Eén ziel in twee borsten DE KEER Geslaagd jeugddebuut Mensje van Keulen Familiedans is lezen en herlezen De Glazen Brug: kort maar indringend boek Gebr. de Concourt: SIC: nieuw literair blad uit Tilburg PAGINA 18 WOENSDAG 12 MAART 1986 Samen vormen wij een tamelijk volledig geheel: Edmond is de hartstocht en Jules de wil". Eén ziel in twee borsten, ik denk dat je met die woorden het feno meen Edmond en Jules de Con- court moet typeren. Natuurlijk, ze waren geen duplicaten van elkaar, zoals het bovenstaande citaat al aangeeft, maar die zin verklaart ook waarom ze samen boeken kon den schrijven: de gebroeders be schouwden zichzelf als één geheel. Edmond werd geboren in 1822 en Jules in 1830. Ze stammen uit een Lotharingse familie van over heidsfunctionarissen en beroeps militairen, schrijft de Nederlandse vertaler van hun dagboek, Leo van Maris, in zijn nawoord. Familieka pitaal stelde hen in de gelegenheid om hun hele leven in dienst van de kunst te stellen. Het leek eerst de beeldende kunst te gaan worden, maar al snel kozen de gebroeders voor de letteren. Ze werkten hard, al werd salon- bezoek niet versmaad. Maar in het dagboek staat een aantal keren iets te lezen over werken in afzonde ring. Hun 'entrée en littérature' waarover Edmond het in zijn testa ment heeft, lijkt meer op een en trée en religion', een intrede in het klooster, merkt van Maris op in zijn nawoord. Vanwaar al die inspanningen, dat zwoegen? Edmond schrijft op donderdag 3 december 1885 - als hij nog elf jaar te leven heeft en Ju les al vijftien jaar dood is: "Mijn voortdurende zorg is om in de toe komst de naam Goncourt op alle mogelijke manieren voor de verge telheid te behoeden: door ons werk, door stichtingen en door mijn verzamelaarsmerk aan te brengen op alle kunstvoorwerpen die mijn broer en ik in ons bezit hebben gehad". Ze wilden na hun dood blijven voortbestaan, het mag duidelijk zijn. En het is ze gelukt, dat wil zeg gen: de eerste honderd jaar zijn ze zonder kleerscheuren doorgeko men, schrijft Van Maris terecht. Vooral door hun dagboek genieten ze heden ten dage nog bekendheid. En door de 'Prix de Goncourt' na tuurlijk, de grote Franse literaire prijs die elk jaar wordt uitgereikt. Dat de gebroeders nu nog voort leven dank zij hun dagboek is be grijpelijk als je de Nederlandse uit- gave - een selectie - hebt gelezen. Wie geïnteresseerd is in de negen tiende eeuw moet dit werk hebben gelezen. Het wemelt werkelijk van de schrijvers en politici die hun stempel op die tijd hebben ge drukt. En wat belangrijker is: ze wor den op een interessante manier ten tonele gevoerd. De gebroeders schreven zakelijk. (Voor de goede orde: Jules voerde aanvankelijk de pen, maar over de formuleringen dachten ze allebei na.) Door die heldere schrijfstijl ontstaat een soort levendigheid die tot gevolg heeft dat je je soms in de negen tiende eeuw waant. Wat voor mannen waren de ge broeders? Mannen van hun tijd, soms. Met andere woorden: een vrouw is pas interessant als ze mooi is en hooguit het verstandelij ke niyeau van een aapje heeft. De gebroeders zijn overigens nooit in de tentakelarmen van het huwelijk terechtgekomen; het zou hun ge moedsrust maar hebben verstoord. Niet alleen de vrouwen komen er bekaaid af in dit dagboek, ook over de arbeiders die aan het ontwaken waren en zich gingen organiseren hebben de gebroeders weinig goeds te melden. Soms kryg je de indruk dat ze gewoon bang waren dat hun kostbare Japanse kunst voorwerpen aan gruzelementen zouden worden geslagen als het Janhagel de macht kreeg. De passages waarin de gebroe ders zich heren van de negentiende eeuw tonen, worden echter over schaduwd door de fragmenten waarin ze zich ontpoppen als intel ligente tijdwaarnemers. Ik zal u tevoorschijn als een romanticus pur sang. Het geluk bevindt zich altijd elders: is hij in Parijs, dan verlangt hij weer- naar zijn Russi sche buiten waar hij ongestoord op korhoenders kan jagen, is hij in Rusland, dan lijkt het geluk dat hem aldaar deelachtig wordt ook kortstondig, want alras reist hij weer af. "Ik ben veroordeeld tot een zigeunerleven - het is mij ken nelijk niet beschoren ooit of ergens een nest te bouwen". De Russische schrijver is in elk ADVERTENTIE Boekenweek 1986 12 maart t/m 22 maart. 'De Glazen Brug'gratis bij aankoop van L 19,50 aan boeken, zo lang de voorraad strekt. Op zaterdag 15 maart SIGNEERT MARGA MINCO van 11.00 tot 13.00 u. BOEKHANDEL K00YKER INTERNATIONALE UNIVERSITAIRE BOEKHANDEL VAN BOEKEN KRIJG JE NOOIT GENOEG. Edmond. en Jules de Concourt: twee begenadigde roddelaars een mooi voorbeeld geven. Over de Amerikanen schrijven ze - let wel: in de vorige eeuw!: "Zij zijn de be- schaafe barbaren die de Latijnse wereld zullen opslokken, zoals die in het verleden al eens is opgeslokt door de barbaarse barbaren". Wat betreft deze vertaling: ik denk dat Van Maris een prachtige Nederlandse editie heeft samenge steld. Dit boek maakt nieuwsgierig naar de Franse uitgave die ik niet ken. Wel heb ik de Engelse vertaling van dagboekfragmenten gelezen, samengesteld door Baldick, die overigens ook een boek schreef over de diners bij het fameuze res taurant Magny, diners die werden bijgewoond door illustere letter kundigen als Flaubert, Sainte-Beu- ve, Daudet, mevrouw Sand, Toer- gepjev en natuurlijk Edmond en Jules de Goncourt. Vergelijken we deze twee verta lingen, dan krijg ik de indruk dat Van Maris beter heeft geselecteerd, al was het alleen maar omdat hij niet zoals Baldick de frivole passa ges systematisch heeft overgesla gen. Bij Baldick zul je vergeefs zoe ken naar het verhaal over Guy de Maupassant die ooit zijn penis be schilderde, zodat het leek alsof hij. een ernstige geslachtsziekte had. In de Van Maris-editie staat dit prachtige verhaal wel, als mooi voorbeeld van wat de twee broers gelukkig ook waren: twee begena digde roddelaars met oog voor anecdotes. Toergenjev "Toergenjev, die zachtaardige reus, die vriendelijke barbaar, met die zachtaardige zijn witte haren die steeds voor zijn reus ogen vallen, met die diepe rimpel die van slaap tot slaap over z'n voorhoofd loopt en op een karres- poor lijkt en met zijn kinderlijke manier van spreken, Toergenjev heeft ons meteen bij de soep al in zijn ban". Edmond en Jules de Goncourt hebben Toergenjev regelmatig ont moet, de naam van de Rus komt in geval heel wat beweeglijker dan Edmond en Jules de Goncourt die alles buiten Parijs als natuur be schouwden en zich door die opstel ling af en toe ontpoppen als groot steedse provincialen. Toergenjev mag dan een vrien delijke man zijn geweest volgens zijn kennissen, voor zichzelf was hij bepaald niet zachtzinnig. Zo deinst hij er in 1857 niet voor terug om al zijn probeersels en plannen te verscheuren en in het waterclo set te gooien. Enige melodrama- tiek is de brief waarin hij dat meldt niet vreemd, maar de schrijver nam in elk geval geen halve maat regelen. Niet alle brieven zijn even boeiend om te lezen. Sommige brieven aan Pauline Viardot zijn bijvoorbeeld ronduit dweperig. Die toon tref je in het dagboek van Edmond en Jules de Goncourt niet Hieruit de conclusie trekken dat het dagboek van de gebroeders in teressanter is dan dit brievenboek is echter onjuist. Het valt makke lijk te raden waarom: in een dag boek kun je eerlijker en oprechter zijn dan in een brief, want in een dagboek richt je je toch voorname lijk tot jezelf, terwijl je het in een brief tegen iemand anders hebt. En met anderen is het altijd oppassen geblazen, want Sartre zijn het al: de ander, dat is de hel. WIM BRANDS Dagboek: E. en J. de Goncourt, vert. Leo van Maris, uitg. Arbei derspers. Brieven: J.S. Toergenjev, vert. Tom Eekman, uitg. Arbeider spers. elk geval een aantal keren dagboek voor. Over de gebroeders lezen we daarentegen zeer weinig in het brievenboek van Toergenjev dat Tom Eekman samenstelde .en dat evenals het dagboek van Ed mond en Jules de Goncourt ver scheen in de Privé-Domeinreeks. In een brief aan Michail J. Salty kov schrijft Toergenjev dat hij rake woorden over Goncourts en Zola's romans schrijft. Helaas is de brief van Saltykov verloren gegaan, maar het is bekend, zo vertelt Eek man in een voetnoot, dat Saltykov evenals Toergenjev niets ophad met zeer uitvoerig psychologisch 'gewroet'. Dat Toergenjev de gebroeders regelmatig zag, is overigens niet zo verwonderlijk: hij vertoefde vaak in het buitenland, niet zelden in het kielzog van zijn grote liefde,'de zangeres Pauline Viardot, die ech ter helaas getrouwd was. (In zijn nawoord schrijft Eekman dat de liefde geleidelijk veranderde in een hechte vriendschap en dat die si tuatie Toergenjev een zekere vrij heid gaf andere vrouwen te bena deren.) Uit zijn brieven komt Toergenjev Er zijn maar weinig auteurs van li teratuur voor volwassenen die in staat zijn ook even succesvol voor kinderen te schrijven. Menig schrijver kan zich niet meer voor stellen wat kinderen bezighoudt en willen lezen. Ook wat taalgebruik betreft richten zij zich onbewust toch op een ouder lezer spubliek. 'Tommie Station' (voor kinderen vanaf 9 jaar) van Mensje van Keulen vormt daarop een aan gename uitzondering. Tommie Station is de naam van een jongetje dat in het begin van het verhaal door treinmachinist Eef wordt aangetroffen in een tas op het perron. Eef besluit het kind zelf op te voeden, daarin flink te gengewerkt door hetechtpaar Bokker. Ma Bokker is een vies, smerig mens dat dito waar verkoopt in de door haar beheerde stationsrestau ratie (de beschrijving van dé kro ketten is Roald Dahl waardig). Haar man is conducteur die liever ziek is dan dat hij werkt. Omdat ze aan alles en iedereen de pest heb- „Wat schoon is, is gewoon niet te vertrouwen. Al de rotzooi - de ech te rotzooi - speelt zich af in schone huizen, waar alles netjesls en nie mand méér zegt dan goeiemor- gen". Dit zegt Allen, de vader van Dan ny, het jongetje dat de hoofdper soon is in Danny's Overgang: een van de negen verhalen uit Familie- dans, het debuut van de Ameri kaanse auteur David Leavitt. Family Dancing verscheen in 1984 in de Verenigde Staten, en de nog zeer jonge Leavitt (geboren in 1961) vestigde er in één klap zijn naam mee. Hoe terecht deze roem is, kan nu ook blijken middels de uitstekende Nederlandse vertaling van Rien Verhoef. Dat in Danny's Overgang een va der aan het woord is, is in zekere zin uitzonderlijk, want in de mees te verhalen in Familiedans zijn de vaders de grote afwezigen: ze zijn eeuwig op zakenreis ofwel hebben hun vrouw en kinderen van de ene dag op de andere verlaten, meestal voor een aanzienlijk jongere Deze afwezigheid (ook als de va ders wel aanwezig zijn, zijn hun ge dachten onveranderlijk elders) lijkt haast een natuurwet, met als gevolg dat het de vrouwen zijn die maar moeten zien hoe ze het rooi en: met de kinderen, met het leven, met hun eenzaamheid, met zich zelf. De meest subtiele en tegelijk meest definitieve manier waarop een man een vrouw in de steek kan laten, is misschien nog wanneer hij homoseksueel is of'wordt', zoals in het verhaal Danny's Overgang. Ho moseksuelen zijn in Familiedans wel de enige mannen die meer zijn dan schimmen. In Danny's overgang blijkt Elai ne, de moeder van het jongetje, ab soluut niet in staat het 'verraad' van haar man, aan haar, maar al evenzeer aan de droom van de All American Family, op te vangen. Ze verandert psychisch in een wrak, met begrijpelijke gevolgen voor het zoontje: hij wordt een 'pro bleemkind'. Elaine is als zwakke vrouw in het boek echter een uitzondering. In de meeste verhalen in Familiedans staan heel sterke vrouwen cen traal. Het meest indrukwekkende voorbeeld daarvan is wellicht 'me vrouw Harrington' in Maanden Tellen. Een gescheiden huisvrouw met drie kinderen, die kanker heeft. Haar zorg en bezorgdheid richten zich vooral op die kinde ren: „Op een paar truien en een groot wandkleed van macrdmé na, waren zij de enige creaties uit haar leven". Het verhaal, wat mij betreft het mooiste uit de bundel, gaat over een dag uit het leven van mevrouw Harrington: haar bezoek aan het riante bestralingscentrum, en een feestje dat ze 's avonds met haar kinderen bezoekt. De verteltrant van Leavitt is glas helder, zeer onnadrukkelijk, en, vooral in de beste verhalen, opval lend commentaarloos. Vandaar dat ■een omschrijving of samenvatting, hier absoluut geen recht kan doen. Spectaculair kunnen de onderwer pen niet genoemd worden, en ver nieuwend in verteltechnisch op zicht is Leavitt ook al niet. Toch zijn dit verhalen die na één keer le zen onuitwisbaar bijblijven, die je bovendien wilt herlezen en herle- De oorzaak hiervan ligt onder an dere in de houding van Leavitt te genover zijn personages: beschei den, haast beleefd. Hoe beperkt soms ook de levens zijn die Leavitt toont: hij maakt niemand belache lijk. Wat hij wel doet, is met mede dogen de steriele gaasjes van pijn lijke plekken oplichten. De plek ken van schaamte, zinloosheid, on macht en onrechtvaardigheid in een wereld waarin de dure honden Abigail, Lucille en Fern heten en over gladgeschoren gazons draven, zonder dat dit iets helpt. Waarin moeders alles voor hun zoons over hebben, zonder dat ze daarmee kunnen voorkomen dat die zoons later in hun gevoelens ten opzichte van hen iets anders kunnen dan hulpeloos laveren tussen schuld en liefde. INGE VAN DEN BLINK (Familiedans, David Leavitt, vert. R. Verhoef, uitg. Harmonie.) ben (ook aan elkaar) maakt dit en ge echtpaar Tommie het leven zuur en bedenkt allerlei plannen om van de jongen af te komen. Een groots plan van pa Bokker dat in de trein moet worden uitge voerd loopt echter uit de hand. Eef en Tommie worden uit de wagon geslingerd en komen terecht in een stukje niemandsland vlak langs de spoorlijn. Daar leeft een merkwaardige kattengemeenschap, die allerminst is gesteld op menselijke nieuws gierigheid. Tommie wordt opge vangen door een vriendelijke kat- tenmoeder, Eef wordt echter ge vangen gezet. Tussen verschillen de kattengroeperingen ontspint zich een strijd over de macht, waar in Eef kan worden bevrijd. Pikant detail: wie is dè kwade genius op de achtergrond, de Baas? 'Tommie Station' valt eigenlijk in twee gedeelten uiteen, die welis waar fantasievol maar niet naad loos op elkaar aansluiten. Span nend is het verhaal zeker. Ook de kostelijke typering van het echt paar Bokker is een aparte vermel ding waard. Van taalgebruik en stijl heb ik genoten. Zo verzorgd als Mensje van Keulen schrijft voor ouderen, zo zorgvuldig, kleurrijk en geva rieerd schrijft ze ook voor jonge ren, precies op hun niveau. Dat maakt 'Tommie Station' tot een plezier om te lezen, want er wordt taaltechnisch wat afgeklunsd in kinderboeken. Zoals gezegd is helaas niet iedere schrijver van literatuur voor vol wassenen in staat even creatief en aansprekend bezig te zijn voor kin deren. Mensje van Keulen is in elk geval met lof geslaagd. Tommie Station', Mensje van Keulen, illustraties Willem van Malsen, uitg. Querido, f 24,50. MARGOT KLOMPMAKER De laatste jaren is er over de kwali teit van het boekenweekgeschenk geen reden tot klagen. In 1984 was het 'De Ortolaan' van Maarten 't Hart, vorig jaar hadden we Remco Camperts 'Somberman's actie' en dit jaar werd de opdracht verleend aan Marga Minco. Zij schreef een heel korte roman: 'De glazen brug'. De in 1920 geboren Minco heeft een klein maar superieur oeuvre op haar naam staan. Haar grote thema is de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Ze schrijft sober, ingetogen, met oog voor het detail over dit onderwerp en weet zo alle sentimentaliteit te weren. Zo'n literaire verwerking van een eigenlijk onverwerkbaar persoon lijk trauma verdient grote bewon dering. Bij haar debuut 'Het bittere kruid' (1957) viel haar die bewon dering al ten deel. Met haar werk bereikte zij een ongewoon groot le zerspubliek. Van haar in 1983 ver schenen novelle 'De Val' werden in korte tijd meer dan honderddui zend exemplaren verkocht. De be langstelling voor haar nieuwste boek was bij voorbaat gegaran deerd en misschien heeft ze door minder verhuld te schrijven dan gewoonlijk zich aan die omstan digheid wat aangepast. Net als De Val speelt De glazen brug op twee tijdniveaus: in de oorlog en aanzienlijke tijd daarna. De titel is een verwijzing naar de uitdrukking 'op het glazen brug getje geweest zijn' - wat zoveel wil zeggen als in zeer hachelijke om standigheden verkeerd hebben. In het verhaal zijn op pagina 11 en 34 navrante verwijzingen naar die uit drukking te vinden in verband met de vader van de hoofdfiguur die de holocaust niet overleeft. De hoofdpersoon is ook zelf op het glazen bruggetje geweest, maar door een toeval overleeft zij. Als de Duitsers komen om ook haar op te halen klimt ze - eigenlijk onbe wust, ze kan het later niet recon strueren - op een dak en brengt zich zo in veiligheid. De min of meer toevallige red ding is een geregeld terugkerend motief in het werk van Marga Min co. Zij heeft zichzelf destijds weten te redden door een tuinpoortje uit te rennen. De meest directe ver werking daarvan vinden we in 'De mannen' uit 'Het bittere kruid'. De hoofdpersoon uit De Val heeft zich - in de oorlog door een even toevalli ge opwelling weten te redden. Het knappe van die novelle was dat ge schetst werd dat bij de vrouw die veertig jaar voordien door toeval in leven was gebleven hetzelfde toe val nu maakt dat zij dodelijk veron gelukt. De hoofdpersoon uit De glazen brug is weer een joodse vrouw. Haar naam is Stella, ze werd in 1921 geboren. In de herfst van 1943 kwam ze op haar derde onderduik adres terecht. Haar helper Carlo bezorgde haar een persoonsbewijs op naam van Maria Roselier. Het is een bestaande naam van een meis je uit het denkbeeldige in Zeeuwsch-Vlaanderen gelegen De literaire wereld mag tevreden zijn: er mogen dan bladen zijn als Maatstaf, Tirade, De Gids, Lite ratuur, BZZLLETIN, de Revi sor, Het Oog in 't Zeil, Hollands Maandblad, Raster, Optima, Wolfsmond en De tweede ronde. Op 14 maart komt het alles naar 'de tweede rang verwijzende' li teraire periodiek SIC uit. Dat ge beurt tijdens de grote Nacht van het Boek in Tilburg. Vijf enthousiaste zuiderlingen (gemiddelde leeftijd 29 jaar) be sloten vorig jaar tot de oprich ting van een landelijk literair blad, dat mooier en veel boeien der moest worden dan de be staande: André Beks, Peter Els- hout, Jan Willem Westerink, Pe ter IJsenbrant en Ton van Zee land. Ze torsen geen gewicht van naambekendheid mee. Ze heb ben wel bereikt, wat voorgangers in Noord-Brabant maar niet voor elkaar konden krijgen. Ton van Zeeland: „Er is hier al vele jaren gepraat over het uitbrengen van een literair blad, dat nu eens niet in de Randstad gevestigd is". SIC, de Latijnse uitroep om er gens op te attenderen, het SIC van Sic transit gloria mundi (roem vergaat), zoals men ons met enige zelfspot toelicht. Peter IJsenbrant: „Wij vullen een leemte met dit blad. In de be staande literaire bladen krijgen onbekende schrijvers praktisch geen kans. Wij willen die wel ge ven, hoewel wij natuurlijk werk van de bekende auteurs niet schuwen. Abonneetrekkers zijn nooit weg. En we hebben mini maal 500 abonnees nodig om quitte te spelen". Jan Willem Westerink: "Het gaat ons vooral om proza en es sayistisch werk. Bovendien be steden we per keer ook enige aandacht aan beeldende kunst met portfolio's. In het eerste nummer bijvoorbeeld wordt bin nenin aandacht besteed aan de il lustrator van de omslag, Willem de Bont." plaatsje Avezeel. Ze is gestorven in 1940, maar men heeft gerommeld met haar persoonsbewijs en het be volkingsregister zodat Stella haar identiteit kan aannemen. Het nieuwe adres waar Stella tot de bevrijding kan blijven is in Am sterdam. In het begin van de oor log was zij met haar ouders ook in die stad gaan wonen. Ondanks het bezit van valse papieren zijn de ou ders al snel gedeporteerd. Door een toeval was ze bij die gelegen heid afwezig. Vlak voor ze onder duikt gaat het bijna alsnog fout, maar ze redt zich dus door het dak op te vluchten. De eerste die haar helpt is een ze kere Roelofs. Deze verlangt een er otische tegenprestatie die Stella re soluut weigert. Haar eerste onder duikadres is op een boerderij. Wan neer het daar te riskant dreigt te worden, brengt men haar naar Haarlem, tot ze uiteindelijk als Ma ria Roselier in Amsterdam belandt. Ze moet zich helemaal in die vrouw inleven en Maria gaat Stella uiteraard intrigeren. Carlo, die wél aardig voor haar is zegt: „Als de oorlog voorbij is ga je maar eens naar Avezeel". Het eerste deel besluit met een aantal brieven van Stella. Die doen overbodig aan, maar De glazen brug behoort dan ook beslist niet tot de sterkste werken van Marga Minco. Daartoe draagt in het'twee- de deel zeker ook het zwakke slot van het boek bij. In De Val was de verbinding van de gebeurtenissen in en na de oor log heel dwingend. De val van Frie da Borgstein in de put met kokend water is een onontkoombaar sym bool voor de jodenvervolging en de afwachtende houding van de grote meerderheid van de omstanders verwijst naar de door Marga Minco zo gelaakte houding van de Neder landers in de bezettingstijd. In De glazen brug is de verhou ding tussen wat in en na de oorlog plaatsvindt heel wat minder over tuigend. Meer dan twintig jaar na de oorlog gaat Stella naar Zeeuwsch-Vlaanderen om de waarheid over Maria Roselier uit te vinden. Ze heeft dit dus zeer lang uitgesteld, hoe sterk onder meer ook altijd haar dierbare herinne ring aan Carlo is geweest. Net als indertijd Roelofs moet ze in Avezeel een opdringerige man van zich afschudden. Zij besluit de dokter van het plaatsje te bezoe ken, in de hoop dat die haar over Maria Roselier inlichten kan. Een tragische, onwaarschijnlijke liefdes affaire blijkt haar dood te hebben veroorzaakt. Met het voornemen aan haar oude voorstellingen vast te houden verlaat Stella Zeeuwsch- Vlaanderen. Hoe je na de traumatische oor logservaringen in het verleden blijft leven - daar heeft deze schrijfster in het verleden beter over geschreven. Maar het blijft verbazingwekkend hoe Marga Minco in een boekje van nog geen honderd bladzijden de gruwelen van de recente geschiedenis in dringender weet te suggeren dan in menig lijvig standaardwerk ge beurt. HANS WARREN ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 18