Dit is geen veredelde kunstopleiding' De culinaire hoogstandjes van Londen Reinwardt-academie viert tweede lustrum in Leiden Raar maar waar: vrijwel geen stad ter wereld is zo veelzijdig VRIJDAG 25 APRIL 1986 EXTRA PAGINA 21 Gesjeesde kunstacademie-studenten die denken hier een soort van tweede kans te krijgen, zijn aan het verkeerde adres. Op de Reinwardt-academie, Neerlands enige hogere beroepsopleiding voor museummedewerkers die is gevestigd aan de Van den Brandelerkade in Leiden, komt kunst in heel wat facetten aan de orde, maar op heel andere wijze dan blijkens het betoog van directeur P.J.M. Pouw nog wel eens wordt gedacht. De opleiding levert mensen af aan wie kunstenaars hun werk kunnen toevertrouwen, als het gaat om een goede behandeling van hun scheppingen of een mooi plaatsje op een tentoonstelling. Het zijn ook deze mensen die je met een gerust hart De Nachtwacht van de muur kunt laten halen. Of het transport van dat o zo kostbare Chinese servies laten regelen. Maar op de Reinwardt wordt ook geleerd hoe leiding te geven aan een museum of culturele instelling, museumbezoekers voor te lichten en een inventaris op te zetten van een collectie. Kortom, de academie leidt op voor het werken achter de schermen in musea. Een blik achter de schermen van deze voor Nederland unieke opleiding, die dit jaar het tweede lustrum viert. En die door de HBO-fusieplannen van minister Deetman uit Leiden dreigt te verdwijnen. door Simone van Driel "Dit is dus niks", oordeelt Reinwardt-di- recteur P.J.M. Pouw. In zijn handen houdt hij een resultaat van de opdracht aan eerstejaars-studenten om een ma quette van een tentoonstelling te maken. De paneeltjes staan onoverzichtelijk op gesteld, legt hij zijn kritiek uit. "Hier verdwaal je in". Positiever is hij over een echte ten toonstelling die door derdejaars is inge richt op de bovenverdieping van het Pesthuys, in welk gebouw de academie de beschikking heeft over een aantal practicumlokalen. Het onderwerp is ar chitectuur en als geheel ziet het er heel aardig uit, vindt Pouw. Hij ziet evenwel ook manco's: foto's dig zijn gaan bobbe len, niet meer plakkende versierlijnen en onzuiver afgesneden kartonranden. Het is ook allemaal te plat, wijst hij op de schaarse toepassing van twee- en driedi mensionale vormgeving waarin de stu denten toch wél zijn onderwezen. Maar het licht is goed afgesteld, de indeling van de panelen is zeer logisch en de plakletters op de toelichtingsbordjes staan keurig recht. "Je weet niet half hoe moeilijk dat is", zegt hij over dit laatste. Aan de slag De Reinwardt-academie is tien jaar ge leden opgericht op initiatief van onder anderen professsor Pot, voormalig hoog leraar museologie aan de Leidse Univer siteit. De man die de eer te beurt viel dat een opleiding naar hem werd vernoemd, was een 19e eeuwse hoogleraar en een der eerste museologen. Aanleiding om een opleiding voor museummedewer kers te beginnen was, zo vertelt Pouw, Directeur P.J.M. Pouw: veel hoog gespannen en verkeerde verwach tingen. dat de roep daarom in het museumwe reldje allengs sterker werd. "Traditio neel was zo'n opleiding er niet. De mid denkader- en leidinggevende functies werden veelal bezet door universiteits studenten. Er kwamen mensen - en dat is niet onaardig bedoeld - vanuit de hob bysfeer in de musea terecht. Die moes ten het vak helemaal in de praktijk le ren". "Het is wat erg hautain om te zeggen dat de kwaliteit van het werkveld met de komst van de Reinwardt-academie om hoog is gegaan, maar er wordt vaak ge roepen dat we goed zijn. En de studen ten bewijzeri het: ze komen ook in de grotere musea aan de bak. Harde cijfers zijn er niét, maar ik heb de indruk dat vrijwel alle studenten aan de slag ko men. De laatste jaren ook steeds meer op projectbasis, wat ik een hele goede ont wikkeling vind". De eerste vier, vijfjaar in haar bestaan moest de academie haar draai nog zien te vinden. "We moesten toen echt op zoek naar onze identiteit. Bovendien ke ken de musea, hoewel die om ons had den gevraagd, toch wel de kat uit de boom. Men zei: maak je eerst maar eens waar, laat maar eens zien of jullie van die goede mensen kunnen afleveren. En nu staat er in personeelsadvertenties voor museummedewerkers als eis dat ze de Reinwardt-academie moeten hebben doorlopen. We hebben dus een goede naam opgebouwd". De academie kent vier afstudeerrich tingen. Een ervan is een algemene oplei ding, die gericht is op beheersfuncties in kleine musea, bijvoorbeeld die van con servator of documentalist. Een tweede is de communicatieve richting, die opleidt tot educatief medewerker en voorlich ter. Dan is er de beheersrichting; met dat diploma op zak is een Reinwardt'er ge schikt voor een functie als documenta list, assistent-conservator en depotbe heerder. De vierde richting is museaal cultuurbeleid, welke opleidt voor mana gement- en marketingfuncties binnen culturele organisaties en musea. Tachtig studenten Het eerste leerjaar heeft een oriënte rend karakter waarbij vakken aan de or de komen als museologie, kunstgeschie denis, registratie/documentatie, conser vering en chemie, didactiek, tentoon stellingstechnieken, audio-visuele me dia en cultureel bedrijfsbeheer. De stu denten maken kennis met alles wat het museumwerk kan omvatten, zoals het inrichten van een tentoonstelling, objec ten fotograferen, die foto's zelf ontwik kelen en het maken van een diapresenta tie. Voorts leren ze museastukken te conserveren en hoe die op te slaan dan wel uit te stallen. Pouw: "Je kunt iets niet zomaar op hangen. Iets kan er esthetisch nog zo mooi uitzien, maar als je dat dure 17e eeuwse tapijt gewoon maar even aan de muur hangt, kun je het na drie jaar wel weggooien. Je moet rekening houden met zaken als vochtigheid en tempera tuurverschillen in zo'n ruimte". Andere aspecten van het museum- werk zijn het opzetten van een inventa ris, het beheren van een depot of van een compleet museum. Met dit alles krijgen de studenten in het eerste en (uitgebrei der) in het tweede jaar te maken. Het derdejaar dient een keuze te worden ge maakt uit een van de vier richtingen. In dat slotjaar ligt het accent op zelfstandi ge studie en dienen de studenten bui tenshuis een afstudeerproject te verzor gen. Dat kan in een museum zijn, maar ook bij een instelling voor monumenten zorg of natuurbehoud. In het oog lopen de voorbeelden van examenprojecten zijn de inrichting van hét Zuidhollands Verzetrausem in Gouda en dat van het omroepmuseum in Hilversum. De Reinwardt-academie laat jaarlijks maximaal tachtig studenten toe. Pouw vertelt dat dit aantal is gerelateerd aan de vraag naar museummedewerkers, maar ook aan de huisvestingscapacitei ten. "Het aantal aanmeldingen ligt twee. drie keer zo hoog, maar tachtig mensen is gezien de werkgelegenheid in deze sector echt reeël. We krijgen wel eens het verwijt dat we zoveel mensen buiten de deur houden. Natuurlijk kun je wel elk jaar driehonderd mensen op de ar beidsmarkt gooien, maar werk is er voor zoveel mensen niet". Creatief Als er zoveel mensen niet kunnen wor den toegelaten, voor wie zet de academie dan wel de poorten open? Pouw schetst een beeld van de 'ideale' Reinwardt-stu- dent: die is creatief, zelfstandig, heeft het vermogen te organiseren en is geïn teresseerd in kunst- en cultuurgeschie denis en de plaats van de mens daarin. Daarop selecteren zou echter een zo niet onmogelijk dan toch uitputtend karwei zijn. Reinwardt beperkt zich daarom tot criteria als motivatie en ervaring. In het voordeel van een gegadigde werkt bij voorbeeld het lidmaatschap van een ver eniging van vrienden van een museum, het verricht hebben van vrijwilligers werk daarin, en kennis van en belang stelling voor kunst- en geschiedenis in het algemeen. "Maar selectie, dat is toch altijd afgaan op intuïtie", relativeert Pouw. "Je kunt er echt geen peil op trekken. Sommige studenten van wie we hoge verwachtin gen hadden, maken die niet waar; ande ren aan. wie we twijfelden, komen ont zettend goed vooruit". Dertig tot veertig procent van de stu denten haakt voortijdig af. Veel te veel, vindt de directeur, die de zwaarte van de opleiding en demotivatie als oorzaken aanwijst. Hij zegt over het eerste: "Er moet in die drie jaar zoveel worden ge leerd dat er van een rustig tempo geen sprake kan zijn. Dat is wel jammer. Als een onderdeel door middel van een ten tamen is afgesloten moeten de studen ten direct door met het volgende, er is geen tijd om er nog eens op terug te ko men, om het - zoals dat heet - terug te koppelen". De demotivatie die onder sommige studenten zulke groteske vormen aan neemt dat ze de academie voortijdig la ten voor wat ze is, komt blijkens het be toog van Pouw veelal voort uit te hoog gespannen dan wel volstrekt verkeerde verwachtingen. "Er zijn studenten die denken dat ze zomaar conservator kun nen worden in een rijksmuseum. Of ze hebben iets vaags in hun hoofd van 'leuk bezig zijn met kunst'. En dan blijkt dat ze zich in de praktijk moeten bezighou den met temperatuurverschillen. En fo to's plakken en registeren van welk ma teriaal een object is gemaakt en hoe oud het is. Dat laatste is niet zó opwindend natuurlijk. Hoewel, het kan best leuk werk zijn. Maar goed, dat strookt alle maal niet met hun ideeën. We doen op die manier helemaal niet zoveel aan kunst. Dus als je zegt: ik vind kunst leuk en daar ga ik me in bekwamen, dan moet je niet naar deze school. Dit is geen vere delde kunstopleiding". Angst Pouw ziet voor de academie een dui delijke taak weggelegd als het gaat om het beter informeren van de museumbe zoekers. Bij de studenten wordt voort durend op het belang daarvan geha merd. "Aan goede informatie ontbreekt het meer dan eens", is zijn stellige over tuiging. "Buiten het tentoongestelde zelf is er niets dan hooguit een catalogus. Be zoekers kunnen zich er niet in verdie pen. Daarom ben ik fel voorstander van bijvoorbeeld het openstellen van de de pots waar mensen onder begeleiding een kijkje kunnen nemen, en het organi seren van lunchlezingen. Dat is in Enge land ook zeer populair". Voor het beter informeren van de be zoekers ziet Pouw bij uitstek de compu ter als geschikt instrument. "Binnen de museumwereld bestaat daartegen nog veel weerstand, veroorzaakt door onbe kendheid en de financiële consequen ties. Ook onze studenten zijn nogal com puter-onvriendelijk; het zijn veelal men sen met een alpha-opleiding en ze heb ben een soort traditionele angst voor de techniek. Toen we computerkunde als verplicht vak invoerden, wisten maar drie of vier van de vijftig studenten in het tweede jaar er iets van, of hadden er privébelangstelling voor". Hij vervolgt: "Het museumbezoek heeft de laatste tien, vijftien jaar een dui delijke vlucht genomen. De kunsttem pels voor hoger publiek, zoals musea doorgaans werden gezien, gooiden de poorten eind zestiger jaren onder druk van de subsidiegevers (het rijk en de ge meenten) open voor het grote publiek. De musea werd de vraag gesteld: wat is je maatschappeljke relevantie, je legiti matie? Ze moesten hun bestaansrecht verdedigen. En opeens was een museum niet langer meer iets stoffigs waar alleen wat duffelingen naartoe gingen. De me dia gingen er steeds meer over schrijven en er naartoe gaan werd normaler ge vonden". "Het grote publiek is dan binnen, maar het is zaak dat daar ook te houden. De manier waarop je bijvoorbeeld als kind het bezoek aan een museum hebt ervaren, kan van belang zijn voor de vraag of je het later ook nog leuk vindt". Hier komt ook weer zijn computer om de hoek kijken: "Het is voor een kind toch veel leuker om in een museum spel letjes te doen en op knopjes te drukken dan aan de hand van een suppoost, die alsmaar 'sst' roept, zaal in zaal uit te lo pen?". Verhuizing Hoewel het de Reinwardt-academie voor de wind gaat, hangt er een donkere wolk boven de opleiding: de op handen zijnde fusie met de kunstopleidingen cluster In Amsterdam. De academie vol doet niet aan de norm van minimaal zes honderd leerlingen, wat voor HBO-op- leidingen de enige manier is om aan de fusieplannen van minister Deetman te ontkomen en zelfstandig te kunnen blij ven. Nu valt de feitelijke fusie de acade* mie nog niet eens zo zwaar, vertelt Pouw. Dat wil zeggen, Reinwardt was het allerliefst zelfstandig gebleven, maar het had erger gekund. De academie voelt zich bij de Amsterdamse Filmaca demie, die voor Bouwkunst en Beelden de Vorming en de opleiding Leraren Te kenen, Handvaardigheid en Textiele Werkvormen heel wat beter thuis dan bij de fusiepartners die Leiden had te bie den. Pouw weet niet wat Reinwardt zou moeten zoeken tussen volstrekt ander soortige opleidingen als de analysten- school en de laboratoriumschool. "We zijn er toch nog goed van afgekomen", vindt hij. Des te meer moeite heeft Pouw ermee dat de academie naar alle waar schijnlijkheid ook daadwerkelijk naar Amsterdam zal moeten verhuizen. Pouw noemt voordelen als de samenwerking met de. universiteit in Leiden en niet te vergeten Leiden museumstad, die daar mee op de tocht komen te staan. De ge meenteraad treurt van harte mee; ze heeft de minister gevraagd of de Rein wardt-academie, mede met het oog op de vele samenwerkingsverbanden die de opleiding heeft, als zogenoemde dis locatie in Leiden mag blijven. Pouw heeft er geen flauw idee van of Den Haag daar al dan niet oren naar heeft. "Deetman heeft hele duidelijke re gels opgesteld: een opleiding die fuseert met een opleiding in een andere plaats, moet zich daar ook vestigen. Daar staat tegenover dat het formeren van zo'n nieuwe vorm van HBO geweldige kos ten met zich meebrengt en daar is bij het ministerie in principe geen geld voor. In het huisvestingsplan voor het hele HBO staat ook dat prioriteit wordt gegeven aan de instellingen die graag willen fuse ren. Reinwardt hoort daar niet bij. Op basis daarvan verwacht ik niet dat we op korte termijn uit Leiden zullen vertrek ken, ik zie ons de koffers niet zo gauw pakken". Niet vlekkeloos Een ding weet de directeur wel zekér en dat is dat de fusie nog heel wat voeten in de aarde zal hebben. "De HBO-oplei- dingen zullen de komende jaren primair met fuseren bezig zijn", voorspelt hij. "Op z'n vroegst zullen ze daarvan mis schien na 1990 ook de vruchten plukken. Want vergeet niet dat zich met die fusies allemaal mensen bezighouden die er he lemaal geen verstand van hebben, ik in cluis. Ik ben er echt niet optimistisch over dat dit proces vlekkeloos zal verlo pen". Engeland en lekker eten, dat kan niet bij elkaar horen. Het vooroordeel is bekend: Britten hebben weinig op met de maag, die daarom bij voorkeur wordt gevuld met doodgekookt grijs vlees, met gifgroene melige doperwtjes en met glazige aardappelen. Nee, afgezien van het glorieuze ontbijt met gebakken eieren, bacon, worstjes en tomaat (onder Britse gezondheidsfreaks ook bekend als hartaanval op een bord je) heeft het Verenigd Koninkrijk de gastronoom werkelijk niets te bieden. Of toch wel? Hier blijkt maar weer eens hoe dom vooroordelen zijn. Want de volgen de stelling is zeker niette gewaagd: afge zien van New York is er geen stad ter wereld die voor liefhebbers van koken en eten zo veelzijdig en daarom zo inte ressant is als Londen. Beperkt Zeker, Parijs kent meer verfijning, er zijn veel meer eerste klas restaurants te vinden. Maar dan hebben we het over een bijna uitsluitend Franse cuisine. De eetculturen van de landen-met-de-grote- namen op eetgebied zijn per definitie na tionalistisch, en daarom beperkt. Dat is een van de redenen waarom nu juist En geland, waar zo'n grote traditie op het gebied van de gastronomie ontbreekt, zo openstaat voor experimenten, trends, nieuwe ideëen en smaken uit alle win drichtingen. Een groeiende voorhoede verwacht meer van het leven dan fish atid chips of steak-and-kidney pie. Lon den is niet voor niets de plaats waar de term .foodies" werd bedacht als verza melnaam voor al diegenen wier grote hobby de fijne keuken is, voor de eet- gekken dus. Een krant als The Guardian besteedt elke week een hele pagina aan eten en drinken. Het eind 1984 gelanceerde luxe tijdschrift A La Carte, dat vol staat met het soort onpraktische recepten dat be gint met: „men neme een kilo rivier kreeftjes..." is een kassucces. Het aantal tv-koks is niet meer te tellen, en er is waarschijnlijk geen boekhandel ter we reld waar zich zoveel kookboeken met daarin recepten uit zoveel landen en eeuwen bevinden als het Londense Books for Cooks (15 Blenheim Crescent, Wil) dat zich geheel in deze materie heeft gespecialiseerd. Internationaal Hèt kenmerk van de eetcultuur in Londen is dat deze zo uitgesproken in ternationaal is. Dat komt niet alleen door het reeds gesignaleerde gebrek aan een belangrijke eigen Britse keuken, maar vooral omdat Londen zo, lang de hoofdstad is geweest van het grootste rijk dat de wereld ooit heeft gekend. Ook de positie van Londen als een van de drie grootste financiële centra ter wereld (naast New York en Tokio), die voor een stroom buitenlandse en dik betaalde werknemers zorgde, heeft aan deze kos mopolitische geaardheid van wat we maar zullen noemen de Londense keu ken' ten zeerste bijgedragen. Zo komt het dat de pretwijk Soho vol Chinese restaurants zit van het soort dal in Nederland wel ,de echte Chinees' wordt genoemd. Ook in Soho vind je een kleine Italiaanse 'eetmaffia' met aan trekkelijke restaurantjes en nog aantrek kelijker delicatessenwinkels. Golders Green is de wijk voor liefhebbers van de joodse (en in toenemende mate ook Ja panse) keuken. De wijk Bayswater en omgeving was in de jaren '70 een mag neet voor (doorgaans steenrijke) Arabie ren, en de restaurants in die buurt getui gen daarvan. De wijk Stoke Newington is de plaats voor suckcu, pastimiici en andere Turkse heerlijkheden. De markt stalletjes van de zuid-Londense wijk Brixton (en in mindere mate die van het west-Londense Shepherds Bush) liggen vol groenten en kruiden uit het Cari- bisch gebied. En de,wijk Southall, hek- maal aan de westkant van Londen, is een pelgrimsoord voor de liefhebbers van de Indiase en Pakistaanse keuken Trends Bij zoveel keus zijn er niettemin een paar trends te herkennen. Daar is aller eerst de toenemende belangstelling voor verse pasta. Sinds kort zijn er in Londen, (onder meer in Soho) winkeltjes waar uitsluitend verse spaghetti, macaroni, la- sagna en dergelijke wordt verkocht Veel lekkerder dan de voorverpakte, op plastic lijkende (en vaak dito smakende) deegwaren. Twee .cuisines' in het bijzonder zijn bij Londense foodies in trek, de Indiase en de Chinese. Op de Indiase keuken hebben Engelse gastronomen lang wat neergekeken. Dat kwam in hoofdzaak omdat ,de India-er' dezelfde plaats in neemt als ,de Chinees' bij ons. Door heel Engeland vind je vele duizenden Indiase restaurants, tot in de kleinste plaatseq toe, die doorgaans weinig originele en lang niet altijd smakelijke maaltijden serveren. Maar er is een nieuwe genera tie Indiase restaurateurs opgestaan die het vak serieus neemt. Zij maken gebruik van verse kruiden, en schuwen bewerkelijke bereidingsme thoden niet. Dat, gevoegd bij de prachti ge kookboeken van mevrouw Madhur Jaffrey, heeft voor nieuwe belangstel ling bij de serieuze gastronoom gezorgd .Tandoori kip' of .rogan josh' maken is kinderspel. Het allerbeste Zo'n verhaal kan ook worden verteld over de Chinese keuken, die eveneens zeer in de mode is. Chinees eten in wij ken als Soho was altijd al authentieker dan watje bij de gemiddelde Nederland se Chinees vindt. Daar is nu nog een hele reeks zeer goede restaurants bij geko men, die het allerbeste van de Chinese keuken bieden. Ook die restaurants (en de kookboeken van mannen als Ken Hom en Kenneth Lo) hebben de interes se van amateur-koks voor de Chinese keuken enorm doen toenemen. Voor wie ten slotte in Londen de In diase en Chinese haute cuisine zelf wil proberen: men zou eens kunnen gaan eten bij Memories of China (67 Ebury Street, SW1), Zen (Chelsea Cloisters, Sloane Avenue SW3) - (beide Chinees) - en bfj Red Fort (77 Dean Street Wl) en Bombay Brasserie (Courtfield Close, SW7), beide Indiaas. HENK DAM Reinwardt-studenten tijdens een praktijkles in het Pesthuys te Leiden: men weet niet half hoe moeilijk het is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 21