Eén ziel in
twee borsten
DE
KEER
Geslaagd jeugddebuut
Mensje van Keulen
Familiedans is lezen en herlezen
De Glazen Brug: kort
maar indringend boek
Gebr. de Concourt:
SIC: nieuw literair blad uit Tilburg
PAGINA 18
WOENSDAG 12 MAART 1986
Samen vormen wij een tamelijk volledig geheel: Edmond
is de hartstocht en Jules de wil".
Eén ziel in twee borsten, ik denk
dat je met die woorden het feno
meen Edmond en Jules de Con-
court moet typeren. Natuurlijk, ze
waren geen duplicaten van elkaar,
zoals het bovenstaande citaat al
aangeeft, maar die zin verklaart
ook waarom ze samen boeken kon
den schrijven: de gebroeders be
schouwden zichzelf als één geheel.
Edmond werd geboren in 1822
en Jules in 1830. Ze stammen uit
een Lotharingse familie van over
heidsfunctionarissen en beroeps
militairen, schrijft de Nederlandse
vertaler van hun dagboek, Leo van
Maris, in zijn nawoord. Familieka
pitaal stelde hen in de gelegenheid
om hun hele leven in dienst van de
kunst te stellen. Het leek eerst de
beeldende kunst te gaan worden,
maar al snel kozen de gebroeders
voor de letteren.
Ze werkten hard, al werd salon-
bezoek niet versmaad. Maar in het
dagboek staat een aantal keren iets
te lezen over werken in afzonde
ring. Hun 'entrée en littérature'
waarover Edmond het in zijn testa
ment heeft, lijkt meer op een en
trée en religion', een intrede in het
klooster, merkt van Maris op in
zijn nawoord.
Vanwaar al die inspanningen,
dat zwoegen? Edmond schrijft op
donderdag 3 december 1885 - als
hij nog elf jaar te leven heeft en Ju
les al vijftien jaar dood is: "Mijn
voortdurende zorg is om in de toe
komst de naam Goncourt op alle
mogelijke manieren voor de verge
telheid te behoeden: door ons
werk, door stichtingen en door
mijn verzamelaarsmerk aan te
brengen op alle kunstvoorwerpen
die mijn broer en ik in ons bezit
hebben gehad".
Ze wilden na hun dood blijven
voortbestaan, het mag duidelijk
zijn. En het is ze gelukt, dat wil zeg
gen: de eerste honderd jaar zijn ze
zonder kleerscheuren doorgeko
men, schrijft Van Maris terecht.
Vooral door hun dagboek genieten
ze heden ten dage nog bekendheid.
En door de 'Prix de Goncourt' na
tuurlijk, de grote Franse literaire
prijs die elk jaar wordt uitgereikt.
Dat de gebroeders nu nog voort
leven dank zij hun dagboek is be
grijpelijk als je de Nederlandse uit-
gave - een selectie - hebt gelezen.
Wie geïnteresseerd is in de negen
tiende eeuw moet dit werk hebben
gelezen. Het wemelt werkelijk van
de schrijvers en politici die hun
stempel op die tijd hebben ge
drukt.
En wat belangrijker is: ze wor
den op een interessante manier ten
tonele gevoerd. De gebroeders
schreven zakelijk. (Voor de goede
orde: Jules voerde aanvankelijk de
pen, maar over de formuleringen
dachten ze allebei na.) Door die
heldere schrijfstijl ontstaat een
soort levendigheid die tot gevolg
heeft dat je je soms in de negen
tiende eeuw waant.
Wat voor mannen waren de ge
broeders? Mannen van hun tijd,
soms. Met andere woorden: een
vrouw is pas interessant als ze
mooi is en hooguit het verstandelij
ke niyeau van een aapje heeft. De
gebroeders zijn overigens nooit in
de tentakelarmen van het huwelijk
terechtgekomen; het zou hun ge
moedsrust maar hebben verstoord.
Niet alleen de vrouwen komen er
bekaaid af in dit dagboek, ook over
de arbeiders die aan het ontwaken
waren en zich gingen organiseren
hebben de gebroeders weinig
goeds te melden. Soms kryg je de
indruk dat ze gewoon bang waren
dat hun kostbare Japanse kunst
voorwerpen aan gruzelementen
zouden worden geslagen als het
Janhagel de macht kreeg.
De passages waarin de gebroe
ders zich heren van de negentiende
eeuw tonen, worden echter over
schaduwd door de fragmenten
waarin ze zich ontpoppen als intel
ligente tijdwaarnemers. Ik zal u
tevoorschijn als een romanticus
pur sang. Het geluk bevindt zich
altijd elders: is hij in Parijs, dan
verlangt hij weer- naar zijn Russi
sche buiten waar hij ongestoord op
korhoenders kan jagen, is hij in
Rusland, dan lijkt het geluk dat
hem aldaar deelachtig wordt ook
kortstondig, want alras reist hij
weer af. "Ik ben veroordeeld tot
een zigeunerleven - het is mij ken
nelijk niet beschoren ooit of ergens
een nest te bouwen".
De Russische schrijver is in elk
ADVERTENTIE
Boekenweek 1986
12 maart t/m 22 maart.
'De Glazen Brug'gratis
bij aankoop van L 19,50
aan boeken, zo lang
de voorraad strekt.
Op zaterdag 15 maart
SIGNEERT MARGA MINCO
van 11.00 tot 13.00 u.
BOEKHANDEL K00YKER
INTERNATIONALE UNIVERSITAIRE
BOEKHANDEL
VAN BOEKEN KRIJG JE NOOIT GENOEG.
Edmond. en
Jules de
Concourt: twee
begenadigde
roddelaars
een mooi voorbeeld geven. Over de
Amerikanen schrijven ze - let wel:
in de vorige eeuw!: "Zij zijn de be-
schaafe barbaren die de Latijnse
wereld zullen opslokken, zoals die
in het verleden al eens is opgeslokt
door de barbaarse barbaren".
Wat betreft deze vertaling: ik
denk dat Van Maris een prachtige
Nederlandse editie heeft samenge
steld. Dit boek maakt nieuwsgierig
naar de Franse uitgave die ik niet
ken.
Wel heb ik de Engelse vertaling
van dagboekfragmenten gelezen,
samengesteld door Baldick, die
overigens ook een boek schreef
over de diners bij het fameuze res
taurant Magny, diners die werden
bijgewoond door illustere letter
kundigen als Flaubert, Sainte-Beu-
ve, Daudet, mevrouw Sand, Toer-
gepjev en natuurlijk Edmond en
Jules de Goncourt.
Vergelijken we deze twee verta
lingen, dan krijg ik de indruk dat
Van Maris beter heeft geselecteerd,
al was het alleen maar omdat hij
niet zoals Baldick de frivole passa
ges systematisch heeft overgesla
gen. Bij Baldick zul je vergeefs zoe
ken naar het verhaal over Guy de
Maupassant die ooit zijn penis be
schilderde, zodat het leek alsof hij.
een ernstige geslachtsziekte had.
In de Van Maris-editie staat dit
prachtige verhaal wel, als mooi
voorbeeld van wat de twee broers
gelukkig ook waren: twee begena
digde roddelaars met oog voor
anecdotes.
Toergenjev
"Toergenjev, die zachtaardige
reus, die vriendelijke barbaar, met die zachtaardige
zijn witte haren die steeds voor zijn reus
ogen vallen, met die diepe rimpel
die van slaap tot slaap over z'n
voorhoofd loopt en op een karres-
poor lijkt en met zijn kinderlijke
manier van spreken, Toergenjev
heeft ons meteen bij de soep al in
zijn ban".
Edmond en Jules de Goncourt
hebben Toergenjev regelmatig ont
moet, de naam van de Rus komt in
geval heel wat beweeglijker dan
Edmond en Jules de Goncourt die
alles buiten Parijs als natuur be
schouwden en zich door die opstel
ling af en toe ontpoppen als groot
steedse provincialen.
Toergenjev mag dan een vrien
delijke man zijn geweest volgens
zijn kennissen, voor zichzelf was
hij bepaald niet zachtzinnig. Zo
deinst hij er in 1857 niet voor terug
om al zijn probeersels en plannen
te verscheuren en in het waterclo
set te gooien. Enige melodrama-
tiek is de brief waarin hij dat meldt
niet vreemd, maar de schrijver
nam in elk geval geen halve maat
regelen.
Niet alle brieven zijn even
boeiend om te lezen. Sommige
brieven aan Pauline Viardot zijn
bijvoorbeeld ronduit dweperig.
Die toon tref je in het dagboek van
Edmond en Jules de Goncourt niet
Hieruit de conclusie trekken dat
het dagboek van de gebroeders in
teressanter is dan dit brievenboek
is echter onjuist. Het valt makke
lijk te raden waarom: in een dag
boek kun je eerlijker en oprechter
zijn dan in een brief, want in een
dagboek richt je je toch voorname
lijk tot jezelf, terwijl je het in een
brief tegen iemand anders hebt. En
met anderen is het altijd oppassen
geblazen, want Sartre zijn het al:
de ander, dat is de hel.
WIM BRANDS
Dagboek: E. en J. de Goncourt,
vert. Leo van Maris, uitg. Arbei
derspers.
Brieven: J.S. Toergenjev, vert.
Tom Eekman, uitg. Arbeider
spers.
elk geval een aantal keren
dagboek voor. Over de gebroeders
lezen we daarentegen zeer weinig
in het brievenboek van Toergenjev
dat Tom Eekman samenstelde .en
dat evenals het dagboek van Ed
mond en Jules de Goncourt ver
scheen in de Privé-Domeinreeks.
In een brief aan Michail J. Salty
kov schrijft Toergenjev dat hij rake
woorden over Goncourts en Zola's
romans schrijft. Helaas is de brief
van Saltykov verloren gegaan,
maar het is bekend, zo vertelt Eek
man in een voetnoot, dat Saltykov
evenals Toergenjev niets ophad
met zeer uitvoerig psychologisch
'gewroet'.
Dat Toergenjev de gebroeders
regelmatig zag, is overigens niet zo
verwonderlijk: hij vertoefde vaak
in het buitenland, niet zelden in
het kielzog van zijn grote liefde,'de
zangeres Pauline Viardot, die ech
ter helaas getrouwd was. (In zijn
nawoord schrijft Eekman dat de
liefde geleidelijk veranderde in een
hechte vriendschap en dat die si
tuatie Toergenjev een zekere vrij
heid gaf andere vrouwen te bena
deren.)
Uit zijn brieven komt Toergenjev
Er zijn maar weinig auteurs van li
teratuur voor volwassenen die in
staat zijn ook even succesvol voor
kinderen te schrijven. Menig
schrijver kan zich niet meer voor
stellen wat kinderen bezighoudt en
willen lezen. Ook wat
taalgebruik betreft richten zij zich
onbewust toch op een ouder lezer
spubliek. 'Tommie Station' (voor
kinderen vanaf 9 jaar) van Mensje
van Keulen vormt daarop een aan
gename uitzondering.
Tommie Station is de naam van
een jongetje dat in het begin van
het verhaal door treinmachinist
Eef wordt aangetroffen in een tas
op het perron. Eef besluit het kind
zelf op te voeden, daarin flink te
gengewerkt door hetechtpaar
Bokker.
Ma Bokker is een vies, smerig
mens dat dito waar verkoopt in de
door haar beheerde stationsrestau
ratie (de beschrijving van dé kro
ketten is Roald Dahl waardig).
Haar man is conducteur die liever
ziek is dan dat hij werkt. Omdat ze
aan alles en iedereen de pest heb-
„Wat schoon is, is gewoon niet te
vertrouwen. Al de rotzooi - de ech
te rotzooi - speelt zich af in schone
huizen, waar alles netjesls en nie
mand méér zegt dan goeiemor-
gen".
Dit zegt Allen, de vader van Dan
ny, het jongetje dat de hoofdper
soon is in Danny's Overgang: een
van de negen verhalen uit Familie-
dans, het debuut van de Ameri
kaanse auteur David Leavitt.
Family Dancing verscheen in
1984 in de Verenigde Staten, en de
nog zeer jonge Leavitt (geboren in
1961) vestigde er in één klap zijn
naam mee. Hoe terecht deze roem
is, kan nu ook blijken middels de
uitstekende Nederlandse vertaling
van Rien Verhoef.
Dat in Danny's Overgang een va
der aan het woord is, is in zekere
zin uitzonderlijk, want in de mees
te verhalen in Familiedans zijn de
vaders de grote afwezigen: ze zijn
eeuwig op zakenreis ofwel hebben
hun vrouw en kinderen van de ene
dag op de andere verlaten, meestal
voor een aanzienlijk jongere
Deze afwezigheid (ook als de va
ders wel aanwezig zijn, zijn hun ge
dachten onveranderlijk elders)
lijkt haast een natuurwet, met als
gevolg dat het de vrouwen zijn die
maar moeten zien hoe ze het rooi
en: met de kinderen, met het leven,
met hun eenzaamheid, met zich
zelf.
De meest subtiele en tegelijk
meest definitieve manier waarop
een man een vrouw in de steek kan
laten, is misschien nog wanneer hij
homoseksueel is of'wordt', zoals in
het verhaal Danny's Overgang. Ho
moseksuelen zijn in Familiedans
wel de enige mannen die meer zijn
dan schimmen.
In Danny's overgang blijkt Elai
ne, de moeder van het jongetje, ab
soluut niet in staat het 'verraad'
van haar man, aan haar, maar al
evenzeer aan de droom van de All
American Family, op te vangen. Ze
verandert psychisch in een wrak,
met begrijpelijke gevolgen voor
het zoontje: hij wordt een 'pro
bleemkind'.
Elaine is als zwakke vrouw in het
boek echter een uitzondering. In
de meeste verhalen in Familiedans
staan heel sterke vrouwen cen
traal. Het meest indrukwekkende
voorbeeld daarvan is wellicht 'me
vrouw Harrington' in Maanden
Tellen. Een gescheiden huisvrouw
met drie kinderen, die kanker
heeft. Haar zorg en bezorgdheid
richten zich vooral op die kinde
ren: „Op een paar truien en een
groot wandkleed van macrdmé na,
waren zij de enige creaties uit haar
leven".
Het verhaal, wat mij betreft het
mooiste uit de bundel, gaat over
een dag uit het leven van mevrouw
Harrington: haar bezoek aan het
riante bestralingscentrum, en een
feestje dat ze 's avonds met haar
kinderen bezoekt.
De verteltrant van Leavitt is glas
helder, zeer onnadrukkelijk, en,
vooral in de beste verhalen, opval
lend commentaarloos. Vandaar dat
■een omschrijving of samenvatting,
hier absoluut geen recht kan doen.
Spectaculair kunnen de onderwer
pen niet genoemd worden, en ver
nieuwend in verteltechnisch op
zicht is Leavitt ook al niet. Toch
zijn dit verhalen die na één keer le
zen onuitwisbaar bijblijven, die je
bovendien wilt herlezen en herle-
De oorzaak hiervan ligt onder an
dere in de houding van Leavitt te
genover zijn personages: beschei
den, haast beleefd. Hoe beperkt
soms ook de levens zijn die Leavitt
toont: hij maakt niemand belache
lijk. Wat hij wel doet, is met mede
dogen de steriele gaasjes van pijn
lijke plekken oplichten. De plek
ken van schaamte, zinloosheid, on
macht en onrechtvaardigheid in
een wereld waarin de dure honden
Abigail, Lucille en Fern heten en
over gladgeschoren gazons draven,
zonder dat dit iets helpt. Waarin
moeders alles voor hun zoons over
hebben, zonder dat ze daarmee
kunnen voorkomen dat die zoons
later in hun gevoelens ten opzichte
van hen iets anders kunnen dan
hulpeloos laveren tussen schuld en
liefde.
INGE VAN DEN BLINK
(Familiedans, David Leavitt,
vert. R. Verhoef, uitg. Harmonie.)
ben (ook aan elkaar) maakt dit en
ge echtpaar Tommie het leven zuur
en bedenkt allerlei plannen om van
de jongen af te komen.
Een groots plan van pa Bokker
dat in de trein moet worden uitge
voerd loopt echter uit de hand. Eef
en Tommie worden uit de wagon
geslingerd en komen terecht in een
stukje niemandsland vlak langs de
spoorlijn.
Daar leeft een merkwaardige
kattengemeenschap, die allerminst
is gesteld op menselijke nieuws
gierigheid. Tommie wordt opge
vangen door een vriendelijke kat-
tenmoeder, Eef wordt echter ge
vangen gezet. Tussen verschillen
de kattengroeperingen ontspint
zich een strijd over de macht, waar
in Eef kan worden bevrijd. Pikant
detail: wie is dè kwade genius op
de achtergrond, de Baas?
'Tommie Station' valt eigenlijk
in twee gedeelten uiteen, die welis
waar fantasievol maar niet naad
loos op elkaar aansluiten. Span
nend is het verhaal zeker. Ook de
kostelijke typering van het echt
paar Bokker is een aparte vermel
ding waard.
Van taalgebruik en stijl heb ik
genoten. Zo verzorgd als Mensje
van Keulen schrijft voor ouderen,
zo zorgvuldig, kleurrijk en geva
rieerd schrijft ze ook voor jonge
ren, precies op hun niveau. Dat
maakt 'Tommie Station' tot een
plezier om te lezen, want er wordt
taaltechnisch wat afgeklunsd in
kinderboeken.
Zoals gezegd is helaas niet iedere
schrijver van literatuur voor vol
wassenen in staat even creatief en
aansprekend bezig te zijn voor kin
deren. Mensje van Keulen is in elk
geval met lof geslaagd.
Tommie Station', Mensje van
Keulen, illustraties Willem van
Malsen, uitg. Querido, f 24,50.
MARGOT KLOMPMAKER
De laatste jaren is er over de kwali
teit van het boekenweekgeschenk
geen reden tot klagen. In 1984 was
het 'De Ortolaan' van Maarten 't
Hart, vorig jaar hadden we Remco
Camperts 'Somberman's actie' en
dit jaar werd de opdracht verleend
aan Marga Minco. Zij schreef een
heel korte roman: 'De glazen brug'.
De in 1920 geboren Minco heeft
een klein maar superieur oeuvre
op haar naam staan. Haar grote
thema is de jodenvervolging in de
Tweede Wereldoorlog. Ze schrijft
sober, ingetogen, met oog voor het
detail over dit onderwerp en weet
zo alle sentimentaliteit te weren.
Zo'n literaire verwerking van een
eigenlijk onverwerkbaar persoon
lijk trauma verdient grote bewon
dering.
Bij haar debuut 'Het bittere
kruid' (1957) viel haar die bewon
dering al ten deel. Met haar werk
bereikte zij een ongewoon groot le
zerspubliek. Van haar in 1983 ver
schenen novelle 'De Val' werden in
korte tijd meer dan honderddui
zend exemplaren verkocht. De be
langstelling voor haar nieuwste
boek was bij voorbaat gegaran
deerd en misschien heeft ze door
minder verhuld te schrijven dan
gewoonlijk zich aan die omstan
digheid wat aangepast.
Net als De Val speelt De glazen
brug op twee tijdniveaus: in de
oorlog en aanzienlijke tijd daarna.
De titel is een verwijzing naar de
uitdrukking 'op het glazen brug
getje geweest zijn' - wat zoveel wil
zeggen als in zeer hachelijke om
standigheden verkeerd hebben. In
het verhaal zijn op pagina 11 en 34
navrante verwijzingen naar die uit
drukking te vinden in verband met
de vader van de hoofdfiguur die de
holocaust niet overleeft.
De hoofdpersoon is ook zelf op
het glazen bruggetje geweest, maar
door een toeval overleeft zij. Als de
Duitsers komen om ook haar op te
halen klimt ze - eigenlijk onbe
wust, ze kan het later niet recon
strueren - op een dak en brengt
zich zo in veiligheid.
De min of meer toevallige red
ding is een geregeld terugkerend
motief in het werk van Marga Min
co. Zij heeft zichzelf destijds weten
te redden door een tuinpoortje uit
te rennen. De meest directe ver
werking daarvan vinden we in 'De
mannen' uit 'Het bittere kruid'. De
hoofdpersoon uit De Val heeft zich
- in de oorlog door een even toevalli
ge opwelling weten te redden. Het
knappe van die novelle was dat ge
schetst werd dat bij de vrouw die
veertig jaar voordien door toeval in
leven was gebleven hetzelfde toe
val nu maakt dat zij dodelijk veron
gelukt.
De hoofdpersoon uit De glazen
brug is weer een joodse vrouw.
Haar naam is Stella, ze werd in
1921 geboren. In de herfst van 1943
kwam ze op haar derde onderduik
adres terecht. Haar helper Carlo
bezorgde haar een persoonsbewijs
op naam van Maria Roselier. Het is
een bestaande naam van een meis
je uit het denkbeeldige in
Zeeuwsch-Vlaanderen gelegen
De literaire wereld mag tevreden
zijn: er mogen dan bladen zijn als
Maatstaf, Tirade, De Gids, Lite
ratuur, BZZLLETIN, de Revi
sor, Het Oog in 't Zeil, Hollands
Maandblad, Raster, Optima,
Wolfsmond en De tweede ronde.
Op 14 maart komt het alles naar
'de tweede rang verwijzende' li
teraire periodiek SIC uit. Dat ge
beurt tijdens de grote Nacht van
het Boek in Tilburg.
Vijf enthousiaste zuiderlingen
(gemiddelde leeftijd 29 jaar) be
sloten vorig jaar tot de oprich
ting van een landelijk literair
blad, dat mooier en veel boeien
der moest worden dan de be
staande: André Beks, Peter Els-
hout, Jan Willem Westerink, Pe
ter IJsenbrant en Ton van Zee
land. Ze torsen geen gewicht van
naambekendheid mee. Ze heb
ben wel bereikt, wat voorgangers
in Noord-Brabant maar niet voor
elkaar konden krijgen. Ton van
Zeeland: „Er is hier al vele jaren
gepraat over het uitbrengen van
een literair blad, dat nu eens niet
in de Randstad gevestigd is".
SIC, de Latijnse uitroep om er
gens op te attenderen, het SIC
van Sic transit gloria mundi
(roem vergaat), zoals men ons
met enige zelfspot toelicht. Peter
IJsenbrant: „Wij vullen een
leemte met dit blad. In de be
staande literaire bladen krijgen
onbekende schrijvers praktisch
geen kans. Wij willen die wel ge
ven, hoewel wij natuurlijk werk
van de bekende auteurs niet
schuwen. Abonneetrekkers zijn
nooit weg. En we hebben mini
maal 500 abonnees nodig om
quitte te spelen".
Jan Willem Westerink: "Het
gaat ons vooral om proza en es
sayistisch werk. Bovendien be
steden we per keer ook enige
aandacht aan beeldende kunst
met portfolio's. In het eerste
nummer bijvoorbeeld wordt bin
nenin aandacht besteed aan de il
lustrator van de omslag, Willem
de Bont."
plaatsje Avezeel. Ze is gestorven in
1940, maar men heeft gerommeld
met haar persoonsbewijs en het be
volkingsregister zodat Stella haar
identiteit kan aannemen.
Het nieuwe adres waar Stella tot
de bevrijding kan blijven is in Am
sterdam. In het begin van de oor
log was zij met haar ouders ook in
die stad gaan wonen. Ondanks het
bezit van valse papieren zijn de ou
ders al snel gedeporteerd. Door
een toeval was ze bij die gelegen
heid afwezig. Vlak voor ze onder
duikt gaat het bijna alsnog fout,
maar ze redt zich dus door het dak
op te vluchten.
De eerste die haar helpt is een ze
kere Roelofs. Deze verlangt een er
otische tegenprestatie die Stella re
soluut weigert. Haar eerste onder
duikadres is op een boerderij. Wan
neer het daar te riskant dreigt te
worden, brengt men haar naar
Haarlem, tot ze uiteindelijk als Ma
ria Roselier in Amsterdam belandt.
Ze moet zich helemaal in die
vrouw inleven en Maria gaat Stella
uiteraard intrigeren. Carlo, die wél
aardig voor haar is zegt: „Als de
oorlog voorbij is ga je maar eens
naar Avezeel".
Het eerste deel besluit met een
aantal brieven van Stella. Die doen
overbodig aan, maar De glazen
brug behoort dan ook beslist niet
tot de sterkste werken van Marga
Minco. Daartoe draagt in het'twee-
de deel zeker ook het zwakke slot
van het boek bij.
In De Val was de verbinding van
de gebeurtenissen in en na de oor
log heel dwingend. De val van Frie
da Borgstein in de put met kokend
water is een onontkoombaar sym
bool voor de jodenvervolging en de
afwachtende houding van de grote
meerderheid van de omstanders
verwijst naar de door Marga Minco
zo gelaakte houding van de Neder
landers in de bezettingstijd.
In De glazen brug is de verhou
ding tussen wat in en na de oorlog
plaatsvindt heel wat minder over
tuigend. Meer dan twintig jaar na
de oorlog gaat Stella naar
Zeeuwsch-Vlaanderen om de
waarheid over Maria Roselier uit te
vinden. Ze heeft dit dus zeer lang
uitgesteld, hoe sterk onder meer
ook altijd haar dierbare herinne
ring aan Carlo is geweest.
Net als indertijd Roelofs moet ze
in Avezeel een opdringerige man
van zich afschudden. Zij besluit de
dokter van het plaatsje te bezoe
ken, in de hoop dat die haar over
Maria Roselier inlichten kan. Een
tragische, onwaarschijnlijke liefdes
affaire blijkt haar dood te hebben
veroorzaakt. Met het voornemen
aan haar oude voorstellingen vast
te houden verlaat Stella Zeeuwsch-
Vlaanderen.
Hoe je na de traumatische oor
logservaringen in het verleden
blijft leven - daar heeft deze
schrijfster in het verleden beter
over geschreven. Maar het blijft
verbazingwekkend hoe Marga
Minco in een boekje van nog geen
honderd bladzijden de gruwelen
van de recente geschiedenis in
dringender weet te suggeren dan
in menig lijvig standaardwerk ge
beurt.
HANS WARREN
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.