Heilig geloof in repertoiregezelschappen
'Dit is een luilekkerland'
Eddy Habbema, directeur Haagse Comedie
Premières
Hans Croiset met Faust-project bij De Appel
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1985
PAGINA 27
THEATERKRANT W86
Bijlage LeidschlAlphens Dagblad
DEN HAAG - "Het is een schan
de zoals de Nederlandse toneel
scholen met jong talent om
springen. De tragiek van de leer
lingen zelf is al, dat ze zo nodig
willen werken zoals het Werk-
teater deed, en daarna het Onaf
hankelijk Toneel en Discordia,
zonder te beseffen dat die ac
teurs in het Werkteater wel eerst
een gedegen opleiding aan een
toneelschool genoten en een
aantal jaren bij één van de grote
gezelschappen hebben gewerkt.
Dat die acteurs er op een gege
ven moment genoeg van kregen
en iets volkomen anders wilden,
doet er niets aan af, dat ze een
grote dosis vakbekwaamheid en
vaardigheden bezaten. Die leer
lingen dreigen nu verloren te
gaan voor het Nederlandse to
neel en dat is op zich zelf al erg
genoeg, ook voor henzelf. Maar
het schandalige aspect is dat er
kennelijk toneelscholen zijn die
dat misverstand in stand hou
den. Ik vind dat een blamage".
door
Paul Korenhof
De bezorgdheid van Eddy Habbema,
sinds enkele jaren directeur van de
Haagse Comedie, geldt niet alleen de
jonge acteuts die nu de boot dreigen te
missen, maar ook (en vooral) zijn eigen
gezelschap; dat door de situatie aan de
toneelscholen ernstig gedupeerd dreigt
te worden.
v
'In Wankel Evenwicht' van. Edward
Albee. Ontluisterende kijk op een mis
lukt huwelijk. Regie: Elise Hoomans.
Met o.a. Anne-Wil Blankers^Guusje Ey-
bers, Lies Franken, Wim de Haas, Wim
van Rooij en Trins Snijders. Première: 2
oktober 1985.
'Het einde van de wereld' van Ar
thur Kopit. Moderne komedie, satire op
de B-film. Regie: Willem Nijholt. Met
o.a. Lies Franken en Jules Royaards.
Première: 22 december 1985.
'De bruiloft van Figaro' van Pierre-
Augustin Caron de Beaumarchais. Ko
medie uit de tijd van Lodewijk XVI. Re
gie: Pierre Laroche. Met onder andere
René van Asten, Carline Brouwer, Sacha
Bulthuis, Reiner Heidemann. Première:
16 oktober 1985.
'Midzomernachtsdroom' van Sha
kespeare. Befaamd liefdessprookje. Re
gie: Guido de Moor. Met o.a. Anne-Wil
Blankers, Carline Brouwers, Guusje Ey-
bers, Wim de Haas. Première: 19 maart
1986.
'Andromaque' van Jean Racine.
Klassieke Franse liefdestragedie. Regie:
Peter te Nuyl. Met o.a. Mirjam Grote
Gansey, Trins Snijders, Kees Collen, Lu
cas Dietens en Rick Nicolet Premiere: 5
maart 1986.
"De aanwezigheid van een repertoire
gezelschap als de Haagse Comedie vind
ik van levensbelang voor het hele bestel,
maar een feit is wel dat we in een isole
ment zijn komen te staan, zeker ook
waar het de aanmaak van nieuwe ac
teurs betreft. Daarom moet het initiatief
uitgaan van de repertoiregezelschappen,
die voor zichzelf moeten herdefiniëren
wat ze zijn en waar ze voor staan, om
daar dan glashard de conclusies uit te
trekken. En als ik dan vakmanschap no
dig heb en dat wordt mij niet in voldoen
de mate aangeleverd door de toneel
scholen, dan ben ik wel gedwongen daar
zelf iets aan te gaan doen. Dus hebben
we hier een acteursstudio opgericht en
prompt vielen de toneelscholen over ons
heen. Dat was een gigantische reactie,
ook in de pers trouwens. Ik heb me eerst
helemaal niet gerealiseerd dat we in een
soort infrastructuur zaten te wroeten en
ik heb het eigenlijk ook niet als kritiek
bedoeld. Aan hun beleid kan ik niets
veranderen, maar als zij iets niet leveren
wat ik wel nodig heb, dan zal ik daar zelf
voor moeten zorgen. Dat zijn nog steeds
de naweeën van '68 die bij de toneel
school hebben geleid tot een soort wel-
zijnssfeertje, èen ontdek-jezelf-mentali-
teit. In Amsterdam is dat vooral heel
sterk geweest, terwijl Maastricht door
zijn relatieve isolement dat proces het
traagste heeffcdporgemaakt, met het ge
volg dat daar nu de best getrainde men
sen vandaan komen met Arnhem als
goede tweede. Maar een feit is dat wij
wel nieuwe mensen met een behoorlijke
dosis vakmanschap nodig hebben, want
anders vergrijzen we helemaal. Kijk
maar eens naar wat er de afgelopen jaren
gebeurd is: de oudere generaties zijn
nog steeds uitstekend vertegenwoor
digd, maar op het terrein van de dertig
tot veertigjarigen zijn we onderbezet".
Zalen
Terwijl het nieuwe seizoen nog bezig
is op gang te komen, is Eddy Habbema
al druk doende met de voorbereidingen
voor 1986-87 met het oog op tijdige be
sprekingen met spelers die op seizoen
basis geëngageerd worden. Een extra
moeilijkheid daarbij vormt de zalensi-
tuatie, di© door het wegvallen van het
HOT een verhuizing van de produkties
voor een middelgrote zaal naar Diligen-
tia nodig maakte. Het wachten is echter
op de bouw van het nieuwe theatercen
trum achter de Koninklijke Schouw
burg met een kleine zaal voor ruim 120
en een middelgrote voor ruim 300 toe
schouwers.
"Ik weet dat heel veel mensen het met
de verdwijning van het HOT erg moei-"
lijk hebben gehad, maar ik denk toch
dat dit - als het één en ander verwezen
lijkt wordt - een erg slimme zet is ge
weest, en niet alleen omdat de flexibili
teit van het HOT met zijn oude kerkcon-
structie toch eigenlijk maar beperkt is
geweest. Je kunt hier gebruik maken
van een heleboel bestaande voorzienin
gen, repetitielokalen en noem maar op,
wat op den duur toch een enorm econo
misch voordeel kan opleveren. Dat is
een heel belangrijke voorwaarde voor
het voortbestaan van het toneelaanbod
in Den Haag, en niet alleen in de huidige
economische situatie en met de huidige
wethouder voor kunstzaken".
De concentratie van zalen geeft boven
dien de gelegenheid het beleid op be
paalde punten te intensiveren en met na
me de middenzaal moet daarbij een gro
te rol gaan spelen als werkterrein voor
jonge regisseurs:
"Ik wil dat er naast het grote repertoi
re veel meer aandacht besteed gaat wor
den aan het kleinere repertoire. De klei
ne zaal moet gebruikt blijven worden
om eigen ideeën van mensen uit te
werken en als oefenterrein voor de stu
dio die we vorig jaar opgezet hebben, en
de middenzaal wil ik vooral gebruiken
voor het ontwikkelen van regiepoten-
tieel, want ik vind dat daar in het verle
den te weinig aan gedaan is".
Waarom is daar de afgelopen jaren dan
te weinig aandacht aan besteed? "Als je
dit soort dingen wilt, moetje die van be
gin af aan in je beleid opnemen en heel
bewust hanteren. Het moet zelfs een
prioriteit hebben, maar in het verleden
is het toch te vaak als sluitpost gebruikt
of om gaatjes te vullen. Voor mij is het
een hoofdpunt van mijn beleid. Niet om
dat dat iets is waarmee je aan de weg
kunt timmeren, want publieksmatig ge
zien moetje het toch vooral hebben van
wat er in de grote zaal gebeurt, maar het
is gewoon essentieel voor je eigen voort
bestaan. Daarom Jieb ik ook die studio
opgericht. Als je nu niet een groep jonge
mensen om je heen creëert die het over
vijf of tien jaar kunnen overnemen, dan
sta je over een aantal jaren met lege han
den. En dan is ook dit repertoiregezel
schap verdwenen, wat ik overigens
rampzalig zou vinden - ongeacht of ik
hier dan zelf nog zit - want ik geloof hei
lig in repertoiregezelschappen".
Malaise
Houdt de malaise, die de Haagse Co
medie in de afgelopen jaren heeft door
gemaakt, ook verband met dit gebrek
aan fris bloed?
"Niet helemaal, maar het heeft er toch
zeker wel mee te maken. We hebben hier
in de afgelopen jaren veel te weinig jong
acteurs- en regisseurspotentieel binnen
gekregen. Daarin is pas met Romeo en
Julia in combinatie met dat studio-pro
ject weer een beetje verandering geko
men. En dan komen we weer terug op
die toneelscholèn: het is absoluut geen
kwestie van gebrek aan talent, maar wel
van gebrek aan techniek. Accepteer je
dat, dan graaf je je eigen graf, en dus
moet je ze zelf gaan bijwerken op de
punten waarop ze onvoldoende door de
toneelscholen getraind worden. We
moeten wel. We hebben daarom spraak
lessen en een all-round-stemtraining
verplicht gesteld, want op dit punt is de
opleiding soms echt abominabel. Daar
naast zijn er bewegingstrainingen, inge
deeld in blokken die toegespitst kunnen
zijn op een bepaalde produktie, dus bij-
voorbeeld een schermperiode als je naar
Romeo en Julia gaat toewerken en bo
vendien hebben we lessen georgani
seerd bij acteurs van het gezelschap. 1
Die acteurs mochten ze in eerste in
stantie zelf uitkiezen en ook wat ze met
die mensen wilden doen, en dat is erg
leuk geworden. Bij die oudere generatie
zit namelijk enorm veel talent, maar het
probleem van Den Haag is dat we hier
geen toneelschool in de buurt hebben en
dat de jneesten nooit les hebben gege
ven, waardoor gigantische kwaliteiten
op dit gebied in feite verloren gaan. Bo
vendien koos men over het algemeen
het werken aan teksten, dus zowel het
analyseren als het zeggen. De één kwam
uit Maastricht en had nog nooit aan een
Griekse tragedie gewerkt en de ander
had nog nooit een stuk van Shakespeare
gedaan, en mensen die uit Amsterdam
kwamen hadden nog nooit iets van wat
dan ook gedaan".
Is het de bedoeling dat door dat op
kweken van regisseurs óok zoiets als een
specifieke HC-stijl wordt geconser
veerd?
"In principe proberen we die projec
ten zo te kiezen dat ze niet precies in de
lijn van de Haagse Comedie liggen, want
dan is het gevaar veel te groot dat elk
initiatief wordt doodgeslagen en dat er
een groot Haagse-Comedie-keurstempel
op wordt gedrukt. Maar we zoeken wel
mensen uit van wie we de indruk heb
ben, dat ze zich in de toekomst zoudén
kunnen ontwikkelen naar een repertoire
en een stijl die bij ons gezelschap past.
Heel veel dingen die ik elders zie, vooral
bij F-Act, liggen mij helemaal niet en die
moeten we hier ook vooral niet doen.
Dat is daar allemaal zo vormgericht, zo
weinig warmbloedig, zo weinig op de ac
teur gericht en met een kilheid en traag
heid waar je eng van wordt".
Incidenteier
Maar dat neemt niet weg, dat die stijl
die jou voor ogen staat dikwijls maar
heel matig is ontvangen en dat het pu
bliek het soms: flink heeft laten afwe
ten
"Dat is waar. Het is allemaal incidente
ier geworden met een paar hoogtepun
ten die volle zalen trekken en waarvoor
we af en toe ook nog een goede recensie
kregen, zoals 'De Troonsafstand' in het
afgelopen seizoen. Dat was de HC-stijl
op zijn best, sober, niet aanstellerig,
goed op de acteur gericht, thematisch in
teressant en aantrekkelijk voor het pu
bliek. Dat lukte bij 'De komst van de
schorpioen' totaal niet, en of dat nou
mijn fout was of die van het stuk of van
de acteurs, maar na drie scènes voelde je
de aandacht al verslappen en merkte je
dat het publiek zich er absoluut niet
meer bij betrokken voelde".
"Bij die malaise speelt niet alleen mee
dat repertoiregezelschappen als de
Haagse Comedie binnen het toneelbe-
stel in een soort isolement zijn geraakt,
piaar ook het repertoireprobleem. Een
gezelschap als dit drijft op het grote we
reldrepertoire. Ik denk dat we de stuk
ken uit de afgelopen jaren die we had
den moeten hebben, ook inderdaad ge
had hebben, maar met 'Amadeus', 'Kin
deren van een mindere god','De troons
afstand' en nog een paar was de koek
op. En dan moet je dus 'De Ambassa
deur' en 'De komst van de schorpioen'
gaan spelen, stukken die op papier wel
in onze lijn liggen, maar waar toch een
smaakje aan zit dat ons 'niet ligt en ons
publiek kennelijk ook niet. De tijd dat er
elk jaar wel een goede Anouilh of een
goede Albee verscheen, is voorbij. Ik zie
gelukkig weer een kentering, al is de
wens daarbij misschien de vader van de
gedachte. Maar het Duitse repertoire
van de afgelopen jaren, dat wel heel wat
heeft opgeleverd, ligt niet in ónze lijn, de
Engelsen kenden alleen maar proble
men en ellende, en de Fransen zijn zo
zwaar op de hand geworden, dat ze zelfs
op Nederlanders gingen lijken. Dus
moesten we onze stukken ergens anders
vandaan halen, met alle gevolgen van
Eddy Habbema: 'Als wijfalen is dat vreselijk'.
dien. Je kunt natuurlijk wel gaan terug
grijpen op successen van vroeger, maar
de tijd is niet blijven stilstaan en sommi
ge dingen kunnen nu echt niet meer. Je
moét gewoon regelmatig met iets
s komen".
Kritiek
"Maar een factor die zeker ook heeft
meegespeeld is de kritiek. Als er jaar-in,
jaar-uit in kranten, tijdschriften en rap
porten van de Raad voor de Kunst ge
duwd en geschopt wordt tegen alles wat
je doet, ontstaat er toch een gevoel van
"misschien doen we het wel fout" en wat
krijg je dan: er ontstaat, zelfs volkomen
onbewust, een neiging om je toch maar
een beetje te gaan aanpassen, met daar
naast ook een gevoel van onzekerheid.
Het gevolg is dat je het vertrouwde re
pertoire niet meer met dezelfde vitaliteit
brengt als vroeger en dat je bij de nieu
we dingen toch een beetje gaat aftasten
op terreinen, die je eigenlijk niet liggen.
Daarom zijn we nu weer met duidelijke
lijnen gekomen die we in de volgende
seizoenen willen doortrekken: een
(Frans) blijspel aan het begin en daarna
een klassieke tragedie, een Shakespeare
en voor de liefhebbers een 'moeilijk'
stuk. Je bent repertoiregezelschap of je
bent het niet, en ik vind dat de Haagse
Comedie als repertoiregezelschap ook
de plicht heeft een zo breed mogelijk re
pertoire te brengen met centraal daarin
de stukken, die de specifieke kracht van
dit gezelschap zijn: jie Shakespeares, de
Franse blijspelen en de Goldoni's, want
daar gaan we zeker oolr mee door. Met
zo'n repertoire moeten we stand zien te
houden, zelfs al zijn we de enigen in Ne
derland.
Niet omdat wij de wijsheid in pacht
hebben of omdat wij het ontzettend
goed doen, maar omdat er iets is wat wij
kunnen en waar wij ook in geloven. Ex
treme herinterpretaties zijn onze stijl
niet en die moeten wij dus ook aan ande
ren overlaten. We kunnen wel met z'n
allen op het toneel "Ajax! Ajax!" gaan
staan roepen, en daarmee zullen we mis
schien nog wel aandacht trekken ook,
maar onze stijl is subtieler en dat moeten
we vasthouden en proberen te verbete
ren, want wij worden ook al extremer!
Kaasschaaf
Laten ze blij zijn dat er nog één gezel
schap is, dat deze speelstijl in stand wil
houden, want als wij falen is dat vrese
lijk. Niet alleen voor ons, maar voor het
hele Nederlandse toneel. Wat er op het
ogenblik bij het Publiekstheater ge
beurt, vind ik doodeng, maar juist daar
om moeten we doorgaan, want als het
Publiekstheater in elkaar stort, staat er
hier nog één rare ijsbergpunt waar de
grote kaasschaaf van de tolerantie en de
nivellering zo nodig overheen moet. Het
is nu eenmaal mode om grote instituten
stevig aan te pakken, maar als de Haagse
Comedie er niet meer is en niet meer te
gen de verdrukking in kan standhou
den, gaat die kaasschaaf ook over een
heleboel andere dingen heen. Dat garan
deer ik je!"
- Hans Croiset: 'Er heersen veel misverstanden over Goethe'
SCHEVENINGEN - Trouwe
bezoekers van het Appeltheater
zijn er al lang aan gewend, dat
de grote zaal de ene verandering
na de andere ondergaat, maar
toch zal menigeen weer verrast
zijn door de rigoureuze ingrepen
die regisseur Hans Croiset en
decorontwerper Tom Schenk
voor Goethe's 'Faust' noodzake
lijk achtten.
door
Paul Korenhof
Op het speelvlak, dat vrijwel de gehele
vloer beslaat, bevindt zich een patroon
van heuse rails en wissels met op een
open ruimte daartussen een heuvelpartij
die deels uit zand, deels uit grove kiezels
zal komen te bestaan. Voor publiek is er
letterlijk geen plaats meer en dus is er
om het speelvlak heen een stellage ge
bouwd, een steiger met planken vloeren,
waarop straks de toeschouwers kunnen
plaatsnemen. In die entourage zullen
eind november, na drie maanden onon
derbroken repeteren, de eerste voorstel
lingen gegeven worden van een speciaal
voor deze gelegenheid vervaardigde
Faust-bewerking, waarbij de beide de
len van Goethe's tragedie zijn samenge
bracht tot" één reusachtige, meer-dan-
avondvullende voorstelling.
Voor Hans Croiset betekent dat de
verwezenlijking van een lang gekoester
de wens onder unieke omstandigheden.
"Nog afgezien van het feit dat dit pro
ject voor mij als manna uit de hemel
komt, zodat ik niet in een kuil val na
twaalf jaar Publiekstheater, biedt Erik
Vos mij hier iets aan wat geen enkele re
gisseur ooit heeft gekregen en wat hij
ook zichzelf nooit heeft gegeven. Drie
maanden lang repeteren met een gezel
schap, dat niet speelt en niet reist, een
technische ploeg die dag en nacht tot
mijn beschikking is, vanaf de eerste dag
in de zaal en in het decor werken, dat
vind je nergens. Natuurlijk heb ik er zelf
ook toe bijgedragen om te zorgen dat dat
kon, maar de omstandigheden zijn er
naar en ik vind het fantastisch dat mij
die kans nu geboden wordt. Voor een re
gisseur is dit een luilekkerland".
De 'Faust I' is na de oorlog nog wel
eens een enkele keer in Nederland te
zien geweest, maar de 'Faust II' wordt
algemeen als onspeelbaar beschouwd en
een absoluut complete uitvoering daar
van zou al stof genoeg bieden voor twee
avondvullende voorstellingen. Het plan
om de beide delen voor het eerst in de
Nederlandse theatergeschiedenis terug
te brengen tot één voorstelling (overi
gens wel met een lengte die een flinke
maaltijdpauze gewenst maakt) mag op
zichzelf al pretentieus zijn, het bracht
bovendien de noodzaak van een grondi
ge tekstbewerking met zich mee. In sa
menwerking met Appel-dramaturg Hent
van der Horst heeft Croiset de ruim
twaalfduizend regels van Goethe daar
om teruggebracht tot minder dan de
helft, waarbij het sterkst het mes moest
worden gezet in het allegorisch opgezet
te tweede deel. Enkele scènes moesten
zij daarbij "met pijn in het hart" schrap
pen en sommige bevonden zich zelfs "op
de rand van wat je wel en niet mag weg
laten".
Op basis van de vertalingen van C.S.
Adama van Scheltema en Nico van
Suchtelen is bovendien gestreefd naar
een tekst, die mogelijk niet beantwoordt
aan het "verheven literaire beeld" dat de
gemiddelde Nederlander sinds zijn mid
delbare schooltijd van de 'Faust' heeft
overgehouden, maar die recht doet aan
de grote ritmische verscheidenheid en
de diversiteit aan vormen en stijlen in
het Duitse origineel.
"Wat dat betreft mag je Goethe in de
verste verte niet vergelijken met onze
Vondel, nog afgezien van het tijdsas
pect. Vondel bouwde zijn drama's keu
rig in alexandrijnen op en Goethe heeft
juist een enorme afwisseling in ritmiek
en structuur nagestreefd door behalve
juist de alexandrijnen, zo ongeveer alle
vormen te gebruiken die er bestaan, in
clusief proza en gedichtjes op het niveau
van Sinterklaasrijmpjes. Maar die afwis
seling werkt heel sterk door, want al die
verschillende schrijfvormen verraden
ook verschillende gemoedstoestanden
en dat maakt het veel levendiger, dan
wanneer het hele stuk in één bepaalde
ritmiek zou zijn ondergebracht. Een van
de moeilijkheden bij Vondel is het ver
mijden van de dreun, maar daar heb je
hier veel minder last van".
"Er heersen alleen enorme misver
standen over Goethe, met name hier in
Nederland. De Duitse Faust-tekst is
vaak heel simpel, platvloers zelfs en heel
rechtstreeks, maar dat wordt in Holland
altijd gewichtiger gemaakt. Het moet
'verheven poëzie' worden. Bovendien
hebben ze bij de laatste Faustvertaling
gekozen voor vrije verzen, waardoor het
hele stuk een soort Shakespeareaanse
ritmiek kreeg en veel zwaaider werd dan
die afwisselende en soms heel volkse
tekst die Goethe heeft geschreven. Die
afwisseling in de Duitse tekst is ook
functioneel, want Goethe heeft bijvoor
beeld getracht alle belangrijke figuren
zoveel mogelijk hun eigen taal mee te
geven. Dat is een essentieel literair as
pect, dat wij zoveel mogelijk hebben wil
len bewaren. In hoeverre Hent van der
Horst en ik daarin geslaagd zijn, weet ik
niet, maar ik denk wel dat we de basis
vertalingen van Adama van Scheltema
en Van Suchtelen zodanig aan het he
dendaagse taalgebruik hebben kunnen
aanpassen, dat het zonder de schrijver te
verloochenen heel acceptabel geworden
De plaatsing van het publiek op stella
ges, zodat het moet neerkijken op de
spelers, kan de indruk wekken dat de
onderwereld een belangrijke plaats gaat
opeisen.
"Gedeeltelijk. Sommige scènes spelen
zich inderdaad in een soort onderwereld
af, maar de grote kwaliteit van dit to
neelbeeld van Tom Schenk is, dat het
met verschillende belichtingen voor alle
aspecten bruikbaar is. Wel blijf je na
tuurlijk zien, dat de basis een stations
complex is, een spoorwegknooppunt.
En daar kun je dan het kruispunt van
lijnen op de grote wereldreis van Faust
in zien, iets wat naar mijn gevoel door
ajle eeuwen heengaat, maar wat in onze
voorstelling ook opgevat kan worden als
een snelle aaneenschakeling van ge-
dachtenbeelden van iemand, die even
wegdroomt, terwijl hij op een station op
de trein staat te wachten. Maar je kunt
het ook zien als aanduiding van het be
ginpunt van die reis en zelfs als een de
coratief technisch middel om een aantal
changementen te realiseren. Wat dat be
treft biedt de combinatie van toneel
beeld en Appeltheater ontzettend veel
vrijheid, ook aan de toeschouwer die op
zoek gaat naar de diepere bedoeling van
het stuk".
De oppositie Faust-Mefisto wil Hans
Croiset in grote trekken herleiden tot de
tegenstelling geest-materie:
"Mefisto is een ongelooflijke realist,
recht door zee en duidelijk in alles wat
hij doet. Faust verliest zich daarentegen
in ideaalbeelden, gedachtenconstructies
op de verkeerde plaats en mijmeringen
waar hij niet meer uitkomt. Die twee as
pecten van het menszijn, hoe filosofisch
ook, heeft Goethe in twee figuren ge
splitst en dat laat hij Faust ook zeggen:
'Twee zielen huizen in mijn borst'. In fei
te is de complete Faust de neerslag ge
worden van een heel mensenleven. Goe
the heeft er 60 jaar aan gewerkt en daar
door geeft de Faust-tragedie ons inzicht
in de ontwikkeling van een mens. Je
mag alleen niet zover gaan datje Goethe
zelf als die mens ziet. Hooguit heeft hij
zichzelf als vertegenwoordiger van die
mensheid gezien. Essentieel is die uni
versele splitsing in een handelend ele
ment, met opportunisme als drijfveer,
en.een denkend, zoekend element. Om
dat zoeken draait het hele stuk. Dikwijls
wordt de vergissing gemaakt dat Faust
zijn ziel aan de duivel verkocht zou heb
ben. Dat is orguist. Het zou Faust al van
begin af aan tot een slachtoffer maken
en dat is hij niet. De overeenkomst luidt,
dat zijn ziel aan Mefisto vervalt, als er
een moment van schoonheid en geluk
aanbreekt, dat hem er toe brengt zijn
zoeken te staken. Maar als dat uiteinde
lijk gebeurt, is het beeld vertekend" en
grijpt Mefisto te snel in, omdat hij de si
tuatie niet meer onder controle heeft.
Het zoeken ligt zo in de natuur van Faust
verankerd, dat hij ook dat ene moment
verder zal willen exploreren. Hij legt
zich nergens bij neer, maar wil overal
iets mee doen, hij zoekt voortdurend
naar een moment van opperste creativi
teit en daarom durft 'De Heer', wie dal
dan ook zijn moge, die weddenschap
met Mefisto aan. Hij weet dat de behoef
te van een denker als Faust nooit ver
vuld zal zijn. Wie thuis voor de televisie
gaat zitten en zich tevreden stelt met de
vervulling van een materiële behoefte,
krijgt de klauw in zijn nek. Faust niet".