Heilig geloof in repertoiregezelschappen 'Dit is een luilekkerland' Eddy Habbema, directeur Haagse Comedie Premières Hans Croiset met Faust-project bij De Appel ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1985 PAGINA 27 THEATERKRANT W86 Bijlage LeidschlAlphens Dagblad DEN HAAG - "Het is een schan de zoals de Nederlandse toneel scholen met jong talent om springen. De tragiek van de leer lingen zelf is al, dat ze zo nodig willen werken zoals het Werk- teater deed, en daarna het Onaf hankelijk Toneel en Discordia, zonder te beseffen dat die ac teurs in het Werkteater wel eerst een gedegen opleiding aan een toneelschool genoten en een aantal jaren bij één van de grote gezelschappen hebben gewerkt. Dat die acteurs er op een gege ven moment genoeg van kregen en iets volkomen anders wilden, doet er niets aan af, dat ze een grote dosis vakbekwaamheid en vaardigheden bezaten. Die leer lingen dreigen nu verloren te gaan voor het Nederlandse to neel en dat is op zich zelf al erg genoeg, ook voor henzelf. Maar het schandalige aspect is dat er kennelijk toneelscholen zijn die dat misverstand in stand hou den. Ik vind dat een blamage". door Paul Korenhof De bezorgdheid van Eddy Habbema, sinds enkele jaren directeur van de Haagse Comedie, geldt niet alleen de jonge acteuts die nu de boot dreigen te missen, maar ook (en vooral) zijn eigen gezelschap; dat door de situatie aan de toneelscholen ernstig gedupeerd dreigt te worden. v 'In Wankel Evenwicht' van. Edward Albee. Ontluisterende kijk op een mis lukt huwelijk. Regie: Elise Hoomans. Met o.a. Anne-Wil Blankers^Guusje Ey- bers, Lies Franken, Wim de Haas, Wim van Rooij en Trins Snijders. Première: 2 oktober 1985. 'Het einde van de wereld' van Ar thur Kopit. Moderne komedie, satire op de B-film. Regie: Willem Nijholt. Met o.a. Lies Franken en Jules Royaards. Première: 22 december 1985. 'De bruiloft van Figaro' van Pierre- Augustin Caron de Beaumarchais. Ko medie uit de tijd van Lodewijk XVI. Re gie: Pierre Laroche. Met onder andere René van Asten, Carline Brouwer, Sacha Bulthuis, Reiner Heidemann. Première: 16 oktober 1985. 'Midzomernachtsdroom' van Sha kespeare. Befaamd liefdessprookje. Re gie: Guido de Moor. Met o.a. Anne-Wil Blankers, Carline Brouwers, Guusje Ey- bers, Wim de Haas. Première: 19 maart 1986. 'Andromaque' van Jean Racine. Klassieke Franse liefdestragedie. Regie: Peter te Nuyl. Met o.a. Mirjam Grote Gansey, Trins Snijders, Kees Collen, Lu cas Dietens en Rick Nicolet Premiere: 5 maart 1986. "De aanwezigheid van een repertoire gezelschap als de Haagse Comedie vind ik van levensbelang voor het hele bestel, maar een feit is wel dat we in een isole ment zijn komen te staan, zeker ook waar het de aanmaak van nieuwe ac teurs betreft. Daarom moet het initiatief uitgaan van de repertoiregezelschappen, die voor zichzelf moeten herdefiniëren wat ze zijn en waar ze voor staan, om daar dan glashard de conclusies uit te trekken. En als ik dan vakmanschap no dig heb en dat wordt mij niet in voldoen de mate aangeleverd door de toneel scholen, dan ben ik wel gedwongen daar zelf iets aan te gaan doen. Dus hebben we hier een acteursstudio opgericht en prompt vielen de toneelscholen over ons heen. Dat was een gigantische reactie, ook in de pers trouwens. Ik heb me eerst helemaal niet gerealiseerd dat we in een soort infrastructuur zaten te wroeten en ik heb het eigenlijk ook niet als kritiek bedoeld. Aan hun beleid kan ik niets veranderen, maar als zij iets niet leveren wat ik wel nodig heb, dan zal ik daar zelf voor moeten zorgen. Dat zijn nog steeds de naweeën van '68 die bij de toneel school hebben geleid tot een soort wel- zijnssfeertje, èen ontdek-jezelf-mentali- teit. In Amsterdam is dat vooral heel sterk geweest, terwijl Maastricht door zijn relatieve isolement dat proces het traagste heeffcdporgemaakt, met het ge volg dat daar nu de best getrainde men sen vandaan komen met Arnhem als goede tweede. Maar een feit is dat wij wel nieuwe mensen met een behoorlijke dosis vakmanschap nodig hebben, want anders vergrijzen we helemaal. Kijk maar eens naar wat er de afgelopen jaren gebeurd is: de oudere generaties zijn nog steeds uitstekend vertegenwoor digd, maar op het terrein van de dertig tot veertigjarigen zijn we onderbezet". Zalen Terwijl het nieuwe seizoen nog bezig is op gang te komen, is Eddy Habbema al druk doende met de voorbereidingen voor 1986-87 met het oog op tijdige be sprekingen met spelers die op seizoen basis geëngageerd worden. Een extra moeilijkheid daarbij vormt de zalensi- tuatie, di© door het wegvallen van het HOT een verhuizing van de produkties voor een middelgrote zaal naar Diligen- tia nodig maakte. Het wachten is echter op de bouw van het nieuwe theatercen trum achter de Koninklijke Schouw burg met een kleine zaal voor ruim 120 en een middelgrote voor ruim 300 toe schouwers. "Ik weet dat heel veel mensen het met de verdwijning van het HOT erg moei-" lijk hebben gehad, maar ik denk toch dat dit - als het één en ander verwezen lijkt wordt - een erg slimme zet is ge weest, en niet alleen omdat de flexibili teit van het HOT met zijn oude kerkcon- structie toch eigenlijk maar beperkt is geweest. Je kunt hier gebruik maken van een heleboel bestaande voorzienin gen, repetitielokalen en noem maar op, wat op den duur toch een enorm econo misch voordeel kan opleveren. Dat is een heel belangrijke voorwaarde voor het voortbestaan van het toneelaanbod in Den Haag, en niet alleen in de huidige economische situatie en met de huidige wethouder voor kunstzaken". De concentratie van zalen geeft boven dien de gelegenheid het beleid op be paalde punten te intensiveren en met na me de middenzaal moet daarbij een gro te rol gaan spelen als werkterrein voor jonge regisseurs: "Ik wil dat er naast het grote repertoi re veel meer aandacht besteed gaat wor den aan het kleinere repertoire. De klei ne zaal moet gebruikt blijven worden om eigen ideeën van mensen uit te werken en als oefenterrein voor de stu dio die we vorig jaar opgezet hebben, en de middenzaal wil ik vooral gebruiken voor het ontwikkelen van regiepoten- tieel, want ik vind dat daar in het verle den te weinig aan gedaan is". Waarom is daar de afgelopen jaren dan te weinig aandacht aan besteed? "Als je dit soort dingen wilt, moetje die van be gin af aan in je beleid opnemen en heel bewust hanteren. Het moet zelfs een prioriteit hebben, maar in het verleden is het toch te vaak als sluitpost gebruikt of om gaatjes te vullen. Voor mij is het een hoofdpunt van mijn beleid. Niet om dat dat iets is waarmee je aan de weg kunt timmeren, want publieksmatig ge zien moetje het toch vooral hebben van wat er in de grote zaal gebeurt, maar het is gewoon essentieel voor je eigen voort bestaan. Daarom Jieb ik ook die studio opgericht. Als je nu niet een groep jonge mensen om je heen creëert die het over vijf of tien jaar kunnen overnemen, dan sta je over een aantal jaren met lege han den. En dan is ook dit repertoiregezel schap verdwenen, wat ik overigens rampzalig zou vinden - ongeacht of ik hier dan zelf nog zit - want ik geloof hei lig in repertoiregezelschappen". Malaise Houdt de malaise, die de Haagse Co medie in de afgelopen jaren heeft door gemaakt, ook verband met dit gebrek aan fris bloed? "Niet helemaal, maar het heeft er toch zeker wel mee te maken. We hebben hier in de afgelopen jaren veel te weinig jong acteurs- en regisseurspotentieel binnen gekregen. Daarin is pas met Romeo en Julia in combinatie met dat studio-pro ject weer een beetje verandering geko men. En dan komen we weer terug op die toneelscholèn: het is absoluut geen kwestie van gebrek aan talent, maar wel van gebrek aan techniek. Accepteer je dat, dan graaf je je eigen graf, en dus moet je ze zelf gaan bijwerken op de punten waarop ze onvoldoende door de toneelscholen getraind worden. We moeten wel. We hebben daarom spraak lessen en een all-round-stemtraining verplicht gesteld, want op dit punt is de opleiding soms echt abominabel. Daar naast zijn er bewegingstrainingen, inge deeld in blokken die toegespitst kunnen zijn op een bepaalde produktie, dus bij- voorbeeld een schermperiode als je naar Romeo en Julia gaat toewerken en bo vendien hebben we lessen georgani seerd bij acteurs van het gezelschap. 1 Die acteurs mochten ze in eerste in stantie zelf uitkiezen en ook wat ze met die mensen wilden doen, en dat is erg leuk geworden. Bij die oudere generatie zit namelijk enorm veel talent, maar het probleem van Den Haag is dat we hier geen toneelschool in de buurt hebben en dat de jneesten nooit les hebben gege ven, waardoor gigantische kwaliteiten op dit gebied in feite verloren gaan. Bo vendien koos men over het algemeen het werken aan teksten, dus zowel het analyseren als het zeggen. De één kwam uit Maastricht en had nog nooit aan een Griekse tragedie gewerkt en de ander had nog nooit een stuk van Shakespeare gedaan, en mensen die uit Amsterdam kwamen hadden nog nooit iets van wat dan ook gedaan". Is het de bedoeling dat door dat op kweken van regisseurs óok zoiets als een specifieke HC-stijl wordt geconser veerd? "In principe proberen we die projec ten zo te kiezen dat ze niet precies in de lijn van de Haagse Comedie liggen, want dan is het gevaar veel te groot dat elk initiatief wordt doodgeslagen en dat er een groot Haagse-Comedie-keurstempel op wordt gedrukt. Maar we zoeken wel mensen uit van wie we de indruk heb ben, dat ze zich in de toekomst zoudén kunnen ontwikkelen naar een repertoire en een stijl die bij ons gezelschap past. Heel veel dingen die ik elders zie, vooral bij F-Act, liggen mij helemaal niet en die moeten we hier ook vooral niet doen. Dat is daar allemaal zo vormgericht, zo weinig warmbloedig, zo weinig op de ac teur gericht en met een kilheid en traag heid waar je eng van wordt". Incidenteier Maar dat neemt niet weg, dat die stijl die jou voor ogen staat dikwijls maar heel matig is ontvangen en dat het pu bliek het soms: flink heeft laten afwe ten "Dat is waar. Het is allemaal incidente ier geworden met een paar hoogtepun ten die volle zalen trekken en waarvoor we af en toe ook nog een goede recensie kregen, zoals 'De Troonsafstand' in het afgelopen seizoen. Dat was de HC-stijl op zijn best, sober, niet aanstellerig, goed op de acteur gericht, thematisch in teressant en aantrekkelijk voor het pu bliek. Dat lukte bij 'De komst van de schorpioen' totaal niet, en of dat nou mijn fout was of die van het stuk of van de acteurs, maar na drie scènes voelde je de aandacht al verslappen en merkte je dat het publiek zich er absoluut niet meer bij betrokken voelde". "Bij die malaise speelt niet alleen mee dat repertoiregezelschappen als de Haagse Comedie binnen het toneelbe- stel in een soort isolement zijn geraakt, piaar ook het repertoireprobleem. Een gezelschap als dit drijft op het grote we reldrepertoire. Ik denk dat we de stuk ken uit de afgelopen jaren die we had den moeten hebben, ook inderdaad ge had hebben, maar met 'Amadeus', 'Kin deren van een mindere god','De troons afstand' en nog een paar was de koek op. En dan moet je dus 'De Ambassa deur' en 'De komst van de schorpioen' gaan spelen, stukken die op papier wel in onze lijn liggen, maar waar toch een smaakje aan zit dat ons 'niet ligt en ons publiek kennelijk ook niet. De tijd dat er elk jaar wel een goede Anouilh of een goede Albee verscheen, is voorbij. Ik zie gelukkig weer een kentering, al is de wens daarbij misschien de vader van de gedachte. Maar het Duitse repertoire van de afgelopen jaren, dat wel heel wat heeft opgeleverd, ligt niet in ónze lijn, de Engelsen kenden alleen maar proble men en ellende, en de Fransen zijn zo zwaar op de hand geworden, dat ze zelfs op Nederlanders gingen lijken. Dus moesten we onze stukken ergens anders vandaan halen, met alle gevolgen van Eddy Habbema: 'Als wijfalen is dat vreselijk'. dien. Je kunt natuurlijk wel gaan terug grijpen op successen van vroeger, maar de tijd is niet blijven stilstaan en sommi ge dingen kunnen nu echt niet meer. Je moét gewoon regelmatig met iets s komen". Kritiek "Maar een factor die zeker ook heeft meegespeeld is de kritiek. Als er jaar-in, jaar-uit in kranten, tijdschriften en rap porten van de Raad voor de Kunst ge duwd en geschopt wordt tegen alles wat je doet, ontstaat er toch een gevoel van "misschien doen we het wel fout" en wat krijg je dan: er ontstaat, zelfs volkomen onbewust, een neiging om je toch maar een beetje te gaan aanpassen, met daar naast ook een gevoel van onzekerheid. Het gevolg is dat je het vertrouwde re pertoire niet meer met dezelfde vitaliteit brengt als vroeger en dat je bij de nieu we dingen toch een beetje gaat aftasten op terreinen, die je eigenlijk niet liggen. Daarom zijn we nu weer met duidelijke lijnen gekomen die we in de volgende seizoenen willen doortrekken: een (Frans) blijspel aan het begin en daarna een klassieke tragedie, een Shakespeare en voor de liefhebbers een 'moeilijk' stuk. Je bent repertoiregezelschap of je bent het niet, en ik vind dat de Haagse Comedie als repertoiregezelschap ook de plicht heeft een zo breed mogelijk re pertoire te brengen met centraal daarin de stukken, die de specifieke kracht van dit gezelschap zijn: jie Shakespeares, de Franse blijspelen en de Goldoni's, want daar gaan we zeker oolr mee door. Met zo'n repertoire moeten we stand zien te houden, zelfs al zijn we de enigen in Ne derland. Niet omdat wij de wijsheid in pacht hebben of omdat wij het ontzettend goed doen, maar omdat er iets is wat wij kunnen en waar wij ook in geloven. Ex treme herinterpretaties zijn onze stijl niet en die moeten wij dus ook aan ande ren overlaten. We kunnen wel met z'n allen op het toneel "Ajax! Ajax!" gaan staan roepen, en daarmee zullen we mis schien nog wel aandacht trekken ook, maar onze stijl is subtieler en dat moeten we vasthouden en proberen te verbete ren, want wij worden ook al extremer! Kaasschaaf Laten ze blij zijn dat er nog één gezel schap is, dat deze speelstijl in stand wil houden, want als wij falen is dat vrese lijk. Niet alleen voor ons, maar voor het hele Nederlandse toneel. Wat er op het ogenblik bij het Publiekstheater ge beurt, vind ik doodeng, maar juist daar om moeten we doorgaan, want als het Publiekstheater in elkaar stort, staat er hier nog één rare ijsbergpunt waar de grote kaasschaaf van de tolerantie en de nivellering zo nodig overheen moet. Het is nu eenmaal mode om grote instituten stevig aan te pakken, maar als de Haagse Comedie er niet meer is en niet meer te gen de verdrukking in kan standhou den, gaat die kaasschaaf ook over een heleboel andere dingen heen. Dat garan deer ik je!" - Hans Croiset: 'Er heersen veel misverstanden over Goethe' SCHEVENINGEN - Trouwe bezoekers van het Appeltheater zijn er al lang aan gewend, dat de grote zaal de ene verandering na de andere ondergaat, maar toch zal menigeen weer verrast zijn door de rigoureuze ingrepen die regisseur Hans Croiset en decorontwerper Tom Schenk voor Goethe's 'Faust' noodzake lijk achtten. door Paul Korenhof Op het speelvlak, dat vrijwel de gehele vloer beslaat, bevindt zich een patroon van heuse rails en wissels met op een open ruimte daartussen een heuvelpartij die deels uit zand, deels uit grove kiezels zal komen te bestaan. Voor publiek is er letterlijk geen plaats meer en dus is er om het speelvlak heen een stellage ge bouwd, een steiger met planken vloeren, waarop straks de toeschouwers kunnen plaatsnemen. In die entourage zullen eind november, na drie maanden onon derbroken repeteren, de eerste voorstel lingen gegeven worden van een speciaal voor deze gelegenheid vervaardigde Faust-bewerking, waarbij de beide de len van Goethe's tragedie zijn samenge bracht tot" één reusachtige, meer-dan- avondvullende voorstelling. Voor Hans Croiset betekent dat de verwezenlijking van een lang gekoester de wens onder unieke omstandigheden. "Nog afgezien van het feit dat dit pro ject voor mij als manna uit de hemel komt, zodat ik niet in een kuil val na twaalf jaar Publiekstheater, biedt Erik Vos mij hier iets aan wat geen enkele re gisseur ooit heeft gekregen en wat hij ook zichzelf nooit heeft gegeven. Drie maanden lang repeteren met een gezel schap, dat niet speelt en niet reist, een technische ploeg die dag en nacht tot mijn beschikking is, vanaf de eerste dag in de zaal en in het decor werken, dat vind je nergens. Natuurlijk heb ik er zelf ook toe bijgedragen om te zorgen dat dat kon, maar de omstandigheden zijn er naar en ik vind het fantastisch dat mij die kans nu geboden wordt. Voor een re gisseur is dit een luilekkerland". De 'Faust I' is na de oorlog nog wel eens een enkele keer in Nederland te zien geweest, maar de 'Faust II' wordt algemeen als onspeelbaar beschouwd en een absoluut complete uitvoering daar van zou al stof genoeg bieden voor twee avondvullende voorstellingen. Het plan om de beide delen voor het eerst in de Nederlandse theatergeschiedenis terug te brengen tot één voorstelling (overi gens wel met een lengte die een flinke maaltijdpauze gewenst maakt) mag op zichzelf al pretentieus zijn, het bracht bovendien de noodzaak van een grondi ge tekstbewerking met zich mee. In sa menwerking met Appel-dramaturg Hent van der Horst heeft Croiset de ruim twaalfduizend regels van Goethe daar om teruggebracht tot minder dan de helft, waarbij het sterkst het mes moest worden gezet in het allegorisch opgezet te tweede deel. Enkele scènes moesten zij daarbij "met pijn in het hart" schrap pen en sommige bevonden zich zelfs "op de rand van wat je wel en niet mag weg laten". Op basis van de vertalingen van C.S. Adama van Scheltema en Nico van Suchtelen is bovendien gestreefd naar een tekst, die mogelijk niet beantwoordt aan het "verheven literaire beeld" dat de gemiddelde Nederlander sinds zijn mid delbare schooltijd van de 'Faust' heeft overgehouden, maar die recht doet aan de grote ritmische verscheidenheid en de diversiteit aan vormen en stijlen in het Duitse origineel. "Wat dat betreft mag je Goethe in de verste verte niet vergelijken met onze Vondel, nog afgezien van het tijdsas pect. Vondel bouwde zijn drama's keu rig in alexandrijnen op en Goethe heeft juist een enorme afwisseling in ritmiek en structuur nagestreefd door behalve juist de alexandrijnen, zo ongeveer alle vormen te gebruiken die er bestaan, in clusief proza en gedichtjes op het niveau van Sinterklaasrijmpjes. Maar die afwis seling werkt heel sterk door, want al die verschillende schrijfvormen verraden ook verschillende gemoedstoestanden en dat maakt het veel levendiger, dan wanneer het hele stuk in één bepaalde ritmiek zou zijn ondergebracht. Een van de moeilijkheden bij Vondel is het ver mijden van de dreun, maar daar heb je hier veel minder last van". "Er heersen alleen enorme misver standen over Goethe, met name hier in Nederland. De Duitse Faust-tekst is vaak heel simpel, platvloers zelfs en heel rechtstreeks, maar dat wordt in Holland altijd gewichtiger gemaakt. Het moet 'verheven poëzie' worden. Bovendien hebben ze bij de laatste Faustvertaling gekozen voor vrije verzen, waardoor het hele stuk een soort Shakespeareaanse ritmiek kreeg en veel zwaaider werd dan die afwisselende en soms heel volkse tekst die Goethe heeft geschreven. Die afwisseling in de Duitse tekst is ook functioneel, want Goethe heeft bijvoor beeld getracht alle belangrijke figuren zoveel mogelijk hun eigen taal mee te geven. Dat is een essentieel literair as pect, dat wij zoveel mogelijk hebben wil len bewaren. In hoeverre Hent van der Horst en ik daarin geslaagd zijn, weet ik niet, maar ik denk wel dat we de basis vertalingen van Adama van Scheltema en Van Suchtelen zodanig aan het he dendaagse taalgebruik hebben kunnen aanpassen, dat het zonder de schrijver te verloochenen heel acceptabel geworden De plaatsing van het publiek op stella ges, zodat het moet neerkijken op de spelers, kan de indruk wekken dat de onderwereld een belangrijke plaats gaat opeisen. "Gedeeltelijk. Sommige scènes spelen zich inderdaad in een soort onderwereld af, maar de grote kwaliteit van dit to neelbeeld van Tom Schenk is, dat het met verschillende belichtingen voor alle aspecten bruikbaar is. Wel blijf je na tuurlijk zien, dat de basis een stations complex is, een spoorwegknooppunt. En daar kun je dan het kruispunt van lijnen op de grote wereldreis van Faust in zien, iets wat naar mijn gevoel door ajle eeuwen heengaat, maar wat in onze voorstelling ook opgevat kan worden als een snelle aaneenschakeling van ge- dachtenbeelden van iemand, die even wegdroomt, terwijl hij op een station op de trein staat te wachten. Maar je kunt het ook zien als aanduiding van het be ginpunt van die reis en zelfs als een de coratief technisch middel om een aantal changementen te realiseren. Wat dat be treft biedt de combinatie van toneel beeld en Appeltheater ontzettend veel vrijheid, ook aan de toeschouwer die op zoek gaat naar de diepere bedoeling van het stuk". De oppositie Faust-Mefisto wil Hans Croiset in grote trekken herleiden tot de tegenstelling geest-materie: "Mefisto is een ongelooflijke realist, recht door zee en duidelijk in alles wat hij doet. Faust verliest zich daarentegen in ideaalbeelden, gedachtenconstructies op de verkeerde plaats en mijmeringen waar hij niet meer uitkomt. Die twee as pecten van het menszijn, hoe filosofisch ook, heeft Goethe in twee figuren ge splitst en dat laat hij Faust ook zeggen: 'Twee zielen huizen in mijn borst'. In fei te is de complete Faust de neerslag ge worden van een heel mensenleven. Goe the heeft er 60 jaar aan gewerkt en daar door geeft de Faust-tragedie ons inzicht in de ontwikkeling van een mens. Je mag alleen niet zover gaan datje Goethe zelf als die mens ziet. Hooguit heeft hij zichzelf als vertegenwoordiger van die mensheid gezien. Essentieel is die uni versele splitsing in een handelend ele ment, met opportunisme als drijfveer, en.een denkend, zoekend element. Om dat zoeken draait het hele stuk. Dikwijls wordt de vergissing gemaakt dat Faust zijn ziel aan de duivel verkocht zou heb ben. Dat is orguist. Het zou Faust al van begin af aan tot een slachtoffer maken en dat is hij niet. De overeenkomst luidt, dat zijn ziel aan Mefisto vervalt, als er een moment van schoonheid en geluk aanbreekt, dat hem er toe brengt zijn zoeken te staken. Maar als dat uiteinde lijk gebeurt, is het beeld vertekend" en grijpt Mefisto te snel in, omdat hij de si tuatie niet meer onder controle heeft. Het zoeken ligt zo in de natuur van Faust verankerd, dat hij ook dat ene moment verder zal willen exploreren. Hij legt zich nergens bij neer, maar wil overal iets mee doen, hij zoekt voortdurend naar een moment van opperste creativi teit en daarom durft 'De Heer', wie dal dan ook zijn moge, die weddenschap met Mefisto aan. Hij weet dat de behoef te van een denker als Faust nooit ver vuld zal zijn. Wie thuis voor de televisie gaat zitten en zich tevreden stelt met de vervulling van een materiële behoefte, krijgt de klauw in zijn nek. Faust niet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 27