'Ik wil helder zijn'
OEKEN
'Nieuwe' van Deyssel is te oud
Wij doen u
Marga Minco
cadeau!
Een Italiaan
in 'het oude
Athene van
het Noorden'
De zwakke vaders van schrijver/toneelmaker Ger Thijs
Boekenweek 1986
12 maart t/m 22 maart.
'De Glazen Brug'gratis
bij aankoop van f. 19,50
aan boeken, zo lang
de voorraad strekt.
CAZEMIER-BOEKEN
WOENSDAG 12 MAART 1986
AMSTERDAM - Het schrijverschap van Thijs kwam niet zomaar uit de lucht vallen: hij maakte scripts
voor film en televisie en schreef een aantal toneelstukken: 'De kwekeling', 'Winkeldochters' en 'Yorick's
schedel'. Al tijdens zijn opleiding werd hij als acteur gevraagd bij toneelgroep Theater in Arnhem. Later
werd hij bij datzelfde gezelschap artistiek leider. Twee jaar geleden keerde hij toneelgroep Theater de rug
toe, teleurgesteld in de bureaucratie van het theater en met de overtuiging dat hijzelf niet geroepen was tot
de functie van artistiek leider van een gezelschap.
Toneelmaker Ger Thijs debuteerde in 1984 met 'De
huilende man' als prozaschrijver. Eind vorig jaar
verscheen zijn tweede boek 'Grote gevoelens of: mijn
leven in de kunst', een sleutelroman. Een gesprek met
de schrijver die zegt dat de mens geen helder glas
water is, maar die de troebelheid zo helder mogelijk
wil beschrijven. "Ik streef een vorm van realisme na",
aldus Thijs die als theatermaker nog één van de wei
nigen is die tekstgetrouw wil werken en huiverig is
voor experimenten.
Tegenwoordig beweegt hij zich
als freelancer door de toneelwe
reld. Jaarlijks doet hij een regie bij
het Amsterdamse Publiekstheater.
Hij geeft ook les aan de Maastricht
se toneelacademie, de school die
het decor vormt van 'Grote gevoe
lens of: mijn leven in de kunst'.
Zijn theateropleiding kreeg hij aan
de toneelschool in Maastricht, die
toendertijd niet meer dan vijfen-
twintig leerlingen telde. De school
is sindsdien nogal gegroeid: "Het
stikt er van de meisjes. Soms lijkt
het wel een meisjespensionaat".
Thijs werd in 1948 geboren in
Rimburg, gemeente Ubach over
Worms. Het stipje op de kaart waar
hij vandaan komt ligt boven Kerk-
rade, aan de Duitse grens. Het ligt
voor de hand om het grensdorp te
vergelijken met het gehucht waar
over Thijs in zijn debuut schrijft.
"Het dorp is eigenlijk niet meer
dan een straat die zich tussen de
zwarte steenbergen slingert, eindi
gend bij de slagboom waar de
grens met Duitsland is".
door
Wim Brands en
Ariejan Korteweg
Thijs schetst een troosteloos
dorp: de mijnen zijn dicht en alleen
de ouderen zijn gebleven, dro
mend over de tijd dat de mannen
nog dagelijks afdaalden. Is Rim
burg ook zo troosteloos? "Welnee",
antwoordt Thijs. 'Toen de mijnen
dicht gingen, zijn veel mensen
weggetrokken, maar die omgeving
blijft mooi. Een heuvelachtig land
schap met veel bossen. Men heeft
er wandelpaden aangelegd om toe
risten te trekken, maar dat is nooit
echt wat geworden. Het is een
vriendelijk dorp. In elk geval niet
zo troosteloos als Grensdorp, het
gehucht waarover ik in 'De huilen
de man' schrijf'.
Vaders
Een opvallende overeenkomst
tussen de twee romans van Thijs is
de verhouding tussen hoofdper
soon en vader. 'Als er een kind
wordt verwekt, is er altijd een nat
spoor', staat in 'Grote Gevoelens'.
Naar wie dat spoor leidt is in beide
boeken een belangrijke vraag.
Jean Paul, de hoofdpersoon in 'De
huilende man', wordt verwekt aan
het begin van de Tweede Wereld
oorlog. Moeder heeft de broek aan
in huis.' Helmuth, de Duitse echt
genoot moet naar het front en wil
op de nacht voor zijn vertrek nog
één keer zijn mannelijkheid bewij
zen. Hij doet dat samen met drie
wapenbroeders. Na zijn vertrek
wordt niets meer van hem verno
men. De speurtocht naar de
werkelijke verwekker is één van de
thema's van het boek.
Frits Angst, de hoofdpersoon in
'Grote gevoelens', wordt verwekt
in een chaotische carnavalsnacht,
waarin moeder eerst in gezelschap
is van twee andere mannen. De
man die voor de vader van Frits
doorgaat, belandt bij toeval in haar
bed. Hij is een meelijwekkende fi
guur wiens fantasieën over een
loopbaan als klarinettist eerst smo
ren in Henny Bals' Showorkest en
later geheel en al vergeten raken.
Het is de moeder die de textielhan
del tot bloei brengt, terwijl pa ver
geefs de schijn van vaderlijk gezag
ophoudt.
"Kinderen die tijdens of vlak na
de Tweede Wereldoorlog zijn gebo
ren kampen vaak met zwakke va
ders, tegen wie zij zich niet kunnen
afzetten en aan wie ze zich niet
kunnen optrekken. Zodra er geen
sprake is van een patriachaat krijg
je dat. Dan gaat het rammelen en
zwemmen. Dan krijg je het gevoel
dat Frits Angst heeft: dat je de va
der van je vader moet zijn. In 'Gro
te gevoelens' is de vader eerst nog
een daadkrachtige man: als de tan
tes denken dat het kind dood is, is
hij degene die het tot leven wekt.
Later valt hij als een slappe dweil
door de mand".
Twijfelaars
Er zijn meer overeenkomsten
tussen beide boeken aan te wijzen:
de hoofdpersonen zijn in beide ge
vallen jonge mensen die hun ge
voelens niet kunnen uiten en zich
zien geconfronteerd met een vijan
dige buitenwereld. Jean Paul, de
leraar Frans die zijn stervende
moeder opzoekt, komt dorpelin
gen tegen die hem vijandig bejege
nen. Frits Angst, de jongen uit het
tweede boek van Thijs, heeft op de
toneelacademie het gevoel dat al
les en iedereen tegen hem samen
spant.
Thijs beaamt dat zijn hoofdper
sonen twijfelaars zijn, die niet goed
uit de voeten kunnen met hun ge
voelens. "De samenleving gaat er
op een rare manier vanuit dat je
denkbeelden en meningen over de
wereld hebt. Een mens is in elk ge
val geen helder glas water. Hij kent
meerdere gevoelens tegelijk en het
is vaak moeilijk uit te maken welke
op een zeker moment de boven
toon voeren. Stel je voordat je tele
fonisch op de hoogte wordt gesteld
van het overlijden van je moeder,
terwijl je op datzelfde moment heel
nodig een grote plas moet doen,
hoe reageer je dan?
Sleutelroman
Aan het schrijven van 'Grote ge
voelens of: mijn leven in de kunst'
kwam niet zoveel fantasie te pas,
vertelt Thijs. Het is een sleutelro
man, die voor een belangrijk deel
autobiografisch is. Thijs besloot
evenals de hoofdpersoon in zijn
boek acteur te willen worden na
het zien van een bewerking van
'De bezetenen' van Dostojewski.
Voor de directrice van de acade
mie, Mimi Pies, blijkt de actrice
Antoinette de Visser model te heb
ben gestaan; van haar kreeg Thijs
les in Maastricht. Medeleerling
Theo Storm brengt de weekeinden
door bij zijn vriend, een cabaretier
in het noorden des lands. Thijs laat
zich ontvallen dat hij daarmee
Ramses Shaffy op het oog had.
En wie is Ewald, de balletleraar
die dweept met de Poolse toneel
vernieuwer Torzov (voor wie Gro-
towski model stond) die een fysiek
theater voorstaat? Een dergelijke
leraar liep in Maastricht niet rond.
"Ik heb wat hem betreft uit m'n
Arnhemse ervaringen geput. Daar
had je inderdaad mensen die weg
waren van Grotowski, zonder dat
ze overigens doorhadden dat de
theatervisie van de Pool sterk op
religie was geënt. Wat ik schrijf
over de dolgedraaide democratise
ring van de academie is overigens
ook ontleend aan de periode dat ik
lesgaf aan de Arnhemse toneel
school".
"Ik wil niet zeggen dat die men
sen in Arnhem op een zinloze ma
nier bezig waren met experimente
ren. Maar er school wel gevaar in
wat ze deden, ik bedoel, het is niet
goed om alles wat nieuw is kri
tiekloos te accepteren alleen maar
omdat het nieuw is. Een deel van
de trillende wrakken, die sommige
theatermensen zijn, hebben we aan
die instelling te danken".
Toeval
Thijs mag zelf een geslaagd thea
termaker worden genoemd; waar
om schreef hij dan juist een boek
over een jongen die het na één jaar
academie voor gezien houdt om
zich als ambtenaar te gaan bezig
houden met de verdeling van de to
neelsubsidies?
"Ik weet niet waarom ik over
zo'n figuur een boek heb geschre
ven", antwoordt hij in eerste in
stantie. Zegt daarna: "Misschien
had het mij ook zo kunnen lopen.
Ik heb ook op het punt gestaan om
er mee op te houden. Waarom ben
ik geslaagd? Toch op zondag gebo
ren, denk ik soms".
"Met een begrip als persoonlijk
heid kan ik niet uit de voeten. Pi
randello leert ons al dat het onzin is
om het over persoonlijkheid te
hebben. De grenzen zijn veel min
der nauw omschreven dan men ge
makshalve geneigd is aan te ne
men. Rijpheid is eenzelfde soort
begrip, ook zo'n onuitgesproken
basis van menselijk gedrag".
Denkt Thijs dan dat het door lou
ter toeval wordt bepaald of iemand
in zijn werk faalt of slaagt? "Toeval
speelt in een bepaalde mate een
rol. Toen ik toelatingsexamen deed
aan de toneelschool verging het
mij net als Frits Angst. Antoinette
de Visser vond dat ik zo op Eduard
Verkade leek en daarom nam ze
mij aan. Een volstrekt belachelijke
reden. Ik ben echt niet op zoiets als
mijn persoonlijkheid aangeno-
Het motto van 'Grote gevoelens'
is ontleend aan 'Anton Reiser' van
Philip Moritz. De strekking daar
van is dat het theater bij uitstek het
strijdtoneel is voor hen die willen
oogsten zonder te zaaien. "Dat
klopt voor wat betreft mijn hoofd
persoon", vertelt Thijs. "Applaus
wil hij krijgen. Hoe, dat is van min
der belang". Hoe de hoofdpersoon
over kunst denkt, wordt ook dui
delijk uit de kunstzinnige activitei
ten die hij in zijn jeugd aan de dag
legt: telkens weer schildert hij één
en dezelfde prent na, die hij in een
kapperszaak heeft zien hangen:
'Gezicht op het Meer van Trasime-
no'. Pas aan het slot van het boek
komt hij tot de slotsom dat het mis
schien nog niet zo'n gek idee is om
dat meer eens in werkelijkheid te
gaan bekijken. Het is hem gaan da
gen: kunst is meer dan een korte
weg naar succes. Aan kunst dient
een werkelijkheid ten grondslag te
liggen.
Toneel
Over toneel heeft Thijs - hoe kan
het ook anders - uitgesproken me
ningen. Wat we missen, is betrouw
baar repertoiretoneel, meent hij.
Het Nederlandse toneel wordt
zijns inziens bepaald door het eeu
wige experiment. "Vijfenveertigja
rige mannen die avant-garde-to-
Voor een beetje literair-historische
liefhebber is de hernieuwde be
langstelling voor de negentiende
eeuw een prettig ontwikkeling. Tot
voor een aantal jaren werd de va
derlandse letterkunde in de 19e
eeuw met weerzin beschouwd -
heel logisch, want veel fraais werd
er door de dominee-dichters niet
aan het papier toevertrouwd. Een
enkele 20e eeuwse lezer wil(de)
nog wel eens flauwtjes glimlachen
om Beets' Camera Obscura, stu
denten herkennen zich in Knep-
pelhout's "Studententypen" en ro
mantische humoristen leren en
leerden graag een versje van Piet
Paaltjens uit het hoofd.
Het is ongetwijfeld de verdienste
van moderne vorsers als Marita
Mathijsen, Peter van Zonneveld en
vooral Harry G.M. Prick geweest
om de letterkundige produkten uit
de vorige eeuw weer populair en
zelfs verkoopbaar te maken. Open
en bloot ligt nu bijvoorbeeld in de
betere boekhandel (maar ook in de
betreffende afdeling van V&D!)
Lodewijk van Deyssel's (pseudo
niem van K.J.L. Alberdingk Thijm,
1864-1952) biografie over zijn vader
J.A. Alberdingk Thijm (1820-1889),
een rooms-katholiek auteur van
marginaal.belang.
"Met de verschijning van De we
reld van mijn Vader", begint be
zorger Prick zijn voorwoord, "be
schikt de lezer eindelijk, want na
meer dan negentig jaar, over een
herspelde, geannoteerde en geïllu
streerde herdruk van het door Lo
dewijk van Deyssel in 1893, bij Lo-
man Funke, Keizersgracht 453 te
Amsterdam, onder de letters A.J.
uitgegeven boek over zijn op 17
maart 1889 overleden vader J.A.
Alberdingk Thijm". Eindelijk
Hoewel zelf een innig liefhebber
van de negentiende eeuwse letter
kunde, wil ik me hier toch eens af
vragen welke zin een dergelijke he
ruitgave heeft. De Camera bijvoor
beeld is nog steeds leesbaar, zij het
voor een afnemend lezerspubliek;
neel spelen dat ze niet begrijpen.
Het gaat hierom: het doek gaat op
en je bent ergens. En niet: het doek
gaat op en je bent op het toneel".
Te vaak wordt de tekst gebruikt
als niet meer dan een excuus om
toneel te maken, vindt Thijs. "In
die gevallen wordt een halve blad
zijde van Heiner Müller vier uur
theater. Het is niet goed, denk ik,
als je het literaire uitgangspunt los
laat. Ik ben er zelf een voorstander
van zo tekstgetrouw mogelijk te
werken. Als ik regisseer is het al
tijd mijn laatste redmiddel tegen
acteurs te zeggen: ja, maar zo heeft
Strindberg het helemaal niet be
doeld".
'Who's afraid of Virginia Woolfi
van Edward Albee maakte grote
indruk op Thijs. "Die hardheid -
prachtig. In die tijd werd er nog
een soort toneel gemaakt waarin
zich alles samenbalde wat mensen
bezighield. 'Virginia Woolf of 'De
Handelsreiziger', dat was een artis
tieke weergave van de problema-
Kneppelhout/Klikspaan zal het
langer volhouden, want zijn met
scherpe pen verhaalde studenten
fratsen zijn van alle tijden - hetzelf
de geldt voor de romantische zelf
moordenaar, student-dichter en
dominee Paaltjens.
Maar de familie Thijm... Alleen
alles-lezers zullen - heel misschien
- ooit iets van de oude thijm, die
zich voornamelijk in huiselijke
kring ophield met romantische be
langstelling voor de katholieke
middeleeuwen, hebben gelezen.
Hèt Handboek van de geschiede
nis der Nederlandse Letterkunde
van Dr. G.P.M. Knuvelder meldt:
"Schrijvend over zijn vader, J.A.
Alberdingk Thijm, betoogde Van
Deyssel: 'hij maakte van zijn ge-
heele leven zooveel als een gedicht,
eene kompositie waarin het geloof
aan Schoonheid en Waarheid de
hoofdzaak was en het gedrag inspi
reerde en de gewoonten leidde,
eene kompositie, die geheel gedra
gen werd door de geestdrift als
hoofdmotief.
Deze woorden, aldus Knuvelder,
"passen nauwkeurig op Van Deys-.
sel zelf, met dien verstande, dat
wat op talentvolle wijze door de va
der gerealiseerd was, door de zoon
geniaal en met ijzeren conse
quentie verwerkelijkt werd".
Keren we terug naar Prick's he
ruitgave van Van Deyssel's biogra
fie van zijn vader en de vraag naar
ADVERTENTIE
Boek- en kantoorboekhandel
Kerkstraat 71
2201 KL Noordwijk
Tel. 01719-14934
tiek van dat moment. Er was een
directe relatie met de werkelijk
heid. Tegenwoordig bestaat dat
soort toneel niet meer. Wat heb je
nu nog? De brave slaperigheid. De
museumfunctie van de repertoire
gezelschappen is een noodzakelijk
heid. Het gaat me om de manier
waarop het gebeurt. En dan is er
toneel dat het alleen nog over to
neel heeft. De zelfreflectie van het
postmodernisme is het eindpunt
van een vruchteloze ontwikkeling.
De gedachte dat als je de verwar
ring van de wereld wil tonen, je
ook verwarrend toneel moet ma
ken. Dat vind ik een uitwas. Toneel
moet geen verdubbeling van de
werkelijkheid laten zien, maar er
duidelijkheid in scheppen".
Ook in dit verband laat Thijs het
woord realisme vallen. Realistisch
wil hij zijn. Ook wat schrijven be
treft. "Zo glashelder mogelijk wil
ik iets op papier zetten, zodat je als
het ware de subjectiviteit ver
kleint. Ik streef er naar een boek
als geheel een metaforisch karak
ter te geven en tegelijk in de stijl
alle metaforen uit te bannen. Het
woordje 'als' is een zwaktebod".
Waarna hij vertelt dat hij over het
schrijven van een toneelstuk onge-
de zin ervan. Van Deyssel zelf was
een der voormannen van de Bewe
ging van Tachtig, een van de
grondleggers dus van de moderne
literatuur zoals we die nu kennen.
Als zodanig was en is hij een schrij
ver waarvan men iets, maar niet
veel, gelezen kan hebben - hoewel
de voorkeur zal uitgaan naar tijd
genoten als Kloos, Perk, Verwey,
Couperus en zelfs Willem Paap.
Het werk van vader Thijm is bij de
gemiddelde lezer, zoals gezegd,
volstrekt onbekend.
Het vermoeden is gewettigd dat
Prick Lodewijk van Deyssel als
schrijver van voldoende niveau
acht om ook de gemiddelde lezer te
boeien; daarom ook ligt het boek
bij V&D, en is de spelling aange
past, en is het geheel plezierig van
voorwoord, uitleg en aantekenin
gen voorzien.
Het probleem is dat Van Deys
sel's 'De wereld van mijn vader'
voor de leek kenner is verrukt:
voor hem mogen alle negentiende
eeuwers herdrukt worden - liefst in
prachtband met goud-op-snee.
Maar wat heeft de doorsnee-lezer,
ook de oprecht belangstellende,
aan zo'n heruitgave van Van Deys
sel? Zijn zinnen zijn te lang en te
geconstrueerd, en zijn onderwerp
is te triviaal.
Er zijn, denk ik, 19e eeuwse au
teurs die beter schrijven en makke
lijker lezen (Staring!) dan vader en
zoon Thijm. En wil men de vader
recht doen - waarom dan geen af
zonderlijk werkje aan hem gewijd,
compleet met originele teksten en
van annotaties voorzien. Dat kan
Harry G.M. Prick ongetwijfeld be
ter dan zoonlief Van Deyssel,
wiens mildheid jegens zijn vaders
leven en literaire prestaties nogal
onrecht is, blijkens andere ge
schriften waarin deze Tachtiger
zich fel tegen de vorige generatie
afzet.
"De wereld van mijn vader" is
bepaald geen boek om er met zijn
veer drie dagen doet. "Baff, dat
moet er in één keer uit, anders lukt
het niet". Een boek kost hem meer
moeite: "Je hebt minder overzicht.
Nu moet ik wel zeggen dat ik de
eerste versie van een boek ook ta
melijk snel schrijf. Die snelheid
prefereer ik zelfs, want daardoor
krijg je de kans om jezelf te betrap
pen. Voor het bijschaven neem ik
veel langer de tijd. Ik ben jaloers
op Simenon. Die dwingt zich een
roman in een uiterst korte tijd te
schrijven, om zo tijdens het schrij
ven de spanning te kunnen ervaren
die de hoofdpersoon ook ervaart".
Fragment
Welke van beide romans Thijs
het hoogst aanslaat, hij kan het niet
zeggen. "Na al die versies ligt alles
bedekt en daardoor kan ik niet
meer goed oordelen over m'n eigen
boeken. Er zijn wel fragmenten die
mij lief zijn. Zoals dat fragment in
'De huilende man' waar Jean Paul
met de oude mannen 's nachts de
mijn ingaat".
Plannen voor een derde roman
heeft Thijs nog niet. Hij is momen
teel bezig de roman 'Havinck' van
Marja Brouwer tot filmscript te be
werken. "Een goed verhaal, al zit
ten er rare kanten aan. Voortdu
rend vraag ik me af: met wie identi
ficeert de schrijfster zich nu? Laat
ik het nog anders zeggen: het lijkt
alsof Marja Brouwers het 'alleen
maar' genoteerd heeft, waardoor je
je afvraagt waarom het boek eigen
lijk is geschreven. De persoonlijke
betrokkenheid ontbreekt".
Leesportefeuille
We noemden al een paar over
eenkomsten tussen de boeken van
Thijs. In de marge zijn nog enkele
constanten te ontdekken. In de
beide romans wordt geschreven
over: mijnen, Rimbaud en de lee
sportefeuille. Die mijnen, dat valt
gemakkelijk te verklaren. Thijs
werd tenslotte in de mijnstreek ge
boren. En wat Rimbaud betreft:
Thijs is niet de enige die juist op de
middelbare school een grote be
wondering voor de Franse dichter
opvatte.
Maar die leesportefeuille dan?
Zijn moeder las de leesportefeuille,
vertelt hij. Dat wil zeggen: ze bla
derde de tijdschriften door, een
leesportefeuille lees je niet. Hij
doet voor hoe dat ging: met afge
wende blik maakt hij met zijn hand
een gebaar van voortdurend blad
zijden omslaan. "Thuis kregen we
de leesportefeuille nadat die eerst
in de kapperszaak had gelegen. De
tijdschriften waren dus maanden
oud. Evenals een volkstuin tussen
twee spoorlijnen vind ik een lees
portefeuille een mooi voorbeeld
van Hollandse treurnis".
allen voor naar V&D te galoppe
ren. De "nieuwe Van Deyssel" is te
oud.
ROB VOOREN
Lodewijk van Deyssel, De we
reld van mijn vader. Uitg. Tho
mas Rap/Elsevier, Amsterdam/
Brussel 1986. Met een voorwoord
en voorzien van aantekeningen,
bezorgd door Harry G.M. Prick.
Een reisverslag over 'Nederland en
zijn bewoners', zitten we daar op te
wachten? Ja, niet alleen omdat het
een relaas betreft van Edmondo de
Amicis, een Italiaanse schrijver
met een gouden pennetje, maar
ook vanwege het feit dat de reis
ruim honderd jaar geleden werd
ondernomen en we dus al lezend
een goed zicht kunnen krijgen op
het Nederland uit die dagen.
En dan is er natuurlijk nog een
reden: een buitenlander heeft nog
een 'frisse' kijk op de dingen waar
aan wij achteloos voorbijgaan.
Over frisheid gesproken. De
Amicis is het meest geïmponeerd
door onze nooit aflatende strijd te
gen het water, waarvan er in ons
land zoveel golft en klotst dat men
licht zou kunnen denken dat
slechts 'bevers of zeehonden' er in
staat zijn om te wonen.
Die strijd tegen het water wordt
in een verhaal van één van de men
sen die De Amicis op zijn weg ont
moet overigens zeer letterlijk ge
streden. De man vertelt dat de
massa's kruiend ijs, die zich in de
Maas hebben opgehoopt, door de
artillerie met een kanon tot splin
ters worden geschoten.
De plek waar De Amicis' reis be
gint is Zeeland, die geheimzinnige,
door dijken aan het oog onttrok
ken, provincie, waar het nog maar
enkele tientallen jaren geleden is
dat ontrouwe vrouwen 'moeder
naakt langs de straten (werden) gé-
voerd, met twee stenen aan de hals,
en een ijzeren pot op het hoofd'.
De eerste grote stad die hij aan
doet is Rotterdam. Hij verwondert
zich hogelijk over de 'architectoni
sche heksendans', 'de kermispret'
van de huizen, daarmee doelend op
de verzakking van sommige perce
len.
Delft, 's-Gravenhage, Haarlem,
Amsterdam, Utrecht, Arnhem,
Groningen, al die plaatsen worden
tot in het kleinste doodlopende
steegje onderzocht. De Amicis is
niet bepaald iemand die in het pen
sion voor het raam blijft zitten koe
keloeren.
Ook Leiden, het 'oude Athene
van het Noorden', wordt aange
daan. Hij heeft er niet veel enerve-
rends over te melden. Hij stapt uit
op een station 'dat zo stil en rustig
(is) als een klooster'. Ook in het
centrum is het niet druk, 'mensen
zinken in de ruimten weg als de
overgeblevenen van een door ziek
te ontvolkte stad'.
Hij bezoekt de Ruïne, de Burgt
en het Anatomisch Museum, waar
een rattenorkestje concerteert.
Verder is er, zo meldt hij, in Leiden
niet veel te zien.
De Amicis lanceert in zijn ver
slag overigens een aardig theo
rietje. Het betreft de 'Oude Rijn'.
Dat bijvoeglijk naamwoord 'Oude'
duidt er volgens hem op dat de
Rijn in Leiden, zo veraf van de plek
waar hij ontspringt, moe is, krach
teloos, niet veel meer dan een mie
zerig stroompje, dat wegsijpelt
naar zee.
Iemand die ik dit voorlegde,
merkte op dat de betreffende rivier
in Alphen al Oude Rijn wordt ge
noemd; als De Amicis' theorie
klopt, zo concludeerde hij snedig,
zou die Oude Rijn in Leiden dus
'Oudere Rijn' moeten heten. En
dan hebben we het nog maar niet
over Katwijk. Hoe zit dat, Vroede
Vaderen? Kan die naamsverande
ring even worden doorgevoerd?
CEES VAN HOORE
Edmondo de Amicis, Nederland
en zijn bewoners, Veen, uitgevers.
In de serie: Op Schrijvers Voeten,
1985.
ADVERTENTIE
KOPERMOLEN 10, LEIDEN
TEL. 071-220022.
VAN BOEKEN KRIJG JE NOOIT GENOEG.
(foto Henk Thijs»