Van Dantzig: 'Goed als
publiek moeite moet doen'
Nationale Ballet kijkt tevreden terug op 'bacchanten
Lindsay Fischer: 'Leerzame ervaring'
Terechte waardering voor Bachsolisten
'Hedda Gabler' ironisch benaderd
'Beeldbeschrijving'
elitaire curiositeit
Martelgang van een toeschouwer
MAANDAG 3 FEBRUARI 1986
KUNST
PAGINA 7
AMSTERDAM - Bacchan
ten zit erop. De laatste ruit
is gisteren aan diggelen ge
sprongen, de laatste liters
toneelbloed zijn vergoten,
slagwerker Paul Koek is
voor het laatst langs zijn
touwladdertje afgedaald en
alle lompen kunnen in de
linnenkast. Voorgoed? Dat
is nog maar de vraag. 'Bac
chanten' heeft elf avonden
en drie middagen lang voor
een uitverkocht Carré ge
zorgd. De kans is groot dat
er nog heel wat mensen deze
voorstelling willen zien.
Het Nationale Ballet heeft
met deze voorstelling zijn
nek ver uitgestoken. Niet
eerder waagde een groot
balletgezelschap de gok een
produktie te laten maken
door een toneelregisseur.
Rudi van Dantzig, de artis
tiek leider van het NB, wilde
door de samenwerking met
Gerardjan Rijnders zijn
dansers de kans bieden hun
horizon te verruimen. Een
grote reportage in het week
blad de Haagse Post sugge
reerde dat Bacchanten wat
dat betreft had gefaald. De
spelers maakten duidelijk
wat zij daarvan dachten
door tijdens de voorstelling
van afgelopen dinsdag op
het toneel een Haagse Post
te verscheuren.
De kritieken op Bacchan
ten waren niet onverdeeld
lovend. De theatrale effec
ten van Rijnders werden ge
prezen, maar men miste ge
voel en de mogelijkheid tot
inleving. De acteerpresta
ties van de dansers werden
echter unaniem geprezen.
We vroegen aan Rudi van
Dantzig of zijn verwachtin
gen ten aanzien van de sa
menwerking met Rijnders
rijn uitgekomen en aan
Lindsay Fischer, die tijdens
de helft van de uitvoeringen
de belangrijke rol van Dio-
nysos danste, wat hij van
'Bacchanten' heeft opgesto
ken.
"Ik ben er trots op dat mijn dan
sers dit aankunnen. Carré is groot;
daar te staan is ook voor een acteur
geen kattepis. In de dans heb je de
choreografie en de muziek als hou
vast. Hier moesten ze veel meer bij
zichzelf te rade gaan. Rijnders zei:
'laat maar zien watje kan'. Dat heb
ben ze gedaan. Echt, ik ben trots.
En ik kan het nu zeggen, omdat ik
min of meer buiten deze produktie
stond. Gerardjan vond het onvoor
stelbaar zoals de voorstelling
avond na avond op peil blijft".
door
Ariejari Korteweg
- Toch hebben enkele dansers zich
kritisch over de regisseur uitgela
ten.
"Ik kijk daar doorheen. Ze
schrikken achteraf ook van wat ze
hebben gezegd. Bovendien: schan
daal is nieuws, als iedereen tevre
den is wordt het saai. De meeste
dansers zijn zeer positief, maar ko
men dan niet aan het woord. Maar
als reactie een tijdschrift op het to
neel te verscheuren, dat zou ik
nooit doen. Daarvoor heb ik dit al
te vaak meegemaakt".
- Tijdens de première klonk er na
afloop zowel applaus als bbe-ge-
roep. Beschouwt u tegenstrijdige
reacties als een goed teken?
"Het is heel goed als een publiek
moeite moet doen zich een voor
stelling eigen te maken. Vergis je
niet, er is heel wat voor nodig om
boe te roepen. Bij de première van
mijn ballet 'Life' miste ik indertijd
het boe-geroep. Het is heel gevaar
lijk als het publiek vernieuwingen
kritiekloos aanvaardt. De afkeu
rende reacties zijn in de loop van
de twee weken in Carré steeds
minder geworden. Maar er zijn
abonnementhouders die na Bac
chanten hebben gezegd: dank u
zeer, wij houden het Nationale Bal
let voor gezien. Dat zijn overigens
dezelfde mensen die via de televi
sie avond aan avond bakken rot
zooi over zich heen laten komen".
"In het nieuwe muziektheater
zullen we nog meer publiek moe
ten trekken. Ik heb daar angst
voor. De klassieken horen tot ons
repertoire, maar ik zal me nooit aan
'Raymonda' of'Don Quichotte' wa
gen. Met dat soort lege virtuositeit
wil ik in Nederland niet aankomen.
Het publiek is hier zo ontwikkeld
dat dat ook niet nodig is".
- U heeft Rijnders aangezocht om
dat u onder de indruk was van de
wijze waarop hij in het toneelstuk
'In het Tuinhuis' bewegingen ge
bruikte. Heeft hij in dat opzicht
aan de verwachtingen voldaan?
"Het is anders geworden. In 'In
het Tuinhuis' was de beweging ab
stracter, meer gestileerd. Dat vond
ik mooi. Maar Rijnders werkt op
heel verschillende manieren. De
meeste dansers kenden zijn werk
niet. Dus heb ik hen aangeraden
naar 'Wolfson', zijn laatste regie bij
Globe, te gaan kijken. Daar zagen
ze een blote man met een slang in
zijn kont op het toneel liggen. Een
paar danseressen haakten af nadat
ze dat hadden gezien, maar zijn la
ter toch weer teruggekomen".
- Het is opvallend dat er aan Bac
chanten zoveel dansers meedoen,
die bij het Nationale Ballet zelden
op de voorgrond treden.
"Toen het idee voor de samen
werking met Rijnders vorm kreeg
was ik bang dat er misschien maar
drie mensen zouden willen mee
doen. Bij de eerste bespreking wa
ren er 65 aanwezig. Een aantal
moest zelfs worden teleurgesteld.
De solisten toonden de minste be
langstelling; de jongeren, die nog
carrière moeten maken, waren het
meest enthousiast. Die hebben nog
niet de gedachte: het publiek ziet
ziet me zus of zo en daar moet ik
aan tegemoet komen".
- U draagt in uw choreografieën
vaak een niet mis te verstane bood
schap uit. Die is in 'Bacchanten'
niet zo duidelijk aanwezig.
"Het is waar dat ik liever
op een spoor zet en duidelijk maak
waar ik sta. Ik heb de laatste voor
bereidingen van 'Bacchanten' ge
mist omdat ik in Hamburg wjerkte.
Pas de laatste generale repetitie
kon ik zien. Daarna heb ik Gerard
jan in een brief geschreven dat
'Bacchanten' in mijn ogen gaat
over een no-nonsense regering en
wat die in een samenleving kan
ontketenen. Zijn reactie was: ik
heb niet de behoefte om iets te dui
den".
- Rijnders heeft het verwijt gekre
gen dat hij te veel op effectbejag is
uitgeweest. Zo was het opvallend
dat na afloop van de voorstelling
de spectaculaire slagwerker het
meeste applaus kreeg.
"Tijdens de eerste uitvoeringen
was het bloed misschien wat over
vloedig. Dat is gaandeweg minder
geworden. Er waren scènes, zoals
het slot met moeder en zoon, die in
de studio veel aangrijpender wa
ren. Toch is 'Bacchanten' meer dan
entertainment. Dat komt door de
intensiteit waarmee het wordt ge
bracht. Het deel voor de pauze met
die Bhagwan-jurken is sterker en
raadselachtiger dan het tweede
deel. Gerardjan is in tijdnood geko
men, omdat de repetities voor de
Sleeping Beauty zijn repetities
doorkruisten. Had hij langer de tijd
gehad, dan zou ook het tweede
deel raadselachtiger zijn geweest".
- Is het Nationale Ballet van plan
vaker met een toneelregisseur te
gaan samenwerken?
"Zeker. Er waren al vergevorder
de plannen om met Jan Fabre iets
op te zetten. Maar die wilde al op
heel korte termijn en dat is voor
ons niet mogelijk. Het Holland
Festival heeft er ook al om ge
vraagd. Maar we er voor waken dat
het geen gimmick wordt".
Lindsay Fischer is Amerikaan van
geboorte en danst al zeven jaar bij
het Nationale Ballet. Hij spreekt
onze taal dan ook zeer verdienste
lijk. Fischer was één van de drie
solisten, die aan 'Bacchanten' mee
werkte. In de helft van de uitvoe
ringen speelde hij de sleutelrol van
de halfgod 'Dionysos'. Clint Farha
speelde die rol tijdens de andere
uitvoeringen. Fischer heeft de laat
ste jaren vooral belangrijke rollen
gedanst in het klassieke repertoire
van het Nationale Ballet.
"Eerst hoefde 'Bacchanten' voor
mij niet zo. Ik zou in die tijd een
gastrol krijgen bij een ander gezel
schap. Een week voor de première
ben ik aangezocht om Dionysos te
spelen, want men was bang dat
Clint Farha zijn rol geen veertien
avonden zou kunnen volhouden.
Die luxe heb je als solist. Dan raak
je eraan gewend dat een choreo
graaf op je afstapt en zegt: ik zie
"Voor de meeste dansers ging
het bij Bacchanten juist andersom.
Zij moesten zich aanbieden en dat
terwijl dansers zichzelf moeilijk
naar voren schuiven. Dansers zijn
vaak teruggetrokken mensen en
voor dit stuk moesten ze uit hun
schulp kruipen en een eigen karak
ter vorm geven. Voor hen is het
misschien moeilijk na Bacchanten
een stap terug te doen. Ze zijn nu
een tijd als volwassen artiesten be
handeld".
- Heb je het gevoel gehad dat
Rijnders je heeft laten zwemmen?
"Jazeker, maar niet in negatieve
zin. Ik bofte bovendien. Toen ik
werd gevraagd, was mijn rol al
kant en klaar. Maar hoe ik zou op
komen, dat moest ik van de regis
seur zelf uitzoeken. Clint verzint
daar elke vavond iets anders op.
Die lef heb ik niet; ik heb voor me
zelf een choreografietje gemaakt.
En tijdens die scène van een half
uur in het kantoor van Pentheus
had ik de volledige vrijheid. Ik
mocht in m'n neus peuteren, pra
ten, gillen".
"Maar in wezen maakt dat geen
verschil met de rol van Romeo in
'Romeo en Julia*. De passen liggen
dan vast, maar daar moet je je ei
gen interpretatie aan geven".
- Rudi van Dantzig ziet Bacchan
ten als een leerzame ervaring voor
zijn dansers. Wat heb jij ervan ge
leerd?
"Het was voor mij een bevesti
ging van een regisseur te horen dat
mijn interpretatie van een karakter
deugde. Rijnders l&at je diep in je
zelf kijken. Daar word je sterker
van. Hoe beter je jezelf kent, hoe
beter je kunt dansen".
'Het was bovendien een openba
ring om met niet-dansers te
werken. Die hebben respect voor
onze discipline. Rijnders zei: Een
acteur benadert het theater intel
lectueel, een danser doet dat fy
siek. En er is nogal veel verschil
tussen iets zes maal denken en iets
zes maal doen".
- 'Bacchanten' is
rug. Jammer?
achter de
Ach, aan alles komt een eind. Ik
ben er overigens niet zo van over
tuigd dat het afgelopen is. Er was
een enorm goed gevoel tussen de
mensen die aan deze produktie
werkten".
Nieuwe toneelproduktie bij 'Imperium'
'Hedda Gabler' naar Henrik Ibsen
door toneelgroep Imperium. Bewer
king en regie: Bart Vieveen. Met:
Ineke de Vos (Hedda Gabier), Ben
Galjaard (Jörgen Tesman), Heieen
Verweij (Thea Elvsted), Maarten
Steenhuis (Eljert Lövborg) en Teije
van Vliet (Brack). Gezien op 1 fe
bruari in het Microtheater aan de
Oude Vest. Aldaar nog tot en met 15
maart elke vrijdag en zaterdag te
zien.
LEIDEN - In zyn j
grammatoelichting van twaalf
regels schrijft regisseur Bart Vie
veen: 'Hedda Gabler is een exis
tentialistisch stuk. Onmisken
baar en laat terloops de na
men Kierkegaard en Sartre val
len. Klinkt goed, maar is allesbe
halve duidelijk.
De uitvoering van zijn regie
opvatting lydt gelukkig minder
aan deze pretentieuze zwaar
wichtigheid. Integendeel zelfs,
om Hedda Gabler en de perso
nen om haar heen in dit stuk uit
1890 voor de toeschouwers van
nu geloofwaardiger te maken,
heeft hij gekozen voor ironische
distantie in de tekstbehandeling
en een niet-naturalistische spe
lopvatting.
Dat blijkt te werken, want hij
heeft zijn ideeën op zijn spelers
weten over te brengen. Door de
vaak ironische toonzetting kun
nen de spelers de teksten goed
aan en door de strakke bewer
king, die consequent ook in de
sobere vormgeving is doorge
voerd, kan het tempo van de
voorstelling aanvaardbaar hoog
zijn. Niet te sterk aangezette be
wegingspatronen accentueren
het intrigespel, dat door Hedda
wordt begonnen, en voorkomen,
dat naar ingeleefd spel wordt ge
streefd.
Vieveen heeft de tekst bewerkt
en in verband met de contrast
werking de lieflijke pianomuziek
(de Kinderszenen) van Robert
Schumann toegevoegd, die door
Maarten Steenhuis tijdens het
spel ten gehore worden ge
bracht. Ook dat draagt bij tot de
stilering, die het stuk boven een
star naturalistisch kader uittilt.
Hedda Gabler legt de regisseur
een citaat uit Sartre's 'Walging'
over verveling in de mond. Wat
de kleding betreft (de in een leeg
te levende personages gaan in
het zwart gekleed) is ook een
nauwelijks mis te verstane kni
poog naar de door Sartre geïnspi
reerde existentialisten. Geen na
turalistische wetmatigheden der
halve, maar een existentiële leeg
te, waarin Hedda en haar omge
ving zich bevinden, voert tot het
tragische slot, dat hier dan ook
minder noodlottig, maar wel on
ontkoombaar en bijna als eigen
vanzelfsprekende keuze naar vo
ren komt.
Het intrigeren van Hedda, die
zich bij Imperium als een katach
tig wezen op het toneel voortbe
weegt, is op niets uitgelopen,
haar zelf gekozen dood is daar
van de consequentie.
Na het schot op de achter
grond roepen de slotwoorden
van huisvriend Brack bij de toe
schouwers nog slechts wat nuch
ter gelach op: 'Zoiets zèg je.
zoiets doe je toch niet'.
WIJNAND ZEILSTRA.
Ineke de Vos, die de rol
mige toneelstuk.
Concert door de 'Amsterdamse
Bachsolisten' m.m.v. Tannie Wil-
lemstijn, sopraan: met werk van
Bach en Handel. Onderdeel van de
door de Volksuniversiteit K O
Oegstgeest georganiseerde serie con
certen in het Groene Kerkje. Ge
hoord aldaar op 2 februari.
OEGSTGEEST - Johann Sebas
tian Bach schreef zijn 'Musikali-
sches Opfer' voor koning Frede-
rik II (bijgenaamd 'de Grote')
van Pruisen. Deze vorst was zelf
een begenadigd componist en
fluitspeler, en het is dan ook niet
verwonderlijk dat de (dwars-)
fluit in dit werk een vooraan
staande plaats inneemt.
De Amsterdamse Bachsolisten
spelen op moderne instrumen
ten, maar door hun barokke in
terpretatie en speelwijze weten
ze hiermee resultaten te berei
ken, die zeker niet onderdoen
voor datgene wat door de 'au
thentiekere' ensembles wordt
gebracht. Het opvallendst bleek
dit in de zeer fraaie uitvoering
van de triosonate uit bovenge
noemd werk, waarin de fluitist
Paul Verhey schitterde door zijn
virtuose spel; hiertoe ruim
schoots gelegenheid geboden
door het fraaie ensemble-spel
van de overige leden. Degelijk
ensemble-§pel kenmerkte - een
enkele kleine ontsporing daarge
laten - ook de omlijstende ca
nons en fuga's van het werk: con-
trapuntische wondertjes in een
steeds wisselende bezetting, die
tenslotte uitmondden in een be
heerst gespeelde zesstemige ri-
Na de pauze begeleidde het en
semble de sopraan Tannie Wil-
lemstijn in een zeer verdienstelij
ke uitvoering van Handel's mo
tet 'Silete venti'. Deze, waar
schijnlijk in 1729, ten dele met
behulp van eerder geschreven
materiaal, gecomponeerde can
tate voor religieus gebruik is één
Handels mooiste composities
voor solo-stem en orkest. Vooral
de beide laatste aria's (het
vloeiend melodieuze 'Date serta'
en het jubelende 'Alleluja') eisen
met hun moeilijke coloratuur
passages van de soliste een grote
virtuositeit. Tannie Willemstijn
leverde, met haar fraaie en ui
terst beweeglijke stem (die ze bij
zonder goed onder controle weet
te houden), door haar zeer ge
slaagde uitvoering van dit lastige
werk dan ook een niet geringe
prestatie. Het enthousiaste pu
bliek beloonde haar, alsmede het
ensemble, terecht met een ova
tioneel applaus.
ABRAHAM GOEDHALS
'Beeldbeschrijving' van Heiner Mul
ler door Gerardjan Rijnders (verta
ling/spel). Schilderij: IJsbrant.
Lichtontwerp: Steve Kemp. Gezien
op 31 januari in de Stadsschouw
burg, Amsterdam. Aldaar nog op 6, 7
en 8 februari, na afloop van de voor
stelling 'Onweer' om 23.15 uur te
AMSTERDAM - Bij het betre
den van de toneelzaal in de
Stadsschouwburg is 'Onweer',
de ruim een week geleden in pre
mière gegane Strindberg-pro-
duktie van het Publiekstheater.
al enige tijd afgelopen. Het zaal
licht werpt een vaag lichtschijn
sel op het toneel, waar het leeg
geruimde 'Onweer'-decor wat
naar achteren is geschoven. Als
de zaallichten doven, komt er
een beschilderd doek naar bene
den, ter grootte van het toneel.
Aanvankelijk wordt het vrij
wel abstracte doek slechts ge
deeltelijk en dan nog vrij matig
belicht; het kijken naar het beeld
wordt er door bemoeilijkt. Al
lengs veranderen de lichtstan-
den van intensiteit, richting en
kleur en manipuleren daarmee
het naar herkenbaarheid zoeken
de kiiken van de toeschouwer.
Gerardjan Rijnders is dan inmid
dels al op toneel verschenen en
aan het uitspreken van de tekst
"Beeldbeschrijving' van Heiner
Muller begonnen.
Jules Croiset. Vertaling Willem Fre-
derik Hermans. Gezien op 1 februari
in de Leidse Schouwburg.
LEIDEN - In de loop van 'De
Martelgang van de Dikzak' ver
telt de hoofdpersoon het publiek
dat dikke mensen op het toneel
geheid komisch werken; als een
acteur een komische hit wil sco
ren, moet hfj maar flink wat 'vul
ling' in zijn jasje stoppen en het
publiek zal niet meer bijkomen.
Alhoewel Croiset zich het advies
van zijn personage goed ter harte
heeft genomen, is zijn optreden
alles behalve een komische hit
geworden. Het is helemaal geen
hit; in geen enkel opzicht. Het is
een draak van een stuk dat wel-
licht een ietwat bezadigd per
soon op de bekende regenachti
ge zondagmiddag enig leesgenot
zou kunnen verschaffen, maar
op het toneel bestreden dient te
worden.
Een dikke man (163 kg) komt
- café Spoorzicht binnen en aange
zien het erg 'vol' is, vraagt hij aan
het publiek of hij bij hen aan het
tafeltje mag komen zitten. Het
stuk is een monoloog - ook al
zou je dat gezien de in eerste in
stantie gretige publieksreacties
niet zeggen - en dus begint hij al
snel te vertellen: over zijn leven
in het algemeen en over zijn om
vang en zijn hopeloze liefde voor
een vrouw met wie hij, op de
vlucht voor haar echtgenoot, de
hele wereld doortrekt, in het bij
zonder. Zich zelf verliezend in
talloze details en elke mogelijk
heid benuttend om slappe grap
jes over te dikke of te magere
mensen te maken, verveelt hij
zijn toehoorders met zijn geteut.
Wat heeft Croiset er toe kun
nen bewegen dit stuk te kiezen?
Wilde hij die komische hit, of
wilde hij iets kwijt over zijn ei
gen dikte? Daar is hij dan op
geen enkele i
want alles is van het platste soort
huis-tuin-en-keuken-realisme en
iets theatraals of beeldends valt
in de voorstelling niet te ontdek
ken. Croisets aanpak rust volle
dig op zijn vertellerscapaciteiten.
Waarschijnlijk hebben zijn vroe
gere solo-voorstellingen hem
daartoe het nodige zelfvertrou
wen gegeven, maar ik begon me
gedurende deze voorstelling
steeds sterker af te vragen waar
om en in welk opzicht die vroe
gere voorstellingen succesvol ge
weest kunnen zijn. Want lekker
sappig een verhaal vertellen kan
hij niet, ook al zie je hem daartoe
de pogingen ondernemen. Het
enige wat Croiset in voldoende
mate bezit, zijn rust en routine,
maar die werkten in dit geval
slaapverwekkend.
Het ergste aan de voorstelling
vond ik dat Croiset op geen en
kele wijze er in geslaagd is enige
diepgang in zijn personage te
leggen; over de weinige moge
lijkheden die het stuk daartoe
biedt, babbelde hij heen. Hier zat
slechts een tevreden, alles weg-
relativerende dikzak die niet kon
boeien.
Croiset moet twee dingen
doen: voortaan hoger grijpen en
snel een goede regisseur zoeken.
PAUL DEVILEE
De tekst beschrijft een visio
nair beeld. Dat gebeurt door
middel van een zeer ingewikkel
de structuur - de traditionele
zinsbouw ontbreekt grotendeels;
in de beschikbare tekstuitgave
geven slechts komma's een inde
ling van groepen woorden aan.
Een landschap, een vrouw, 'een
woeste geslachtsdaad'. een
wurgmoord of dood door een
mes: het zijn elementen uit de
tekst, waarvan de beschrijving
ook weer beelden bij de toe
schouwers oproept, die zij met
wisselend succes kunnen projec
teren op het schilderij van IJs
brant. Aan het eind wordt projec
tie zelf een element van de tekst,
als een IK-personage zicht af
vraagt: is de man met de
danspas IK, mijn graf zijn ge
zicht, IK de vrouw met de wond
aan de hals
Rijnders blijft dichtbij de rand
van het podium op één en dezelf
de plaats staan. Zijn spreektem
po is rustig en ingehouden, ver
tellend, maar niet declamerend.
Slechts gebaren met handen en
armen verhevigen een paar maal
de emoties in de beschreven
beelden. Duur van dit alles is on
geveer vijfendertig minuten. In
die tijd heeft één van de meest,
zo niet de meest, spraakmakende
toneelmakers in Nederland met
een doordringende soberheid
een tekst op toneel gebracht van
een schrijver, wiens experimen
tele werk uitermate gecompri
meerd, moeilijk toegankelijk en
zeker ook omstreden is.
Dat achtergrondgegeven
speelt een rol, misschien zelfs
een hoofdrol. Een ieder schijnt te
beseffen, dat hier wel iets bijzon
ders moet gebeuren: Rijnders
zelf speelt werk van Muller. Door
de reputatie van de schrijver en
zijn vertolker zijn de bakens ge
plaatst. Het maakt het meema
ken van een dergelijke theatrale
gebeurtenis voor een select
groepje ingewijden spannend en
interessant. Of het meer is dan
een elitaire curiositeit, valt eigen
lijk te betwijfelen.
WIJNAND ZEILSTRA