Nog altijd aanpassen
aan een mannenwereld
Veel geknoei met
'kwaliteitswijnen'
Ik, ik, ik
NA EEUW VROUWEN OP UNIVERSITEIT
Consument
'Aan de deur' kan nog te
agressief worden verkocht
'Menu' zonder
groente..
Kleine opsteker
voor anti-roker
MAANDAG 14 APRIL 1986
PAGINA 9
Kent u het verschijnsel? Het jonge
mensje hangt bij wijze van spreken
nog ondersteboven, het heeft 't
eerste boertje nog niet gelaten, of
de verwekkers ervan beginnen
zichzelf al in de derde persoon aan
te spreken. "Zo, mamma zal je eens
lekker instoppen." En: "Nu niet,
pappa moet even z'n krantje
lezen."
Van het ene moment op het andere
laten ze hun 'ik' in de steek. 'Ik' telt
opeens niet meer.
Dat wil zeggen: in de beslotenheid
van het gezin. Want als één van de
ouders de huisdeur achter zich
dichttrekt, vlucht dat 'ik' meteen
weer in hen terug. Dan voltrekt
zich een bliksemsnelle
'persoonsverwisseling'.
Of heeft u uw chef wel eens horen
bulderen: "Zo, Jansen, kom jij
maar eens bij pappa!"? Vast niet.
Je moet er trouwens ook niet aan
denken.
Er zullen ongetwijfeld diepzinnige
psychologische theorieën over dit
verschijnsel in omloop zijn, maar
de bibliotheek heeft geen
nachtvergunning en in de
gelegenheden die dat wel hebben
vrees ik niet aan een oplossing van
dit probleempje toe te komen.
Mijn schoonzuster dus maar even
opgebeld. "Ja, waarom dóe je
zoiets? Dat hóórt zo, dat doet
iedereen."
Jammer. Laten we eens zien of we
zelf iets kunnen bedekken.
Als we niet met een wonderkind te
maken hebben, mogen we
aannemen dat het wurm nog niet
op de hoogte is van enige
grammatica. Van woorden zoals
'ik', 'jij' en 'hij' heeft het in het
hiervoormaals vast nog nooit
gehoord.
Nu is het aanleren van de spraak
voor een groot gedeelte gebaseerd
op 'nadoen'. Het kind zegt na. Aapt
na, om het wat minder
complimenteus te zeggen.
Veronderstel nu eens dat ouders
hun kind voortdurend aanspreken
met: „'Ik' zal even een kruikje voor
je maken", „'Ik' zal je even een
'schone Pamper omdoen", „'Ik' zal
even dit...", „'Ik' zal even dat...".
Wat zal er dan gebeuren?
Dit: het kind, gespitst op dat 'ik',
zal zijn ouders ermee
vereenzelvigen. Hij zal hen ermee
gaan aanbabbelen. Het is dan niet
ondenkbaar, dat zoon- of
dochterlief midden in de nacht
hartverscheurend 'ik!!!!!!!' begint
te krijsen.
Dat zal niet de bedoeling zijn. Men
wil als ouder nodig zijn. En dat
moet door het kind, ook al is het
nog zo jong, worden waargemaakt.
In taal, en liefst in begrijpelijke
taal. Ouders leggen hun kind die
afhankelijkheid als het ware in de
mond. Ze zeggen die voor.
Zo zou het in elkaar kunnen zitten,
maar echt tevreden met deze
verklaring ben ik nog niet. Daarom
een tweede poging.
Laten we eens nagaan hoe de
woorden 'pappa' en 'mamma' door
de mond worden gevormd. Er is
bijna geen acrobatiek van de
lippen voor nodig. Bij beide
woorden gaat de mond eenvoudig
open en dicht, en dat dan
tweemaal. Zo doen jonge vogels
hun snavel wijd open als ze honger
hebben, zo happen goudvissen
naar voer.
'Pappa' en 'mamma'. Viermaal een
hapbeweging. Dat moet voor de
zuigeling, die haast altijd honger
heeft, makkelijk zijn na te zeggen.
Ik voel wel wat voor die verklaring.
Ze past zo aardig bij die andere
betekenis van het woord 'mamma',
te weten 'borst'.
Ja, en dan is er nog een derde
verklaring mogelijk.
Past de liefde die ouders hun kind
willen geven soms niet zo goed bij
hun 'ik'? Vloekt ze daarmee?
Scheppen zij van zichzelf soms een
ideaalbeeld, waarmee dat 'ik' niets
meer te maken heeft?
Ik wil niet al te pessimistisch
eindigen, maar misschien valt de
tijd dat men als ouder weer
gebruik gaat maken van het 'ik'
niet heleméél toevallig samen met
de periode waarin het kind de taal
onder de knie krijgt en in staat is
om in vlekkeloos Nederlands,
zonder slabbetje, te melden wat
hem in mamma's of pappa's
optreden niet zint.
Op dat moment betrekken de
partijen hun stellingen. Dan is het
'ik,ik,ik' tot de laatste snik.
ANGELA PINNEBERG
„Iedere morgen, zodra de studen
ten de Academie waren binnenge
gaan, verliet een jonge, schone
maagd haar woning op de hoek
van de Voetiussteeg en volgde hen
met zedigen tred, vergezeld van
twee dienstboden, naar het audito
rium. Daar gingen zij dan in een
kamertje, belendende aan de muur
van de collegezaal waar zij gezeten
voor een plank, welke met gaten
voorzien in de muur bevestigd was
waar zij ongezien de lessen
hoorde van haar geliefde Voetius
en der overige professoren".
De 'schone maagd' heet Anna Ma
ria van Schuurman, de eerste
vrouw die in de 17e eeuw na enig
aandringen en nog onofficieel col
leges mag volgen aan de Utrechtse
universiteit.
Dit staat te lezen in de bijdrage van
de Interfacultaire Werkgroep
Vrouwenstudies (IWV) aan het lu-
strumboek 300 jaar Rijksuniversi
teit.
In 1985 wordt een studente dierge
neeskunde bij een les over beval
lingen, in tegenstelling tot haar
mannelijke collega's, door de do
cent niet 'by de koe' gehaald. Waar
om laat u geen meisjes dichtby kij
ken, vraagt ze. De docent ant
woordt dat hij dat zonde van zijn
energie vindt, want de weinige
vrouwen by diergeneeskunde spe
cialiseren zich toch altyd in kleine
huisdieren. Over bevallingen bij
koeien hoeven ze dus niets te leren,
vindt hy.
Psychologe Karen Hillege, coördi
natrice van het in 1984 opgerichte
Vrouwennetwerk aan de Utrechtse
universiteit. „De weerstand van
mannen tegen studerende vrou
wen is veel minder openlijk gewor
den". Zo'n diergeneeskunde-me-
neer, daaruit blijkt duidelijk weer
zin jegens vrouwen.
Aanpassen
„Het klimaat voor vrouwen op de
universiteit, studenten en weten-
schapsters, lijkt gunstig te zijn",
zegt drs. Maria Hijman, coördina
trice van de Interfacultaire Werk
groep Vrouwenstudies aan de
Utrechtse universiteit. „Vrouwe
nemancipatie hoort erbij. Het is
een taboe om te zeggen dat vrou
wen niet in de wetenschap thuis
horen, maar ondertussen moeten
ze zich wel volledig aan de heer
sende normen aanpassen.
In aantallen hebben vrouwen hun
achterstanden inmiddels een aar
dig eind ingehaald. Nu bestaat het
totaal aantal studenten voor 30 pro
cent uit vrouwen en in Utrecht
schommelt het zelfs rond de 47
procent. Ze zijn goed vertegen
woordigd by studies die op de ver
zorging zijn gericht (psychologie,
pedagogie) en letteren. In de exac
te richtingen zyn ze echter schaars.
Slechts 6,8 procent van de vrou
wen rondt haar studie af met een
promotie. De Interfacultaire Werk-
Anna Maria van Schuurman mocht in de 17e eeuw na enig aandringen colleges
volgen aan de Utrechtse universiteit, als de heren-studenten haar maar niet
zagen. Rond 1880 kunnen vrouwen open en bloot studeren: het zijn er nog
weinig. Nu hebben ze hun achterstand in aantallen in elk geval aardig
ingehaald. Toch is een schets van hun positie aan de universiteit geen echt
vrolijk verhaal.
door Patricia v.d. Zalm
Karen Hillege (links) van het Vrouwennetwerk en Maria Hijman van de
Interfactularie Werkgroep Vrouwenstudies van de Utrechtse rijksuniver
siteit "Vrouwen aan universiteit geen" slachtofferverhaal, maar er is nog
veel mis.
groep Vrouwenstudies wijt dit ge
ringe aantal aan het personeelsbe
leid. In 1981 waren er in Utrecht
tien vrouwelijke hoogleraren op
totaal van 413 (2,4 procent te
gen een landelyk gemiddelde
2,8 procent). Het aantal weten
schappelijk medewerkers met een
vaste aanstelling bestaat slechts
•voor 9,8 procent uit vrouwen.
A. van Doorne-Huiskes kwam in
haar onderzoek naar de posities
van mannen en vrouwen aan de
RUU (1983) onder meer tot de uit
komst dat bij het wetenschappelijk
personeel relatief meer vrouwen
dan mannen een lagere functie
hebben en dat ze in de hogere we
tenschappelijke banen onderverte
genwoordigd zijn: in de hoogste sa
larisklassen werkt 2 procent vrou-
Haar cijfers over interne bijscho
lingscursussen (zowel voor weten
schappelyk als niet-wetenschappe-
lyk personeel) liegen er ook niet
om: aan de opleiding tot perso
neelsfunctionaris namen in 1982 5
vrouwen deel en 32 mannen. Een
managementcursus telde 0 vrou
wen en 17 mannen, een lezingency
clus voor topbeleidsambtenaren 2
Karen Hillege, die via haar werk in
het Vrouwennetwerk veel gelui
den uit de praktijk krijgt: „Vrou
wen hebben meer moeite dan man
nen om deze bijscholing te mogen
volgen. Wij signaleren dat en wil
len alle vrouwelijke studenten en
medewerkers, ongeveer 12.000,
van de koffiejuffrouw tot de hoog
leraar, in netwerken over hun ei
gen werksituatie laten praten.
Nog even het onderzoek van Van
Doorne-Huiskes aangehaald: zo
wel bij wetenschappelijk als niet-
wetenschappelijk personeel ver
dienen vrouwen aan de RUU ge
middeld minder dan mannen, ook
wanneer ze even oud en even lang
in dienst zijn, dezelfde burgerlijke
staat heben en dezelfde opleiding.
Waar komt deze ongelijkheid van
daan?
Maria Hij man: „Het wetenschap
pelijke wereldje zit zo in elkaar:
keihard werken, zorgen dat je het
snelst publiceert en promoveert.
En buitenlandse congressen be
zoeken, ook zoiets. Over het alge
meen kunnen mannen zich daar
makkelijker voor vrijmaken. Ik
heb het aan den lijve ondervonden.
Ik was met promotie-onderzoek
bezig en raakte zwanger. Mijn
hoogleraar was hoogst verontwaar
digd en vond dat ik totaal geen ver
antwoordelijkheid had voor myn
onderzoek en voor de vakgroep.
Het belang van kinderen krijgen
zag hij niet in. Dat zyn de mecha
nismen die vrouwen het meest in
de weg zitten".
Aangepraat
Karen Hillege: „Het wordt je aan
gepraat dat een wetenschappelijke
carrière onmogelijk is in vier da
gen per week. Als je graag een dag
in de week voor je kind wilt zor
gen, dan kan dat. Maar er wordt on
middellijk gevraagd of je soms je
carrière opgeeft. Werken in deel-
siteit net zo moeilijk of makkelijk
te bereiken als voor vrouwen, maar
voor hen betekent het vooral ver
lies van 'prestige'. Ze blijven liever
vijftig uur per week werken dan
dat ze hun prestige verliezen".
„Deeltijdbanen die een betere
verdeling van betaald en niet-be-
taald werk kunnen zijn zijn er
gekomen. Maar vooral vrouwen
solliciteren ernaar. Ze hebben in
deeltijd minder wetenschappelijke
publicaties kunnen leveren dan
mannen die in dezelfde periode
volledige banen hadden. Nu er
vooral wordt gekeken naar presta
ties, die dan worden opgenomen in
betaalde onderzoeksprogramma's,
zie je dat veel vrouwen eerder uit
de boot vallen".
„Ten derde, maar dat is minder
goed te bewijzen, hebben veel
vrouwen zich in de jaren zeventig
ingezet voor onderwijsvernieu
wing en zich daardoor op het ge
bied van onderzoek uit de markt
geprijsd".
In de jaren zeventig begon het te
borrelen. Onder invloed van de
vrouwenbeweging (Man-Vrouw-
Maatschappij, Dolle Mina) werd
het een groeiend aantal vrouwelij
ke studenten duidelijk dat wat zij
leerden, niet strookte met hun le
venservaringen. Leerstof op uni
versiteiten is van oudsher bepaald
geweest door de kijk van mannen
op de werkelijkheid. Wereldvisies
van vrouwen kwamen niet in
beeld. Hun bijdragen aan cultuur,
politiek, filosofie, wetenschap en
religie werden 'vergeten' in de stu
dieboeken. De eerste werkgroepen
vrouwenstudies ontstonden in 1965
aan de universiteit van de Ameri
kaanse stad Seattle. Voor Neder
land was 1974 het startsein van het
ontstaan van vrouwenstudies;
Utrecht kreeg in 1977 de eerste me
dewerksters: kleine studiegroepen
waaruit 'vrouwgerichte' onderzoe
ken en scripties voortkwamen.
Vier jaar geleden kreeg Utrecht
een hele 'post' om vrouwenstudies
te stimuleren. In dat jaar werd ook
de Interfacultaire Werkgroep
Vrouwenstudies opgericht.
„Pogingen om machtsongelijkheid
tussen mannen en vrouwen te ana
lyseren en te vereffenen", zo om
schrijft Maria Hijman de term
vrouwenstudies. „Of asymetrie,
dat klinkt meer als 'verstoorde si
tuatie' en dat is het. Het verschil
tussen mannen en vrouwen blijft,
maar dat hoeft niet te betekenen:
meerdere en mindere. Dat vrou
wen kinderen kunnen krygen,
daarin zit 'm het grootste verschil
met mannen. Maar dat zou niet
moeten uitsluiten dat ze daardoor
geen bestuursfunctie kunnen heb
ben of geen carrière kunnen ma
ken.
Vrouwenstudies
Een paar voorbeelden van vrou
wenstudies: by geschiedenis
wordt onderzoek gedaan naar
vrouwen die in de 18e eeuw in de
Leidse lakenindustrie werkten,
een vrij grote groep waarover in de
geschiedenisboeken weinig is te
rug te vinden. Bij letteren wordt
gekeken naar films en naar Neder
landse dichteressen tussen 1935 en
nu. Bij sociale wetenschappen zyn
mensen bezig met moederschap en
de ontwikkeling van jongens en
meisjes. Bij rechten houdt vrou
wenstudies zich bezig met familie-
en afstammingsrecht en toewijzing
van de kinderen bij echtscheiding.
Maar positieve geluiden zijn er
ook. Maria Hijman: „Vrouwenstu
dies heeft gestimuleerd dat er meer
vanuit vrouwenvisies naar bepaal
de zaken wordt gekeken. Dat
werkt door naar de overheid, die
steeds meer onderzoek laat doen
naar specifieke vrouwenproblema
tiek, seksueel geweld, verkrach
ting, incest. Maar begrip voor wat
vrouwenstudies beoogt, ontbreekt
nog wel eens, waarschijnlijk door
dat vrouwenstudies zich nadruk
kelijk niet objectief opstelt terwijl
de gemiddelde wetenschapper
doet alsof hij dat wel is. Vrouwen
studies zou een vorm van actie-on
derzoek zijn, dus niet wetenschap
pelijk, dus minderwaardig. Het
roept per definitie vooroordelen
op. Veel mannen vinden het be
dreigend dat vrouwen hun mond
open doen, net als in de tijd van
Dolle Mina: eng, die vrouwen".
Toch is de Utrechtse situatie rede
lijk gunstig, vindt het tweetal. „Het
College van Bestuur doet veel
moeite om vrouwenstudies uit te
breiden. Onlangs is een paar ton
beschikbaar gesteld om hier een
hoogleraar en twee hoofddocenten
vrouwenstudies aan te stellen.
Utrecht betaalt bovendien mee aan
het voortbestaan van de Stichting
Landelijk Overleg Vrouwenstu
dies (SLOV), die alle activiteiten
op dit gebied coördineert. Zo lang
zamerhand wordt dus erkend dat
het reden van bestaan heeft. Bijna
elke faculteit en wetenschappelij
ke opleiding heeft nu groepen en
medewerksters vrouwenstudies.
Op een aantal instituten, Leiden en
Nymegen bijvoorbeeld, waren het
vooral tijdelijke aanstellingen,
daarna deed het College van Be
stuur niets meer. Maar er is kei
hard actie tegen gevoerd, dat is nog
niet zo lang geleden hun geluk ge
weest".
Het is nog niet zo lang geleden dat
de hooggeleerde Abma van de
Leidse faculteit der Sociale Weten
schappen verklaarde dat er voor de
vrouwenstudies nu een bres is ge
slagen in het universitaire bastion.
Hij zei dat niet zomaar. Aan de
Leidse universiteit is vorig jaar na
veel strijd één miljoen uitgetrok
ken voor de vrouwelijke weten
schappers verbonden aan de werk
groep Vrouwenstudies.
Tot 1990 krijgt deze werkgroep
de kans om vrouwenstudies zo op
te zetten dat het onderwijs en on
derzoek op dit gebied zonder extra
subsidie straks kan worden inge
past in de structuur van de Rijksu
niversiteit Leiden. Dit betekent dat
de vijftien by de werkgroep be
trokken vrouwen moeten bewijzen
dat ook z(j in staat zyn gedegen on
derzoek, goed onderwijs en een in
drukwekkende lijst van publika-
ties af te leveren.
In september 1985 is de werk
groep daarmee serieus begonnen.
De betrokkenen zijn overtuigender
dan ooit. "Men zal zo onder de in
druk raken, dat niemand ons kan
laten verdwijnen". Het wachten is
nog op de twee hoogleraren die een
dezer maanden zullen worden be
noemd.
Stappen vooruit
Een verhaal over (de positie van)
vrouwen aan de universiteit loopt
het gevaar een 'slachtofferverhaal'
te worden. Hijman en Hillege, na
enig nadenken: „Dat zou ik er niet
van maken. Het aantal posten voor
vrouwenstudies wordt uitgebreid,
het Vrouwennetwerk is opgericht.
Dat zijn stappen vooruit. En wat
betreft werk- en studiesituatie van
vrouwen 'is er gewoon veel mis,
daar kom je niet omheen. Des te
beter dat vrouwenstudies bezig is
zich een stevige positie te verwer
ven. De weerslag van wat hier ge
beurt op de buitenwereld kan lang
duren, maar als je goed kijkt zie je
het al wel. Seksueel geweld is altijd
wel onderzocht maar sinds vrou
wen ernaar zijn gaan kijken, is er in
vrij korte tijd veel meer boven tafel
gekomen. Verkrachting binnen het
huwelijk kwam vroeger niet aan de
orde, nu wel. En als je naar incest
kijkt: pas de laatste jaren komen
de feiten naar boven. Dat de
Utrechtse politie nu knokt voor
een incestdeskundige is een suc
cesverhaal: binnen een paar jaar is
het een publieke discussie gewor
den".
De aandacht mag dan vooral, en terecht,
uitgaan naar de schandalen in Oosten
rijk en Italië, maar geknoei met wijnen
beperkt zich niet tot het zoeten met 'an
ti-vries' of het aanlengen met soms do
delijke doses methylalcohol. Veel alge
mener is het gerommel met chemische
toevoegingen als sulfiet, alcoholpercen
tages en niet te vergeten: kwaliteitsaan
duidingen.
onder redactie van
Wim Fortuyn en Conny Smits
Vooral met sherry, port en rosé die per
tankwagen naar Nederland komt en hier
wordt gebotteld is vaak geknoeid om
meer winst binnen te halen. Zo wordt er
volgens de Keuringsdienst van Waren in
Nederland veel meer «sherry verkocht
dan er wordt ingevoerd. Echte sherry
komt uit de streek Jerez de la Frontera,
heeft een Spaanse banderol om de dop,
is minstens drie jaar op fust gerijpt en
bevat tenminste 16,7 procent alcohol.
Het woord sherry alleen zegt niets, net
zo min als de aanduiding Montilla. Mon-
tilla is het wijngebied ten noorden van
de sherrystreek. Een apart probleem
daarbij was tot voor kort dat landen als
Spanje en Portugal de voorschriften van
de Europese Gemeenschap aan hun
laars konden lappen. Veel montilla's die
in Nederland - vaak zonder garantieze
gel - worden verkocht, zijn een mengsel
van goedkope Italiaanse wijnen en
smaakstoffen.
De Keuringsdienst van Waren liet
twee jaar geleden veertig deskundigen
602 wijn monsters van keuren op geur,
kleur en smaak. Gemiddeld 18 procent
ging met algemene instemming (drie
keer een onvoldoende) door de goot
steen. Nog eens 20 procent haalde maar
één voldoende; slechts 30 procent haal
de drie voldoendes.
Italiaanse wijn kwam er bij die keu
ring nog het beste af. Van de 41 onder
zochte monsters werden er dertig (75
pet) door alle drie deskundigen goedge
keurd, terwijl er drie (7 pet) werden afge
keurd. Ook de 52 onderzochte Duitse
kwaliteitswijnen (wit) kwamen er nog
goed af met vier afkeuringen (bijna 8
pet) en 26 unaniem positieve beoordelin
gen (50 pet).
De Franse kwaliteitswijnen scoorden
al minder hoog. Van de 133 rode haalden
er 24 (18 pet) de eindstreep niet, terwijl er
slechts 37 (ofwel 28 pet) drie maal vol
doende scoorden. De 95 witte wijnen de
den het nog slechter: 21 procent werd
afgekeurd; 28 procent goedgekeurd. En
van de 20 beproefde rosés verdwenen er
zeven (35 pet) van tafel, terwijl er zes (30
pet) slaagden.
Ook montilla sprong er slecht uit met
zowel 27 procent af- als goedkeuringen.
Spaanse wijnen, port en sherry scoorden
ongeveer gemiddeld met afkeuringsper
centages van 17 tot 19 procent en 30 a 40
procent positieve beoordelingen.
De overproduktie in Europa, dat be
halve met een boterberg ook zit opge
scheept met een wijnpias, is niet vreemd
aan de knoeierij. Maar klant laat zich
ook gemakkelijk verleiden tot de aan
schaf van een (te) goedkoop wijntje. In
Nederland, met een totaal wijngebruik
van ongeveer 65 miljoen liter, wordt in
70 procent van de gezinnen wel eens een
glaasje wijn gedronken. In zeven van de
tien gevallen is die gekocht in de super
markt: drie voor een tientje, terwijl de
fles (met invoerrechten) al ruim een
rijksdaalder kost.
Wijnonderzoek bij de Keuringsdienst van Waren in Amsterdam. Momenteel worden
alle Italiaanse wijnsoorten gecontroleerd op methanol. (foto anpi
In Nederland lopen 7500 beroepscolpor
teurs rond die 'aan de deur' of via de te
lefoon proberen hun produkten te slij
ten. Niet zelden worden er foefjes en
trucs uitgehaald bij deze vorm van ver
koop. Mr. R. Keurentjes deed onderzoek
naar dergelijke "agressieve handels
praktijken" en naar de manier waarop
de consument daartegen beschermd is.
Een koop die door een colporteur is
afgesloten, mag binnen acht dagen weer
opgezegd worden. Dat is bij wet gere
geld en moet ook duidelyk op de koop
overeenkomst worden vermeld. Maar
lang niet iedereen weet dat. Vooral wij
ken waar veel bejaarden wonen zijn
vaak het jachtterrein van de colporteur.
In de praktijk blijkt dat oudere mensen
zich het snelst laten ompraten, ook al
hebben ze slechts van een aow-uitkering
om van te leven.
Omdat het vaak handelt om zaken als
een wereld-encyclopedie van 20.000 gul
den, vindt Keurentjes dat de consument
een betere bescherming verdient. Hy
denkt daarbij niet aan een speciale wet.
maar meer aan een 'kapstokregeling' op
grond waarvan consumentenorganisa
ties by de rechter kunnen eisen dat col
porteurs die zich niet netjes gedragen
openlyk voor hun fout uitkomen. "Want
iets regelen via een wet is wel mooi.
maar duurt zo lang. Bovendien moet je
ook kunnen inspelen op toekomstige
praktyken. Niets is zo vindingrijk als het
bedrijfsleven".
West-Duitsland kent zo'n juridische
kapstok. Terwijl de wetgeving in Neder
land nogal chaotisch is, bestaat er in
Duitsland één norm: je mag er geen han
delspraktijken hanteren die nadelig zyn
voor de consument. „Als die regel aan de
laars wordt gelapt, kan de rechter direct
ingrijpen".
De term '1-2-3 menu' doet een complete,
kant en klare maaltijd veronderstellen.
De van huis uit Canadese fabrikant
McCain versterkt die indruk nog eens
bij de introduktie van nieuwe eenper
soons diepvriesmenu's met die naam.
Eigen onderzoek van MC Cain zou heb
ben uitgewezen hebben dat 75 procent
van de geënquêteerden de 1-2-3's als
warme maaltijd voldoende beschouwt.
De menu's bevatten echter alleen frites
met vlees of vis (kabeljauwfilet, kipsch
nitzel, steakburger of cordon bleu).
Groenten ontbreken. Onvoldoende dus.
De tabaksfabrikanten hebben hun eer
ste nederlaag te pakken in een al langer
durende reclameoorlog met de stichting
Volksgezondheid en Roken. De stich
ting mag van de Reclame Code Commis
sie beweren dat het gedwongen mee-ro-
ken door niét-rokers voor hen ongezond
is. Bij eerdere anti rookcampagnes, zo
als „wie rookt is niet gezien", viel de uit
spraak steeds uit in het voordeel van de
klagende industrie, die stelt dat weten
schappelijk nooit is bewezen dat passief
roken ongezond is.
De stichting heeft nu de zwakke plek
gevonden bij de fabrikanten: zij accepte
ren immers zelf de waarschuwing „ro
ken schaadt de gezondheid" op de ver
pakking? Als roken schadelijk is voor de
gezondheid, geldt dat per definitie ook
voor passief roken, zo stelde de stich
ting. Op grond van die redenering heeft
de Reclame Code Commissie besloten
de bewijslast 'om te keren': de mening
van de stichting is pas in strijd met de
waarheid, als vaststaat dat passief roken
niét ongezond is.
Een nieuwe ontwikkeling. De vraag is
nu of niet-rokers straks via de rechter
een rookverbod kunnen afdwingen in
werkruimten of openbare gebouwen.