder de aandacht van anderen brengen") en misschien onrechtvaardig. Want hoewel ik Deelders poëzie talentloos en oud bakken vind, zijn proza hooguit ge zellig en zijn optredens irritant, hebben ïijn biografen en uitgevers van "De Mensch Deelder" een bij zonder aardig samengesteld en mooi uitgegeven boekje gemaakt. Het boek is deels een goed ge schreven, informatieve biografie, deels een verzameling niet of nau welijks bekende teksten. Het bio grafische gedeelte is veruit het in teressantst: gelardeerd met prach tige foto's, klinkende uitspraken uit allerlei interviews opgediept en een prettige chronologische orde ning. Het tekstgedeelte ("J.A. Deelder: teksten 1962-1985") is van mengelwerkniveau. Niet onaardi ge staaltjes vroege, moderne dicht kunst ("Action Poetry" bijvoor beeld uit de bundel Gloria Sato- ria", 1969 worden helaas afgewis seld met terecht niet eerder gepu bliceerde, simpele Engelstalige versjes. Onleesbare flauwekulver- halen als "Het Mirakel van Mos terd" (Podium, 1969) en "De Dom per" (niet eerder gepubliceerd) worden opgevolgd door prachtige en rake anecdotische vertellingen als "Radetsky-Marsch", "Koop- mans vs. Van Klaveren" of "Sparta naar vóóórèèéü!" (resp. niet eerder gepubliceerd, Haagse Post 1980, Nieuwe Revu 1983). Het boek be sluit helaas met Deelders "Legen darische bundel humor Op de deurknop na", verschenen als aparte uitgave in de Sonde-reeks van de Rotterdamse Kunststich ting in 1972 - een verzameling mop pen voor dieptrieste liefhebbers van dit genre. Aan zijn kop en zijn produkten zal de aucteur wel wei nig kunnen veranderen, maar zijn biografen hebben de combinatie althans in een prettig ogend en ui terst leesbaar geheel geplaatst. Een onmisbare aanschaf voor Deelder- fanaten en verzamelaars van litera ria. Zelf heb ik er wel van genoten. ROB VOOREN Pieter van Oudheusden/Herbert Verhey, De Mensch Deelder, waar in opgenomen J.A. Deelder: tek sten 1962-1985. Uitg. Veen, Utrecht 1986, 29,90. 'De autonauten van de kosmo- snelweg'. Als ik zo'n titel op een boek aantref, ben ik ge neigd het werkje ogenblikke lijk op de stapel 'onleesbaar' te leggen. Een verhaal waarin men per futuristisch automo biel heen en weer zoeft tussen de planeten - leuk, denk ik dan, maar niet voor mij. Maar wat een geluk, dat ik met dit boek van Julio Cortózar en zijn levensgezellin Carol Dunlop wat minder impulsief te werk ben ge gaan! Wat een verrukkelijk reis journaal hebben die twee geschre ven! Hun boek is opgedragen aan een Engelse heer 'die in de achttiende eeuw de afstand Londen-Eding- burgh achterwaarts aflegde onder het ten beste geven van wederdo pershymnen'. Een dwaze prestatie, die, als het toen al had bestaan, ze ker in het Guinness Book of Re cords zou zijn opgenomen. Minstens zo 'dwaas' is de tocht die Julio en Carol van plan zijn te maken. Na 'een woelige tijd vol on heil die bijna hun respectievelijke levens had gekost', besluiten de twee geliefden met een tot kam peerwagen omgebouwd Volkswa genbusje via de autosnelweg van Parijs naar Marseille te reizen. Daarbij maken ze de afspraak drieëndertig dagen over de reis te doen, de weg geen enkele maal te verlaten en alle parkeerplaatsen te bezoeken. Van restaurants, win kels, motels, enzovoorts, mag ge bruik worden gemaakt. Per dag dienen twee parkeerplaatsen te worden bezocht. Op de tweede zul len ze overnachten. Of in het Volkswagenbusje, of, indien aan wezig, in een motel. Op zondag 23 mei 1982 is het zover. Met het 'rode draakje Faf- ner', zoals het busje door het twee tal'inmiddels is omgedoopt, bege ven ze zich in de stromende regen op weg. Fafner staat nog maar net in zijn derde versnelling of de eer ste pleisterplaats is al bereikt. Na een verkwikkend middagdutje wordt de omgeving aan een nauw gezet onderzoek onderworpen. Van alles wat de 'expeditieleden' aantreffen, moet immers minu tieus verslag worden gedaan. Allereerst is daar een hek, stevig vergrendeld met een slot. Door een gat in het gaas ernaast kan Julio echter zo het weiland inlopen. Kón. Want hij besluit aan deze verlok king manhaftig weerstand te bie den. Wat hem opvalt, is dat de vo gels aan de rand van de parkeer plaats zich niets aantrekken van het grommende snelwegverkeer. Ze kwinkeleren er net zo lieflijk als in een natuurreservaat De volgende nacht slapen ze in een motel. Voordat hij zich te ruste legt, wil Julio nog een slaapmutsje. Dat kan. Drank genoeg in het ge zellig snorrende koelkastje. Een Johnny Walker dus maar. Gedver- demmeü Het miniflesje blijkt na consumptie door iemand te zijn volgepist. "Ik wenste hartgrondig dat de practical joker ergens op de snelweg te pletter zou vliegen, dat zijn auto eruit zou zien als de ban doneon van Juan José Mosalini als hij hem dubbelbuigt voor het laat ste onvervalsbare tangoakkoord", noteert Cortózar in het journaal. Van P naar P gaat het. Wolf en Beertje, zoals de reizigers elkaar noemen, beginnen te houden van hun 'Parkinglandia', dit tussenrijk, aan de schoonheid waarvan de mensheid met 120 kilometer per uur voorbijraast. Heerlijk, ze par keren Fafner onder een boompje, lunchen daarna copieus aan de be tonnen picknicktafel en beginnen, als iemand hun privacy wil komen verstoren, driftig te rammelen op hun typemachines. Elke middag doen ze een dutje in hun ligstoelen. Foeilelijke, gebloemde stoelen, die de politie-agenten de indruk moe ten geven dat ze met gewone berm toeristen te doen hebben .Zo genie ten ze van een weldadige rust. Rust? Met al die snelheidsmaniak ken op nog geen honderd meter af stand? Ja, want na ongeveer een week noteert Julio: "Al acht dagen op de snelweg. Nee: juist de snel weg ontbreekt, voor ons is het niet meer dan een vaag geruis dat de gewoonte van dag tot dag verder terugdringt, dat we moeiteloos hebben gelijkgeschakeld met de Caralbische Zee in Martinique of Guadeloupe..je moet je niet zo werktuigelijk laten meeslepen door een esthetische waarden- schaal..." Veel contacten met andere men sen hebben ze niet. Af en toe ma ken ze een praatje met een vracht wagenchauffeur of de receptionist van een motel, maar daar blijft het bij. In het boek zijn enkele brieven opgenomen van een niet met name genoemde vrouw. Zij maakt samen met haar man vaak gebruik van de snelweg en schrijft in een van de epistels over het zonderlinge duo- :"Hij was heel lang - een aardige vent, dat moet gezegd, met een baard, maar helemaal geen hippie of zo, een heer waarmee je voor de dag kunt komen, een vriendelijk gezicht ook - en zij zo klein naast hem dat, als je in de verleiding zou komen om aan slechte dingen te denken, je je haast afvraagt hoe ze bepaalde dingen doen..." Per brief stijgt haar verbazing over het feit dat ze het tweetal maar steeds blijft tegenkomen. Parkeerplaatsen langs de snel weg - ze zijn bij uitstek een toe vluchtsoord voor geliefden. Die er otische atmosfeer werkt aansteke lijk op het duo. Fafners schokbre- kers krijgén heel wat te verduren. Langsflitsende lichten, geclaxon- neer, gierende remmen - het blijkt allemaal zeer opwindend te werken tijdens het liefdesspel. Zo ontdekken de twee 'expeditiele den' niet alleen het paradijselijke leven langs de snelweg maar ook Wolf en Beertje elkaar. Daar is Julio blij om, want vlak na de reis blijkt dat de kanker zich bij Beertje toch heeft uitge zaaid. Cortózar moet het verslag van de reis alleen afmaken. Tegen het eind schrijft hij: "Wij hadden (foto pr) onszelf gevonden en dat was onze Graal op aarde." CEES VANHOORE. De autonauten van de kosmosnel- weg, Julio Cort&zar en Carol Dun lop, uitgeverij MeulenhofT, ƒ45,- Niemand loopt graag te koop met zijn eigen miezerigheid. Vooral niet als het zijn gedrag in de oorlog betreft. Zij die in het verzet hebben 'gezeten', komen in de media regel matig aan het woord. Over collabo rateurs verschijnt het ené zwart boek na het andere, soms met schandalige fouten. Maar wat is er eigenlijk bekend over het gedrag van hen, op wie het etiket 'goed' of 'fout' niet zo makkelijk blijft kle in 1947 verscheen Louis Paul Boons boek 'Mijn kleine oorlog', een bundel met oorlogsverhaaltjes, portretjes van de doorsnee mens in die benarde tijd. Een boek waarin Boon, zoals Elsschot het noemde, 'de oorlog aan de oorlog' verklaar de. Impulsief geschreven, met 'schijt aan adrianus schoonevorm'. Later, in een interview, zei hij: "Het is een éorlogsboek, het is in en onmiddellijk na de oorlog ge schreven. Al die woede, die haat, wat weet ik, al die dingen die u binst de oorlog beroeren, die staan daarin, maar het is nu vijftien jaar na de oorlog, ge kunt niet nog altijd dezelfde furie opbrengen." Om een en ander wat af te zwakken schreef hij er een verhaal achteraan, waar in hij een van zijn vroegere perso nages de zaken wat liet relativeren. Dat verhaal heeft uitgeverij Queri do, die onlangs een heruitgave van Louis Paul Boon en zijn oor- ™pT logshennnenngen. (archieffoto) gelaten. In het voorwoord heeft Boon het over het 'Boek-Over-Den-Grooten- Oorlog' dat hij eigenlijk had willen schrijven. Maar helaas, een 'kleine schrijver schrijft zijn kleinen oor log'. In dat boek zouden zinnen ko men te staan "lijk verwrongen rails die doodgewoon aanvangen maar een eindeken verder in de lucht steken, net of de gebombardeerde treinen van zins zijn om naar de he mel te rijden, maar aan het einde van die rails het kan niet anders weer op de aarde zullen neerplof fen - lijk trouwens alles dat de hoogte in wil." Op 'verwrongen rails' lijken de zinnen die Boon in 'Mijn kleine oorlog' schrijft zeker niet, maar in zijn proza blinken wel veel 'wissels', zodat de lezer van de ene emotie in de andere wordt ge slingerd. Soldaten met leeuwenmoed? Vergeet het maar. Boon heeft het over jongens die in hun broek schijten als het vijandelijke artille rievuur losbarst en over superieu ren die op het kazerneterrein dan wel een grote bek opzetten, maar die in het heetst van de strijd heel wat minder bij stem zijn. Over een veldarts: "er werd iemand een oog uitgeschoten en toen men hem naar den abri van den militairen dokter deed maakte die dokter zich juist gereed om weg te lopen, wij moesten hem met ons bajonet ten terug, in den abri drijven om eerst dat oog te verzorgen." Nostalgische spot en ironie zijn nog steeds belangrijke eigenschappen van onze moderne verhalende litera tuur. Niet alleen oudere auteurs, maar ook debutanten bedienen zich van dit middel om allerlei leed van vroeger prettig onder woorden te brengen. Een vrij typisch Hollands middel om voor de schrijver schrij nende zaken wat beschaamd en be schroomd na te vertellen. Dat gebeurt overigens niet zonder talent, zoals blijkt uit twee debuten: de verhalenbundels 'Eigen schuld' van Maarten Spaiyer en 'Het geheim van de dichter' van Ad van Iterson. De ironie van Spanjers verhalen - een tiental, voorafgegaan door het veelzeg gende motto van L. Th. Lehmann: "Van aard zó ongeschikt triomf te vierenjdat nederlaag een sport geworden is...." - is het meest zwaarmoedig. Alleen al het eerste stukje van 'De Zuiderzeeballade' waarmee de bundel opent, is zwaar van leed en doet denken aan Reve en vooral epigoon Heeresma: "Het vrolijk getik van lepels om mij heen wekte de schijn op van saamhorigheid. "Wat moeten we in godsnaam met die man beginnen', zuchtte moeder, een aardappel in haar jus verpletterend". Een leuk begin van een naar verhaal over opa, die met tegen zin in het huis van de jeugdige ik-figuur wordt opgenomen. De onsmakelijke grootvader krijgt een slaapplaats bij zijn walgende kleinzoon, die nog spijt krijgt dat hy zo lelijk tegen de vieze oude heeft gedaan. Een beknopte, puntige vertel ling, op zuivere maat gesneden door een uiterst economische verteltechniek. Met weinig woorden veel zeggen, daar gaat het immer om, ook in de overige met trieste humor en onverhulde gêne ver telde herinneringen. Maar alles blijft be dekt met zware ironie: de afkeer van de reumatische moeder in 'Het televisiede buut', het gezinstumult als broer Gerard popmuziek bedrijft in 'Stereo' of de se- xuele ellende van de jonge ik-figuur die in 'Boterhammen met jam' een prosti- tuée tracht te beklimmen. Prachtige ver haaltjes die niettemin, door de gechar geerde zelfspot, wat gedateerd aandoen. 'Het geheim van de dichter', negen ver halen van Ad van Iterson die zijn humo ristische sporen verdiende bij het Amster damse studentenleutblad Propria Cures, beviel me nog beter. Hoewel ook hier lul ligheden van vroeger zorgelijk onder de loep worden genoemen, is Van Itersons zelfspot veel onbezorgder en vrolijker. Wel is de 'ik' hier student en dus een stuk ouder dan in de verhalen van Spanjer, wat relativeren vereenvoudigt. Verschillende 'herinneringen' hebben bovendien te ma ken met wonderlijke verliefdheden van de held: op de angstige, aan een oudere man gebonden Connie in 'In de nacht bus'; op de maffe Jessie in 'Zingen, dan sen, acteren' (Slome', zei ze, nog steeds met haar rug naar me toe. 'Ik wil datje me verovert'.); Marij in het haast Nesciaanse titelverhaal. Behalve deze studentenver- halen zijn er ook met. jeugdherinneringen, die op behoedzamer toon worden verteld en daardoor sympathieker zijn - hoe min der men zijn belevenissen van vroeger met laffe pret bedekt, des te intenser wor den ze door de lezer meebeleefd. Eigenlijk vind ik de verhalenbundel van Ad van Iterson, zeker gezien zijn leutige Propria Cures-verleden, verrassend van kwaliteit. Soepel geschreven, met werkelijke en niet overdadige humor verteld en vooral - hier en daar - met een toon van oprecht mede leven. Dat laatste bijvoorbeeld in 'Bieder meier' over een oudere, weinig begaafde man die Nederlands gaat studeren - een bijna perfect geslaagde combinatie van spot en droefheid. En dat is pas humor. Wat mij betreft: twee geslaagde debuten, met een fractie meer waardering voor Van Iterson dan voor Spanjer, die de pretpa- den wat al te plat treedt. ROB VOOREN Maarten Spanjer, Eigen schuld. Uitge verij De Arbeiderspers, Amsterdam 1986. Ad van Iterson, Het geheim van de dichter. Uitgeverij Veen, Utrecht/Ant werpen 1986. Het Belgische leger ziet overi gens al gauw in dat er tegen de Duitse overmacht niet valt te vech ten. De strijd om het eigen lijfsbe houd, dat is de strijd die door de meeste mensen in de oorlog zal worden gevoerd. Het huishouden: dat is het vaderland. Wilde je niet verhongeren, dan moest je zo link zijn om naar de gaarkeuken een lijk mee te zeulen met een gamel in zijn hand geklemd, zodat je een ex tra portie soep kreeg opgeschept. Boon schrijft over de kleine vie zerikken en de grote. Over de bak ker bijvoorbeeld die woekerprijzen rekent voor het meel en die in het café na enkele neuten begint te snotteren omdat zijn arme vader niet meer kan meemaken hoeveel geld hij nu 'verdient'. En over de fabrieksdirecteur die feesten geeft voor de Duitsers, feesten waar ze 'in hun blooten loopen en schanda len geven en de cognak van 25 frank voor een klein druppeltje met flessen over malkander gie ten...", en die tijdens de bevrijding als een van de eersten met een En- gelse vlag staat te zwaaien. En het verzet dan, het verzet? Zegge en schrijve één figuur is er in het dorp die zich daarmee bezig houdt, want niemand wil graag naar die plaats waar 'zijn laatste das al klaar hangt'. Ook Boon niet. Wat dat betreft is hij eerlijk. Maar een onuitwisbare indruk heeft de oorlog wel op hem gemaakt. Over de dichters die vlak na de oorlog alweer komen aankakken met ver zen over hun eenzaamheid en de sterren, noteert hij: "o god geef hen een lampekap gemaakt uit de huid van een mens - liefst betatoueerd - om er gedichten bij te schrijven." Alhoewel 'Mijn kleine oorlog' al in 1947 is verschenen, heeft Boon de groei van de valse romantiek die ook nu nog veelvuldig opduikt in oorlogsverhalen niet kunnen stui ten. Zijn boek is daarom nog steeds hoogst actueel. "Schop de menschen tot zij een geweten krij gen", zo eindigt het strijdbaar. Au! CEES VAN HOORE. Mijn kleine oorlog, Louis-Paul Boon, uitgeverij Querido, ƒ35,- ADVERTENTIE Maarten Spanjer, goed debuut met 'Eigen Schuld'. BOEKHANDEL LEIDEN-LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij one dlrekt lever baar, dl vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drié da- gen verkrijgbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 14