De taal van de wolken Meteoroloog De Bont: 'Er wordt te weinig naar buiten gekeken' ZATERDAG 4 JANUARI 1986 EXTRA PAGINA 19 door Ben Apeldoorn Een z.g. Cumulonimbus torent dreigend boven het landschap uit. Zulke wolken ontstaan bij nadering van een 'kou-put' in de l naderbij komen van een 'trog'. Wolken zijn de beste weervoorspellers op korte termijn. Daar kan geen computer tegen op. Dat is volgens de 62-jarige KNMI-meteoroloog Gerrit de Bont een waarheid waaraan niet te tornen valt. De Bont fotografeert al jarenlang allerlei wolkenbeelden en publiceerde de mooiste ervan onlangs in een boek. Ben Apeldoorn sprak met hem over een taal die niet in woordenboeken is terug te vinden: de taal van de wolken. t Gerrit de Bont: "Niet heel even kijken, maar regelmatig Vrijwel iedereen is dagelijks geïnte resseerd in één kardinale vraag: wat voor weer zou het worden? Zou het gaan regenen, sneeuwen, hagelen of ijzelen; moet ik een paraplu meene men of een dikke winteijas? Hoe zou het weer de volgende week zijn wanneer ik met vakantie ga, mijn dak wil vernieuwen, de ramen wil zemen of de buitenboel een nieuw verfje wil geven? Het weer grijpt dieper in ons leven in dan vaak gedacht wordt. Een belangrij ke factor in dezen is het wetenschappe lijke instituut dat zich met de bestude ring van het grillige Nederlandse kli maat bezighoudt: het Koninklijk Neder lands Meteorologisch Instituut (KNMI) in De Bilt. En hoe grillig het Nederland se weer is, blijkt regelmatig als de KNMI-verwachtingen weer eens ner gens op slaan. "Er wordt teveel naar computerscher men gekeken en te weinig naar buiten", is de mening van de al ruim 40 jaar als meteoroloog aan het KNMI verbonden Gerrit de Bont (62), die al tientallen jaren zijn hart verpandt aan het fotograferen van wolken en daarvan onlangs een fraai fotoboek plubiceerde: 'De wolken en het Toverspreuken Cirrus, Cirrocumulus, cirrostratus, Al tocumulus, Altostratus, Nimbostratus, Stratocumulus, Cumulonimbus Woorden die niet zouden misstaan in een toverformule. Het zijn aanduidingen voor bepaalde wolkengeslachten en die geslachten zijn weer onderverdeeld in variëteiten en daarbij voorkomende vor men en verschijnselen die op hun beurt weer worden aangeduid met Latijnse namen als uncinus, spissatus, fibratus, nebulosis, lenticularis. Allemaal uit drukkingen die iets zeggen over de hoogte boven het aardoppervlak, over de vorm, over de omstandigheden op verschillende hoogten zoals vochtig heidsgraad, temperatuur en windsnelhe den. Vergis u niet, aan het aardopper vlak mag dan soms een rustig briesje staan bij een behaaglijke zomerse tem peratuur; boven, op een hoogte van een kilometer of tien, kan een orkaan waaien bij een temperatuur van 30 graden onder nul! Complete blizzards kunnen er woe den terwijl daar ver beneden hele hor den zich koesteren aan stranden of wa terplassen. Alleen aan de vaak bizarre wolkenvor men is vanaf het aardoppervlak iets te merken van wat er boven allemaal ge beurt. Het verschijnsel wolken is trouwens bijna net zo oud als onze planeet Aarde zelf, met haar leeftijd van zo'n 4600 mil joen jaar. Wolken besta^p voornamelijk uit waterdamp en ontstaan dus door ver damping van water. De eerste gedachte was dat zodra hier op Aarde de eerste zeeën en meren ontstonden ook de eer ste wolken in de dampkring verschenen; maar tegenwoordig houdt men het erop dat de wolken er het eerst waren in de vorm van enorm uitgestrekte hoeveelhe den waterdamp die in de oeratmosfeer van de Aarde ronddreven en daar waren gevormd door ingewikkelde scheikun dige en natuurkundige processen. Maar een echt waterdichte theorie over het precieze ontstaan in dat eerste oerbegin is moeilijk te achterhalen. Wolken staan bij ons, aardlingen, be kend om één eigenschap die door veel mensen vervelend wordt gevonden: er valt vaak van alles uit, meestal regen. Veel sympathie verspelen de wolken na tuurlijk bij mensen die door een plotse linge hoosbui worden overvallen zonder ergens te kunnen schuilen. Een nat pak droogt dan wel weer op, maar wolken kunnen ook ernstiger vormen van neer slag produceren. Wat te denken van door ijzel in ijsbanen veranderde wegen of dichte sneeuwjachten die het zicht tot praktisch nul beperken? IJzel IJzel ontstaat, vooral bij mist, op de zelfde manier als het beslaan van ruiten waarbij het buiten belangrijk kouder is dan binnen. De waterdamp in de lucht in huis slaat op het veel koudere glas neer als een gordijn van fijne waterdrup peltjes. En als het buiten dan heel erg koud is (ver onder nul) dan bevriezen die waterdruppeltjes zelfs op het glas en vormen daar 'ijsbloemen', vooral in niet verwarmde kamers. IJzel in huis dus. En buiten, als het koud en mistig is, kan ij zel ontstaan als de temperatuur van de aardbodem beneden nul is; de water- dampdruppeltjes uit de mist zetten zich daarop af als een ijslaagje. Zowel mist als ijzel eisen in het ver keer veel slachtoffers, hoofdzakelijk om dat men er geen of te weinig rekening mee houdt of gewoon niet snel genoeg reageert. Met het begrip mist komen we eigen lijk op één van de twee hoofdgroepen waarin de meteoroloog (weerkundige) de wolken verdeelt. In de meteorologie (weerkunde) kent men de verticaal ontwikkelde en de laagvormige wolken. We spreken van een laagvormig wolkendek als de hemel Schaapjeswolken kunnen voorbo den zijn van slecht weer, maar ook getuigen van bestendig mooi weer. overdekt is met een egale grauwe grijze sluier; echt miserabel mistroostig dus. Maar als zo'n wolkendek niet boven maar op het aardoppervlak hangt, dan spreken we simpelweg van mist. Bij mist bevinden we ons dus in de wolken. De weerkundige tekent hierbij echter aan dat mist anders ontstaat dan de ons bekende wolken die juist aan verticale luchtbewegingen hun ontstaan danken. Mist ontstaat namelijk in een luchtlaag die in aanraking komt met een koud (aard)oppervlak. Bijvoorbeeld lucht bo ven zee (de zee houdt warmte veel langer vast dan land kan doen) die 's winters landinwaarts wordt gedreven. Mist is dus wèl een wolkenvorm, alleen het ont staan ervan is anders. De meest voorkomende wolkenvor men behoren toe aan verticaal ontwik kelde wolken. De uitdrukking zegt het al: wolken gevormd door verticale lucht bewegingen. Bewegingen die beginnen bij het aardoppervlak. Bewegingen die gewoonweg ontstaan omdat warme lucht lichter is dan koude en dus om hoog beweegt; denk maar aan de lucht boven een kachel of radiator. De aardbo dem is ongelijkmatig van struktuur en samenstelling en de verwarming en warmte-afgifte daarvan is even ongelijk matig. Dat geldt ook voor de zich erbo ven bevindende lucht. Evenwicht Zo wordt droog zand door zonne warmte veel warmer dan water; lucht boven zand wordt dus warmer dan lucht boven water. Boven het zand vormt zich als het ware een 'bel' warme lucht. Als een heteluchtballon zonder omhulsel, begint die bel nu te stijgen ten opzichte van de omgevingslucht. Dat stijgen gaat niet tot in het oneindige door; het hangt van een heel scala van faktoren af. De belangrijkste daarvan zijn wel de heer sende omgevingstemperatuur en de hoeveelheid waterdamp in de bel. Bo vendien zet de luchtbel uit, en dat ver oorzaakt weer een daling van de tempe ratuur. Want ook voor dat uitzetten, gro ter worden dus, is energie nodig en dat wordt weer onttrokken aan de warme luchtmoleculen. In de natuur gebeurt niets zonder dat het energie oplevert of kost. Maar op ze ker ogenblik kan een soort evenwichts toestand ontstaan waarbij de omhoog- stijgende luchtbel als wolk(je) zichtbaar begint te worden. Dat komt omdat de waterdamp nu ook echt 'damp' wordt: het condenseert tot waterdruppeltjes. De meteoroloog spreekt van het berei ken van het condensatieniveau. Dat is een soort basis waarop de wolk, naar ge lang de omstandigheden, verder kan 'groeien'. In de meteorologie is de hoogte boven het aardoppervlak van die basis van wol ken te berekenen als temperatuur en vochtigheidspercentage bekend zijn. Ook de hoogte van de zich uiteindelijk ontwikkelende wolkentoppen (zoals bij voorbeeld bij 'bloemkolen') ligt min of Ook weer een torenwolk, die in on stabiele lucht steeds hoger kon klim men. meer vast als het temperatuurverloop op grote hoogte bekend is. En dan spreek je in het geval van die fraaie bloemkoolvor- mige wolken, die zo schitterend scherp en wit tegen een diepblauwe hemel kun nen afsteken, toch al gauw van een hoogte van tien twaalf kilometer en soms nog meer. In elk geval is de hoeveelheid water damp in de lucht vlakbij het aardopper vlak heel belangrijk bij de vorming van wolken. De luchtbewegingen in onze dampkring zijn op een heldere sterren nacht ook heel goed met het blote oog te zien door het fonkelen, flikkeren of twinkelen van de sterren. Dat heeft dus niets met de sterren zelf te maken; hoe sterker de sterren twinkelen des te on rustiger is de dampkring en in de meeste gevallen is dat verschijnsel een voorbo de van op handen zijnd slecht weer. Sterren nabij de horizon flonkeren het sterkst, want hun licht legt een langere weg af door de dampkring voordat het ons bereikt. Gezondheid Uiteindelijk zijn ook de condities van de dampkring zelf van grote betekenis bij de vorming en het uiterlijk van wol ken. Denk maar aan sterke wind en of er een hogedrukgebied heerst (meestal mooi weer) of dat er een depressie voor bijtrekt of in aantocht is. En verder de temperatuuropbouw naar boven toe. Bij toenemende hoogte in de dampkring daalt de temperatuur in het algemeen. Is er sprake van een geleidelijke daling, dan spreken we van een stabiele toe stand; als de daling betrekkelijk sterk is van een onstabiele. Op zekere hoogte kan, vooral.bij een onstabiele toestand, de temperatuur weer gaan stijgen. Op die hoogten spre ken we dan van een inversie-laag. Inver- sielagen vormen begrenzingen voor wol kentoppen; die breiden zich daaronder dan in de breedte uit, wat soms aanlei ding geeft tot enorme aambeeldvormige wolken. Inversielagen op lagere hoogten komen ook voor en zijn vooral boven in dustriegebieden berucht. Net als wolken blijven ook industrierook en uitlaatgas sen eronder hangen. Vooral bij windstil weer hopen de uitgestoten gassen zich op en dat betekent een hoop narigheid voor mensen die daar extra gevoelig voor zijn. Met het afkondigen van diverse alarm fasen poogt de Nederlandse overheid in dat soort situaties enige verlichting te brengen door de industrie te verzoeken de uitworp van schadelijke gassen te verminderen en soms zelfs geheel te stoppen (alarmfase III). Het tempera tuurverloop in de dampkring boven in dustriegebieden kan dus een belangrij ke faktor zijn voor het welbevinden en de gezondheid van miljoenen mensen. De meeste ons bekende bewolking houdt verband met opkomende depres sies; lagedrukgebieden die zich in onze dampkring manifesteren als wolkerige draaikolken. Die bewolking markeert de scheiding tussen de verschillende lucht soorten met verschillende temperaturen en vochtigheden. Er zijn veel combinaties mogelijk: lucht afkomstig van zee (maritiem) of van land (continentaal), subtropische lucht, lucht afkomstig uit gematigde ge bieden (polair) of uit de poolstreken (arc tische lucht). De scheidingsgebieden daartussen heten 'fronten'. In Nederland is een warmtefront meestal de voorste begrenzing van mari- tiem-tropische lucht (meestal zuidwes tenwind met veel regenwolken); een koufront is bij ons vaak van maritiem- polaire of -arctische oorsprong (noord westenwind of storm of hevige buien af gewisseld door opklaringen). Continen tale fronten (dus afkomstig van het vaste land) komen bij ons niet vaak voor. Neerslag Het boek van De Bont gaat ook in op de diverse soorten neerslag. De top van een tot volledige wasdom gekomen wolk bestaat uit ijskristallen met een •temperatuur van wel -40° C; het midden gedeelte van de wolk herbergt ook ijs kristallen en daarnaast onderkoelde wa terdruppeltjes (zo'n -20° C) en het onder ste deel bestaat voornamelijk uit al dan niet onderkoelde waterdruppeltjes. On derkoeld wil eigenlijk zeggen: heel koud (beneden nul) maar de voorwaarden voor bevriezing zijn er (nog) niet. En komt dat dan allemaal in die vorm ook werkeljjk naar beneden? Nee, ook dat is weer afhankelijk van een heleboel faktoren. Het hangt ervan af wat er on derweg allemaal gebeurt, wat voor tem peraturen er heersen, hoe hoog de voch tigheid is, enzovoort. Dat maakt onder meer dat wat oorspronkelijk als hagel begon te vallen, uiteindelijk tien of vijf tien kilometer lager als regen de grond bereikt. Of het verdampt onderweg al. Zo kan het op een zwoele zomerdag op tien kilometer hoogte sneeuwen terwijl men daar op de begane grond niets van merkt. Overigens moeten we bedenken dat lang niet alles wat in zo'n wolk zit ook per se naar beneden moet vallen. De meeste deeltjes waaruit een wolk be staat (ijskristalletjes of waterdruppel tjes) zijn zó klein (van eentiende tot een honderdste millimeter groot) dat ze zwe ven. Ze groeien aan tot druppels, ijs klontjes of sneeuwvlokken, door hoofd zakelijk andere deeltjes te vangen. Een veel gestelde vraag is waarom een flinke druppel nooit groter dan een flin ke druppel wordt; waarom bestaat een regenbui uit miljarden druppels in plaats van één grote plens water? Dat komt door de weerstand van de lucht die een echt grote druppel verdeelt in klei nere. Wie een grote teil water van de Eif- feltoren naar beneden kiept, hoeft niet te denken dat de mensen beneden op een plens water worden onthaald; die erva ren zoiets hoogstens als een lichte regen. Voorspelling Eén van de belangrijkste uitspraken van De Bont is dat iedereen uit vorm en veranderingen van wolken met redelijke zekerheid een voorspelling van het weertype voor de navolgende uren kan doen. Voor zeilers en surfers is dat heel belangrijk; elk jaar komen waterspor ters in moeilijkheden doordat het weer plotseling 'omslaat', wat meestal met zware rukwinden gepaard gaat. De Bont: "Van groot belang is dat er echt goed naar de wolken gekeken wordt, wil je veranderingen kunnen op merken. En niet heel even kijken, maar regelmatig. Om de vijf of tien minuten, en zeker gedurende een uur. Dan pas kun je belangrijke veranderingen op merken". Wolken zijn de beste weervoorspellers op de korte termijn (tot ongeveer een halve dag); het zijn ook de meest actuele vertellers van de weerssituatie ter plek ke. Daar kan zelfs de beste apparatuur niet tegen op. En dan natuurlijkde geijkte vraag waarom het KNMI er met de weersver wachtingen, vooral op de wat langere termijn, zo vaak naast zit. Tot grote er gernis van veel mensen, die overigens vergeten dat het KNMI een verwachting uitspreekt en geen voorspelling doet. De Bont geeft als voorbeeld een gebeurte nis op 14 augustus 1985: "Uit de door de computer voorspelde weerssituatie volgde redelijk tot goed weer, terwijl een blik naar buiten een heel ander beeld te zien gaf. Het resultaat was dat er binnen een kwartier vijftien millimeter regen viel met windstoten van meer dan hon derd kilometer per uur. Er wordt ge woon te weinig gekeken en te veel gere kend. Ik zat zelf trouwens middenin dat noodweer, toen ik, na het weerpraatje, op de fiets naar huis reed". Gerrit de Bont steekt niet onder stoe len of banken dat hij niet veel op heeft met het gecomputer te De Bilt. Het weer boven Nederlandse bodem is blijkbaar dermate grillig dat het zich moeilijk op een beeldscherm laat vastleggen. De Bont houdt het maar liever bij zijn eigen waarneming volgens de klassieke me thoden, met eigen ogen. Beter één natte vinger in de lucht dan tien op een com puter, lijkt zijn devies. Horoscopen Ongefundeerd is zijn kritiek overigens niet. Hij draagt al enige Ujd de schragen aan ter ondersteuning van zijn stelluv gen. Steeds op de eerste van elke maanc doet hij op papier uit beschikbare waar nemingsreeksen een voorspelling var het weer voor een komende periode. Ir het begin was dat halen en brengen maar vanaf juni 1985 scheen hij de zaal beter onder de knie te hebben en trok hi, toch wel opmerkelijk juiste 'weerhoros copen', waarmee hij zelfs lof oogstfi van KNMI-wetenschappers. Zelf mom pelt De Bont zachtjes dat het nog maa enkele maanden goed gaat. Het kón du: ook toeval zijn, maar toch (G.W.Th.M. de Bont: "De wolken en he weer". Ultg. Terra, Zutphen.) Een Cumulonimbus. Geweldige wolkenmassa's lijken zich te verdringen in een slecht weer-race. Want dat het slecht weer gaat worden bij een derge lijk wolkenbeeld is zeker. Ramen en deuren dicht!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1986 | | pagina 19