Nog altijd aanpassen aan een mannenwereld Veel geknoei met 'kwaliteitswijnen' Ik, ik, ik NA EEUW VROUWEN OP UNIVERSITEIT Consument 'Aan de deur' kan nog te agressief worden verkocht 'Menu' zonder groente.. Kleine opsteker voor anti-roker MAANDAG 14 APRIL 1986 PAGINA 9 Kent u het verschijnsel? Het jonge mensje hangt bij wijze van spreken nog ondersteboven, het heeft 't eerste boertje nog niet gelaten, of de verwekkers ervan beginnen zichzelf al in de derde persoon aan te spreken. "Zo, mamma zal je eens lekker instoppen." En: "Nu niet, pappa moet even z'n krantje lezen." Van het ene moment op het andere laten ze hun 'ik' in de steek. 'Ik' telt opeens niet meer. Dat wil zeggen: in de beslotenheid van het gezin. Want als één van de ouders de huisdeur achter zich dichttrekt, vlucht dat 'ik' meteen weer in hen terug. Dan voltrekt zich een bliksemsnelle 'persoonsverwisseling'. Of heeft u uw chef wel eens horen bulderen: "Zo, Jansen, kom jij maar eens bij pappa!"? Vast niet. Je moet er trouwens ook niet aan denken. Er zullen ongetwijfeld diepzinnige psychologische theorieën over dit verschijnsel in omloop zijn, maar de bibliotheek heeft geen nachtvergunning en in de gelegenheden die dat wel hebben vrees ik niet aan een oplossing van dit probleempje toe te komen. Mijn schoonzuster dus maar even opgebeld. "Ja, waarom dóe je zoiets? Dat hóórt zo, dat doet iedereen." Jammer. Laten we eens zien of we zelf iets kunnen bedekken. Als we niet met een wonderkind te maken hebben, mogen we aannemen dat het wurm nog niet op de hoogte is van enige grammatica. Van woorden zoals 'ik', 'jij' en 'hij' heeft het in het hiervoormaals vast nog nooit gehoord. Nu is het aanleren van de spraak voor een groot gedeelte gebaseerd op 'nadoen'. Het kind zegt na. Aapt na, om het wat minder complimenteus te zeggen. Veronderstel nu eens dat ouders hun kind voortdurend aanspreken met: „'Ik' zal even een kruikje voor je maken", „'Ik' zal je even een 'schone Pamper omdoen", „'Ik' zal even dit...", „'Ik' zal even dat...". Wat zal er dan gebeuren? Dit: het kind, gespitst op dat 'ik', zal zijn ouders ermee vereenzelvigen. Hij zal hen ermee gaan aanbabbelen. Het is dan niet ondenkbaar, dat zoon- of dochterlief midden in de nacht hartverscheurend 'ik!!!!!!!' begint te krijsen. Dat zal niet de bedoeling zijn. Men wil als ouder nodig zijn. En dat moet door het kind, ook al is het nog zo jong, worden waargemaakt. In taal, en liefst in begrijpelijke taal. Ouders leggen hun kind die afhankelijkheid als het ware in de mond. Ze zeggen die voor. Zo zou het in elkaar kunnen zitten, maar echt tevreden met deze verklaring ben ik nog niet. Daarom een tweede poging. Laten we eens nagaan hoe de woorden 'pappa' en 'mamma' door de mond worden gevormd. Er is bijna geen acrobatiek van de lippen voor nodig. Bij beide woorden gaat de mond eenvoudig open en dicht, en dat dan tweemaal. Zo doen jonge vogels hun snavel wijd open als ze honger hebben, zo happen goudvissen naar voer. 'Pappa' en 'mamma'. Viermaal een hapbeweging. Dat moet voor de zuigeling, die haast altijd honger heeft, makkelijk zijn na te zeggen. Ik voel wel wat voor die verklaring. Ze past zo aardig bij die andere betekenis van het woord 'mamma', te weten 'borst'. Ja, en dan is er nog een derde verklaring mogelijk. Past de liefde die ouders hun kind willen geven soms niet zo goed bij hun 'ik'? Vloekt ze daarmee? Scheppen zij van zichzelf soms een ideaalbeeld, waarmee dat 'ik' niets meer te maken heeft? Ik wil niet al te pessimistisch eindigen, maar misschien valt de tijd dat men als ouder weer gebruik gaat maken van het 'ik' niet heleméél toevallig samen met de periode waarin het kind de taal onder de knie krijgt en in staat is om in vlekkeloos Nederlands, zonder slabbetje, te melden wat hem in mamma's of pappa's optreden niet zint. Op dat moment betrekken de partijen hun stellingen. Dan is het 'ik,ik,ik' tot de laatste snik. ANGELA PINNEBERG „Iedere morgen, zodra de studen ten de Academie waren binnenge gaan, verliet een jonge, schone maagd haar woning op de hoek van de Voetiussteeg en volgde hen met zedigen tred, vergezeld van twee dienstboden, naar het audito rium. Daar gingen zij dan in een kamertje, belendende aan de muur van de collegezaal waar zij gezeten voor een plank, welke met gaten voorzien in de muur bevestigd was waar zij ongezien de lessen hoorde van haar geliefde Voetius en der overige professoren". De 'schone maagd' heet Anna Ma ria van Schuurman, de eerste vrouw die in de 17e eeuw na enig aandringen en nog onofficieel col leges mag volgen aan de Utrechtse universiteit. Dit staat te lezen in de bijdrage van de Interfacultaire Werkgroep Vrouwenstudies (IWV) aan het lu- strumboek 300 jaar Rijksuniversi teit. In 1985 wordt een studente dierge neeskunde bij een les over beval lingen, in tegenstelling tot haar mannelijke collega's, door de do cent niet 'by de koe' gehaald. Waar om laat u geen meisjes dichtby kij ken, vraagt ze. De docent ant woordt dat hij dat zonde van zijn energie vindt, want de weinige vrouwen by diergeneeskunde spe cialiseren zich toch altyd in kleine huisdieren. Over bevallingen bij koeien hoeven ze dus niets te leren, vindt hy. Psychologe Karen Hillege, coördi natrice van het in 1984 opgerichte Vrouwennetwerk aan de Utrechtse universiteit. „De weerstand van mannen tegen studerende vrou wen is veel minder openlijk gewor den". Zo'n diergeneeskunde-me- neer, daaruit blijkt duidelijk weer zin jegens vrouwen. Aanpassen „Het klimaat voor vrouwen op de universiteit, studenten en weten- schapsters, lijkt gunstig te zijn", zegt drs. Maria Hijman, coördina trice van de Interfacultaire Werk groep Vrouwenstudies aan de Utrechtse universiteit. „Vrouwe nemancipatie hoort erbij. Het is een taboe om te zeggen dat vrou wen niet in de wetenschap thuis horen, maar ondertussen moeten ze zich wel volledig aan de heer sende normen aanpassen. In aantallen hebben vrouwen hun achterstanden inmiddels een aar dig eind ingehaald. Nu bestaat het totaal aantal studenten voor 30 pro cent uit vrouwen en in Utrecht schommelt het zelfs rond de 47 procent. Ze zijn goed vertegen woordigd by studies die op de ver zorging zijn gericht (psychologie, pedagogie) en letteren. In de exac te richtingen zyn ze echter schaars. Slechts 6,8 procent van de vrou wen rondt haar studie af met een promotie. De Interfacultaire Werk- Anna Maria van Schuurman mocht in de 17e eeuw na enig aandringen colleges volgen aan de Utrechtse universiteit, als de heren-studenten haar maar niet zagen. Rond 1880 kunnen vrouwen open en bloot studeren: het zijn er nog weinig. Nu hebben ze hun achterstand in aantallen in elk geval aardig ingehaald. Toch is een schets van hun positie aan de universiteit geen echt vrolijk verhaal. door Patricia v.d. Zalm Karen Hillege (links) van het Vrouwennetwerk en Maria Hijman van de Interfactularie Werkgroep Vrouwenstudies van de Utrechtse rijksuniver siteit "Vrouwen aan universiteit geen" slachtofferverhaal, maar er is nog veel mis. groep Vrouwenstudies wijt dit ge ringe aantal aan het personeelsbe leid. In 1981 waren er in Utrecht tien vrouwelijke hoogleraren op totaal van 413 (2,4 procent te gen een landelyk gemiddelde 2,8 procent). Het aantal weten schappelijk medewerkers met een vaste aanstelling bestaat slechts •voor 9,8 procent uit vrouwen. A. van Doorne-Huiskes kwam in haar onderzoek naar de posities van mannen en vrouwen aan de RUU (1983) onder meer tot de uit komst dat bij het wetenschappelijk personeel relatief meer vrouwen dan mannen een lagere functie hebben en dat ze in de hogere we tenschappelijke banen onderverte genwoordigd zijn: in de hoogste sa larisklassen werkt 2 procent vrou- Haar cijfers over interne bijscho lingscursussen (zowel voor weten schappelyk als niet-wetenschappe- lyk personeel) liegen er ook niet om: aan de opleiding tot perso neelsfunctionaris namen in 1982 5 vrouwen deel en 32 mannen. Een managementcursus telde 0 vrou wen en 17 mannen, een lezingency clus voor topbeleidsambtenaren 2 Karen Hillege, die via haar werk in het Vrouwennetwerk veel gelui den uit de praktijk krijgt: „Vrou wen hebben meer moeite dan man nen om deze bijscholing te mogen volgen. Wij signaleren dat en wil len alle vrouwelijke studenten en medewerkers, ongeveer 12.000, van de koffiejuffrouw tot de hoog leraar, in netwerken over hun ei gen werksituatie laten praten. Nog even het onderzoek van Van Doorne-Huiskes aangehaald: zo wel bij wetenschappelijk als niet- wetenschappelijk personeel ver dienen vrouwen aan de RUU ge middeld minder dan mannen, ook wanneer ze even oud en even lang in dienst zijn, dezelfde burgerlijke staat heben en dezelfde opleiding. Waar komt deze ongelijkheid van daan? Maria Hij man: „Het wetenschap pelijke wereldje zit zo in elkaar: keihard werken, zorgen dat je het snelst publiceert en promoveert. En buitenlandse congressen be zoeken, ook zoiets. Over het alge meen kunnen mannen zich daar makkelijker voor vrijmaken. Ik heb het aan den lijve ondervonden. Ik was met promotie-onderzoek bezig en raakte zwanger. Mijn hoogleraar was hoogst verontwaar digd en vond dat ik totaal geen ver antwoordelijkheid had voor myn onderzoek en voor de vakgroep. Het belang van kinderen krijgen zag hij niet in. Dat zyn de mecha nismen die vrouwen het meest in de weg zitten". Aangepraat Karen Hillege: „Het wordt je aan gepraat dat een wetenschappelijke carrière onmogelijk is in vier da gen per week. Als je graag een dag in de week voor je kind wilt zor gen, dan kan dat. Maar er wordt on middellijk gevraagd of je soms je carrière opgeeft. Werken in deel- siteit net zo moeilijk of makkelijk te bereiken als voor vrouwen, maar voor hen betekent het vooral ver lies van 'prestige'. Ze blijven liever vijftig uur per week werken dan dat ze hun prestige verliezen". „Deeltijdbanen die een betere verdeling van betaald en niet-be- taald werk kunnen zijn zijn er gekomen. Maar vooral vrouwen solliciteren ernaar. Ze hebben in deeltijd minder wetenschappelijke publicaties kunnen leveren dan mannen die in dezelfde periode volledige banen hadden. Nu er vooral wordt gekeken naar presta ties, die dan worden opgenomen in betaalde onderzoeksprogramma's, zie je dat veel vrouwen eerder uit de boot vallen". „Ten derde, maar dat is minder goed te bewijzen, hebben veel vrouwen zich in de jaren zeventig ingezet voor onderwijsvernieu wing en zich daardoor op het ge bied van onderzoek uit de markt geprijsd". In de jaren zeventig begon het te borrelen. Onder invloed van de vrouwenbeweging (Man-Vrouw- Maatschappij, Dolle Mina) werd het een groeiend aantal vrouwelij ke studenten duidelijk dat wat zij leerden, niet strookte met hun le venservaringen. Leerstof op uni versiteiten is van oudsher bepaald geweest door de kijk van mannen op de werkelijkheid. Wereldvisies van vrouwen kwamen niet in beeld. Hun bijdragen aan cultuur, politiek, filosofie, wetenschap en religie werden 'vergeten' in de stu dieboeken. De eerste werkgroepen vrouwenstudies ontstonden in 1965 aan de universiteit van de Ameri kaanse stad Seattle. Voor Neder land was 1974 het startsein van het ontstaan van vrouwenstudies; Utrecht kreeg in 1977 de eerste me dewerksters: kleine studiegroepen waaruit 'vrouwgerichte' onderzoe ken en scripties voortkwamen. Vier jaar geleden kreeg Utrecht een hele 'post' om vrouwenstudies te stimuleren. In dat jaar werd ook de Interfacultaire Werkgroep Vrouwenstudies opgericht. „Pogingen om machtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen te ana lyseren en te vereffenen", zo om schrijft Maria Hijman de term vrouwenstudies. „Of asymetrie, dat klinkt meer als 'verstoorde si tuatie' en dat is het. Het verschil tussen mannen en vrouwen blijft, maar dat hoeft niet te betekenen: meerdere en mindere. Dat vrou wen kinderen kunnen krygen, daarin zit 'm het grootste verschil met mannen. Maar dat zou niet moeten uitsluiten dat ze daardoor geen bestuursfunctie kunnen heb ben of geen carrière kunnen ma ken. Vrouwenstudies Een paar voorbeelden van vrou wenstudies: by geschiedenis wordt onderzoek gedaan naar vrouwen die in de 18e eeuw in de Leidse lakenindustrie werkten, een vrij grote groep waarover in de geschiedenisboeken weinig is te rug te vinden. Bij letteren wordt gekeken naar films en naar Neder landse dichteressen tussen 1935 en nu. Bij sociale wetenschappen zyn mensen bezig met moederschap en de ontwikkeling van jongens en meisjes. Bij rechten houdt vrou wenstudies zich bezig met familie- en afstammingsrecht en toewijzing van de kinderen bij echtscheiding. Maar positieve geluiden zijn er ook. Maria Hijman: „Vrouwenstu dies heeft gestimuleerd dat er meer vanuit vrouwenvisies naar bepaal de zaken wordt gekeken. Dat werkt door naar de overheid, die steeds meer onderzoek laat doen naar specifieke vrouwenproblema tiek, seksueel geweld, verkrach ting, incest. Maar begrip voor wat vrouwenstudies beoogt, ontbreekt nog wel eens, waarschijnlijk door dat vrouwenstudies zich nadruk kelijk niet objectief opstelt terwijl de gemiddelde wetenschapper doet alsof hij dat wel is. Vrouwen studies zou een vorm van actie-on derzoek zijn, dus niet wetenschap pelijk, dus minderwaardig. Het roept per definitie vooroordelen op. Veel mannen vinden het be dreigend dat vrouwen hun mond open doen, net als in de tijd van Dolle Mina: eng, die vrouwen". Toch is de Utrechtse situatie rede lijk gunstig, vindt het tweetal. „Het College van Bestuur doet veel moeite om vrouwenstudies uit te breiden. Onlangs is een paar ton beschikbaar gesteld om hier een hoogleraar en twee hoofddocenten vrouwenstudies aan te stellen. Utrecht betaalt bovendien mee aan het voortbestaan van de Stichting Landelijk Overleg Vrouwenstu dies (SLOV), die alle activiteiten op dit gebied coördineert. Zo lang zamerhand wordt dus erkend dat het reden van bestaan heeft. Bijna elke faculteit en wetenschappelij ke opleiding heeft nu groepen en medewerksters vrouwenstudies. Op een aantal instituten, Leiden en Nymegen bijvoorbeeld, waren het vooral tijdelijke aanstellingen, daarna deed het College van Be stuur niets meer. Maar er is kei hard actie tegen gevoerd, dat is nog niet zo lang geleden hun geluk ge weest". Het is nog niet zo lang geleden dat de hooggeleerde Abma van de Leidse faculteit der Sociale Weten schappen verklaarde dat er voor de vrouwenstudies nu een bres is ge slagen in het universitaire bastion. Hij zei dat niet zomaar. Aan de Leidse universiteit is vorig jaar na veel strijd één miljoen uitgetrok ken voor de vrouwelijke weten schappers verbonden aan de werk groep Vrouwenstudies. Tot 1990 krijgt deze werkgroep de kans om vrouwenstudies zo op te zetten dat het onderwijs en on derzoek op dit gebied zonder extra subsidie straks kan worden inge past in de structuur van de Rijksu niversiteit Leiden. Dit betekent dat de vijftien by de werkgroep be trokken vrouwen moeten bewijzen dat ook z(j in staat zyn gedegen on derzoek, goed onderwijs en een in drukwekkende lijst van publika- ties af te leveren. In september 1985 is de werk groep daarmee serieus begonnen. De betrokkenen zijn overtuigender dan ooit. "Men zal zo onder de in druk raken, dat niemand ons kan laten verdwijnen". Het wachten is nog op de twee hoogleraren die een dezer maanden zullen worden be noemd. Stappen vooruit Een verhaal over (de positie van) vrouwen aan de universiteit loopt het gevaar een 'slachtofferverhaal' te worden. Hijman en Hillege, na enig nadenken: „Dat zou ik er niet van maken. Het aantal posten voor vrouwenstudies wordt uitgebreid, het Vrouwennetwerk is opgericht. Dat zijn stappen vooruit. En wat betreft werk- en studiesituatie van vrouwen 'is er gewoon veel mis, daar kom je niet omheen. Des te beter dat vrouwenstudies bezig is zich een stevige positie te verwer ven. De weerslag van wat hier ge beurt op de buitenwereld kan lang duren, maar als je goed kijkt zie je het al wel. Seksueel geweld is altijd wel onderzocht maar sinds vrou wen ernaar zijn gaan kijken, is er in vrij korte tijd veel meer boven tafel gekomen. Verkrachting binnen het huwelijk kwam vroeger niet aan de orde, nu wel. En als je naar incest kijkt: pas de laatste jaren komen de feiten naar boven. Dat de Utrechtse politie nu knokt voor een incestdeskundige is een suc cesverhaal: binnen een paar jaar is het een publieke discussie gewor den". De aandacht mag dan vooral, en terecht, uitgaan naar de schandalen in Oosten rijk en Italië, maar geknoei met wijnen beperkt zich niet tot het zoeten met 'an ti-vries' of het aanlengen met soms do delijke doses methylalcohol. Veel alge mener is het gerommel met chemische toevoegingen als sulfiet, alcoholpercen tages en niet te vergeten: kwaliteitsaan duidingen. onder redactie van Wim Fortuyn en Conny Smits Vooral met sherry, port en rosé die per tankwagen naar Nederland komt en hier wordt gebotteld is vaak geknoeid om meer winst binnen te halen. Zo wordt er volgens de Keuringsdienst van Waren in Nederland veel meer «sherry verkocht dan er wordt ingevoerd. Echte sherry komt uit de streek Jerez de la Frontera, heeft een Spaanse banderol om de dop, is minstens drie jaar op fust gerijpt en bevat tenminste 16,7 procent alcohol. Het woord sherry alleen zegt niets, net zo min als de aanduiding Montilla. Mon- tilla is het wijngebied ten noorden van de sherrystreek. Een apart probleem daarbij was tot voor kort dat landen als Spanje en Portugal de voorschriften van de Europese Gemeenschap aan hun laars konden lappen. Veel montilla's die in Nederland - vaak zonder garantieze gel - worden verkocht, zijn een mengsel van goedkope Italiaanse wijnen en smaakstoffen. De Keuringsdienst van Waren liet twee jaar geleden veertig deskundigen 602 wijn monsters van keuren op geur, kleur en smaak. Gemiddeld 18 procent ging met algemene instemming (drie keer een onvoldoende) door de goot steen. Nog eens 20 procent haalde maar één voldoende; slechts 30 procent haal de drie voldoendes. Italiaanse wijn kwam er bij die keu ring nog het beste af. Van de 41 onder zochte monsters werden er dertig (75 pet) door alle drie deskundigen goedge keurd, terwijl er drie (7 pet) werden afge keurd. Ook de 52 onderzochte Duitse kwaliteitswijnen (wit) kwamen er nog goed af met vier afkeuringen (bijna 8 pet) en 26 unaniem positieve beoordelin gen (50 pet). De Franse kwaliteitswijnen scoorden al minder hoog. Van de 133 rode haalden er 24 (18 pet) de eindstreep niet, terwijl er slechts 37 (ofwel 28 pet) drie maal vol doende scoorden. De 95 witte wijnen de den het nog slechter: 21 procent werd afgekeurd; 28 procent goedgekeurd. En van de 20 beproefde rosés verdwenen er zeven (35 pet) van tafel, terwijl er zes (30 pet) slaagden. Ook montilla sprong er slecht uit met zowel 27 procent af- als goedkeuringen. Spaanse wijnen, port en sherry scoorden ongeveer gemiddeld met afkeuringsper centages van 17 tot 19 procent en 30 a 40 procent positieve beoordelingen. De overproduktie in Europa, dat be halve met een boterberg ook zit opge scheept met een wijnpias, is niet vreemd aan de knoeierij. Maar klant laat zich ook gemakkelijk verleiden tot de aan schaf van een (te) goedkoop wijntje. In Nederland, met een totaal wijngebruik van ongeveer 65 miljoen liter, wordt in 70 procent van de gezinnen wel eens een glaasje wijn gedronken. In zeven van de tien gevallen is die gekocht in de super markt: drie voor een tientje, terwijl de fles (met invoerrechten) al ruim een rijksdaalder kost. Wijnonderzoek bij de Keuringsdienst van Waren in Amsterdam. Momenteel worden alle Italiaanse wijnsoorten gecontroleerd op methanol. (foto anpi In Nederland lopen 7500 beroepscolpor teurs rond die 'aan de deur' of via de te lefoon proberen hun produkten te slij ten. Niet zelden worden er foefjes en trucs uitgehaald bij deze vorm van ver koop. Mr. R. Keurentjes deed onderzoek naar dergelijke "agressieve handels praktijken" en naar de manier waarop de consument daartegen beschermd is. Een koop die door een colporteur is afgesloten, mag binnen acht dagen weer opgezegd worden. Dat is bij wet gere geld en moet ook duidelyk op de koop overeenkomst worden vermeld. Maar lang niet iedereen weet dat. Vooral wij ken waar veel bejaarden wonen zijn vaak het jachtterrein van de colporteur. In de praktijk blijkt dat oudere mensen zich het snelst laten ompraten, ook al hebben ze slechts van een aow-uitkering om van te leven. Omdat het vaak handelt om zaken als een wereld-encyclopedie van 20.000 gul den, vindt Keurentjes dat de consument een betere bescherming verdient. Hy denkt daarbij niet aan een speciale wet. maar meer aan een 'kapstokregeling' op grond waarvan consumentenorganisa ties by de rechter kunnen eisen dat col porteurs die zich niet netjes gedragen openlyk voor hun fout uitkomen. "Want iets regelen via een wet is wel mooi. maar duurt zo lang. Bovendien moet je ook kunnen inspelen op toekomstige praktyken. Niets is zo vindingrijk als het bedrijfsleven". West-Duitsland kent zo'n juridische kapstok. Terwijl de wetgeving in Neder land nogal chaotisch is, bestaat er in Duitsland één norm: je mag er geen han delspraktijken hanteren die nadelig zyn voor de consument. „Als die regel aan de laars wordt gelapt, kan de rechter direct ingrijpen". De term '1-2-3 menu' doet een complete, kant en klare maaltijd veronderstellen. De van huis uit Canadese fabrikant McCain versterkt die indruk nog eens bij de introduktie van nieuwe eenper soons diepvriesmenu's met die naam. Eigen onderzoek van MC Cain zou heb ben uitgewezen hebben dat 75 procent van de geënquêteerden de 1-2-3's als warme maaltijd voldoende beschouwt. De menu's bevatten echter alleen frites met vlees of vis (kabeljauwfilet, kipsch nitzel, steakburger of cordon bleu). Groenten ontbreken. Onvoldoende dus. De tabaksfabrikanten hebben hun eer ste nederlaag te pakken in een al langer durende reclameoorlog met de stichting Volksgezondheid en Roken. De stich ting mag van de Reclame Code Commis sie beweren dat het gedwongen mee-ro- ken door niét-rokers voor hen ongezond is. Bij eerdere anti rookcampagnes, zo als „wie rookt is niet gezien", viel de uit spraak steeds uit in het voordeel van de klagende industrie, die stelt dat weten schappelijk nooit is bewezen dat passief roken ongezond is. De stichting heeft nu de zwakke plek gevonden bij de fabrikanten: zij accepte ren immers zelf de waarschuwing „ro ken schaadt de gezondheid" op de ver pakking? Als roken schadelijk is voor de gezondheid, geldt dat per definitie ook voor passief roken, zo stelde de stich ting. Op grond van die redenering heeft de Reclame Code Commissie besloten de bewijslast 'om te keren': de mening van de stichting is pas in strijd met de waarheid, als vaststaat dat passief roken niét ongezond is. Een nieuwe ontwikkeling. De vraag is nu of niet-rokers straks via de rechter een rookverbod kunnen afdwingen in werkruimten of openbare gebouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 9