OEKEN
Rudi van Dantzig roerend
Bloemlezing necrologieën
DE
KEER
De gruwelijke lach
van Milan Kundera
Gebrek aan vers bloed in SF
'Voor een verloren soldaat'
WOENSDAG 18 JUNI 1986
Een choreograaf die zich aan een
roman waagt, dat leek me de dui
vel verzoeken. Collega Toer van
Schayk schildert, collega Hans van
Manen fotografeert, Rudi van
Dantzig wilde zeker niet achterblij
ven. Literair genoegen verwachtte
ik niet van 'Voor een Verloren sol
daat', maar de nieuwsgierigheid
moest worden bevredigd.
De eerste bladzijden struikelde
ik dan ook tevreden over de korta
demige zinnen en alinea's en de op
de hurken geschreven beeldspra
ken. En al die bijvoeglijke naam
woorden, die de zinnen overwoe
kerden: '..een weg die met grote
bochten door glooiend grasland
met stille boerderijen gaat'.
Zie je wel: een choreograaf moet
gewoon bij z'n vak blijven en zich
niet ook nog eens met literatuur
gaan bemoeien.
Daar kwam bij dat de roman
even omslachtig en breedsprakig
leek te worden als de recentere bal
letten van Van Dantzig vaak zijn.
Hij heeft een neiging tot uitleggen
en benadrukken die je het gevoel
geeft dat je niet helemaal voor vol
wordt aangezien.
Al die bezwaren zijn al lezende
volkomen opgelost. Eventuele on
effenheden in de stijl, onhandige
formuleringen, ik ben gewoon ver
geten erop te letten. Vrijwel adem
loos heb ik doorgelezen, benieuwd
naar hoe het met het jongetje Je
roen en de soldaat zou aflopen. En
vooral: naar hoe Van Dantzig dit
tere onderwerp zou verwoorden.
Pas aan het eind, als soldaat en jon
getje elkaar uit het oog hebben ver
loren, verdwijnt de spanning. De
laatste hoofdstukken slepen zich
een beetje voort.
Dat is een compositorisch ge
brek, maar niet van wezenlijk be
lang. Van Dantzig heeft vooral een
cruciale fase in zijn leven willen
beschrijven, en niet zozeer een
technisch perfecte roman willen
afleveren. Want sinds het interview
van Jan Brokken met hem in de
Haagse Post (van 31 mei) behoeft
niet meer te worden getwijfeld aan
het autobiografische karakter van
het boek. De lotgevallen van Je
roen, de hoofdpersoon van het
boek, dat zijn de lotgevallen van de
schrijver geweest. Ik neem mijn
pet af voor het feit dat iemand die
alleen al door zijn functie min of
meer publiek bezit is, zich zo
kwetsbaar heeft durven opstellen.
'Voor een verloren soldaat' is
geen oorlogsboek, al lijkt het dat
op het eerste gezicht misschien
wel. De oorlog is in deze roman
niet meer dan gerommel in de ver
te, een aanleiding voor gebeurte
nissen die ook in vredestijd had
den kunnen plaatsvinden.
In de hongerwinter van 1944
wordt het jongetje Jeroen in Fries
land ondergebracht. "Noordpool,
IJsland, Friesland: witbe vroren
bergen en sneeuwvelden" had hij
zich vanuit Amsterdam voorge
steld bij onze meest noordelijke
provincie. Jeroen wordt opgeno
men in een vissersgezin in het ge
hucht Laaxum, niet ver van Stavo
ren. De eerste tijd verlangt hy te
rug naar zijn ouders en naar Am
sterdam. Maar allengs went hij aan
het leven op het platteland, aan het
eten daar en aan de godsvrucht,
waarvan alles is doortrokken.
Vanaf de eerste bladzijden sijpelt
het ontluikende seksuele besef van
Jeroen tussen de regels door. Dat
begint al in de vrachtwagen die de
kinderen naar Friesland brengt en
waar hij tegen z'n kameraad Jan zit
aangeklemd. "Onverwacht grijpt
een hand me stevig tussen mijn be
nen. 'Lekker neuken', fluistert hij
in mijn oor". Eenmaal in Friesland
groeien Jan en Jeroen enigszins uit
elkaar. Jan ontwikkelt zich tot een
gezonde buitenjongen, Jeroen te
kent liever. Maar het lichaam van
Jan blijft aantrekkingskracht uit
oefenen, vooral als ze zich met de
armen om elkaar heen geklemd
van de dijk laten rollen. Denkend
aan Jan krijgt Jeroen in bed zijn
eerste stijve.
Zoektocht
Het is allemaal voorspel tot de
centrale gebeurtenis van het boek.
Laaxum wordt bevrijd door Cana
dese soldaten. Eén van hen legt het
aan met Jeroen. Ze raken al snel
heel vertrouwelijk. Alsof het de ge
woonste zaak van de wereld is be
gint Wolt, want zo blijkt de soldaat
te heten, het lichaam van de elfjari
ge jongen te verkennen.'In zijn le
gertent komt het tot gemeenschap.
Een verkrachting? Dat laat Van
Dantzig subtiel in het midden. De
soldaat is nadien geen moment uit
de gedachten van Jeroen. Als de
kans zich maar even voordoet
zoekt hij hem op en vrijen ze op
nieuw.
Onverwacht komt er een einde
aan hun contact. De compagnie
blijkt op een dag gewoon verdwe
nen. Niet lang daarna komt de
moeder van Jeroen hem halen en
neemt de jongen terug naar Am
sterdam. Daar blijft hij nog lang
zoeken of hij Wolt kan herkennen
in één van de vele soldaten die in
de zomer van 1945 in de stad ver
blijven. Vergeefs.
De epiloog speelt vijfendertig
jaar later. De hoofdpersoon ziet op
de televisie beelden van Canadese
oud-soldaten, die een bezoek bren
gen aan ons land om de bevrijding
te herdenken. Ze brengen hem zijn
eigen bevrijding in herinnering, en
hoe eenvoudig en vanzelfsprekend
de omgang van kleine jongen met
grote soldaat was. De ouder gewor
den Jeroen trekt zich af. En dan de
prachtige slotregel: 'Ik wrijf mijn
lichaam droog, zoals vroeger mijn
ogen'.
Al komt het woord 'dans' in het
hele boek niet voor, toch zijn er
veel verbanden met het balletwerk
van Van Dantzig, zij het meer naar
de inhoud dan naar de stijl. Ook in
zijn balletten speelt vaak een 'on
bedorven' jongen een centrale rol,
die wordt geconfronteerd met de
gevaren van het leven, maar ook
een engelbewaarder heeft, die er
voor waakt dat hem hetzelfde on
heil overkomt als de massa om
hem heen. In het ballet 'Onder mij
ne voeten' was dat het meest dui-
deliik.
Het kinderversje komt ook in de
roman voor: "k Heb verloren mijn
beste vriend, 'k zal hem zoeken
moeten'. Van dat zoeken - op het
toneel met tastend gestrekte ar
men - is de hele roman doortrok
ken. Ook het element van verhef
fing uit de massa, het gevoel van
'anders zijn' d^t Jeroen heeft, is in
veel balletten van Van Dantzig te
rug te vinden, evenals het verdriet
om het verlies van de onbedorven
heid van de jeugd, dat uit het slot
van de roman spreekt.
In zijn choreografieën heeft Van
Dantzig vaak de neiging tot over-
simplificeren. Goed en kwaad han
teert hij met naief idealisme als
twee strikt gescheiden grootheden.
Dat de waarheid meestal in het
midden ligt, vind je in zijn ballet
ten niet terug. Deze roman vult in
wat in zijn choreografieën onzicht
baar blijft. Het kwezelachtige we
zen uit zijn balletten wordt in zijn
roman een jongen van vlees en
bloed.
Hetzelfde geldt voor het volk, in
zijn balletten vaak een amorfe mas
sa die in rafelige pakken van hot
naar her rent. In deze roman krijgt
het een gezicht in de leden van het
Friese gezin, dat met liefde en be
grip wordt beschreven. Het zijn in
dividuen, die ieder een eigen rela
tie met de hoofdpersoon onder
houden. Juist de nuanceringen
maken zijn verhaal roerend.
Rudi van Dantzig: kwetsbaar opgesteld
Van Dantzig is geen groot stilist.
Toch, als in zijn balletten wordt ge
vochten of verkracht, dan glijdt me
dat langs de koude kleren af, om
dat de gewelddaad is bedolven on
der muziek en gestileerde bewe
gingen. De overdaad ontneemt je
de mogelijkheid tot inleving. In
zijn roman beschrijft hij de licha
melijke liefde tussen jongen en sol
daat tot in details, maar ook zonder
enige opsmuk, en weet juist daar
door aannemelijk te maken dat de
jongen zich ondanks de pijn tot in
het diepst van zijn wezen tot de sol
daat voelt aangetrokken. Het boek
gaat ook in dat opzicht verder waar
de balletten ophouden.
'Voor een verloren soldaat' is een
indringende roman. In 1991 neemt
Rudi van Dantzig afscheid als ar
tistiek leider van het Nationale
Ballet. Dat geeft hem hopelijk de
tijd om meer te schrijven.
ARIEJAN KORTEWEG
'Voor een verloren soldaat', Ru
di van Dantzig, Arbeiderspers,
Amsterdam (34,50 gulden).
Een bloemlezing van doodsberich
ten, necrologieën, in memoriam-
gedichten is, meen ik, in onze lette
ren uniek, al bestaan er natuurlijk
wel diverse bundels gedichten
over 'De Dood'. Het moet een kolf
je naar de hand van de altijd tot
macaberheden genegen Jeroen
Brouwers geweest zijn dit boek
'Hij is reeds aan de overzijde' sa
men te stellen. Hij heeft er dan ook
iets heel bijzonders van gemaakt.
"Dit boek, ontstaan uit een idee
van de uitgever, is de eerste necro-
logieënbloemlezing in de geschie
denis van de Nederlandstalige lite
ratuur. Opgelegde beperkingen:
het moesten necrologieën van
schrijvers zijn; de necrologieën
moesten door schrijvers zijn ge
schreven; beide categorieën schrij-
vers moesten tot de Nederlandsta
lige literatuur behoren; om begro
telijkheids- en andere redenen
mocht de bloemlezing slechts ne
crologieën uit de laatste vijftig jaar
bevatten. Onder 'schrijvers' zo
als bedoeld in beide categorieën
wenste ik ook journalisten, colum
nisten, critici, enzovoort te ver
staan, evenals uitgevers (niet zel
den immers zelf ook schrijvers in
hun vrije tijd)", schrijft Brouwers
in zijn boek.
Tengevolge van dit alles loopt de
bloemlezing van Slauerhoff (ge
storven in 1936) tot Laurie Langen-
bach, gestorven in 1984.
Jan Slauerhoff in Chinese kleding: 'een r
Brouwers' boek is een hoogst
merkwaardige en zelfs wel leerza
me cultuurspiegel geworden. Wan
neer een beroemde of althans alge
meen bekende schrijver komt te
overlijden pleegt daar in de dag
bladpers en de weekbladen aan
dacht aan te worden besteed. Voor
al voor reeds bejaarde auteurs ligt
meestal al een min of meer uitvoe
rig overzicht van leven en werken
klaar, zodat een wat omvangrijk
doodsbericht snel kan worden
meegenomen. Maar wanneer er
nog enigszins de gelegenheid voor
bestaat, wordt er toch meestal aan
iemand die de overledene en of zijn
werk goed heeft gekend, verzocht
een persoonlijke necrologie te
schrijven.
Zo'n doodsbericht of levensbe
richt - ik ben dat roerend met Je
roen Brouwers eens - behoort zo te
zijn opgesteld dat de dode, als, hij
het nog had kunnen lezen, er blij
mee zou zijn geweest. Het is iets als
een grafkrans, een lauwertak die
men de gestorvene na zijn laatste
strijd meegeeft - en daar horen
geen giftige en stekelige gewassen
in verwerkt te zijn. Er is immers
nog volop gelegenheid voor kritiek
later, wanneer men daar behoefte
aan zou voelen. Maar op het mo
ment van de begrafenis of de veras
sing geldt een strikte eerbied.
Jeroen Brouwers haalt in dit ver
band als voorbeeld Victor van
Vriesland aan:
„Drie en dertig jaar na de dood
(1936) van Slauerhoff spuwde Vic
tor van Vriesland alsnog zijn gal
over deze collega uit. In zijn aan Al
fred Kossmann vertelde herinne
ringen noemde hij Slauerhoff 'een
rotvent', 'een klier' en 'een schoft',
die was behept met een 'gemeen,
sadistisch karakter', zijn vrouw
'behandelde als oud vuil' en overi
gens 'iederéén heeft gepest'. Neen,
van Slauerhoff was Van Vriesland,
naar h(j zei, 'niet in goede vrede'
gescheiden.
Hoe superieur was echter het In
memoriam aan Slauerhoff dat Van
Vriesland op dinsdag 6 oktober
1936 in de Nieuwe Rotterdamsche
Courant publiceerde. Niets dan het
goede over die 'akelige en asociale'
Slauerhoff: „Een leven, verteerd
door onrust en zoeken, lusteloos
heid en wrang sarcasme; maar een
leven dat zonder enige klein-baat-
zuchtige of literaire bijoverweging
zijn baan heeft gevolgd. Ver van de
veilige, begane, afgepaalde wegen
van de velen; hardnekkig, koppig
zwerfziek. Verlaten, eenzaam en
wanhopig is dit bestaan geweest",
schreef Van Vriesland.
Zo hoort het inderdaad.
Maar tegenwoordig worden deze
principes door velen afgewezen.
Het is zelf een beetje bon ton ge
worden er maar direct op los te
hakken en zonder omwegen te be
weren dat die of die schrijver zich
zelf al tientallen jaren had over
leefd, dat hij na zijn debuut of na
één bekend werk eigenlijk niets
goeds meer gemaakt heeft, niet ge
deugd heeft op dit of op dat gebied
of helemaal een opgeblazen onbe
nul is geweest.
Lekker wraak nemen, een trap
nageven, dat is in menig geval de
ene pool en de andere: overdreven
en larmoyant oppompen van ge
voelens waardoor bespottelijke
termen gaan vallen als (Harry Mu-
lisch is er een meester in): „Je was
een vriend uit duizenden. Je laat
een leegte achter" (over Hoomik)
of: „Liefde is het sleutelwoord. Ge
loof me: hij is een heilige" (Mulisch
over uitgever Gerrit-Jan Lubber
huizen).
De gulden middenweg, keer op
keer blijkt het uit deze bloemle
zing, ligt daar waar werkelijke ge
negenheid voor de overledene (hoe
lastig of onmogelijk mens ook) en
werkelijke waardering voor zijn
oeuvre of een deel daarvan samen
gaan. Men hoeft niet massaal te
snikken aan een graf. Veel meer
betekent misschien de inkeer en
de hulde van een eenzame pelgrim
die jaren en jaren later het zand
van een grafsteen veegt en verder
geen enkel misbaar maakt.
Het boek 'Hij is reeds aan de
overzijde' werd fraai uitgevoerd, al
is de lectuur voor iemand met niet
te goede ogen vermoeiend, de tekst
werd namelijk op glanspapier afge
drukt. Het omslag is geheel in de
stijl van een rouwbrief: breed grijs
omrand en met zilveropdruk. De ti
tel werd ontleend aan een gedicht
dat Ida Gerhardt wijdde aan Nij-
hoff:
Gedenk nu de aarde opengaat
het kind, dat leefde in zijn gelaat
en dat de lei heeft volgeschreven.
God alleen wist dat het nadien
de grote nieuwe brug wou zien.
De engelen gaven vrijgeleide.
Hij is reeds aan de overzijde.
In een uitvoerig, bewogen en
meeslepend essay 'Ter inleiding.
Evengoed is de schrijver dood'
gaat Brouwers op het verschijnsel
van de necrologie en op deze
bloemlezing in het bijzonder in. Hij
benadert het onderwerp van alle
kanten. Zelfs de komische noot
ontbreekt geenszins.
Daarop volgen een goede veertig
necrologieën en herdenkingsge
dichten, telkens begeleid door een,
vaak zeer onbekende en daardoor
heel welkome fotografie van de
herdachte. Er zijn werkelijk uit
muntende stukken vol wetens
waardigheden onder, als het arti
kel van Harry G. M. Prick over
Pierre Kemp, Jan Rogier over Van
Duinkerken, J. B. Charles over
Bert Bakker, Jacques Kruithof
over Roland Holst, Jeroen Brou
wers over Daisne, Jan Brokken
over Terborgh en Andreas Burnier
over Nagel/Charles.
Zoals gezegd ontbreekt de hu
mor in dit boek geenszins. Het ver-
makelijkste is het wel om het iet
wat pompeus-opgeblazen stuk van
Van Oorschot over Roland Holst te
vergelijken met de eender getoon
zette persiflage, een anonieme na-
maak-necrologie over W. F. Her
mans uit 1976. Nog een paar maan
den en dan viert Hermans zijn vijf
enzestigste!
HANS WARREN
'Hij is reeds aan de overzijde'.
Necrologieën van schrijvers. Sa
mengesteld en ingeleid door Je
roen Brouwers, uitg. Thomas
Rap.
Binnenkort verschijnt eindelijk
ook Milan Kundera's al meer dan
vijftien jaar oude bundel korte ver
halen in het Nederlands. De titel,
'Lachwekkende liefdes', is de
meest'bondige samenvatting van
de belangrijkste pijlers uit de the
matiek van deze schrijver: de ero
tiek, die zowel' een waarheidsde
tector als een wapen kan zijn, en
het lachen, de enige juiste reactie
op het leven als schertsprincipe.
Milan Kundera werd in 1929 in
het Tsjechische Brno geboren als
zoon van een vermaard concertpia
nist en rector van het Staatsconser-
vatorium. Tot 1969 was hij als do
cent werkzaam bij de Praagse
filmacademie, een functie die hij in
dat jaar kwijtraakte als gevolg van
de Russische 'normalisatie' van het
leven in Tsjechoslowakije. Zijn
boeken werden uit bibliotheken en
boekhandels verwijderd en hij
kreeg een publicatieverbod.
Vanaf dat moment schreef Kun
dera in feite nog slechts voor zijn
vertalers. Toen de universiteit van
Rennes hem in 1975 een professo
raat in de Vergelijkende Litera
tuurwetenschap aanbood, vertrok
Kundera dan ook met zijn vrouw
Vera naar Frankrijk, waar hij in
middels door persoonlijke tussen
komst van Mitterrand tot staats
burger is genationaliseerd.
De Grap (1957), om onnaspeur
bare redenen nog altijd niet in het
Nederlands vertaald, is Kundera's
meest politieke boek. Hoofdper
soon Ludvik Jahn, een 19-jarige
student, komt in grote moeilijkhe
den als hij zijn stalinistische vrien
din Marketa, die in een zomer
kamp zit, een grappig bedoelde an
sichtkaart stuurt met de tekst:
„Optimisme is opium voor het
volk! Een gezonde sfeer riekt naar
stompzinnigheid! Lang leve Trots
ky! Ludvik".
De arme Ludvik wordt voor een
studententribunaal gedaagd en on
danks zijn verweer („Kameraden,
het was alleen maar als grap be
doeld'.') tot zeven jaar in de mijnen
veroordeeld. Als 36-jarige komt hij
uiteindelijk in zijn stadje terug en
neemt hij wraak op de vriend die
hem 16 jaar daarvoor in de steek
had gelaten: hij verleidt diens
vrouw.
Seksualiteit als wapen is een te
rugkomend gegeven in het werk
van Kundera. Juist in zijn eroti
sche relaties is de mens namelijk
het meest kwetsbaar, omdat daarin
de waarheid omtrent zijn leven en
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
zijn verhoudingen aan het licht
komt. Pas als Ludvik in De Grap
met Helena de liefde bedrijft, blijkt
dat hij op wraak uit is.
De seksuele relaties van Teresa
en ook Sabina in De ondraaglijke
lichtheid van het bestaan onthul
len alles over hun ware identiteit
en Jakub en Olga uit Afscheids-
wals komen pas in bed tot de con
clusie dat hun verhouding onhoud
baar is. Omdat seksualiteit het eni
ge terrein is waarop personen rede
lijk vrij zijn, niet direct belemmerd
door autoriteit, kan de mens zich
op dat gebied waarmaken. En juist
daarom komt dit soort wraak zo
hard aan, weten ook Kundera's
hoofdpersonen.
Er is een Russisch spreekwoord
dat ongeveer luidt: „Als men op
een tijger rijdt, is het alleen maar
gevaarlijk om af te stappen". Dit
gaat regelrecht op voor de persona
ges in het werk Van Kundera. De
opbouw in zijn verhalen is vrijwel
altijd hetzelfde: een schertsende,
niet serieuze beginstap heeft reus
achtige gevolgen, waardoor het ko
mische onafwendbaar met het tra
gische verbonden wordt.
Om niet zelf de dupe te worden
moet men wel meespelen met de
schertsvertoning van het leven,
met het spel dat zijn eigen regels
stelt. Als in het verhaal Het lift-spel
een jongen en een meisje die met
elkaar op vakantie zijn voor de sen-
satie doen of zij een liftster is die
door hem is opgepikt, is er voor elk
van beide op verschillende mo
menten in het steeds onplezieriger
wordende spel geen weg meer te
rug: „Zelfs in een spel schuilt een
gebrek aan vrijheid; zelfs een spel
is een val voor de spelers". Het ei
gen bedenksel krijgt zo macht over
de bedenker: Kundera's persona
ges zijn in feite kleine Faustjes.
Het zijn niet de kleinste moralis
ten die hun 'boodschap' in een aan
trekkelijke vorm als de seksuele
komedie gieten. Kundera heeft in
zijn enthousiaste stukken over
Kafka altijd met nadruk gewezen
op het feit dat het komische in
diens werk niet te scheiden is van
het kafkaëske: „Het kafkaëske
voert ons tot in het gruwelijke
van het komische". Hij had het
over zichzelf kunnen schrijven.
Kundera, want ook bij hem is het
gruwelijke van het lachen van
groot belang. Het lachen onthult,
net als de seksualiteit, des poedels
kern.
Dat geldt zowel voor het
valsklinkende, onechte en voor
zichtige lachen van de gelovigen
en partijgangers, die zich erover
verheugen dat alles in deze wereld
zo mooi, rechtschapen en zinvol is,
als voor het hartgrondige, sardoni
sche lachen van de twijfelaars en
sceptici die op de onzinnigheid der
dingen wijzen.
ED VAN EEDEN
(De boeken van Milan Kundera
worden in Nederland gecombi
neerd uitgegeven door Ambo en
Agathon. Van zijn vrijwel com
plete werk zijn goedkope Engelse,
Duitse en Franse edities beschik
baar.)
Jaar in jaar uit wordt door notoire
science fictionfans gekankerd op
de schaarse uitgeverijen die zich
aan SF wagen, dat men steeds
maar weer oude coryfeeën als Asi-
mov, Heinlein, Clarke en - natuur
lijk - Jack Vance van stal haalt.
Enerzijds een terecht verwijt, om
dat de Nederlandstalige SF-lief-
hebber zo allerlei nieuw pracht
werk misloopt en ver achterblijft
waar het excellente, jongere au
teurs uit het buitenland betreft.
Maar het is ook een vicieuze cirkel.
Science fiction wordt in ons
land, na een korte opleving rond
1980, matig gekocht en gelezen, zo
dat de uitgever zich niet waagt aan
allerhande nieuwlichters in het
genre en steeds teruggrijpt naar
oude vertrouwde namen.
De trouwe lezersschare kent het
werk van deze grijsaards uitten-
treure en nieuwe belangstellenden
zullen weinig trek hebben in de ou
de koek die hen wordt voorgescho
teld. Science fiction - dat is toch
literatuur die in een toekomst
blikt, uitgaande van het modernste
heden? Wat moet men dan met
vooroorlogse auteurs als Asimov,
Heinlein, Clarke en - zelfs - Van
ce?
En zo wordt er weinig SF ge
kocht en gelezen, en wordt er wei
nig SF gedrukt en uitgegeven, be
halve etcetera.
We zullen geduld moeten heb
ben en wachten op een nieuwe SF-
hausse, die ongetwijfeld gaat ko
men in het kielzog van de SF-
Worldconvention, als die plaats
vindt in 1990 in Den Haag.
Intussen zijn we al blij met een
enkel sterretje aan het grauwe SF-
zwerk. "Een fabelachtige bijdrage
aan het fantasy-genre", noemt de
Daily Telegraph het jongste werk
van de Engelsman Robert Hold-
stock, Mythago Woud, pas in een
mooie vertaling van Jo Thomas bij
Het Spectrum verschenen. Inder
daad een heel bijzondere fantasy-
roman met een verrassend thema
en originele uitwerking.
Oak Lodge, het ouderlijk huis
van Christian en Steven Huxley,
ligt aan de rand van Ryhope, een
magisch bos, waarvan vader Hux
ley al - letterlijk - de kern en het
wezen trachtte te doorgronden.
Ryhope is een restantje "oerbos",
een laatste deel van de enorme
wouden die in prehistorische tij
den de aarde overwoekerden.
Na de Tweede Wereldoorlog
komt Steven Huxley thuis en ont
dekt, in navolging van zijn vader
en broer Christian, dat Ryhope al
lerhande wonderlijke, mythische
en semi-historische wezens en per
sonages herbergt. Het zijn, leert
hij, zogenaamde mythago's, -"een
beeld van de geïdealiseerde vorm
van een mythisch wezen. In een
natuurlijke omgeving wordt het
beeld verstoffelijkt: echt vlees,
bloed, kleding en wapens. De vorm
van de geïdealiseerde mythe, de fi
guur van de held, past zich aan de
culturele veranderingen aan en
neemt de identiteit en technologie
van die tijd over".
Tot leven gekomen produkten
van ons (collectieve) onderbewuste
dus. Het woud zit er vol mee, mede
dank zij de niet altijd prettige on-
derbewustes van de familie Hux
ley, die - gebiologeerd door het
wondere woud en zijn bewoners,
en vooral door de schone, onge
temde Keltische Guiwenneth - op
zoek gaat naar het geheim.
Strijd, magie, spanning en mys
tiek in een van de mooiste en ge
voeligste fantasyromans die ik in
lang heb gelezen. Een fantastische
verstrengeling van realiteit en door
de mens zelf verwekte mythische
toverij. Een uitzonderlijk mooi
boek.
Veel 'gewonere' SF (a la Asimo-
vetcetera) is ORA:KEL van Ke
vin O'Donnell, knap vertaald door
Thomas Winter (science fiction is
vaak lastig te vertalen en wij be
schikken over verrassend goede
vertalers van het genre!). Het boek
is, dreigt een flaptekst, een "frisse
thriller in realistische computer
toekomst kort na nu", maar dat
valt gelukkig mee.
In een wereld die wemelt van ho
mecomputers en buitenaardse
Vledders die, gevleugeld, jacht ma
ken op de mensheid, waagt zich
maar zelden iemand buitenshuis.
Hoofdpersoon Ale Elatey Aefay
Aitches'see Enefefsix (tja) is een
kelnik, iemand die met behulp van
een centrale computer vragen
beantwoordt (in dit geval over de
negentiende-eeuwse Chinese
schrijver Tan Wang Tsj'i).
Zijn leven wordt hectisch als hij
op zijn balkonnetje een Vledder
doodt en geleidelijk achter het be
drog van de Unie, die de wereld re
geert, komt. Men doet aanslagen
op zijn leven, de politieke situatie
escaleert en alleen dank zij de oude
Wef DiNaini, een computerpro-
grammatisch genie, komt het ten
slotte allemaal goed.
Gedegen SF dus, vlot en span
nend geschreven, leuk voor de
vakantie. Maar dat geldt ook voor
Asimov, Heinlein, Clarke en - niet
te vergeten - Jack Vance. Er zijn
tegenwoordig waarachtig wel meer
en vooral betere vertegenwoordi
gers van het genre dan al deze klo
nen van AHC V. Moeten we dan
per se Engels gaan lezen?
ROB VOOREN
Mythago Woud, Robert Hold-
stock. Uitg. Het Spectrum, 29,90.
ORA:KEL, Kevin O'Donnell.
Uitg. Meulenhoff, 18,90.