van Umberto Eco: een obsessie voor groteske zaken B O N Beeld van katholieke arbeidersbond DE KEER Chodasevitsj is een ontdekking Kleurrijke thrillers zandvliet BOEKHANDEL BV DONDERDAG 15 AUGUSTUS 1985 PAGINA 15 Wie in de catalogus van een ex positie een bespreking wil schrij- i moet aan zekere voorwaar den voldoen. Men dient een in tellectueel beroep uit te oefenen - kernfysici en biologen zijn ge liefd -, men dient een telefoon op eigen naam te hebben en men moet een zekere bekendheid ge nieten, die in geografische om vang groter is dan het gebied dat door de expositie wordt bestre ken. Bekendheid op provinciaal niveau voor een stadje van min der dan 70.000 inwoners, op na tionaal niveau voor een provin ciehoofdstad, op Wereldniveau voor de hoofdstad van een soeve- ïe Staat, met uitzondering van San Marino en Andorra. Bovenstaande bewering is af komstig uit 'De alledaagse on werkelijkheid', een verzameling essays van Umberto Eco. Als het ar is wat hij schrijft, komt hij sinds het succes van 'De naam i de roos' in aanmerking om de eerstkomende wereldtentoon stelling te mogen openen. Hoe wel, misschien zou hij nog beter op zijn plaats zijn als ceremonie meester tijdens de Olympische Spelen in Seoel. Want een vol gende voorwaarde die hij stelt is dat de reikwijdte van de kennis van de bespreker die van moge lijke kijkers/kopers niet te boven mag gaan. Van sport heeft Eco geen kaas gegeten. Hij geeft grif toe dat hij vroeger zo'n jongetje was dat bij het zien van een voetbal snel de andere kant opkeek, Toch schrijft hij soms over sport. Over de wereldkampioenschappen voetbal in Argentinië en over 'Praatsport': de gesprekken over sportieve prestaties van anderen tussen mensen di e zelf geen stap te veel zetten. Wie een kassucces als 'De ïaam van de roos' op zijn gewe ten heeft is voor een uitgever zijn gewicht in goud waard. Eco, die het essay 'Lende-ellende' ont hult pas sinds kort weer in staat te zijn zich-in de grootste maat confectie-spijkerbroek te wrin gen, is dat des te meer. Uitgeverij Bert Bakker zinspeelt met het fo tootje op de achterkant van het boek voorzichtig op 's mans be kendheid: het heeft de vorm van een tv-toestei. Zonder 'De naam van de roos' zou 'De alledaagse onwerkelijk heid' vermoedelijk nooit in Ne derland zijn uitgebracht. Het is een keuze van de auteur uit stuk ken die tussen 1963 en 1983 ver schenen in Italiaanse bladen als de Corriere della Sera, L'Espres- en Alfabeta. Eco doceert se miotiek (leer van tekens) aan de universiteit van Bologna. Het is n, ook in ons land, «goed ge bruik dat wetenschappers in bla den de ruimte krijgen uit de los- se pols kanttekeningen te plaat sen bij onderwerpen die niet di rect iets met hun eigen werkter rein van doen hebben. Tempelmoord Eco heeft één duidelijk voor beeld: de 'Mythologieën' van de Franse semioloog Roland Bar- thes. Ook dat was een bundeling van columns in dagbladen. Bar- thes had vooral belangstelling voor heel alledaagse zaken: een nieuw model van Citroën, een toeristische gids, een worstel wedstrijd, reclame voor wasmid delen. Daarin zocht hij naar te kens die aanwijzingen zouden kunnen geven over een onderlig gende ideologie. Bij Eco ligt het omgekeerd: hij schrijft juist over de uitzonderingen op de regel. In essays over de Rode Brigades, de tempelmoord in Brits Guyana, de Royal Wedding van prins Charles met Lady Diana, de cul tus van de Orixa's in Brazilië en de robots van Disneyland uit zich een geobsedeerdheid door het groteske. Eco toont zich in zijn essays in de eerste plaats een goed obser vator. Hij doorspekt zijn verhan-, delingen met veel aardige we tenswaardigheden - wist u dat het lijk van Thomas van Aquino te zwaar was om van de trap te dragen? - en weet die knap te combineren. Die redden de es says, ook als de analytische diep gang niet erg groot is. Zo zijn de verhandelingen over massacom municatie niet veel meer dan een actualisering van Marshall McLuhan's 'the medium is the message'. Opmerkingen over de tails als cameravoering en regie maken deze stukken toch be langwekkend. De essays zijn in zes delen ge groepeerd. Het eerste deel boei de me het meest. Het behandelt grof gezegd de volkse esthetiek in de Verenigde Staten: een reis langs imitaties van Venetiaanse paleizen en met kunstreproduk- ties aangeklede begraafplaatsen, langs driedimensionale naboot singen van het Laatste Avond maal van Da Vinei en nagebouw de spookstadjes. Eco verwerpt de verhevigde werkelijkheid die hij overal aantreft niet, maar put uit de confrontatie ermee juist inspiratie om de Europese hang naar authenticiteit ter discussie te stellen. Zoals te verwachten was, heb ben veel bijdragen de midde leeuwen als onderwerp. 'De naam van de roos' had al duide lijk gemaakt dat het trekken van paralellen tussen die tijd en de onze een van de favoriete bezig heden van Eco is. Een heel deel van de bundel is hieraan gewijd. Hij toont zich soms nogal rigou reus in het aanwijzen van over eenkomsten. Minstens één persoon doet Eco onrecht. In 'Het komische en de regel' komt Madame Bovary, de hoofdpersoon in de gelijknamige roman van Flaubert ter sprake. Eco voert haar op als een burger vrouw, die zelfmoord pleegde uit berouw om haar overspel. Niets is minder waar: ze greep naar de arsenicum omdat het leven haar niet bood wat zij ervan had ver wacht en ook haar minnaars haar intense verveling niet konden verdrijven. Deze bundel maakt benieuwd naar de opvolger. Want nu Eco een beroemd romanschrijver is, maakt hij zelf deel uit van de we reld van de fenomenen, die gro ter zijn dan het leven zelf. Hij is niet langer alleen intellectueel waarnemer in de kantlijn, maar nu ook troetelkind van de media en daarmee potentieel studieob ject voor zichzelf. Scriptie Enkele weken na deze essay bundel is het in 1977 in Italië ver schenen 'Hoe schrijf ik een scrip tie' in Nederlandse vertaling uit gebracht. Dit is een praktische handleiding, waarin de hele pro cedure overzichtelijk en gede tailleerd wordt behandeld, van de keuze van het onderwerp en het zoeken en verwerken van materiaal tot het gebruik van voetnoten, aanhalingstekens en het Russsiche alfabet. De vele voorbeelden getuigen van Eco's belezenheid en zijn even zovele uitdagingen tot nader onder zoek. Dit boek is niet alleen han dig voor wie nog moet afstude ren, maar voor iedereen die zich systematisch in een onderwerp wil verdiepen en daarover ook wil publiceren. 'De alledaagse onwerkelijkheid', essays van Umberto Eco, 29,90 gul den, uitgeverij Bert Bakker. 'Hoe schrijf ik een scriptie', Um berto Eco, ƒ29,90, uitgeverij Bert Bakker). ARIEJAN KORTEWEG Als ik zijn uitgever mag geloven i waarom niet? - is Douglas Terman in Amerika stormachtig toegejuicht nadat hij met 'Het spel met de hulzen' op de prop pen was gekomen. 'Als dit geen bestseller wordt is er iets niet in orde met het lezend publiek', schreef de recensent van The He rald Post zelfs. Wat gezwollen zo'n opmer king, maar Termans verhaal heeft inderdaad veel om een breed publiek te kunnen beha gen. Vaart, avontuur, een tikkel tje romantiek en een reële poli tieke achtergrond. Het verhaal speelt zich af op het roerige Cuba l begin jaren zestig. Fidel Ca stro heeft net de macht overge nomen van dictator Batista. De scherpe politieke tegenstel lingen drijven een wig tussen de rijke Cubaan Julio en de Noorda- merikaanse indiaan Brocassie, die als broers zijn opgegroeid. Julio wordt hoofd van de Ca stro's cpntra-spionagedienst en krijgt zijn opleiding in Moskou. Terug op Cuba vindt hij zijn door Amerika gecharterde 'halfbroer' tegenover zich. En tussen hen in staat de beeldschone Alicia, hartsvriendin van beiden. Bei den ontdekken ook de bedoeling van de Russische hulp aan Cuba: een kernraketbasis in de voor tuin van Amerika inrichten. Vijfeneenhalfhonderd bladzij den heel kleine lettertjes heeft Terman nodig om de omstandig heden te schetsen, de politieke verhoudingen aan te geven, de achtergronden duidelijk te ma ken, de sterk uiteenlopende MIMJIUIU hoofdpersonen te karakteriseren en de mannen in hun strijd te volgen. Zoals zovele schrijvers voert ook hij bekende persoonlijkhe den ten tonele, waardoor werkelijkheid en fictie onont warbaar door elkaar worden ge husseld. Maar het is evident dat Terman over een zeer levendige fantasie beschikt, want het staat vast dat de zaken nooit zo zou den hebben kunnen gaan als hij vertelt dat ze zijn gegaan. Alles bij elkaar is het een kleurrijke aan elkaar geregen reeks wilde - en soms wrede - avonturen, waarbij een nogal persoonlijk ingekleurd stuk ge schiedenis voor een fascinerende achtergrond zorgt. 'Het spel met de hulzen' door Douglas Terman, verschenen bij Bruna en Zoon. Prijs 24,90. Te ingewikkeld 'Regisseur van de dood' is een spionageroman van Peter Evans, die het allemaal erg ingenieus in elkaar heeft gedraaid. Zo inge wikkeld, dat het af en toe moei lijk is er een touw aan vast te knopen. Alle concentratie is no dig om de draad van het verhaal te kunnen volgen. Daar komt nog bij dat de ver schillende hoofdpersonen echt geen hele zin zullen zeggen als ze aan een halve voldoende denken te hebben, de rest moet de wat minder ingewijde lezer maar ra den. Om het allemaal nog comple xer te maken speelt het ongetwij feld intelligente verhaal van el kaar beconcurrerende geheime diensten zich af op vele plaatsen: Moskou, Venetië, Londen en ook nog Val d'Isère. Het zal wel leuk zijn, maar het kon mij niet boeien. En de hoofdrolvertolkers bleven voor mij marionetten, zel den werden zij mensen van vlees en bloed. Te kunstig is ook niet goed. 'Regisseur van de dood' door Peter Evans, verschenen bij Sijthoff. Prijs 26,50. geen echte 'held', die de hoofdrol vertolkt. Integendeel, een wat aarzelende, aan zichzelf twijfe lende en door de dood van zijn vrouw gebroken jonge wijnharu delaar, die letterlijk per ongeluk temidden van een drankfraude terecht komt. Dat verschrikkelijke ongeluk in een feesttent aan het begin is weliswaar knap beschreven, maar er een beetje met de haren bijgesleept. Een wat willekeuri ge inleiding om de hoofdperso nen te kunnen plaatsen. Dat is Vuurdoop Na een dergelijk boek is het ge woon een verademing het nieuw ste verhaal van Dick Francis ter hand te kunnen nemen. Niet dat 'Vuurdoop' nu het beste is dat hij in zijn lange reeks van elk-jaar- een-boek heeft geproduceerd - hij gaat zich ditmaal een beetje teveel te buiten aan detailbe schrijving - maar alles wat hij schrijft is gewoon te begrijpen. In recht-toe-recht-aan zinnen vertelt hij wat hij te vertellen heeft. Ook ditmaal is het weer Dick Francis. een van die dingen die men Fran cis zou kunnen verwijten. Het is allemaal zo bij elkaar geharkt. Dat geldt ook voor de paarde- races, die weer van de partij moe ten zijn. Een boek van Francis zonder paarden kan niet. Een deel van de drankzwendel speelt zich dus af op een renbaan. Maar met hetzelfde gemak en wellicht wat logischer had Francis een andere lokatie kunnen kiezen. Maar ja, de liefhebbers van Fran cis' boeken - en dat zijn er nogal wat - weten maar te goed, dat dit het handelsmerk is van deze voormalige jockey. Een handels merk dat hem geen windeieren heeft gelegd, hij is er miljonair mee geworden. Wat op zichzelf niet derlijk is, want zelfs als men dit wat minder geslaagde produkt leest, dan nog blijft men geboeid door de simpele, maar altijd tref fende verteltrant, die Francis constant weet te handhaven. Natuurlijk loopt alles goed af. Natuurlijk herstelt onze 'held' van alle onderweg opgelopen schade. Natuurlijk begrijpt hij aan het einde ook dat hij niet zo lafhartig is als hij dacht dat hij was. Het is allemaal erg braaf. Maar het is zo gaaf geschreven en het leest zo lekker. Daarom ben ik ook zo'n fan van Francis's ver halen. 'Vuurdoop' door Dick Francis, ver schenen bij De Arbeiderspers in de serie Crime de la Crime. Prijs 24,90. KOOS POST Vladislav Chodasevitsj is een ontdekking. Een Russische schrijver (1886-1939) uit de eer ste golf van Sovjet-Russische emigratie, een sceptisch wat somber en soms venijnig type, een afstandelijke maar scherp observerende en formulerende buitenstaander, die zijn belang rijkste gedichten heeft geschre ven tussen 1916 en 1926 en gepu bliceerd in Berlijn en Parijs. Zijn heldere gedichten smaken naar gal en as en roepen de ver moeidheid en verveling van het leven op. "Ons hart dorst naar de dood" schrijft Chodasevitsj. Maar dat hart wordt soms ge troost door het vermoeden van een ander bestaan, al dan niet ge holpen door een zekere alcoholi sche bedwelming. Ook de aan hankelijkheid van een dier (een apin, een kater) wil wel eens ver lichting schenken in het leven. Vladislav Chodasevitsj. Van de gedichten van Choda sevitsj - wiens werk in de Sowjet- Unie verboden is - bestaan sinds kort twee Nederlandse vertalin gen. In Europese nacht heeft Jan Paul Hinrichs, docent Slavische talen aan de Leidse Universiteit en onvermoeibaar promotor van schrijvers uit de Sowjet-Russi- sche emigratie, zijn vertalingen verzameld van drie Russische ballingen, onder wie Chodase vitsj. De andere, Het glas dat geen leugens verdraagt, is van Marko Fondse, de briljante en bekroonde vertaler van o.a. Ma- jakovski en Boelgakov. Van de meer dan honderd gedichten van Chodasevitsj heeft Hinrichs er 34 vertaald en Fondse 24; 8 gedich ten hebben ze alle twee gedaan. Fondse geeft bovendien de Rus sische tekst. Ik ben het Russisch niet mach tig, maar uit vergelijking blijkt toch al veel van het verschil in vertaalmethode: Hinrichs pro beert een zo precies en helder mogelijke vertaling in proza te geven van de betekenis van het origineel en ziet af van het na bootsen van rijm en metrum. Toch zijn deze aspecten ook vol gens Hinrichs heel belangrijk bij een dichter als Chodasevitsj. Fondse heeft zijn doel hoger gesteld en geprobeerd ook voor rijm en metrum een equivalent in het Nederlands te vinden. In het algemeen streeft hij naar een mooier taalgebruik dan Hin richs: een herschepping in een andere taal. Dat levert mooie vondsten op, maar ook onduide lijkheden die slechts opgelost kunnen worden door Hinrichs te raadplegen. Toch bereikt Fondse met enkele gedichten prachtige resultaten, bv. in 'Ballade' van 1921, een ook in het Nederlands fraai gedicht. Hoe knap zijn pres tatie hier is, blijkt niet alleen uit vergelijking met Hinrichs, maar ook met een Duitse vertaling uit 1956 van Johannes von Guenther die hetzelfde in het Duits heeft geprobeerd als Fondse in het Ne derlands. Behalve vertaler uit het Rus sisch (en het Bulgaars) is Jan Paul Hinrichs ook redacteur De Stichting De Lantaarn. In de Cahiers van De Lantaarn (No. 11) j publiceerde hij een paar jaar ge leden voor het eerst negentien vertalingen van Chodasevitsj. De Cahiers, zeer eenvoudig en infor meel, maar netjes uitgegeven boekjes van 30 a 60 pagina's, be vatten vertalingen uit exotische taalgebieden, meest uit Slavi sche talen, maar ook uit het Por tugees, Chinees, Sanskrit en Pa- li. Gerenommeerde vertalers als' August Willemsen en W.L. Ide- ma werken aan de serie mee. Vaak fungeren de Cahiers als een soort proeftuin: de erin gepubli ceerde vertalingen worden dan later in gewijzigde, verbeterde vorm gepubliceerd bij een offi ciële uitgever. Af en toe ver schijnt er ook oorspronkelijk Ne derlands werk zoals een bloemle zing uit de gedichten van Con- stantijn Huygens (1596-1687) of een verhaal van J.M.A. Biesheu vel. Binnenkort verschijnen een bibliografie van de verspreide publikaties van Biesheuvel en vertalingen van Chinese gedich ten door Idema en van de gedich ten van Pasternak in Dokter Zji- vago door Hinrichs. De Cahiers zijn goed en goed koop en dus alleszins de moeite waard om je op te abonneren (door een briefkaar te sturen naar Burggravenlaan 100 in Lei den. Vaak zijn de Cahiers ook nog geïllustreerd; de portretten door Joeri Annenkov van Russi sche schrijvers bv. zijn werkelijk schitterend. Chodasevitsj is niet alleen een belangrijk dichter, maar ook een begenadigd prozaschrijver. Eveneens bij de Stichting De Lantaarn verscheen in een verta ling van Yolanda Bloemen en Marja Wiebes Necropolis, Cho dasevitsj' herinneringen aan de Russische schrijvers Blok (1880- 1921), Gorki (1868-1936) en Goe- miljev (1886-1921); bentgenoot van Achmatova en Mandelstam; gedichten van hem zijn gepubli ceerd als Cahiers van De Lan taarn (No. 28). De portretten van deze auteurs zijn met liefde en hoffelijkheid getekend, maar zo vlijmscherp en onthullend dat er op van toe passing is wat Chodasevitsj dichtte: "Ik word ouder, krom - maar spaar/ alles, wat ik zo teder haat/ en zo venijnig liefheb". De kwaliteit van deze portretten is alleen maar te vergelijken met die van Canetti in de delen van zijn autobiografie. Over Gorki schrijft Chodasevitsj uitgebreid, in een objectieve maar dodelijke trant: "Zijn houding jegens de leugen en de leugenaars was voorkomend en voorzichtig. Nooit heb ik gemerkt dat hij ie mand ontmaskerde of een leu gen aan de kaak stelde, al was die. nog zo brutaal of onhandig. Hij* was inderdaad goed van vertrou wen maar daarbij speelde hij ook nog de goedgelovige". CHRISTIAAN VISSER - Vladislav Chodasevitsj. Het glas dat geen leugens verdraagt (Tweede Ronde reeks 2). Vertaald door Marko Fondse. Met een nawoord van K.1 het Reve. Uitgeverij Bert Bakker, 1985, 19,90. - Europese nacht. Gedichten van Vladislav Chodasevitsj, Georgij Iva- nov, Boris Poplavskij. Keuze, verta ling en nawoord van Jan Paul Hin richs. Uitgeverij Gerards, 1984. twee de druk, 30,-. - Vladislav Chodasevitsj. Herinne ringen uit Necropolis. Uit het Rus sisch vertaald door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes (Cahiers van De Lan taarn No. 31). Te bestellen bij Stich ting De Lantaarn, Burggravenlaan 100, 2313 HX Leiden, ƒ5.90 ƒ1,60 verzendkosten op postgironummer 5512634 van bovengenoemde stich ting. De Heren geestelijken zetten be gin deze eeuw alles op haren en snaren om hun katholieke 'on derdanen' te behoeden voor 'de verderflijke invloed van het so cialisme'. Dat wordt ons weer eens duidelijk gemaakt door de KRO-serie Dagboek van een her dershond. Een beeld dat beves tigd wordt door de onlangs ver schenen, populaire brochure 'Zien. oordelen en handelen' van de Katholieke Werkende Jonge- Maar ook vanuit de weten schap wordt die stelling nog eens ADVERTENTIE BOEKHANDEL LEIDEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina besproken boeken zijn bij ons dlrekt lever baar, óf vla onze TERMINAL te bestellen en dan binnen drie da- gen verkrijgbaar. bewezen. Dat mag blijken uit het verschenen boek 'Katholieke ar beidersbeweging'. Terwijl nota bene deze NKV zich tachtig jaar na de oprichting vrijwillig opheft en fuseert met het NVV tot het FNV. Datzelfde geldt voor de Ka tholieke Werkende Jongeren. In het jaar van opheffing (1981) blikte het NKV terug op de ge schiedenis. Het gold de laatste 40 jaar, "want de eerste 60 jaar wa ren genoegzaam in gedenkboe ken terug te vinden". Dit jaartal was mede gekozen, omdat 40 jaar tevoren (1941) het RK Werklie denverbond, de voorloper van KAB en NKV, door de Duitsers was opgeheven; en omdat 50 jaar daarvoor (1891) de beroemde en cycliek van paus Leo XIII "Re- rum novarum" was verschenen en de eerste katholieke vakbond, de rk. Twentse fabrieksarbei- dersbond, door de legendarische dr. A. Ariëns was opgericht. De top van het NKV voncf dit gedenkboek te mager. Zij gaf daarom het Katholieke Docu mentatie Centrum opdracht tot het schrijven van een weten schappelijk verantwoord histo risch werk over de katholieke ar beidersbeweging, "teneinde het erfgoed van de beweging althans in historische zin veilig te stel len". Het kwam tot stand onder lei ding van de directeur van het centrum, dr. J. Roesen werd een monumentaal boekwerk, dat de lezer een goede kijk geeft op de geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging met name over de jaren 1941-1981. Toen het RKWV in 1941 werd opgeheven was de feestviering van het 30-jarig bestaan net ach ter de rug. In 1909 beslisten de bisschoppen, dat er een katholie ke vakcentrale moest komen. Dat had zo zijn redenen. Dr. Ariens, in dit opzicht zijn tijd ver vooruit, was rond de eeuwwisse ling al een fusie aangegaan met de protestantse Verzoenings- bond. Die oecumenische ver broedering viel in het katholieke zuiden erg slecht. Ook was men bevreesd dat, als er van een over koepeling sprake zou zijn, de au tonomie van de bisdommen in gevaar zou komen. Er kwam dus een comissie, "om meer eenheid te krijgen". In 1906 kwam er een bisschoppelijk verbod voor katholieken om lid te zijn van een oecumenische vakcentrale. Een een paar jaar la ter kwam de beslissing, dat er een katholieke vakcentrale moest komen. De jaren die daarop volgden waren niet eenvoudig. De RKWV moest zich een positie verwerven in een maatschappij, die al jaren was vertrouwd met een protes tantse en een socialistische.vak centrale. Het CNV was de kwes tie rond het verbod van de bis schoppen aan katholieken om lid te zijn van een gezamenlijken vakcentrale nog niet vergeten. En het NVV zag de vakcentrale van de katholieken als een ka tholieke mantelorganisatie. Ook intern was er sprake van tegen stellingen, die moeilijk over brugbaar waren. De mooie (ka tholieke) woorden waren niet eenvoudig te rijmen met de har de (werkgevers) mentaliteit. Toch wist het RKWV zich in de jaren twintig redelijk te profile ren. Met het NVV groeide in de (crisis) jaren een zekere verwant schap. Beide centrales ontwik kelden zich op organisatorisch gebied tot een brede vakbewe ging. En, aldus Roes: "ondanks de grotere levensbeschouwelijke verwantschap met het CNV groeiden het RKWV en het NVV meer naar elkaar toe dan het RKWV en het CNW". De fusie van NKV en NVV - zonder het CNV - een halve eeuw later is dus niet zomaar uit de lucht komen vallen! Om in de oorlog te ontkomen aan de zg." gelijkschakeling" door de Duitsers hief het RKWV zichzelf op. Na de oorlog werd "de ene ongedeelde KAB" gebo ren. Er volgde herstel en vernieu wing. Het Mandement van 1954 deed uiteindelijk slechts een rimpeling onstaan in de vijver van de katholieke arbeidersbe weging. In de jaren na het Twee de Vaticaans Concilie ontston den er diepgaande verschuivin gen in het katholieke leven in Nederland. De secularisering en de deconfessionalisering sloegen toe. En ook de arbeidersbewe ging ontsprong dé dans niet. In 1963 werde KAB omgedoopt in NKV. En in 1981 volgde tenslotte de fusie met het NVV. Min of meer parallel loopt de geschiedenis van de KWJ. Rond 1870 ontstonden "St. Jozefgezel len". De fabrieksjeugd liet echter verstek gaan. Om de band met de kerk te verstevigen werd in 1912 "De Jonge Werkman" opgericht. Deze sloeg wel aan bij de arbei dersjeugd, omdat ook aandacht werd besteed aan de vrije tijd, belangrijk in de (werkloze) crisis jaren. Na de oorlog kwam de KAJ op instignatie van de Belgi sche priester Jozef Cardijn. Als eerste taak werd gezien de opvang van schoolverlaters. "De jongeren komen na het verlaten van de schoolbanken in een mi lieu terecht dat onkameraad schappelijk is, acultureel, seksu eel bedorven en anti-godsdien stig. De KAJ wil deze jongeren voorbereiden op hun nieuwe si tuatie om daarmee de nog gave ziel van de jonge arbeiders'te redden", aldus de KAJ in 1948. De materiële belangen van de werkende jeugd werd echter niet vergeten. In 1949 kwam er een actie voor verhoging van het jeugdloon. De KAB steunde de actie niet met als argumenten: "Hoge lonen kunnen een gevaar vormen voor het welzijn van jon geren. Zij moeten beschermd worden tegen het kapitaal; de verlokking van de consumptie maatschappij". De KAJ en de VKAJ (de meisjes) fuseerden in 1965 tot de KWJ. Een paar jaar later werd de "K" niet meer ver taald met "katholiek" maar met "kritisch". De KWJ maakte zich tevens los van de vakbeweging. De fusie met de NVV jongeren was gezien de tijd ontontkoom- baar. De mentaliteit van de socia listische jongeren was (en is) ech ter een totaal andere dan van de katholieke. Vandaar dat deze be slissing niet door iedereen werd toegejuicht. THEO KROON BO, 47.50 "Zien, oordelen en handelen", El- lis Blom, Ton v.d. Velden en Jan Cre- mers, Brouwe Offset, 8,-. ADVERTENTIE Ljj Haarlemmerstraat 117 IrcMlLeiden teL 120421 SlNOS 1917 algemene- en assortimentsboekhandel full-time bestelafdeling levertijd vanaf 2 dagen Umberto Eco (foto GPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 15