De keerzijde van de koloniale medaille 'Emancipatiebeleid heeft meer bevoegdheid nodig* Indonesiërs, Surinamers en Antillianen 'in het land van de overheerser' ZATERDAG 17 MEI 1986 EXTRA PAGINA 33 f Een uitstapje van Javaanse aristocraten in Nederland. Hun geschiedenis was totnutoe vrijwel onbeschreven. Maar daar komt eind van deze maand verandering in. Dan verschijnen twee boekwerken over het verblijf van Indonesiërs, Surinamers en Antillianen in Nederland: 'In het land van de overheerser'. Drie medewerkers van een Leids instituut baanden zich een weg door een grote hoeveelheid ongeordend materiaal. Hoe het begrip overheerser van klank veranderde: eerst neutraal en later negatief, want koloniaal. door BartJungmann k V.l.n.r. Emmy Maduro, Gert Oostindië en Harry Poeze. «foto Hoivasti "Schrik niet Nederlanders", schreef een verenigingsblad van Surina mers in 1872. "Blijf Nederlanders, dat wil zeggen: rustig en bezadigd, houdt U kalm en luistert". Kalme rende woorden die leidden tot de volgende profetie: "Een bezitting moet gij verkopen, een kolonie niet. De Oost is een bezitting, Suriname een kolonie". Juist bleek die voorspelling dus niet. Het bezit van Indonesië ging inderdaad direct na de oorlog als eerste verloren. Maar in 1975 moest ook Suriname van de hand worden gedaan. En op dat mo ment was de West als rijksdeel in forme le zin al gelijkwaardig aan Nederland. De Vereeniging van Surinamers beoogde overigens met het bewuste arti kel Nederlanders naar Suriname te lok ken. Dat lukte niet óf nauwelijks. De stroom, zowel uit Oost als West, ging richting Nederland. De ervaringen van Surinamers, Antillianen en Indonesiërs in het moederland zijn tot op heden zel den aan een beschouwing onderworpen. Eind mei verschijnen twee lijvige boek werken, waarin dat wel gebeurt. Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden geeft al jaren zogenaamde Verhandelingen uit. Harry Poeze, medewerker van het instituut: "Die Verhandelingen zijn we tenschappelijke werken met een kleine oplage, erg specialistisch. We zagen drie jaar geleden aankomen dat we aan het honderdste deel toekwamen en wilden daarvan iets voor een groter publiek ma ken. Als historicus was het me al opge vallen dat er op dit terrein zo weinig is verschenen. Aanvankelijk dachten we aan één boek met twee aparte hoofd stukjes over Surinamers en Antillianen. Maar dat is danig uitgelopen. Er bleek veel materiaal voorhanden. Het enige probleem was dat het nauwelijks was geordend". Pionierswerk Poeze, die het Indonesische deel van 'In het land van de overheerser' voor zijn rekening nam, spreekt daarom ook van 'pionierswerk'. Hij hoopt dat de studie een aanzet tot meer is. "Er is zoveel over hoop gehaald dat we er op een gegeven moment een punt achter moesten zet ten. Niet alles kon worden uitgewerkt". Betrok Poeze zijn kennis vooral uit schriftelijk materiaal, Gert Oostindië en Emmy Maduro legden hurl* oren veel meer te luisteren bij de mensen zelf. Oostindië: "Ik heb met zo'n vijfentwin tig mensen uitvoerig gesproken, maar dat sloot wel aan bij een al bestaand beeld". Maduro: "Het deel over de Antillianen is eigenlijk puur op interviews geba seerd. Gewoon omdat er nauwelijks schriftelijke bronnen zijn". Ook voor dit tweede deel geldt volgens Oostindië daarom: "Het is onvolledig, het schetst slechts contouren". De eerste contouren tekenen zich be gin 1600 aan de Indonesische kust af. 'In het Peperland', zoals een historicus in de vorige eeuw schreef, streden Portugezen en Nederlanders om een nieuwe markt. De eersten zetten de laatsten met enig succes in een kwaad daglicht. Prins Maurits zond daarom een schip vol goe de bedoelingen naar de Sultan van Atjeh. Op de terugreis stuurde de sultan een paar afgezanten mee en zij zetten als eer ste Indonesiërs voet op Nederlandse bo dem. "Dese mannen waren van couleur als gele Moren", verbaasde een getuige zich. Maurits ontving ze met veel égards, want de verovering van een markt ver eiste toen nog een deemoedige houding. Het duurde echter niet lang of de pas op gerichte VOC ging op hardhandiger wij ze veroveren. Seminarium Om de 'Portugese leugens' te pareren werden echter eerst nog Ambonese kin deren naar Nederland gehaald om met eigen ogen die leugens te kunnen ont maskeren. >In Leiden werd daartoe een Indisch seminarium opgericht, maar dat werd in zijn bestaan vrijwel louter door Nederlandse kinderen bezocht. Kooplie den van de VOC namen in de loop van de zeventiende eeuw 'onvrije swarten', slaven dus, mee naar Nederland als per soonlijke bedienden. Vrijlating werd veelal gevolgd door verwaarlozing, al troffen sommige kolonialen financiële maatregelen. Slaven werden gevolgd door leerlin gen. Indonesiërs kwamen naar Neder land om een bepaald beroep te leren. "Ik mag zeggen dat het mij gelukt is van de ze Javaan een waar kunstenaar te ma ken", sprak een Nederlander enthou siast over een door hem meegebrachte beschermeling. De goedlopende zaken in de Oost leidden in 1883 tot een kolo niale tentoonstelling in Amsterdam. Op die tentoonstelling komen de geschiede nissen van Oost en West samen. In de eeuwen daarvoor is er ook veel gelijke nis. Planters namen hun Surinaamse slaven (vooral Creolen; Indianen hielden zich afzijdig) mee naar Nederland en uit reisverslagen blijkt dat ze niet altijd weer mee teruggingen. Overleden of ver waarloosd achtergelaten, concludeert Oostindië. Met de afschaffing van de sla vernij begon ook het zwaartepunt van Surinamers in Nederland te liggen op onderwijs. Voor de koloniale tentoonstelling wer den 28 Surinamers verzameld om in een nagebouwd leefmilieu plaats te nemen. De reis verliep voorspoedig, schreef ka pitein Zimmermann. Wilden en niet-wil- den hadden een goede verstandhouding. "De dames betwistten elkander meer malen het genoegen om een deel van de dag met een klein negertje of indiaantje op schoot te zitten". Contactavondjes De Antilliaanse geschiedenis in Ne derland is het vertraagde evenbeeld van de Surinaamse. Hun aantal is ook altijd geringer geweest. Maduro: "De Antillia nen waren veel meer op de Caraïben ge richt. Voor studie gingen ze daarom veel meer naar de eigen regio of Amerika. Er was niet zo'n sterke binding met het moederland. Pas door de komst van Shell in 1915 kwamen de Antillen meer in de Nederlandse sfeer te liggen". Eén van de eerste kritische geluiden over koloniale verhoudingen kwam uit de mond van de Indonesische arts en journalist Abdul Rivai. Hij verzette zich tegen de Nederlandse politiek die het predikaat ethisch had. Dat wil zeggen: ontwikkeling van land en volk naar Ne derlands en Westers model. In 1907 studeerden er twintig Indone siërs aan Nederlandse universiteiten, veelal in Leiden waar ook contactavond jes werden gehouden. Ze begonnen zich in verenigingsverband te organiseren. We hebben het dan wel over de elite. Huisbedienden en zeelieden leidden in Nederland een anoniem bestaan. Poeze heeft weinig over hun aanwezigheid kunnen achterhalen. De klassenmaat schappij in Indonesië zette zich hier voort. "Ze durfden nauwelijks hun ogen op te slaan naar de elite". Als voorbeeld beschrijft hij in zijn boek een moordzaak in Bilthoven. Een huisbediende bracht de vrouw en kinde ren des huizes om zeep. Poeze: "Bedien den zaten hier vaak in een groot isole ment. In Indonesië had de lagere klasse onderling nog wel contact, maar hier niet. Bij deze man sloegen daardoor ken nelijk alle stoppen door". Met het binnendringen van progessie- ve gedachten in de Indonesische ge meenschap gedurende de jaren twintig en dertig ontstonden er wederzijdse con tacten. Poeze: "Dat hoorde bij het links zijn, maar echt van harte ging het niet". Deportatie Werden er in Suriname antikoloniale geluiden vernomen, dan volgde vaak de portatie naar Nederland. Daar zouden ze wel wel verstommen, was de achterlig gende gedachte. Maar die vlieger ging zeker in de twintigste eeuw steeds min der op. De activist Alfred de Kom is daarvan een treffend voorbeeld. Zijn na tionalistische ideeën brachten hem in contact met de Perhimpoenan Indone sia. een vereniging van Indonesiërs met gelijkgestemde ideeën. Eén van de wei nige onderlinge contacten tussen de twee minderheden. Oostindië: "Het waren toch te veel ver schillende culturen. Veel opvallender is trouwens dat er ook nauwelijks contact was tussen Antillianen en Surinamers". Maduro: "Antillianen hadden zoals ge zegd niet zo'n binding met het moeder land. Voor hun was het begrip buiten land veel weidser". Gaf De Kom uiting aan Surinaams zelfbewustzijn. Da Costa Gomez vertolk te dat voor de Antillianen. Maduro: "Zijn voornaam werd nooit gebruikt. Het was altijd doctor Da Costa Gomez. Hij was de eerste afgestudeerde die niet tot de elite behoorde". Een andere Antilliaan die in Neder land van zich liet horen, was George Ma duro. Hij studeerde in Leiden, onder scheidde zich in de oorlogsjaren en stierf in Dachau aan tyfus. "Maduro kwam uit een rijk geslacht en zijn ouders wilden zijn naam in ere houden. Daarom werd na de oorlog Madurodam gesticht, waar mee dan tevens een studentensanato rium kon worden gefinancierd", aldus Emmy Maduro die geen familie van hem Indonesiërs gaven tijdens de bezetting ook blijk van een heldhaftige houding. Vooral in Leiden (waar de concentratie van Indonesiërs door de universiteit al tijd groot was geweest) droegen ze hun steentje bij in de gelederen van Binnen landse Strijdkrachten, zo kwam Poeze aan de weet. Die wetenschap ontleent hij wel aan vraaggesprekken, want daar over is schriftelijk weinig vastgelegd. "In al die delen van De Jong kom je ont hutsend weinig tegen over de rol van de Indonesiërs. Ik merkte ook dat ze dit boek als een soort eerherstel zagen". Discriminatie De Indonesiërs hoopten dat die loyale houding hun nu al veel algemenere stre ven naar onafhankelijkheid na de oorlog ten goede zou komen. Daarin kwamen ze, zoals al wel uitvoerig beschreven, be drogen uit. Overigens werden Soekar- no's escapades eerst met enige achter docht gevolgd in Nederland. Zfjn hou ding tegenover Japan werd door sommi gen te positief bevonden. Al snel echter sloten de rijen zich ook hier aaneen. Opvallend trouwens dat zoveel Indo nesiërs met ervaring in Nederland be trokken waren bij de dekolonisering. Poeze vindt het niet zo verwonderlijk: "Ze kwamen van een onderdrukkend klimaat naar een Nederlandse democra tie. Daardoor radicaliseerden ze". Oostindië: "Ze leerden bovendien de Nederlanders heel anders kennen. In Suriname vormden de Nederlanders de elite en als ze hier met de boot aankwa men, zagen ze Nederlanders in de haven werken. Men keek zijn ogen uit". Het woord discriminatie valt in de ge schiedenis van de Surinamers voor het eerst in de jaren dertig als ook arbeiders zich in Nederland gaan vestigen. Een echt probleem was het toen nog niet. Oostindië: "Een mooi voorbeeld daar van is het verhaal dat een Surinaamse elektriciën me vertelde. Hij reed op zijn fiets en een politieman riep: rechts rij den, zwarte klootzak. Hij is er nu nog boos over en toen viel dat ook nog op. Zo woonde er in die periode een Surinamer in Zeeland. Dat was een bijzonderheid. Hij werd De Zwarte genoemd, maar dat was meer een koosnaam. Typerend voor de welwillende nieuwsgierigheid die er bestond". In de geschiedenis van de Indonesiërs valt het woord discriminatie zelden. En dan nog in tamelijk onschuldige zin. Bij voorbeeld als de ervaringen van de Leid- se studente Maria Ulfah worden be schreven. "Naast haar positieve herinne ringen waren er ook minder leuke ge beurtenissen, zoals haar angsten om door de Doelensteeg naar het Rapen burg te gaan. Daar werd zij vaak door kinderen geplaagd en nageroepen: pin da, pinda, lekka, lekka" Oppassen Poeze: "Voorzover er gediscrimineerd werd, was dat vooral in positieve zin. Zo'n bruine jongen, dat was een pronk stuk voor zijn land en een sieraad voor de buurt. Er was ook nog weinig reden voor discriminatie. De wortels daarvan bevinden zich toch in heel andere om standigheden. Het is ook grappig te zien hoe in de jaren voor de oorlog de Neder landse vrouwen achter Indonesische jongens aanzaten. Die kregen vooraf van hun ouders ook het advies op te passsen voor de Nederlandse meisjes". Beide boeken eindigen in de jaren vijf tig. Wat betreft het Indonesische deel met de toen verworven onafhankelijk heid is dat logisch. Maar waarom is de Surinaamse en Antilliaanse gechiedenis niet verder gevolgd? Oostindië: "Daar over valt inderdaad te twisten. Met het statuut kreeg Suriname in 1954 als rijks deel een gelijkwaardige positie, maar dat is puur formeel geredeneerd. Wat wel voor deze opzet pleit, is dat er over de jaren zestig en zeventig al heel veel is gepubliceerd". Poeze: "Je kunt daarom het Indonsi- sche deel als een afgesloten geschiede nis lezen en het Surinaams/Antilliaanse deel als een voorgeschiedenis". In dat licht ziet Gert Oostindië ook veel nut: "Het kan bepaalde clichés rela tiveren. Bijvoorbeeld de problemen als criminaliteit, die altijd meteen met Suri namers worden geassocieerd. Al die ja ren daarvoor zijn ze toch vrij probleem loos in de Nederlandse maatschappij op genomen. Andersom werkt het net zo. Neem het cliché dat Nederlanders tole rant lijken, maar eigenlijk racistisch zijn. Dat blijk toch ook onzin als je dit boek leest". 'In het land van de overheerser' (2 delen); uitg. Foris Publications, Dordrecht (eind mei). Mr. Dianne van Leeuwen, voorzit ter Emancipatieraad: niet van een leien dakje. «fotoGPDi „Het emancipatiebeleid hoort in handen van een bewindsman of -vrouw die toegang heeft tot de ministerraad. Het hoeft geen aparte minister te zijn, maar dan wel een staatssecretaris met voldoende bevoegdheden. Nu gebeurt het vaak dat voorstellen in de ministerraad besproken worden zonder dat er aandacht wordt gegeven aan de gevolgen voor de emancipatie. En er is niemand bij die dat in de gaten houdt". Mevrouw mr. Dianne van Leeuwen heeft als voorzitter van de Emancipatie- raad inmiddels ervaring genoeg met be windslieden die met emancipatie in hun wetsontwerpen niet al te veel rekening houden. Het adviesorgaan op emancipa tiegebied viert 18 mei zijn vijfjarig be staan. In die tijd zijn er heel wat advie zen de deur uit gegaan, waarvan er een aantal tegen dovemansoren waren ge richt. Er is de afgelopen jaren een aantal ingrij pende besluiten genomen die de eman cipatie van de vrouw niet altijd dichter bij hebben gebracht. De verandering in de belastingwetgeving (de Wet Tweever dieners), had tot gevolg dat veel vrou wen met een deeltijdbaan hun werk heb ben opgegeven, omdat ze plotseling net to bijna niets meer overhielden. De verhoging van het schoolgeld bij het volwassenenonderwijs werpt vooral voor vrouwen een belemmering op om op latere leeftijd nog een opleiding te volgen. Ook het nieuwe studiebeurzen- systeem, waarbij mensen boven de 30 niet meer in aanmerking komen voor een beurs, is vooral voor vrouwen erg nadelig, omdat velen pas gaan studeren als de kinderen wat groter zijn. De bezuinigingen op de kinderopvang maken het nog moeilijker om werk en kinderen te combineren. Het zijn alle maal onderwerpen waarover de raad zonder enig succes negatief heeft gead viseerd. Dat adviezen niet worden opgevolgd, is een probleem waarmee ook andere ad viesorganen zoals de Sociaal Economi sche Raad kampen. Toch heeft de Emancipatieraad volgens Dianne van Leeuwen wel degelijk invloed. „We heb ben het denken over emancipatie ingang doen vinden in het regeringsbeleid. En zijn natuurlijk ook adviezen die wèl wor den opgevolgd. Naar aanleiding van on ze waarschuwingen wordt er nu bij On derwijs bijvoorbeeld over nagedacht hoe kan worden voorkomen dat vrou wen de computeranalfabeten van de toe komst worden". In de afgelopen jaren is er ook een aantal positieve maatregelen genomen. Vooral wat de bestrijding van seksueel geweld betreft heeft dit kabinet een aantal maat regelen genomen. Verder zijn er met subsidie van Sociale zaken een aantal hulpverleningsprojecten gestart (bij voorbeeld op het gebied van de gezond heidszorg) die aan een grote behoefte voldoen. Helaas hebben die een wankele toe komst. Hun financiering door Sociale zaken is tijdelijk. Daarna moeten ze wor den overgenomen door andere departe menten. En daar ligt een knelpunt. Van Leeuwen: „De bereidheid daartoe is heel klein. Daardoor dreigt een aantal goede projecten vast te lopen". „De bedoeling was dat elk departe ment zijn eigen emancipatiebeleid zou ontwikkelen, maar dat komt eigenlijk niet van de grond, omdat niemand daar voor geld wil uittrekken. Dat is heel slecht. Vrouwen zijn niet meer gebaat bij leuke mooie woorden zonder dat daaruit financiële consequenties getrok ken worden". Van Leeuwen wil overigens liever voor uit dan achteruit kijken. Ze verbaast zich er niet over dat het allemaal niet van een leien dakje gaat en verwacht dat ook niet: „Emancipatie is geen markt waar je zomaar iets kunt kopen. Je moet niet af wachten. Het is een een heel fundamen teel proces, niet iets dat je in een paar jaar helemaal omturnt. Het is ook een maatschappelijke ontwikkeling die in middels niet meer is terug te draaien". „We hadden eerst de fase waarin eman cipatie in de maatschappij bespreekbaar moest worden gemaakt, toen moest het op de politieke agenda komen. Dat is ge lukt. Nu zitten we voor de moeilijkste klus: het beleid uitgevoerd krijgen. Dat betekent dat mensen met de billen bloot moeten en dat er plotseling geld op tafel moet komen voor hele duidelijke doelen zoals bijvoorbeeld kinderopvang". „De volgende regering krijgt een aantal zaken op zijn bordje door de besluiten die door dit kabinet zijn genomen. Het beleidsplan emancipatie ligt er. Daar staat in dat meisjes en jongens die in 1990 18 jaar worden, economisch zelf standig moeten worden. Dat kan niet al leen maar papier blijven. De komende vier jaar moet de jeugd ervoor worden klaargemaakt en moet de regering maat regelen nemen, zodat meisj'es in 1990 ook in staat zijn hun eigen brood te ver dienen". „Bovendien zal zo'n kabinet moeten kij ken naar de voorwaarden eromheen. Als je zegt dat vrouwen voor zichzelf moeten kunnen zorgen, moetje als overheid ook zorgen dat ze daartoe in staat zijn. En dat betekent dat er kinderopvang moet ko men. Het is zo traditioneel en onzinnig om te zeggen: dat vangt een oma of een tante dan maar op". De discussie over kinderopvang is in een wat vertrokken dagücht komen te staan sinds Hedy d'Ancona onlangs het woord staatsopvoeding in de mond werd gelegd. Dianne van Leeuwen: „Dat heeft de zaak geen goed gedaan. Met staatsopvoeding heeft kinderopvang na tuurlijk niets te maken. Maar de opvang van kinderen is niet alleen de verant woordelijkheid van de ouders. Denk al leen waaraan al die alleenstaande ouders die zonder opvangmogelijkheden niet kunnen werken en dus afhankelijk wor den van een uitkering". Bóven de feestelijkheden rond het lus trum hangt een kleine wolk nu het GPV heeft gezegd dat de partij een volgend kabinet van WD en CDA wel met ge- doogsteun in het zadel wil helpen op voorwaarde dat de Emancipatieraad wordt opgeheven. Een donkere wolk. omdat verscheidene CDA-ministers al hebben laten merken dat ze wel voelen voor een minderheidskabinet met steun van klein-rechts, en omdat bovendien duidelijk is dat de emancipatiegedachte niet als nummer één op de prioriteiten lijst staat. Dianne van Leeuwen verwacht niet dat het zo'n vaart zal lopen met het afschaf fen van de raad. Ze verbaast zich wel een beetje over de houding van de kleine rechtse partijen: „Het GPV richt zich te gen de emancipatieraad als symbool, maar in feite zyn ze aan het verkeerde adres. Ze zijn bijvoorbeeld tegen het be leidsplan emancipatie, maar dat is niet ons werk, dat is het beleid van dit kabi net". RUNA HELLINGA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 33