Bij Solglytt kijkt men niet zo nauw
Wargaster schaats is verleden tijd
Leidens laatste 'ongeregelde' verzorgingshuis
ZATERDAG 30 NOVEMBER 1985
PAGINA 25
'De Wergeaster reed' (Fries voor
Wargaster schaats) is een begrip
waarmee in het Friese Warga de
schaatsenmakers van weleer in
feite de grootste eer wordt
gebracht. Al aan het einde van de
achttiende eeuw begonnen
ambachtslieden in Warga met het
maken van de „met zooveel roem
bekende Wargaster Schaatsen".
In binnen- en buitenland stond „De
Wergeaster Reed" lange tijd aan de top.
Schaatsenfabrikant Abram Keimpes
Hoekstra en Co. kreeg op 31 augustus
1905 zelfs het predikaat hofleverancier.
Warga werd het dorp van de
schaatsenmakers en kreeg een
bloeiende nijverheid. Vele
ambachtslieden verdienden er hun
brood mee, maar de komst van de
moderne noren betekende uiteindelijk
de doodsteek.
Het schaatsenmaken is een ambacht dat
zijn gouden tijden heeft gehad. Het zal
ook nimmer meer tot bloei komen. De
ambachtslieden die de kneepjes van het
vak beheersen, zijn nog maar met
moeite te vinden. Een van de laatsten
die de tijden van weleer heeft
meegemaakt, is Jetze Koster (67) te
Warga. Hij weet maar al te goed hoe het
er voorstaat: „Schaatsenmaken is een
uitstervend beroep. Het gaat verloren.
Er is nog maar een handvol mensen die
een paar goede houten schaatsen kan
maken. Eigenlijk is er helemaal niets
overgebleven van het schaatsenmaken".
„Het is een vak. Je moet een hele poos
ervaring opdoen om het goed in de
vingers te krijgen. Dat kost al gauw een
paar jaar. Het moeilijkste werk is om een
paar houten schaatsen identiek aan
elkaar te krijgen. Het bewerken van het
hout is allemaal op het oog. Er zijn
mensen die dat nooit goed hebben
kunnen leren Die hebben de moed ten
slotte opgegeven."
„Kijk nou eens wat het maken van
houten schaatsen moet kosten. Neem
alleen al het smeden van de ijzers. Een
smid is twee uren kwijt voor twee echte
goede ijzers. Die horen gesmeed te zijn
van tweederde ijzer en eenderde staal.
Alleen zulke ijzers werden gebruikt voor
„De Wergeaster Reed". Maar er is nu
geen cent meer mee te verdienen. Een
smid kan tegenwoordig nog geen 25
paar voor 1000 gulden maken."
Het waren eertijds juist de smeden die
Warga roem bezorgden met de
schaatsen. Aan „De Wergeaster Reed" is
in de meeste gevallen immers de naam
verbonden van de smeden die de ijzers
maakten. In het ijzerwerk van de
vermaarde schaatsen staan namen van
smidslieden als Lucas Hoekstra, Pieter
Zwart, Bonne Lantinga, Gerben
Johannes Pool en Kees Meinderts.
Reinder Boorsma van Wartena. Kornelis
de Vries van Weidum en Jan Rosier en
Co. „De smid was de belangrijkste man.
Zo'n smid liet de houtbewerkers voor
hem werken. Hij ging dan naar de
wagenmakers of andere timmerlieden.
Wie de ijzers maakte, verkocht ook de
schaatsen".
In Warga vormde de firma A. K.
Hoekstra en Co. als schaatsenfabrikant
een uitzondering. In dit geval was er
namelijk duidelijk sprake van, dat de
smeden aan de 'hoüters' leverden in
plaats van andersom. In 1892 nam
Abraham Keimpes uiteindelijk zelf
smidslieden in dienst. De firma A. K.
Hoekstra en Co. was in de-eerste plaats
een timmerbedrijf, maar legde zich
uiteindelijk meer en meer toe op de
produktie van schaatsen.
Door de stuwende kracht van met name
Abraham Keimpes Hoekstra, die het
bedrijf in 1860 van zijn vader Keimpe
Klazes overnam, werd de
schaatsenfabricage een steeds
belangrijker onderdeel. Succes had het
bedrijf vooral met de produktie van de
zogenaamde friese schaatsen. In het
seizoen 1887-1888 werden door Abraham
Keimpes al zo'n 5000 schaatsen aan de
man gebracht. Het bedrijf werd voor
Warga een belangrijke tak van industrie.
Er was ook nog een flinke export naar
Noorwegen, Duitsland, Zweden,
Denemarken en Engeland. In 1915 nam
Keimpe Hoekstra het bedrijf over na het
overlijden van zijn vader Abraham
Keimpes. In 1947 werd de fabriek
verkocht aan Geert Zondervan, die er tot
1966 de scepter heeft gezwaaid.
„Warga heeft een goede naam gekregen
vanwege de schaatsen. Dat is al
begonnen aan het einde van de
achttiende eeuw. Daarna zijn er heel wat
schaatsenmakerijen in het dorp
gekomen", verhaalt Koster. „In de jaren
zestig ging het echter mis. Toen kwamen
de noren en na 1963 bleven de strenge
winters voorlopig achterwege. Daarna
ging het hard achteruit". Een bekende
naam in Warga was vanaf het prille
begin Heere Roelof Westra, die zich als
een van de eersten toelegde op het
fabriceren van schaatsen. Zijn zoon
Sipke nam in 1828 het bedrijf over. Het
was echter Keimpe Klazes Hoekstra die
er rond die tijd gang in bracht. Hij
maakte zelf de houten en kocht van
Sipke Westra de ijzers.
„Ik weet nog wel dat ik in 1933 - ik was
toen zestien jaar oud - bij baas Keimpe
Hoekstra aan de slag kon als
loopjongen", vertelt Jetze Koster. „Het
eerste werk was het volgooien van de
turfbak en het kippenhok
schoonmaken. Twee jaar later mocht ik
voorzichtig beginnen met het maken
van houten schaatsen. Je stond bij een
ervaren schaatsenmaker en moest jezelf
de kunst eigen maken. Je kreeg in de
jaren voor de oorlog 68 centen per paar.
Een volleerd schaatsenmaker kon daags
wel vijf, zes paar maken. Als beginneling
was dat natuurlijk een stuk minder. Je
was al blij als je twee paar klaar kreeg.
Maar zo verdiende je mooi niet te veel".
„Op zaterdagmiddag kwam baas
Keimpe de gemaakte schaatsen
bekijken. Daar was hij een hele tijd mee
bezig. Hij bekeek ze van alle kanten. Als
zo'n paar dan goed werd bevonden,
kreeg het een nummer. Was het hem niet
naar wens, was een paar bijvoorbeeld
niet helemaal identiek aan elkaar, dan
legde hij ze aan kant. 's Maandags kon je
het dan veranderen".
„Als er een strenge winter was, waren
het voor ons drukke tijden. Dan
moesten wij per dag zo'n tweehonderd
schaatsen slijpen. Dat ging dan tot 's
avonds laat. We konden het maar amper
allemaal klaar krijgen. Trouwens, over
het slijpen gesproken,,. Hier kwamen na
de oorlog schaatsenrijders uit Hamburg
en Bremen met een bus en die kwamen
hier dan om hun schaatsen te laten
slijpen. Het waren beste klanten. Ze
hadden wel ping-ping. Deze Duitsers
reden altijd voor de wind en lieten zich
dan weer ophalen door de bus".
„Het is voor mij nog een liefhebberij",
zegt Jetze Koster. Af en toe maakt hij nu
in zijn eigen schaatsenmakerij nog
enkele „Wergeaster Redens". Hij
verstaat nog de kunst van dit ambacht.
Bovendien heeft hij nog dozen vol met
mallen voor de meest uiteenlopende
modellen staan en beschikt hij zelfs nog
over voor de firma A. K. Hoekstra en Co.
gemaakte ijzers.
Veel plezier beleeft Koster voorts aan
het maken van miniaturen van ooit in
Warga gemaakte houten schaatsen.
„Mijn hele leven grote schaatsen
gemaakt en nu maak ik kleine". Hij
heeft al een collectie, maar hoe precies
de namen luiden, die bijvoorbeeld de
firma A.K. Hoekstra en Co. aan de vele
modellen gaf, die kennis heeft hij niet
paraat. „Wij wisten de meeste namen
niet. Wij maakten gewoon schaatsen
volgens model nummer zoveel",
verklaart Koster.
(GPD)
Van oudsher is het
verzorgingshuis Solglytt
aan het Leidse Plantsoen
een buitenbeentje in de
sociale gezondheidszorg.
Een baken voor hen die
elders niet terecht kunnen
of willen. Om die reden
past Solgytt niet in de
geijkte maatschappelijke
kaders, en zal het
binnenkort - althans
administratief -bij
Endegeest worden
aangesloten. Reden om er
een kijkje te nemen.
door Annemiek Ruygrok
Bij binnenkomst klinkt een oorver
dovend lawaai: muziek en gezang.
"Dat is de bezigheidstherapie", zegt
Olaf Tesink, directeur van het ver
zorgingshuis Solglytt aan het Plant
soen. Later zal blijken dat het hier
niet gaat om zang- en muzieklessen
zoals je zou denken, maar om een
radio die keihard aanstaat. Hilver
sum 3 begeleidt de bezigheidsthera
pie. Een vrouw zit, al breiend, kei
hard mee te zingen. Vals, maar hart
stochtelijk.
Solglytt is in het Leidse nog het enige
'ongeregelde' verzorgingshuis. Voor
mensen die niet in hokjes te stoppen
zijn, door de maatschappij zijn uitge
kotst, daarvoor is Solglytt. Alcoholver
slaafden, psychisch gestoorden - te goed
voor Endegeest, maar te zwak voor deze
maatschappij. Sommigen wonen al hun
halve leven in Solglytt. Zoals Willem, die
breeduit lacht als we zijn kamer betre
den. Ze zouden ergens anders niet meer
kunnen wennen, niet passen.
Geen tussenweg
Toch wil de maatschappij dat: je bent
öf gek, of bejaard, een tussenweg is er
niet. Pasje niet onder een van beide noe
mers, dan is er geen plaats. En geen geld.
Sinds 1978 zijn er al financiële proble
men rond het buitenbeentje Solglytt. Uit
welk potje moeten de kosten worden be
taald, vroegen overheid en verzekeraars
zich af. Het antwoord gaven zij uiteinde
lijk zelf: uit het potje voor de oudere me
demens. Solglytt moest dus maar onder
de Wet op de Bejaarden Oorden vallen.
Helaas, het verhaal wordt vervelend,
past Solglytt niet in dat kader. Want de
WBO bepaalt dat iedereen in een verzor
gingstehuis zijn eigen kamer moet heb
ben, met een eigen douche, toilet en keu
kentje. Solglytt heeft daarover niet de
beschikking. Mensen slapen bij elkaar
op kamers, brengen de dag door in ge
meenschappelijke ruimten. Zo is het al
tijd geweest en zo moet het ook blijven.
Dat willen die mensen graag.
Maar een wet is een wet, daarvan kan
niet worden afgeweken. En zo kan het
gebeuren dat Solglytt wordt 'aange
haakt' bij Endegeest. Dat is de directie
samen met de gemeente Leiden en de
directie van Endegeest overeengeko
men. Hoe het precies zal gaan lopen, is
nog maar de vraag. Want het is bekend
dat Endegeest - onder meer uit bezuini
gingsoverwegingen - fors in beddenaan
tal terug moet. En nu krijgt het er veertig
bedden bij. Hoewel het er naar uitziet
dat Endegeest toestemming krijgt die
veertig extra bedden vertraagd af te bou
wen, Solglytt houdt op als particulier
verzorgingshuis te bestaan. Al blijft alles
voorlopig hetzelfde.
In 1947 werd Solglytt opgericht. De
heer en mevrouw Tesink waren beiden
verpleegkundigen. Tesink sr. kwam te
rug uit Indonesië, afgekeurd voor de ma
rine. Om toch werk te hebben werd een
al bestaand verpleeghuis aan de Hooi
gracht gekocht. "Het was een bestaand,
maar verlopen tehuis voor verpleegbe-
hoevenden", zegt mevrouw Tesink nu.
Elf mensen woonden er toen. "Het ging
er ons om de mensen een zo normaal
nend op een stoel. "Weet je wat ze van
nacht deed?", vraagt de vrouw aan Olaf
Tesink. Ze wacht zijn nieuwsgierige
"Nou?" niet eens af. "Ik voelde ineens
een plof, hup daar sprong ze op m'n bed.
Daar heeft ze lekker liggen slapen
Zoals gezegd telt Huize Solglytt niet
alleen mensen met een psychische
kwaal, maar ook alcoholisten onder haar
bewoners. Echt verslaafd zijn de mees
ten niet meer, maar ex-alcoholisten kun
je ze ook niet noemen. Het kan dan ook
gebeuren dat je op een ochtend om een
uur of elf iemand gezellig van een pilsje
ziet genieten. Het is zelfs een vaste ge
woonte om vrijdagsmiddags met een
aantal mensen een kroegje op te zoeken,
waar een borreltje wordt genuttigd. Zit
daar geen gevaar in? Francine Tesink
vindt van niet: "We houden het natuur
lijk goed in de gaten. Kijk, als iemand
zijn maandgeld in één keer bij de slijter
uitgeeft, dan treffen we een andere rege
ling. Dan krijgt die persoon per week of
per dag zakgeld. Zodat het niet in één
keer aan drank op gaat".
Huize Solglytt kun je in- en uitlopen.
Aanbellen hoeft niet eens, de deur gaat
automatisch open als je op de stoep
staat. Was vroeger aan de Hooigracht de
band met ,de buurt niet erg stevig, hier
aan het Plantsoen worden contacten
met de buurtbewoners gelegd. "Sommi
ge mensen hebben geen familie meer.
Die krijgen toch geregeld bezoek. Van
mensen uit de buurt. Die lopen hier af en
toe binnen, nemen hun kinderen mee.
Zo houden de bewoners hun sociale
contacten".
Stelletjes
Francine Tesink schetst dé geschiede
nis van een totaal verworden vrouw. Een
zwerfster, die doorlopend onder invloed
van alcohol verkeerde. Haar kinderen
wilden haar niet meer kennen. Vervuild
en verlopen kwam ze in Huize Solglytt
terecht. Sinds enkele maanden drinkt ze
geen druppel alcohol meer. Van apathie
is niets meer te bespeuren. Het is nu
zelfs zo goed met haar, dat er wordt uit
gekeken naar een woning. Sliep ze vroe
ger op de smerigste plekken, nu is ze
geïnteresseerd in haar woonomgeving.
Ook heeft ze weer contact met haar kin
deren.
In Huize Solglytt is zelfs plaats voor de
liefde. Er huizen een paar 'stelletjes'.
Een onvermijdelijk en prettig gevolg
van het jaren bij elkaar in één huis wo
nen. Dat heeft ook tragische kanten: een
vrouw treurt om haar vriend die de dag
ervoor is overleden. Hij kon zo mooi or
gel spelen. Dat orgel gaat nu weg, naar
zijn familie. De fotograaf maakt er een
kiekje van. Heeft ze toch een herinne
ring.
Legendarisch zijn de bootreizen die
Huize Solglytt sinds 1959 jaarlijks
maakt. Vroeger werd de club uitgeleide
gedaan door het politiemuziekgezel-
schap en de B.B. De krant versloeg de
reis; zodoende wist het thuisfront waar
de reizigers uithingen.
Mevrouw Tesink sr.: "Ja, we hebben
iemand weieens min of meer gedwon
gen met zo'n uitstapje mee te gaan. Met
toestemming van de familie, omdat we
wisten dat het hem of haar goed zou
doen. Bij volgende reizen was zo iemand
dan steevast van de partij".
Hoe denkt men over de toekomst? Zal
de 'aanhaking' bij Endegeest gevolgen
hebben voor Huize Solglytt? Zal de vrij
heid worden beteugeld? Mevrouw Te
sink is zeer optimistisch: "Ik denk dat
het blijft zoals het is. Dit huis heeft zijn
bestaansrecht genoeg bewezen". Haar
zoon is daar niet zo zeker van: "Ende
geest is ook gebonden. Ik ben bang voor
een geleidelijke afbouw van Solglytt.
Maar op dit moment is het nog koffiedik
kijken. We hebben nog niet eens een ge
sprek met de Endegeest-directie gehad".
Kreukels
Boven is de bezigheidstherapie inmid
dels afgelopen. De volumeknop wordt
naar links gedraaid. De therapeuten rui
men de snippers en draadjes op. Een ka
merdeur gaat open. Een mevrouw komt
slaperig naar buiten. Olaf Tesink strijkt
over haar wang: 'Je hebt helemaal kreu
kels van de slaap in je gezicht".
Het middageten wordt dampend op
gediend. Buiten staat de rolstoelbus
voor de deur. Klaar voor de rit naar het
café. Want het is vrijdag.
De bewoners van Solglytt voeden elkaar op. Wie niet netjes aan tafel verschijnt, krijgt opmerkingen van de anderen. (foto's Fred Rohde»
mogelijk thuis te bieden. Maar je kon
niet zoveel doen. We kregen veertig gul
den per persoon per maand. Alles was
nog op de bon. En mijn man en ik run
den het samen".
Later werd het beter. In 1950 verhuis
de het verpleeghuis naar het Plantsoen.
Daar hadden de Tesinks een herenhuis
gekocht. Toen ook kreeg het echtpaar er
een meisje bij. "We vonden dat we een
naam moesten bedenken. Nu hoorde ik
via via van de naam Solglytt. Een
Zweedse of Noorse naam. Het betekent
gloed van de zon. We vonden dat erg toe
passelijk. Een familielid had zijn huis
ook zo genoemd. Maar die naam had hij
niet zelf verzonnen. Vele jaren later kwa
men we de naam ergens in Noord-Hol
land tegen. Op een huis. We hebben nog
aangebeld, om te vragen hoe die mensen
aan de naam Solglytt kwamen. Maar die
mijnheer werd erg boos. Of wij degenen
waren die zijn naam hadden gepikt. We
zijn toen maar weggegaan".
Later kwamen er ook meer verpleeg
kundigen in dienst. "Toen konden we
meer doen voor de mensen. Spelletjes
en zo. Ik heb heel wat middagen zitten
pandoeren".
Verandering
Langzaamaan veranderde het karak
ter van de bewoners van Solglytt. Waren
het eerst louter verpleegbehoevenden,
later kwamen er steeds meer mensen
wonen die je met een verdoezelend
woord 'onaangepast' zou kunnen noe
men. Veelal beschadigde mensen, met
wie niemand raad wist. De gemeente
bed moesten komen. En dat ze netjes
aangekleed aan tafel moesten zitten. An
ders kregen ze wel opmerkingen van de
anderen. Ja, er zijn natuurlijk wat regels.
Zo staan de etenstijden vast. Anders
wordt het een rommelzooitje".
We maken even een overstapje van de
beginjaren vijftig naar nu. De heer Te
sink is inmiddels overleden, mevrouw
Tesink kan om gezondheidsredenen
haar werk niet meer voortzetten. Zoon
Olaf, die zijn opleiding in de Dr. V.d.
Bergstichting genoot, heeft de leiding
samen met zijn vrouw Francine overge
nomen. Francine Tesink is maatschap
pelijk werkster.
Voor de veertig bewoners is Huize
Solglytt nog steeds een 'Huisje Welte-
vree'. Het vroegere streven om de nu
veertig bewoners een zo normaal moge
lijk thuis te bieden wordt door het echt
paar Tesink jr. eveneens nagestreefd.
Het oorspronkelijke pand aan het Plant
soen is met twee panden uitgebreid. Na
een brand in 1968 is de boel van binnen
geheel gerenoveerd. Alleen de muren
zijn blijven staan.
Eigen gang
Wandelend door de gangen, de recrea
tiekamers en de slaapvertrekken, leer je
al snel dat iedereen een beetje z'n eigen
gangetje gaat. Hier zitten een paar men
sen naar de televisie te kijken, in de re
creatiezaal worden spelletjes gedaan en
op een kamer zitten een man en een
vrouw tevreden naar elkaar en naar bui
ten te kijken. Een witte poes ligt spin
Leiden heeft zich in al die jaren ver
heugd getoond dat er zoiets als Solglytt
was. Wanneer de maatschappelijke
dienstverlening geen raad met iemand
wist, werd de hulp van de Tesinks inge
roepen.
De meeste mensen knapten op in
Solglytt. Mevrouw Tesink: "De klachten
die ze elders vertoonden, vera wenen
hier snel. De bewoners voeden elkaar in
zekere zin op. Om een voorbeeld te noe
men: sommigen staan laat op. Heel laat
zelfs. Daarin laten we de mensen vrij.
Maar wanneer ze zó laat opstonden dat
het middageten koud stond te worden,
merkten ze zelf wel dat ze eerder uit hun
Mevrouw Tesink (Midden met haar zoon Olaf en diens echtgenote Franci
ne: gedrieën aan het roer van Solglytt.'
Jetze Koster: "Het is voor mij nog een liefhebberij'