'Elk milieu doet aan milieuvervuiling'
'Op ronde' met de Leidse Reinigingscontrole
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1985
EXTRA
PAGINA 19
Om vervuiling van de stad tegen te gaan, moet de
reinigingspolitie dikwijls wroeten in andermans
vuil. De inhoud van een achteloos neergezette
vuilniszak vertelt meestal veel over de afzender.
„We houden nu elf jaar toezicht, Leiden is er
schoner op geworden. Zou deze dienst worden
opgeheven, dan zou deze stad binnen de kortste
keren één grote vuilstortplaats zijn". Op ronde
met een 'agent' die zichzelf meer ziet als opvoeder
dan als verbalisant.
door Gerard van Putten
Slordig voorspel op de dag van de kraakwagen: wroeters spreiden de rommel bij voorkeur over de straat uit. Foto boven: reinigingscontroleur
Joop Regeer: 'Zonder sociale controle zouden we veel meer werk hebben'. (tows fred rom»
Een ruim bemeten vuilnisbelt is Leiden
geenszins, anders dan in Amsterdam
worden in deze stad de singels en grach
ten niet gedempt met doorgelegen ma
trassen en afgedankt huisraad. Zelden
ook laten de straten, stegen, pleinen, la
nen en plantsoenen zich vergelijken met
een clandestiene papiergroothandel in
de open lucht.
„Maar de kans dat wij tot schoonste
stad van Nederland worden uitgeroe
pen", verwijst Mari Tol, voorlichter van
de Gemeentereiniging, naar een compe
titie die is georganiseerd door de Veroni
ca Omroep Organisatie, „is waarschijn
lijk verkeken". Tol meent zich aan die
voorspelling te kunnen wagen na een in
spectietocht binnen de gemeentegren
zen, die hij onlangs ondernam met ande
re ambtenaren van de dienst Gemeente-
reiniging, Havens en Warenmarkten. Als
juryleden namens de VOO bekeken ze
hun werkterrein, zo objectief mogelijk,
wars van chauvinisme. „Alles zag er re
delijk schoon uit, behalve het station.
Dat was vuil. Je kunt met zoiets de boel
niet vernaggelen. Stel je voor dat je je
zelf presenteert als de schoonste stad
van het land. En die cameraploeg komt
vervolgens en filmt een plaats waar het
vuil is. Nou, dan sta je als stad toch voor
het hele land in je hemd".
De uitslag van een wedstrijd die de
naam van de schoonste gemeente van
het land moet opleveren, laat zich na
tuurlijk in net zo'n momentopname be
palen als een miss-verkiezing. Zoals de
gemiddelde kenner van vrouwelijk
schoon nimmer te weten zal komen hoe
een naar een of andere miss-titel dingen
de jongedame er 's morgens vroeg ont
daan van opsmuk uitziet (hoewel..), zo
kan ook een stadsgezicht bij wijze van
spreken per minuut andere trekken ver
tonen. Een gemeente als woonplaats
leefbaar houden, vereist meer dan een
willekeurig spelletje dat in de eerste
plaats is bedacht om de kijkcijfers op te
schroeven. „Want het gebeurt vrijwel
dagelijks", zegt Joop Regeer, reinigings
controleur van de gemeente Leiden,
„dat de vuilniszakken worden buiten ge
zet als de ophaaldienst net de hoek om
is. Of dat er rotzooi wordt gemikt in een
straat die even tevoren door een straat
veger is aangeveegd".
Dik elf jaar toert de in de volksmond
reinigingspolitie geheten reinigingsin
spectie nu kris-kras door Leiden; dage
lijks laten Ben van der Berg en Joop Re
geer „tachtig a negentig kilometer
straat" onder de wielen gaan om te kun
nen vaststellen hoe de doorsnee bewo
ner met z'n afval omspringt.
Schoner
„Natuurlijk is het merkbaar dat er
controle op de vervuilingsgraad van de
stad wordt uitgeoefend", meent Joop
Regeer op grond van jarenlange erva
ring als opzichter buitendienst en een
jaar als reinigingscontroleur. „In verge
lijking met een jaar of tien geleden is
Leiden er schoner op geworden. Toen
was het een puinhoop, nu zien de straten
er over het algemeen vrij netjes uit. Als
we ergens in een wijk patrouilleren, ma
ken we het dikwijls mee dat mensen hun
buurtpraatje onderbreken om als de so
demieter de vuilniszakken binnen te ha
len die ze te vroeg hebben buiten gezet.
Alleen al ons uniform werkt wat dat be
treft bij sommigen preventief'.
Maar toch, Regeer zegt net althans uit
de grond van z'n hart, de 'reinigingspoli
tie' schijnt niet altijd serieus te worden
genomen. De praktijk van alledag zet
hem aan tot het uitdragen van "die per
soonlijke mening". Want: herhaaldelijk
wordt-ie aangezien voor brugwachter.
Geregeld wordt heni ook gevraagd wie
hij dan wel is, als hij aanmerkingen heeft
op stadgenoten die zich na aangenaam
verpozen gemakzuchtig ontdoen van
schillen of dozen. Waarna Regeer er voor
de zoveelste maal maar weer toe over
gaat om op z'n bevoegdheden te wijzen.
„Heel frustrerend is dat. Wat dat betreft
zou er al heel wat gewonnen zijn, als er
meer voorlichting over de reinigings
controleur werd gegeven. Nu wordt
vaak de vraag gesteld: wat doen jullie
nou?"
Volgens hem zou het béter zijn als de
reinigingscontroleur in het politiepak
werd gehesen. Hij pleit voor een onaf
hankelijker relatie met de dienst Ge
meentereiniging. Want in theorie mag
hij zelfs gerechtigd zijn een nalatige vuil
nisman op de vingers te tikken of te be
keuren, Regeer zal dat niet gauw in z'n
hoofd halen. „Je zit immers op één ter
rein, je komt elkaar steeds tegen. De rei
nigingscontroleur zou eigenlijk bij de
politie geïntegreerd moeten worden. Je
hoeft het werk dan niet meer met ge
boeide handen te doen, je bent dan ook
niet meer afhankelijk van de directeur
van de Gemeentereiniging. Zegt die dat
de dienst moet worden opgeheven, dan
wórdt de dienst opgeheven. In sommige
plaatsen in Nederland is dat trouwens al
gebeurd".
Zooitje ongeregeld
Regeer weet dat van collega's die hij
trof op een landelijke contactdag van
reinigingscontroleurs. Slap heeft hij zich
daar gelachen om het zooitje ongeregeld
dat er rondliep. „De een had 'zo'n pakkie
aan, de ander een uniform in een heel
andere kleur. Praat ik over de rechtspo
sitie van de reinigingscontroleur, dan
verbind ik daar de conclusie aan dat er
landelijk niets is geregeld. Er is geen
eenheid in uniform, geen eenheid in sa
laris. Daar moet iets aan gedaan worden.
Landelijk. Zodat het publiek weet met
wie het van doen heeft. Bij ons is het nog
zo dat de marktmeesters precies hetzelf
de uniform dragen als wij, reinigings
controleurs".
Los van alle kanttekeningen die hij bij
zijn functie wenst te plaatsen, aarzelt Re
geer niet te zeggen dat-ie „zalig werk"
heeft. Het menselijk contact spreekt
hem aan. Maar ook: „Je ziet de dingen
opknappen, je hebt het gevoel positief
bezig te zijn". Hij geeft het onmiddellijk
toe, voor dit werk moet je enig incasse
ringsvermogen hebben. Als hij inder
daad alle ziektes had gekregen die hem
in de loop der tijd zijn toegewenst, „tja,
dan had ik nu op alle afdelingen van het
AZL gelegen".
Op ronde door Leiden. Regeer stuurt
aan op een straat in de Burgemeesters-
wijk. Een tipgever heeft de Gemeenterei
niging ingeseind dat iemand vloerbe
dekking heeft buiten gelegd, waar de
huisdieren van af springen. Vlooien! Ter
plaatse blijkt dat de tipgever zijn klacht
niet zonder pathos heeft doorgebeld. Een
diepe kniebuiging is voldoende om vast
te stellen dat de vloerbedekking niet als
piste voor een vlooiencircus dienst doet.
Wel is het huisvuil, al dan niet verpakt in
zakken, buitenshuis gezet op een dag dat
de ophaaldienst niet zal komen en daar
maakt Regeer bezwaar tegen. De be
woonster laat niet na te zeggen dat ze het
kinderachtig vindt dat de buurt aan de
telefoon heeft gehangen. Ze zit midden in
een verbouwing en ze wist zo gauw niet
waar ze met de rotzooi naar toe moest.
Naar de Noorderstraat brengen", advi
seert Regeer. Ze sputtert even tegen; haar
vriend heeft weliswaar een auto, maar
die is spiksplinternieuw, daar doe je die
troep toch niet in. „17 krijgt tot vanmid
dag de tijd om het weg te brengen",
klinkt het gedecideerd uit de mond van
de reigingsagent, „anders gaat het u cen
ten kosten". Voor dat argument zwicht
de bewoonster van de Burgemeesters-
wijk, „dan doe ik het maar". Via de mo
bilofoon kondigt Regeer haar komst aan.
Ter controle.
Zelf bezweert hij nimmer iets op staat
te mikken, „heb ik trouwens nooit ge
daan". Uit eigen waarneming weet Re
geer dat heel wat mensen („Veelal uit
onwetendheidheid") wél al wat denk
baar en niet denkbaar is achter zich la
ten slingeren. „Die behoeven dus correc
tie". Neem die ene bakker, haalt Regeer
een praktijkgeval aan, die had de ge
woonte deeg op het dak te leggen. Voor
de vogeltjes. Maar in werkelijkheid we
melde het daar van de ratten en muizen.
„Ja, dan zijn ze nog geneigd om te zeg
gen: dat ruimen we van de week wel op.
Maar je moet erbij blijven staan, je niet
met een kluitje in het riet laten sturen".
Dan was er ook nog die vrouw, die hij
had achterhaald nadat de inhoud van
haar te vroeg buiten gezette vuilniszak
op straat lag. „Die zak was opengereten,
de maandverbanden lagen op de straat
stenen. Opruimen die rotzooi, heb ik
toen gezegd". De vrouw beloofde dat
„straks" wel te doen. „Nee, nu", beval
Regeer. De vrouw vroeg vervolgens Re
geer even de zak op te houden, hetgeen
hij vriendelijk doch beslist weigerde,
waarna de vrouw al morrend besloot de
rommel naar binnen te brengen.
Al zijn de twee Leidse reinigingscon
troleurs niet snel geneigd te grijpen naar
het bonboekje („wij zijn niet zo schrijve-
rig, we lichten de mensen liever voor"),
ze worden soms agressief benaderd. Het
waarom ligt voor de hand, veelal wordt
een dreigende houding aangenomen als
afweerreactie op de vernedering van het
betrapt zijn. Het is het bekende verhaal
van de ontmaskering van de gemasker
de, in dit geval van degene die dacht er
gens ongezien een vuilniszak te hebben
gedumpt en dan plots oog-in-oog staat
met de reinigingscontroleur. „Bij ande
ren", weet Regeer, „wordt agressie opge
roepen door een uniform. Wij gaan daar
geen straatje voor om, met geduld en
tact proberen we de mensen op hun fou
ten te wijzen. Tactvol, dat moet je wel
zijn in dit beroep. Je schiet er niks mee
op om iemand met de borst vooruit te
benaderen, die tikken ze zo weer op de
juiste plaats".
Op ronde door Leiden. Regeer stuurt
aan op een hem „geliefd plekje". Een
blinde muur aan de Boommarkt, een ille
gale vuilstortplaats voor lieden die de
komst van de vuilniswagen niet kunnen
afwachten. Meer dan eens schijnt afval
veel te kunnen vertellen over z'n her
komst, Regeer opent daarom maar eens
een vuilniszak. Hij pakt de rubberen
handschoenen, graait in het vuil en
haalt triomfantelijk een papier met
naam en adres naar boven. Het spoor
leidt naar een naburig uitzendbureau,
waar enigszins verschrikt wordt gerea
geerd op de entree van Regeer, die zich
ferm aandient met „reinigingspolitie".
Hij brengt verslag uit van zijn onder
zoek aan de Boommarkt, benadrukt dat
die vuilniszakken daar echt weg moeten,
„die mogen pas worden neergezet op de
dag dat de ophaaldienst komt". Het ge
hoor wordt voorgehouden dat kinderen
met zo'n vuilniszak kunnen gaan spelen,
dat daardoor de rommel op de straat
kan komen te liggen „en u zou toch moe
ten weten dat vuil ratten en muizen aan
trekt". Een medewerkster van het uit
zendbureau belooft de werkster op het
hart te zullen drukken dat de vuilniszak
ken voortaan alleen buiten worden gezet
als de vuilniswagen komt. Regeer laat
het ook in dit geval bij waarschuwen en
voorlichten en zal later vertrouwelijk
prijsgeven dat een verhaal over ratten
en muizen op vrouwen meer indruk
maakt dan op mannen.
Maaien
Vies uitgevallen mag een reinigings
agent niet zijn, wil hij z'n taak naar beho
ren verrichten. Krijgen Van der Berg en
Regeer er lucht van dat een huis ergens
is vervuild, ze zullen niet schromen het
pand te betreden. Bewust doen ze moei
lijk over lukraak neergekwakte vuilnis
zakken, waar ze gewoon weggehaald
zouden kunnen worden. „Maar niets is
makkelijker dan dat", zegt Regeer. „Het
gaat er juist om dat we aan de weet ko
men wie die zak daar heeft neergelegd.
Om herhaling te voorkomen. En als het
gaat om het uitgraven of omspitten van
een zak, dan kan de inhoud ervan ons
niet vies genoeg zijn".
Niets menselijks is ook Regeer
vreemd, met afgrijzen denkt hij terug
aan een onderzoek van eeh vuilniszak
dat uiteindelijk een restaurateur als mi
lieuvervuiler aanwees. „Toen ik die zak
zag staan, bewoog-ie. Toen ik 'm opende,
bleek er vleesafval in te zitten, met saus
en al, de maaien kropen er overheen. En
al had ik dan handschoenen aan, het
bleef een smerig karwei. Alleen al van de
geur die de troep verspreidde, moest ik
bijna kokhalzen".
Aan milieuvervuiling doet elk milieu,
is zijn overtuiging. Al blijken er in Lei
den wel degelijk probleemgebieden te
bestaan. Op aanraden van voorlichter
Tol volstaat Regeer met de uitspraak dat
de opbouw van een wijk, de bebouwing
en de breedte van de straten vervuiling
meer of minder in de hand kunnen
werken In smalle straten ligt door
gaans het grofvuil hoger opgetast dan in
brede. In buurten waar de hoogbouw
het wijkbeeld bepaalt, wil het wel ge
beuren dat van tien hoog een vuilniszak
naar beneden wordt gekeild. „Soms lijkt
het daar wel vlaggetjesdag als je die zak
ken in de bomen ziet hangen".
Sociale controle
Hij zegt zich daar mateloos aan te erge
ren. Zoals ook aan de vakantieganger
die pal voor zijn rit naar het vakantie
adres de straat nog even ontsiert met een
grijs stilleven. „Er dan zijn er ook nog
die op Goede Vrijdag, Hemelvaartsdag
en Tweede Kerstdag hun vuilnis buiten
de deur doen, terwijl ieder weldenkend
mens toch kan weten dat juist op die da
gen de ophaaldienst niet pleegt langs te
komen. En al kondigen we dat een paar
dagen daarvoor nog aan in de krant, er
hoeft er maar één het te doen en je krijgt
onherroepelijk een kettingreactie. Dan
zetten ze alleméél hun zakken buiten".
De sociale controle die buurtbewoners
op elkaar blijken uit te oefenen, vereen
voudigt „gelukkig" de taak van de twee
Leidse reinigingscontroleurs. „Zou die
er niet zijn, dan ging er voor ons een
hoop tijd zitten in het uitzoeken van de
overtredingen. Nu kunnen we dikwijls
op iemand afstappen na een tip uit de
buurt. De naam van de tipgever zullen
we nooit noemen, de privacy blijft ge
waarborgd. Alleen als iemand hardnek
kig blijft ontkennen, zeggen we dat de
omgeving heeft geklaagd".
Zo is Regeer bijvoorbeeld gestuit op
een dame die haar twee honden rustig
hun behoefte liet doen waar ze zich op
dat moment ophielden. Van een afstand
je heeft-ie even bekeken of het goed zat
met de stoelgang van de viervoeters, ver
volgens is hij op de dame afgestapt en
heeft haar voor een keuze gesteld: „De
kak opruimen of een proces-verbaal".
Ze koos voor het halen van een plastic
zakje thuis, nooit heeft hem na dat voor
val nog een klacht over de dame met
haar honden bereikt.
En zo gaan de Leidse reinigingscon
troleurs ook om met automobilisten die
in alle rust hun asbakje legen („Ze mo
gen de peuken oprapen, intussen note
ren wij het kenteken van de auto om ze
in de gaten te houden"), met de doe-het-
zelvende olieververser die olie op de
straat morst. „Ook dan noteren wij het
kenteken, terwijl de man met chloor en
heet water het trottoir aan het boenen is.
Vanzelfsprekend komt het voor dat
mensen gaan tegenstribbelen als wij ko
men met het voorstel de rotzooi zelf op
te ruimen. Maar als wij dan zeggen dat
de Gemeentereiniging uiteraard bereid
is de boel schoon te maken tegen beta
ling van een bekeuring en de schoon
maakkosten, nou, dan gaan ze zelf wel
aan de gang".
Op ronde in Leiden. Regeer stuurt aan
op een straat in het Transvaalkwartier,
waar voor een huis al enkele weken een
paar zakken, gevuld met puin, liggen op
getast. De bewoner die net een verbou
wing achter de rug heeft, staat op het
punt met vakantie te gaan. Regeer ver
telt hem dat eerder een lange meneer had
toegezegd ervoor te zullen zorgen dat die
zakken weggebracht zouden worden. En
nu staan ze er nog! De bewoner zegt geen
lange meneer te kennen, „dat moet een
onbevoegde zijn geweest", bovendien
dacht hij dat de kraakwagen die rotzooi
wel zou komen weghalen. De kraakwa
gen zal die rotzooi niet meenemen, is de
repliek van Regeer. Waarna de bewoner
belooft een kennis te bellen om het puin
naar de Noorderstraat te brengen. Zelf
beweert-ie dat niet te kunnen doen, om
dat de vakantie voor de deur staat. Hij
vraagt de kennis enige tijd te geven, tot
woensdag. Regeer gaat over tot het geven
van een vaderlijk klinkende raad:,Als
die kennis vergeet de rotzooi naar ons te
brengen, loop jij het risico van een boete.
Kost je 67 gulden 50. Daar zou je in je
vakantie gezellig van kunnen eten.
Breng straks die rotzooi nou naar de
Noorder straat, het kost je hooguit een
half uur van je vakantie, maar je hebt
dan wel je etentje". Tja, daar valt wat
voor te zeggen; je ziet het de bewoner
denken. Enkele seconden later roept-ie
dan ook: „Goed, ik doe het". Regeer in
formeert een uur later via de mobilofoon
of de man nog is geweest. En inderdaad,
hij blijkt z'n vakantie te zijn begonnen
na achterlating van zijn puin.
De reinigingscontroleur, hij is meer
opvoeder dan verbalisant. Geregeld
geeft hij nieuwe ingezetenen college
(„bijvoorbeeld de studenten die van
heinde en verre komen") over wat mag
en wat niet mag met het vuilnis in deze
stad. „Dat verschilt per gemeente. Neem
Leiderdorp, daar mogen wel dozen naast
de vuilniszakken worden gezet. Eigen
lijk zouden ze op het stadhuis de nieuwe
bewoners folders moeten uitreiken, nu
verstrekken wij de inlichtingen. Vaak
horen de mensen je verbaasd aan, als je
zegt dat er geen dozen naast de zakken
mogen worden gezet. Maar na enige tijd
ontstaat er dan wel begrip".
De verbalisant staat pas in Regeer op,
als iemand bij herhaling in overtreding
is. Of als iemand van buiten de stad Lei
den als vuilnisbelt wil gebruiken. Die
achtervolgt hij tot in z'n eigen woon
plaats, die slingert hij op de bon.
„Want", is zijn opvatting, „wie de boel
wil vervuilen, moet dat maar in zijn ei
gen gemeente doen"
Als het aan Regeer zou liggen, werd de
bezem gehaald door de gemeenteveror
dening die 'sorteerders' permissie geeft
om al wat hun bruikbaar lijkt uit ander
mans grofvuil op te vissen. „Dat sorte
ren zou verboden moeten worden",
vindt de reinigingscontroleur. „De
avond voordat de ophaaldienst door de
wijk komt, woedt er in de straten een
hele concurrentiestrijd onder de sorteer
ders. Je hebt erbij die op hun gemak het
vuil over de straat uitspreiden om te kij
ken of er wat van hun gading bijzit. Dik
wijls wordt een berg grofvuil op een
avond wel tien keer onderste boven ge
haald. Zo langzamerhand dreigt dat een
gigantisch probleem te worden".
Te weinig
Voor het eerst ruim elf jaar geleden
ging de Leidse reinigingscontroledienst
(„volgens onze taakomschrijving moe
ten we er onder meer ook op toezien of
de mensen voldoende reinigingsrechten
betalen") de straat op, geéquipeerd met
twee personeelsleden. Thans wordt de
dienst onveranderd belichaamd door
hetzelfde aantal 'agenten'. Te weinig,
meent Regeer. „Wil je deze stad goed
controleren, dan zouden er twee man bij
moeten komen. Nu rijden wij elke dag
als waanzinnigen de stad rond". Niette
min benadrukt hij nogmaals dat Leiden
er in die elf jaar niet vuiler op is gewor
den, het tegendeel is waar. „We hebben
bijvoorbeeld ook de chauffeurs van con
tainerwagens zover weten te krijgen dat
ze een net spannen over de containers".
Regeer vindt dan ook dat de reinigings
politie nooit uit het Leidse straatbeeld
mag verdwijnen. „Zou deze dienst wor
den opgeheven, dan zou Leiden snel te
rug gaan naar af. Dan zou Leiden binnen
de kortste keren één grote vuilstort
plaats zijn".
Een verscheurde kwitantie met naam en adres brengt Joop Regeer regel
recht op het spoor van de vervuiler.