Cuba's revolutie kent geen lege magen ZATERDAG 1 MAART 1986 EXTRA BUL^G^AJUJEmiDSCH^ PAGINA 19 door Willem Schrama Voor wie er niet mee vertrouwd is, blijft het toch even schrikken. Op het bloedstollende gegier van loei harde sirenes vluchten honderden, nee duizenden inwoners van Ha vanna's universiteitswijk Vedado ogenschijnlijk in paniek naar hun schuilkelders. Slechts het gegiechel onder de op drift geraakte mensen- horde maant tot enig vertrouwen in de situatie. Vijftien minuten later is de crisistrai ning alweer afgelopen, en gaat het leven in deze bloedhete tropische namiddag z'n gewone gangetje. In een mum van tijd puilen de even tevoren nog ijlings verlaten stadsbussen weer uit, en hullen ze de belendende trottoirs in een wolk van roetzwarte uitlaatgassen. Het betrof hier een oefening zoals die bijna wekelijks op kort tevoren bekend gemaakte tijdstippen en locaties in Ha vanna en andere Cubaanse steden wor den gehouden. Ze vormen het levende bewijs van de gemeenschappelijke waakzaamheid voor een Amerikaanse aanval, een mogelijkheid waarmee ruim een kwart eeuw na de mislukte Varkens- baai-invasie nog dagelijks rekening wordt gehouden. In die sfeer van para noia past ook de Cubaanse radiozender Reloj horloge), die op het constante getik van een secondenwijzer dag en nacht nieuwsberichten uitbraakt maar wiens feitelijke taak het is om in tijden van nood de bevolking in luttele ogen blikken te mobiliseren. Onverzettelijkheid Met het historische ongemak van de Amerikaanse legerbasis Guantónamo aan de eigen zuidoostkust, de hete adem van de grote vijand bijna voelbaar in de nek (Havanna bevindt zich slechts op 170 kilometer afstand van de zuidkust van Florida) en een serie gewelddadige CIA- intriges in het verleden nog vers in het geheugen, zijn dergelijke voorzorgs maatregelen althans voor Cubanen alles zins begrijpelijk. Sedert.de toegenomen bemoeienissen van de VS in Midden- Amerika en de invasie op het voor de Venezolaanse kust gelegen eiland Gre nada, is het gedaan met de periode van betrekkelijke rust die Cuba in de jaren zeventig kende. Fidel Castro - hier nog altijd 'El Lider Maximo* genoemd - die sinds de omver werping van het bloeddorstige en cor rupte bewind van dictator Batista in 1959 maar liefst zeven Amerikaanse pre sidenten slapeloze nachten bezorgde, is voor de Cubanen een symbool van on verzettelijkheid geworden. Zijn popula riteit bij het volk is buiten kijf. Tot in de verste uithoeken van het land hangen aan huisdeuren en tuinhekken spontane schriftelijke uitingen van steun met tek sten als 'te apoyamos' (we steunen je) en 'somos preparados' (we zijn gereed). Het nog immer van kracht zijnde han delsembargo met de VS en de daaruit voortvloeiende schaarste aan consump tiegoederen nemen de Cubanen, zo lijkt het, graag voor lief. In weerwil daarvan zijn de defensie inspanningen de laatste jaren juist aan zienlijk vergroot. Sinds 1980 is voor meer dan een miljard aan nieuwe Russi sche wapens aangekocht, zijn de parate milities ruim in aantal verdubbeld tot in totaal zo'n anderhalf miljoen mannen en vrouwen, en is het land heringedeeld in een groot aantal administratieve regio's die in crisistijden zowel militair als be stuurlijk geheel op zichzelf zijn aange- Want dat zal inmiddels vriend en vij and duidelijk zijn: Cuba zal zich in het geval van een confrontatie met de VS tot de laatste man of vrouw verzetten. Of zo als Castro zelf ooit zei: "We hebben niet de illusie die strijd te winnen, maar we zullen ze meer verliezen toebrengen dan ze ooit in Vietnam hebben geleden". Blijmoedig Niettemin is deze reportage eigenlijk misleidend begonnen. Om de doodeen voudige reden dat genoemd incident ge durende mijn bezoek van drieëneenhal ve week aan Cuba welgeteld het enige was dat enigszins correspondeerde met de doorgaans zeer sombere berichten die over dit land in de Westeuropese pers vrijwel voortdurend opdoemen. Bijna zonder uitzondering schetsen die het beeld van een door en door gemilita riseerde staat vol bloedfanatieke onder danen, van bedienend personeel dat het bestelde na urenlang wachten op tafel plettert, van winkels met lege schappen en lange rijen wachtenden, kortom: van een grauw en somber volkje, ideologisch en qua mentaliteit geheel en al op Oost- blok-leest geschoeid, al schijnt er dan een Caribisch zonnetje overheen. Dat beeld vraagt om bijstelling. Na 2000 kilometer door dit land gereisd te hebben en zonder enige staatsbegelei- ding met tal van Cubanen gesprekken te hebben gevoerd, resteert bovenal de in druk van een buitengewoon waardig en blijmoedig volk met veeleer een diep ge worteld revolutionair bewustzijn dan een partij gerichte mentaliteit. En res teert mede een gevoel van diep respect voor wat hier in de loop der jaren tegen de verdrukking in tot stand is gekomen. Het verhaal over de niet mis te versta ne sociale vooruitgang in het Cuba van na de revolutie mag dan inmiddels nage noeg bekend zijn, toch blijft het indruk wekkend te constateren hoe dit land met zijn gebrekkige economische middelen in ruim een kwart eeuw kans heeft ge zien vrijwel alle ettergezwellen te elimi neren die een Derde Wereldland door gaans plagen. Gratis en verplicht onder wijs heeft geleid tot een ongekend hoog percentage gealfabetiseerden (96). De Fidel Castro zei het op een congres van Cubaanse kunstenaars eens zo: "Binnen de revolutie kan alles, erbuiten niets". Binnen dat krampachtige spanningsveld hebben de Cubanen in ruim een kwart eeuw tijd een huzarenstukje geleverd. Een verpauperd en corrupt geregeerd land werd omgetoverd tot een samenleving die voor al haar onderdanen een menswaardig bestaan in petto heeft, zij het dan onder de pyramidale directie van Castro zelf. Willem Schrama doet in twee artikelen verslag van het Cuba anno 1986. Lachend op weg naar de schuilkelders in Havanna. Cubanen hebben met hun paranoia leren leven. kosteloze gezondheidszorg is toonaan gevend voor de gehele Latijnsameri- kaanse wereld. Infectieziekten bestaan vrijwel niet meer en water kun je er zon der enig gevaar uit de kraan drinken, wat eveneens naar Latijnsamerikaanse begrippen een unicum kan worden ge noemd. Menswaardig Sloppen behoren al evenzeer tot het verre verleden. Hoewel de woningnood zich vooral'in de hoofdstad Havanna nog steeds doet gelden, is iedereen er mens waardig gehuisvest voor een huur die maximaal 10 procent van het inkomen mag bedragen (dit laatste geldt met na me voor nieuwbouw; oudere woningen zijn doorgaans vrij van huur). Met name het oude centrum van Havanna maakt nog een vervallen indruk, al oogt het zeer schoon en wordt er sinds 1980 voort varend gewerkt aan de restauratie van dit stadsdeel, nog geheel en al een reli kwie van de Spaanse koloniale periode totaan het eind van de vorige eeuw. Volgens de grondwet heeft iedere Cu baan recht op w^rk, al moet dat privilege als in elke communistische samenleving niet al te serieus worden gezien. In het Antilliaanse levensritme is een effectie ve werkdag van 4 a 5 uur al een hele in spanning, los nog van de vele 'lege' func ties binnen het bureaucratische bestel en weinig ter zake doende bezigheden als het bedienen van een lift en het ope nen van een deur. Maar hoe dan ook, daarmee is voor iedereen een onbelast inkomen gegarandeerd dat varieert van ongeveer 120 tot 370 peso (1 peso 1 dollar) per maand, al naar gelang de zwaarte van de functie, en met de ge bruikelijke uitschieters voor mensen in de partijtop en andere gedecoreerden. Anders gezegd: van het in Cuba gel dende modale inkomen (zo'n 180 peso, maar vaak het dubbele omdat man en vrouw doorgaans beiden werken) kan men kwistig sparen, als men bedenkt dat de basisbehoefte aan voedsel en kle ding waarop iedere Cubaan recht heeft (verkrijgbaar op vertoon van bonnen boekjes) neerkomt op ongeveer 50 peso per maand. Kinderen hebben tot en met hun zevende levensjaar recht op een li ter melk per dag tegen een symbolische vergoeding, en als beide ouders werken krijgen ze op de scholen gratis te eten. Niet stipt Voeg daarbij het feit dat het openbaar vervoer vrijwel niets kost, en zo kan het gebeuren dat ik rond het avonduur in het tamelijk chique restaurant 'Floridita' in Havanna (ooit de pleisterplaats van Hemingway) de 22-jarige constructiete kenaar Abelito Gonzales tegen het lijf loop. In afwachting van een avondcur sus Engels drinkt hij er een cuba libre, maar vanwege z'n enthousiasme met een Westeuropeaan te kunnen praten zal het die avond naar goed Antilliaans ge bruik (het woord stiptheid behoort niet tot het vocabulaire) van studeren niet meer komen. Integendeel, ondanks protesten mijnerzijds biedt hij me het ene na het andere dure drankje aan en troont me vervolgens mee naar een na burig restaurant waar hij en passant de gerant een biljet van 5 peso toestopt (niet wachten) en er vervolgens op staat de gezamenlijke rekening te betalen. Abelito is geenszins het type van de fanatieke revolutionair. Integendeel, hij zegt zich eigenlijk pas sinds kort te reali seren dat hij deel uitmaakt van een ver wende generatie die veeleer de dagelijk se vruchten van de revolutie plukt dan ermee op te staan en naar bed te gaan. "Natuurlijk, wij hebben hier in Cuba maar één partij. Dat klinkt totalitair, maar in deze fase van onze geschiedenis kunnen we ons geen enkel ander poli tiek systeem permitteren. Zo voelen wij Cubanen dat. Bovendien staat er zoveel tegenover. Wij kennen geen bedelaars, Een leuze die elke Cubaanse zich over'. markeert: Hier geeft niemand geen discriminatie, iedereen in Cuba heeft een fatsoenlijk huis met een televi sie en een ijskast erin. En als ik dan van mijn ouders hoor hoe Havanna er vóór 1959 uitzag. Een vuilnisvat vol schrijnen de armoede, geweld, prostitutie, crimi naliteit en een bewind dat gedicteerd werd door Amerikaanse maffiabazen. Dat is hier in 25 jaar tijd geheel uitge roeid. Feitelijk een onmogelijke opgave, maar toch gelukt. Terwijl je maar naar Haïti of de Dominicaanse Republiek be hoeft te kijken om te zien dat al die ellen de hier vlak in de buurt nog volop aan wezig is. Jullie Europeanen zijn zo rijk, jullie begrijpen dat niet, maar het is echt iets om trots op te zijn". Genoeg eten Als zovele andere Cubanen neemt Abelito de dagelijkse ongemakjes van de revolutie graag voor lief. Hij zegt dol te zijn op Engelse en Amerikaanse thril lerschrijvers als Forsyth en Ludlum, maar dat soort officieel'niet toegestane lectuur kun je in het openbaar maar be ter met een 'Lenin-kaftje' eromheen le zen. Nieuwe boeken veroorzaken vol gens hem overigens vandaag de dag nog de langste mensenrijen voor winkels, en dan vooral als het gaat om het toene mende aantal nieuwe uitgaven van Cu baanse of Spaanse schrijvers die jaren lang uit de gratie zijn geweest. Op het gebied van voeding bestaat er op gezette tijden bijna alleen hog maar schaarste aan vlees. Maar volgens Abeli to omzeilen de Cubanen dat probleem veelal simpelweg door meerdere malen per week in restaurants te eten. Daar is een flinke steak altijd voorradig, al be taal je er dan behoorlijk voor. Zijn woor den blijken juist, want overal waar ik na dien op het platteland mijn intrek nam in zeer behoorlijke toeristenhotels - op de eejste plaats gebouwd voor de Cuba nen zelf - werd ik in de bijbehorende restaurants omgeven door complete boerenfamilies uit de omgeving die er, voortgedreven per tractor en gestoken in het zondagse pak, met genoegen een aanzienlijke hoeveelheid peso doorheen joegen. Niet gezond Eten is er anno 1986 overigens voldoen de voor de Cubanen, al laat het assorti ment aan levensmiddelen vanwege de Amerikaanse handelsboycot nogal eens te wensen over. Meelspijzen en suiker voeren in de dagelijkse voeding de bo ventoon. En dat is in het straatbeeld te zien ook, getuige de vele kogelronde heuppartijen die zich moeizaam een weg banen in allerhande stretchbroeken. De overheid onderkent dit probleem de laatste tijd meer en meer, zoals blijkt uit tal van artikelen in kranten en magazi nes over de risico's van vetzucht en de noodzaak van gevarieerde voeding. Een druk bezochte cafetaria in het ta melijk onbelangrijke Middencubaanse stadje Colón is zelfs opgesierd met een van hogerhand aangeplakt garantiecerti ficaat, waarop staat dat in genoemd eta blissement 'minstens 5 soorten brood jes, 2 natuurlijke vruchtesappen, yog hurt of melk of andere zuivel produkten' voorhanden moeten zijn. En inderdaad, mijn ontbijt bestaat die ochtend uit yog hurt, een broodje knakworst, vers man- gosap en koffie toe. Dat alles voor nog geen peso. De volgende avond is het tv-program- ma 'Scientia y salud' (Wetenschap en ge zondheid') ook helemaal aan het voe- dingsvraagstuk gewijd. Een verlegen arts, die maar niet in de camera durft te kijken, kapittelt op milde toon twee vrachtwagenchauffeurs die in een res taurant zojuist aanstalten maken om ie der een glas suiker met daarop een toefje yoghurt naar binnen te slaan. Dit is van de gekke, bedoelt hij te zéggen, maar met enig gevoel voor de eigen winkel (de Cubaanse economie is gedoemd voor 80 procent op suikerriet te drijven) houdt hij ze voor: "Wij zijn een volk dat van zoet houdt, maar dat is niet altijd even gezond". Hij adviseert de chauffeurs en de companeros en companeras thuis voor de buis voortaan meer fruit en ve zelrijke voeding te eten. Of zulks altijd voorhanden is, blijft een tweede. Maar een feit is dat het bijna ka rakteristieke Cubaanse straatbeeld met lange rijen wachtenden voor nagenoeg lege winkels zoals gezegd inmiddels tot het verleden behoort. Ze zijn er nog steeds, maar danig ingekort. Dat komt vooral, zo vertelt de Nederlandse ambas sadeur in Havanna mr. Coen Stork mij, omdat de distributieproblemen van wel eer voor een niet onaanzienlijk deel zijn verholpen door geleidelijkaan meer aan voer van consumptiegoederen uit het buitenland, een groter wagenpark en dus ook beter transport. Bovendien is er op de zwarte markt altijd wel iets spe ciaals verkrijgbaar, getuige althans de overheerlijke ijsbergsla met taugé die des ambasssadeurs huisheer Victor ons die middag bij de nasi goreng opdient. Parallelmarkt Een flink stuk onvrede onder de Cu baanse bevolking is volgens Stork mede weggenomen door het sinds enkele ja ren officieel toelaten van een parallel- markt naast de bestaande 'bonnenboek- jeswinkels' met hun van enige luxe ge speende basis-assortiment en daarnaast nog een aantal niet al te zeer in trek zijn de 'vrije artikelen' als lelijk klinkende handradio's van niet te traceren her komst en Russische camera's met slechts 30 dagen gegarandeerde levens duur. Die parallelmarkt - niet te verwar ren met de welig tierende zwarte markt waarop gigantische bedragen aan ille gaal gewisselde dollars omgaan - biedt wél die luxe goederen waarnaar de Cu banen zo reikhalzend uitzien. Zelfs Ja panse cassette- en videorecorders zijn er te koop, zij het dan tegen astronomische bedragen. De bedoeling is uiteraard het vele opgepotte Cubaanse geld zoveel mogelijk weer in omloop te brengen, en tegelijkertijd enig tegenwicht te bieden aan het massale zwarte wisselen van pe so in dollars (vijfmaal de koers is geen uitzondering) waarmee het fraais uit de toeristenwinkels kan worden aange schaft. Waarmee Castro - pragmaticus als hij is - overduidelijk is tegemoetgekomen aan het gevoel van onbehagen dat vooral onder de jongere Cubanen veelvuldig aanwezig is. Dat verschijnsel wordt in het Cuba van na de revolutie sinds jaar en dag aangeduid met de benaming 'La Enfermedad' oftewel De Ziekte, omdat het eenvoudig niet past in het nogal uto pische beeld van de 'nieuwe mens' dat Castro ooit met zijn heilstaat voor ogen had. Grofweg kent het genoemde ver schijnsel drie stadia. In het eerste toont de jongere in kwestie een niet door ie dere revolutionair gewaardeerd verlan gen naar 'kapitalistische' kleding zoals bijvoorbeeld Adidas-shirtjes, Nike- schoenen en wat dies meer zij. In het tweede stadium ontpopt deze jeugd zich als zogeheten 'disgustado's', hetgeen staat voor een toenemend onbehagen over alles wat de revolutie haar ont neemt. Geen pretje In fase drie ten slotte, wil men er ei genlijk alleen nog maar vandoor, al of niet gelokt door valse beloften (menige jonge Cubaan gelooft heilig dat zich ach ter elke Amerikaanse huisdeur een soort Dynasty-interieur bevindt, zoals dat in magazines van toeristen staat afge beeld). Hoe dan ook, daarmee loopt men het risico voor 'contra' te worden aange zien, en het wachten is dan op de magi sche leeftijd van 27 jaar, het tijdstip waarop men formeel in aanmerking komt voor definitief vertrek. Dat laatste is in Cuba geen pretje, want dat wordt gezien als regelrecht ver raad aan de revolutie en heulen met de vijand. En de sancties zijn zuur. Want wie de van boven af opgediende vooruit gang en de daarmee samenhangende condities niet blieft, wordt genadeloos als 'uitschot' bestempeld. Toch verlaten elk jaar nog enkele tienduizenden Cuba nen hun vaderland. Meestal voegen ze zich bij familie in de Verenigde Staten, maar vaak ook vertrekken ze naar Span je of een ander Latijnsamerikaans land. Met achterlating van vrijwel al hun be zittingen. Over die keerzijde van Cas tro's sociale paradijs een volgende keer meer. Volgende week: een broertje dood aan werken en Cuba's schuchtere pogingen om Europees toerisme aan te trekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19