Heldere herinneringen
Bouillonblokjes geven
Japans verhaal smaak
Gijsens mystieke fantasy
Politiek gemodder bij voortgezet onderwijs
DE
KEER
zondvlier
Fascinerende bundel
van Toon Teilegen
Moord op een medemens
DONDERDAG 6 FEBRUARI 1986
PAGINA 13
Van veel nostalgische jeugdver
halen pleeg ik doodziek te wor
den. Hoe leuk Kruimeltje het
had, hoe hij elke zondag met zijn
vader naar de hei ging om bijzon
dere bloempjes te zoeken, hoe hij
elke dag weer gezondheidsvoed-
sel tot zich moest nemen omdat
hij anders werd geplaagd door
galbulten - dat is de toon van veel
van die verhalen en daar ben ik.
zoals gezegd, allergisch voor.
Wanneer zijn die verhalen dan
wel interessant? Als de schrijver
in staat is om op een heldere en
onopgesmukte manier te schrij
ven over die jeugdjaren, zonder
te vervallen in de Pietje Puk-
dweperij, dus: niet de dwaalpa-
den van de oppervlakkige me
lancholie en de zo-wordt-het-
nooit-meer-lyriek bewandelt.
Tot nu toe heb ik het over een
schrijver, over een hij, en de leze
ressen moeten mij dat maar niet
euvel duiden want ik ben nu een
maal fout geprogrammeerd. Dat
er geen kwade wil achter steekt,
mag blijken uit het volgende. De
ze recensie gaat namelijk over
een zij.
Over Annie Ernaux, om pre
cies te zijn. Zij schreef 'De Plek',
een novelle waarin ze terugkeert
naar het land van haar jeugd. Ik
heb het boekje nu al een paar
keer gelezen en zonder te liegen
kan ik zeggen dat ik telkens
adem te kort kwam.
Het is een beklemmend boek
je. Beklemmend omdat de jas-
mijn-romantiek Annie Ernaux
vreemd is. Dat blijkt al uit het
motto dat ze voor 'De Plek' heeft
gekozen. Het betreft een zin van
Jean Genet: "Ik opper de volgen
de verklaring: schrijven is het
laatste redmiddel, wanneer je
verraad hebt gepleegd".
Toen ik net schreef dat het
boek een novelle is, maakte ik ei
genlijk een fout. Het is meer een
verslag over de verwijdering die
ontstond tussen Ernaux en haar
vader. Of zoals ze zelf schrijft:
"Geen poëzie der herinneringen,
geen jubelende hoon. Als vanzelf
schrijf ik in een vlakke, banale
stijl, diezelfde styl die ik vroeger
gebruikte, wanneer ik aan mijn
ouders schreef om hen van de
belangrijkste gebeurtenissen op
de hoogte te stellen".
Het verraad waarvan sprake is
in het aan Genet ontleende mot
to is het verraad dat meer men
sen hebben gepleegd. Het ver
raad van een kind dat opgroeit in
een milieu van arbeiders of klei
ne luyden. Je doet iets wat nog
niemand in jouw milieu heeft ge
daan: je 'verheft'je, gaat bijvoor
beeld studeren en langzaam aan
wordt de kloof tussen jou en de
jouwen groter, totdat ze de jou
wen niet meer zijn.
Je wordt een vreemde. Maar
dat zul je op die andere plek ook
blijven, wantje bent nu eenmaal
afkomstig uit een milieu van
kleine luyden. Wat de man van
de hoofdpersoon in dit boek op
merkt is wat dat betreft veelbete
kenend: "Hoe zou een man die
voortkwam uit een academisch
gevormd burgermilieu, waarin
men zich altijd 'ironisch' uit
drukte, zich kunnen vermaken
in het gezelschap van simpele
zielen, wier voorkomendheid,
die hij wel erkende, in zijn ogen
nooit hun wezenlijke tekort, het
niet kunnen voeren van een
geestige conversatie, goed zou
kunnen maken".
Wat moet ik eigenlijk nog zeg
gen over dit verslag van een ont
worteling, behalve dan dat u het
moet lezen en dat ik graag de
jeugdherinneringen van mensen
als Boudewijn Büch en Adriaan
van Dis cadeau doe voor dit
meesterwerlye.
WIM BRANDS
"Modern Japans Proza". Onder
die noemer brachten de uitge
vers Coppens Frenks de ro
man 'De Wilde Gans' van Ogai
Mori op de markt. Het boekje is
prachtig uitgegeven, mooi ge
bonden, door R.R. Schepman in
goed lopend Nederlands ver
taald, kortom: alle lof, maar over
dat predikaat 'Modern' moeten
wij ons niet teveel illusies ma
ken. De roman is hoogstens in
die zin modern, dat het karakter
van de verhaalfiguren enigzins
wordt belicht, dat de pagina's
niet omwaaien van het geklap-
wiep der kraanvogels en dat het
verhaal langs een kleine 'omweg'
wordt verteld. Voor de rest is het
een liefdesgeschiedenis waarvan
er dertien in een dozijn gaan.
De drie hoofdpersonen in het
verhaal zijn Suezo, een woeke
raar; Otama, zijn maitresse, en de
student Okada. De verteller, de
ik-figuur, is een medestudent
van Okada.
Suezo zou waarschijnlijk door
een Raskolnikov geen h«ar zijn
gekrenkt: hij is namelijk de be
minnelijkheid zelve, toont zich
zeer coulant tegenover zijn
schuldenaars, en behandelt zijn
maitresse met een aan devotie
grenzende eerbied. Otama heeft
wat dat betreft dus geen klagen,
maar liefde, nee, dat kan zij toch
niet opbrengen voor haar 'wel
doener'. Ja, inderdaad, 'weldoe
ner', want Suezo zorgt ervoor dat
zij en haar oude vader niet ver
hongeren en dat ze, ieder voor
zich, in een mooi huis mogen wo-
Vlakbij het optrekje van Ota-
mr bevindt zich een studenten
pension, waar de eenzelvige stu
dent medicijnen Okada een ka
mer heeft gehuurd. Tussen de
tentamens door heeft hij nog wel
eens tijd voor een wandelingetje.
Op een mooie zomeravond ziet
hij hoe Otama haar planten staat
te begieten en... u begrijpt het al.
Het eerste, concrete contact
komt tot stand door een slang. Ik
heb het niet over een primitief
soort telefoon, maar over een
echte slang, die zich toegang
heeft verschaft tot het kooitje
met twee grasvinkjes dat Otama
van Suezo kado heeft gekregen.
Okada weet een van de twee
vinkjes te redden. Zo is Suezo er
dus indirect de oorzaak van dat
zijn 'maitressse' liefde opvat
voor de student. Dat is de eerste
speling van het lot, van het toe
val, zo u wilt.
Otama wil het niet by dromen
over de liefde laten, nee, zij wil
tot actie overgaan. Als Suezo
haar op zekere dag vertelt dat hij
voor een paar dagen de stad uit
moet, neemt zij haar kans waar
en stuurt zij het dienstmeisje
naar huis. Niets zal een tête-a-té-
te met Okada nog in de weg te
staan. Of ja toch, Okada wordt
die avond op zijn wandeling na
melijk meegetroond door een
vriend, die het in zijn hoofd heeft
gezet om 's avonds gans te eten,
niet zo'n exemplaar die al papie
ren sokjes aan heeft, nee, eentje
die zijn soortgenoten nog chic-
que voor 'gak' uitscheldt in een
vijver. En dat moet nu juist op
die avond gebeuren.
Die twee toevalligheden, het
zijn de bouillonblokjes die het
vrij flauwe verhaal op smaak
moeten brengen. 'Een van de he
le groten', noemt ene Hisamatsu
de auteur van deze roman op de
achterflap, een kwalificatie die
OGAI
MORI
it
DE WILDE
GANS
10
4
41
3L
MODERN JAPANS PROZA
hij mijns inziens, althans op
grond van dit boek, niet ver
dient. Toegegeven: het verhaal is
geserreerd en niet zonder listig
heid geschreven, maar een mees
terwerkje is het zeker niet. Een
en ander komt zeer traag op
gang, het Japans blijkt net als
het Nederlands nogal wat clichés
rijk te zijn ('de poppen aan het
dansen', 'de tand des tijds') en na
lezing blijft er in de geest een
'aquarel' achter die met de se
conde verbleekt.
De 'onmogelijke' liefde tussen
Otama en Okada, het is de hoofd
moot van het verhaal, maar het
heeft 'Pappie niet aangepakt'.
Meer indruk op mij gemaakt
heeft de door Mori beschreven
verhouding tussen de woekeraar
Suezo en zijn vrouw, die het niet
kan verkroppen dat haar man
een liefje heeft genomen. De re
latie doet denken aan Elschots
gedicht over de verbitterde man,
wiens vrouw zich aan hem vast
klampt 'als een stervend paard'.
Mooi brengt Mori de radeloos
heid waaraan de vrouw ten prooi
is onder woorden in de volgende
zin: "Zij deed hem denken aan
iemand die in een kamer staat
met zijn gezicht naar drie muren
en met zijn rug naar de open
deur gewend, en die dan in pa
niek raakt omdat hij denkt dat
hij in de kamer opgesloten is."
En dan de walging die de over
spelige echtgenoot voelt opko
men als zijn vrouw troost bij hem
zoekt: "...hij voelde de grote bor
sten van zijn vrou\v, die hun kin
deren meer dan voldoende voe
ding verschaft hadden, als een
soort heetwaterzak tegen zijn
buik aandrukken."
Het is dit drama dat ik graag
meer uitgewerkt had willen zien,
maar het blijft bij een brokstuk
ervan, een flard. Maar ach, mis
schien is dat verlangen wel men
selijk, al te menselijk. Misschien
worden wij meer geboeid door
iets dat kapot gaat dan door iets
dat op het punt staat te ontlui
ken.
CEES VAN HOORE
Ogai Mori, De Wilde Gans, uit het
Japans vertaald door R.R. Schep
man, Coppens Frenks, uitgevers,
Amsterdam, 29,50.
Ondanks (of misschien juist
vanwege) ons prozaïsche karak
ter is er een vrij snel toenemende
belangstelling waarneembaar
voor de meer avontuurlijke en
fantastische literatuur. Het laat
ste genre, op deze plek gewoon
lijk, naar Angelsaksisch voor
beeld, 'Fantasy' (in feite een on
derafdeling van science fiction)
genoemd, verkoopt voortreffe
lijk. Tot nog toe geven buiten
landse auteurs als de Amerikaan
Jack Vance en de Engelse Tanith
Lee hemelhoog de toon aan -
jammer, omdat ook het Neder
landse taalgebied beschikt over
opmerkelijke 'fantastische' au
teurs. Helaas zijn de uitgevers
nauwelijks bereid een meer dan
sporadische kans te geven
(m.u.v. bijvoorbeeld Bruna's SF-
Jaarboek 'Ganymedes') aan bin-
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bi) ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
nenlandse coryfeeën in de
fantastiek als Peter Cuypers (wel
ooit bij Meulénhoff met enkele
verhalen), Eddy Bertin (wel bij
Loeb), Tais Teng, de gebroeders
Gert en Jan Kuipers, Paul Har-
land, Thomas Wintner, Gerben
Hellinga Jr. of Wim Gijsen.
Alleen laatstgenoemde auteur
is er met zijn verfijnde, wat mys-
tiekerige en filosofische fantasti
sche verhalen en romans in ge
slaagd bij onze voornaamste SF-
producent Meulenhoff degelijk
onderdak te krijgen met als ge
volg een grote, enthousiaste le
zerskring.
Gijsens werk doet bepaald niet
onder voor de beste buitenland
se 'fantasy', ook al door de vol
strekt eigen, milde toon die hij
voert. By Meulenhoff zijn in de
loop van enkele jaren al vijf,
alom positief besproken SF-ach-
tige romans verschenen (hij de
buteerde met 'De Eersten van
Rissan') en net zijn weer twee
nieuwe, op elkaar aansluitende
boeken verschenen met heldin
Deirdre, resp. 'Keerkringen' (eer
ste boek) en 'Bidahinne' (tweede
boek).
De ingrediënten van de twee
delen zijn typisch Gijsen: veel
mystiek, religie, filosofieën, Zen
achtige wijsheden en zachtmoe
dige levenslessen, middels een
vloeiende, rustige schrijfstijl tot
een boeiende roman aaneenge
smeed. In deel 1 wordt Deirdre
uitvoerig geïntroduceerd. Op een
fictieve, wat archaïsche, maar
niet idioot van ónze Aarde afwij
kende planeet wordt algemeen
de Ene Godin Chablasz aanbe
den, en de jonge, dorpse Deirdre
voelt zich tot Haar eredienst aan
getrokken. Het meisje heeft
meer in haar mars dan eeuwig
rondscharrelen in een leerzaam
klooster, treedt uit en gaat - aan
vankelijk voorspoedig - in za
ken. Maar de wereld wemelt van
slechtheid en jaloerse types: de
jonge zakenvrouw met haar
menslievende, socialistische vi
sie wordt ten val gebracht en on
schuldig veroordeeld tot levens
lange prostitutie. De flaptekst
vat het doel van Deirdre's leed
helder samen: Deirdre moet "tal
rijke successen en beproevingen
doorstaan alvorens een der
gelijk inzicht in zichzelf te 1
volvoeren Loutering en in
zicht in zichzelf - door zelfken
nis, onthechting, ontvankelijk
heid en innerlijke harmonie de
eigen begeerte, hebzucht en hon
ger naar macht in plezieriger ba
nen te leiden, en tot het besef te
komen dat zelfs de dood een illu
sie is, de ziel onsterfelijk en "dat
ze bewustzijn was, een vonk van
leven die niet doven kon in wel
ke dood dan ook". (Deel Twee,
blz. 120).
Het zou goed zijn om, vooraf
gaande aan de twee Deirdre-de-
len, eerst het lange titelverhaal ir.
Gijsens's 'Roos van het Zand'
(e.a. Nederlandse SF-verhalen;
uitg. Het Spectrum, Utrecht/Ant
werpen 1983) te lezen. In Deel
Twee van Deirdre's lotgevallen,
'Bidahinne', komen we namelijk
oude bekenden tegen, de luid
ruchtige en dappere zeeman
Lodderein voorop. Deirdre
wordt als stadshoer vrijgekocht
en vergezelt Lodderein naar de
woestijn waar het klooster van
de 'Roos van het Zand' staat, zo
als de bijnaam van de abdesse
van dit van positieve mystiek
doordrenkte heiligdom luidt.
Hier wordt zij verder gevormd en
tot Hoger Inzicht gebracht, zodat
zij al dan niet met succes in con
tact kan treden met het agressie
ve "rijk van magiër-vrouwen die
zich tijdens duizenden jaren van
afzondering bekwaamd hebben
in kwaadaardige krachten. Nu
wanen zij de tijd gekomen om de
hele wereld weer tot één rijk te
verenigen - en alleen Deirdre be
zit de gave hen te weerstreven".
Beide boeken van Gijsen, die
overigens direct aaneensluiten,
laten zich ademloos lezen, on
danks het ogenschijnlijke ge
brek aan dolle actie waarvan SF
en Fantasy het al te vaak moeten
hebben. De bedachtzame stijl en
sympathieke opvattingen (ook
over vrouwen, liefde en seks) van
de schrijver vinden we direct in
Deirdre's avonturen weerspie
geld. Hoewel af en toe een korze
lig gevoel ontstaat door Gijsens
(typisch Hollandse!) moraliseren
en zedepreken, zodat je onwille
keurig verlangt naar gruwelijke
bloedbaden, laat de lezer zich
gretig medeslepen. Juist de
zachtaardige, wijsgerige humani
teit maakt deze 'fantastische'
boeken zo bijzonder. Mij is de
verfijnde harp van Wim Gijsen
heel wat liever dan al het ge
schetter van buitenlandse toe
ters en bellen. 'Katein'. het vol
gende deel, is in voorbereiding:
ik kijk er met verlangen naar uit.
ROB VOOREN
Wim Gijsen, Deirdre. Eerste
boek: Keerkringen, en Tweede
Boek: Bidahinne. Uitg. Meulen
hoff, Amsterdam 1986, resp.
14,50 en 15,50.
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL BV
Haarlemmerstraat 117
j Leiden-tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
bestelaldeling
levertijd
vanaf 2 dagen
"Wij reden door de nacht in
een zwarte koets". Deze zin komt
in herhaling en variatie vieren
twintig keer voor in de negenen
dertig gedichten van Ik en ik,
een eigenaardige maar prachtige
cyclus poëzie van Toon Tellegen.
(Hij is één van de produktiefste
dichters: dit is zijn vijfde bundel
in vijf jaar). In de bundel wordt
gespeeld met drie motieven, die
in vroegere bundels van Teilegen
ook gebruikt werden, maar daar
onsystematisch. Als in een mu
ziekstuk worden de elementen
gevarieerd, gesplitst of gekombi-
neerd.
Het eerste motief is 'wy: ik en
ik'. In het vage blijft of het gaat
om twee vage identiteiten of om
één identiteit met twee of meer
vage afsplitsingen. Soms is er te
derheid tussen de twee, althans
uitwisseling van kusjes, soms
staan ze elkaar naar het leven om
daarna weer op te staan uit de
dood. Als communicatiemiddel
zijn deze handelingen belangrij
ker dan woorden, die toch maar
verwaaien in de wind. Even mis
tig als de persoonlijke identiteit
en even vluchtig en zinloos als
woorden is de scheidslijn tussen
leven en dood. Dit vertoont een
zekere verwantschap met het be
grip 'ondode' uit de Draculamy-
the. Andere effecten doen even
eens denken aan elementen uit
het Draculaverhaal, zoals de vol
gende.
Een tweede motief is het voort
durend onderweg zijn van niets
naar niets, meestal in de nacht,
soms in de zon langs bloeiende
brem, in een zwarte koets die ge
mend wordt door een voerman.
Met hem wordt roepend van ge
dachten gewisseld over de te vol
gen, onzekere, route, als hij ten
minste niet zit te slapen en de
koets en zijn passagiers regel
recht naar de afgrond voert. De
hele cyclus lijkt een tocht door
de hel, althans een nihilistische
variant van Dante's reis door het
hiernamaals: zonder gids, zonder
doel, zonder hoop, zonder geloof.
'Ondood' zijn is een hopeloze
drift, louter leefdrang. Iets derge
lijks beweegt ik en ik.
De dorpen die ik en ik passe
ren zijn het derde motief. Be
paald geen oorden van herberg
zaamheid of vermaak. De dorpen
zijn verlaten, huizen vliegen in
brand, men wordt door de stra
ten gesleurd, dode karpers dry
ven in de grachten en als toppunt
van onheil wordt de bedreigende
vraag naar de identiteit gesteld.
Steeds zyn er oorlogen of ge
ruchten van oorlogen.
Middels technieken die be
kend zijn uit de muziek, de
droom en de surrealistische
kunst worden deze motieven
steeds herhaald, gevarieerd, ge
splitst en gekombineerd.
Ik vind ik en ik een fascineren
de bundel, niet alleen vanwege
de kwaliteit van de afzonderlijke
gedichten, maar vooral doordat
de lakonieke en constante varia
tie van enkele elementen leidt tot
een overtuigende litanie van ho
peloze eentonigheid, veroorzaakt
door grenzeloosheid en anonimi
teit.
Want meer dan iets anders
wordt in deze bundel het pro
bleem van de identiteit gesteld:
de dood is geen begrenzing, het
ik transformeert onophoudelijk,
ruimte en tijd hebben hun zin
verloren, herkomst en doel zyn
onbekend, niets en niemand
heeft een naam, er is geen einde
en geen begin en geen herinne
ring. De onzekerheid is totaal:
"Wy zouden later nog eens vra
gen: was jy dat
die mij toen kuste
of kuste ik toen mijzelf, of
knipte ik toen
mijn nagels?"
CHRISTIAAN VISSER.
Toon Teilegen, Ik en Ik. uitge
verij Querido; ƒ22,50.
De rechtgeaarde literatuurliefhebber die maar niet van het roken
kan afkomen: hoe vaak zal hij met zijn bruine wijsvinger niet heb
ben gebladerd in Italo Svevo's 'Bekentenissen van Zeno', waarin
zoveel pagina's gewijd zyn aan de verslaving aan de sigaret?
Hoe vaak zal hij niet hebben verzucht: als deze erudiete figuur al
geen weerstand kan bieden aan de verleiding van deze neuswar-
mertjes, hoe zou ik dat dan kunnen? En na de 'gezondere' sigaar in
de asbak te hebben verfomfaaid en de pijp, die toch al als een
vreemde periscoop uit zijn borstzakje stak, op zyn knieën door
midden te hebben gebroken, zal hij schuldbewust - want een 'mis
daad' tegen de gezondheid blijft het - verzaligd de eerste trek inha
leren.
Zo. Even uitmaken. Dan gaan we verder.
Het roken dus. Ja. Maar niet alleen over deze misdaad, deze
langzame moord op onszelf, heeft Svevo geschreven. Ook de
moord op de medemens had zijn interessse. En nog wel in zyn
debuut: 'De moord in de Via Belpoggio'.
Ik heb een jaar of wat geleden eens geschreven, wanneer dat
Verzamelde Werk van Svevo nu eens eindelijk zou komen. En dan
het liefst by één uitgeverij. Dat zit er niet in. Maar 'ontgonnen'
wordt Svevo's oeuvre wel. Bovengenoemd debuut is niet zo lang
geleden in de vertaling van Frédérique van der Velde verschenen
bij uitgeverij Goossens, die trouwens al meer van Sevo uitbracht.
'De moord in de Via Belpoggio' geschiedt al op een van de eerste
pagina's. Er zijn geen raadsels. We weten meteen al wie de dader
is: Giorgo, een zwerver, die door zijn collega's vanwege zijn inner
lijke beschaafdheid het 'heertje' wordt genoemd. Die beschaafd
heid belet hem de vruchten van zijn misdaad te plukken. Fronst
een voorbijganger een wenkbrauw, dan wil hy al byna op zyn
knieën vallen om te bekennen.
Laat ik in godsnaam dan iets goeds doen met dat bloedgeld, zo
denkt hij bij zichzelf. Laat ik myn moeder eens een wat mooiere
oude dag bezorgen. Maar dat gaat mooi niet door, want de oude
vrouw....ja, kom nou, straks blaas ik dit verhaaltje van krap 65
pagina's nog uit. 4,90 kost het boekje, als ik me goed herinner.
Eén pakje sigaretten minder. Kom op, dat moet kunnen.
CEES VAN HOORE
Italo Svevo, De moord in de Via Belpoggio, Uitgeverij Goossens.
DEN HAAG - Waar in het land al
meer dan tien jaar tandenknar
send wordt gewacht op een defi
nitief besluit over de toekomst
van het voortgezet onderwijs,
doet politiek Den Haag het rustig
aan. De ene verkiezing na de an
dere passeert zonder dat vol
doende overeenstemming wordt
bereikt over iets belangrijks als
het voortgezet onderwijs. Het
ziet er nu naar uit dat het enige
dat minister Deetman (onderwijs
en wetenschappen) op dat ter
rein heeft weten te bereiken - een
wetsvoorstel ontwikkeling
voortgezet onderwijs - voorlopig
in de toch al overvolle ijskast van
het onderwijs wordt gezet.
door
Ben Rogmans
Een van de dingen die Deet
man wel eens wordt verweten, is
dat hij de afgelopen vier jaar
vooral bezig is geweest met de fi
nanciële kanten van het onder
wijs. Hoewel in zijn periode een
aantal belangrijke wetten is aan
genomen, dan wel uitgevoerd
(basisonderwijs, hbo, weten
schappelijk onderoijs), was hij er
niet de geestelijke vader van. Het
belangrijkste onderwijskundige
probleem dat hem bij zijn aantre
den in 1982 te wachten stond,
was het beëindigen van de loop
gravenoorlog waarin de discus
sie over het voortgezet onderwijs
was beland.
En daarover stond in het re
geerakkoord dat er op beperkte
schaal geëxperimenteerd zou
gaan worden met het voortgezet
basisonderwijs: de driejarige en
aan het huidige tijdsgewricht
aangepaste CDA-variant op de
middenschool van de PvdA-er
Van Kemenade uit de jaren ze
ventig. Met grote moeite slaagde
Deetman erin daaraan uitvoering
te geven: hij kwam met een proe
ve van een ontwerp-ontwikke-
lingswet voor het voortgezet on
derwijs en later met een gewoon
wetsontwerp, dat nu alweer ey-
kele maanden bij de Kamer ligt
en waarschijnlijk niet behandeld
wordt.
Lyceum
De politiek komt er niet uit. De
WD wil de bovenbouw van ha
vo en vwo samenvoegen tot een
'lyceum' waarin de leerlingen op
twee niveaus examen af kunnen
leggen. Het lyceum verhoogt de
kwaliteit van het huidige havo-
onderwijs, maar maakt het door
stromen voor mavo-leerlingen
een vrijwel onbereikbaar ideaal.
De WD is tegelijkertijd fel ge
kant tegen invoering van alles
wat naar middenschool riekt. De
kamerleden van die party zullen
dat, behalve als ze op verkie
zingstournee zijn, niet al te hard
roepen, omdat de ontwikkeling
van het voortgezet basisonder
wijs is gekoppeld aan die van het
lyceum. Geen voortgezet basis
onderwijs (vbao), dan ook geen
lyceum. Maar op de (onderwijs-
)congressen van de 'gewone'
WD-ers wordt keer op keer dui
delijk dat de meeste liberalen
nog steeds panisch worden bij
het horen van termen als 'inte
gratie', 'homogene groepen' en
andere, die met vbao of midden
school samenhangen.
Het CDA wil eigenlijk geen ly
ceum. Maar vooruit, experimen
ten mogen mits dan ook het vbao
uitgeprobeerd mag worden. Dat
is de koppeling die uiteindelijk
het 'wettelijke beleidskader' op
leverde dat in het wetsontwerp
ontwikkeling voortgezet onder
wijs is neergelegd. Anders dan in
de huidige experimenteer-artike
len van de wet op het voortgezet
onderwijs, wordt in de ontwikke
lingswet de richting aangegeven
waar het met het voortgezet on
derwijs naar toe moet.
En juist omdat een richting
wordt aangegeven, krijgen de te
genstanders van zowel vbao als
lyceum al de kriebels. De erva
ring leert dat eenmaal ingeslagen
wegen niet snel meer worden
verlaten in het onderwijs, zeker
niet als hele groepen departe
mentsambtenaren, vrijgestelde
actievoerders en vakbondsbe
stuurders, leraren en weten
schappers hun brood verdienen
met het nastreven van een ideaal
of het najagen van een hersen
schim.
Praten
Deze ingewikkelde politieke
verhoudingen zijn de eerste oor
zaak van het feit dat men er niet
uitkomt. Uitstel en/of afstel van
de behandeling van het wets
voorstel van Deetman is verder
het gevolg van een adviesaanvra
ge van de minister aan de Weten
schappelijke Raad voor het Re
geringsbeleid (WRR). De minis
ter vroeg dit hooggeleerd college
om eens op papier te zetten wat
alle Nederlanders tijdens hun
leerplicht nou eigenlijk mini
maal zouden moeten leren. Eind
februari komt de WRR met een
eindrapport.
De vraag is of het zin heeft over
de toekomst van het middelbaar
onderwijs te praten, zonder dat
rapport - en de reacties daarop -
bij de discussies te betrekken.
En dat kost weer minstens een
halfjaar en dan zijn de verkiezin
gen weer voorbij, zit er een ande
re regering, zijn er weer nieuwe
(of geen) afspraken over het on
derwijs en kan de hele kermis
weer van voren af aan beginnen.
Daarom heeft minister Deet
man laten weten dat, als zyn
wetsvoorstel niet voor de verkie
zingen in de Kamer komt, wat
hem betreft de politiek voorlopig
uitgepraat is. Hij wil dan een
breed samengestelde staats- of
pacificatiecommissie van (liefst
onbevooroordeelde) deskundi
gen aan het werk zetten, die uit
eindelijk het verlossende woord
zal spreken. Zoiets heeft overi
gens alleen zin als de regerings
partijen vooraf en zonder voor
behoud toezeggen zich te zullen
houden aan de conclusies van
die commissie. En dat is niet
waarschijnlijk.
Het is bovendien zeer de vraag
of zo'n commissie in staat zal zyn
om een eensluidend oordeel tc
formuleren. Er is in het hele land
vrijwel niemand meer te vinden
die nog geen mening over de
middenschool heeft. En zeker
geen deskundigen. Het enige wat
er dus gebeurt, is dat de discus
sie die nu in Den Haag wordt ge
voerd, een tijdje 'uit de politieke
sfeer' wordt getrokken.
Gemodder
Dit eindeloze gemodder is voor
de scholen allervervelendst. Ze
staan juist nu voor de ingrijpen
de operatie 'herschikking en fu
sie in het voortgezet onderwijs'
(HEF-VO). De scholen moeten
groter en er zyn minder leerlin
gen. Ze moeten dus fuseren. Wat
zou het makkelijk voor ze zijn als
ze zich bij de keuze van hun fu
siepartner konden laten leiden
door een duidelijk toekomstper
spectief. Met name de mavo-
scholen weten niet of ze nou bij
een havo/vwo-school moeten
aanhaken, of moeten samens
melten met het lager beroepson
derwijs.
De HEF-VO wordt in 1992 af
gerond en zoals het er nu naar
uitziet is er dan nog steeds geen
overeenstemming over inhoud
en opzet van het middelbaar on
derwijs. En daarom zal er van
'rust in het onderwijs', waarnaar
het trio Deetman, cn zyn staats
secretarissen Ginjaar (WD) en
Van Leijenhorst (CDA) in de me
morie van toelichting bij de be
groting voor 1986 - hun laatste -
zegt zo hevig te verlangen, voor
lopig geen sprake zijn.