van Umberto
Eco: een obsessie
voor groteske zaken
B
O
N
Beeld van katholieke arbeidersbond
DE
KEER
Chodasevitsj is
een ontdekking
Kleurrijke thrillers
zandvliet
BOEKHANDEL BV
DONDERDAG 15 AUGUSTUS 1985
PAGINA 15
Wie in de catalogus van een ex
positie een bespreking wil schrij-
i moet aan zekere voorwaar
den voldoen. Men dient een in
tellectueel beroep uit te oefenen -
kernfysici en biologen zijn ge
liefd -, men dient een telefoon op
eigen naam te hebben en men
moet een zekere bekendheid ge
nieten, die in geografische om
vang groter is dan het gebied dat
door de expositie wordt bestre
ken. Bekendheid op provinciaal
niveau voor een stadje van min
der dan 70.000 inwoners, op na
tionaal niveau voor een provin
ciehoofdstad, op Wereldniveau
voor de hoofdstad van een soeve-
ïe Staat, met uitzondering
van San Marino en Andorra.
Bovenstaande bewering is af
komstig uit 'De alledaagse on
werkelijkheid', een verzameling
essays van Umberto Eco. Als het
ar is wat hij schrijft, komt hij
sinds het succes van 'De naam
i de roos' in aanmerking om
de eerstkomende wereldtentoon
stelling te mogen openen. Hoe
wel, misschien zou hij nog beter
op zijn plaats zijn als ceremonie
meester tijdens de Olympische
Spelen in Seoel. Want een vol
gende voorwaarde die hij stelt is
dat de reikwijdte van de kennis
van de bespreker die van moge
lijke kijkers/kopers niet te boven
mag gaan.
Van sport heeft Eco geen kaas
gegeten. Hij geeft grif toe dat hij
vroeger zo'n jongetje was dat bij
het zien van een voetbal snel de
andere kant opkeek, Toch
schrijft hij soms over sport. Over
de wereldkampioenschappen
voetbal in Argentinië en over
'Praatsport': de gesprekken over
sportieve prestaties van anderen
tussen mensen di e zelf geen stap
te veel zetten.
Wie een kassucces als 'De
ïaam van de roos' op zijn gewe
ten heeft is voor een uitgever zijn
gewicht in goud waard. Eco, die
het essay 'Lende-ellende' ont
hult pas sinds kort weer in staat
te zijn zich-in de grootste maat
confectie-spijkerbroek te wrin
gen, is dat des te meer. Uitgeverij
Bert Bakker zinspeelt met het fo
tootje op de achterkant van het
boek voorzichtig op 's mans be
kendheid: het heeft de vorm van
een tv-toestei.
Zonder 'De naam van de roos'
zou 'De alledaagse onwerkelijk
heid' vermoedelijk nooit in Ne
derland zijn uitgebracht. Het is
een keuze van de auteur uit stuk
ken die tussen 1963 en 1983 ver
schenen in Italiaanse bladen als
de Corriere della Sera, L'Espres-
en Alfabeta. Eco doceert se
miotiek (leer van tekens) aan de
universiteit van Bologna. Het is
n, ook in ons land, «goed ge
bruik dat wetenschappers in bla
den de ruimte krijgen uit de los-
se pols kanttekeningen te plaat
sen bij onderwerpen die niet di
rect iets met hun eigen werkter
rein van doen hebben.
Tempelmoord
Eco heeft één duidelijk voor
beeld: de 'Mythologieën' van de
Franse semioloog Roland Bar-
thes. Ook dat was een bundeling
van columns in dagbladen. Bar-
thes had vooral belangstelling
voor heel alledaagse zaken: een
nieuw model van Citroën, een
toeristische gids, een worstel
wedstrijd, reclame voor wasmid
delen. Daarin zocht hij naar te
kens die aanwijzingen zouden
kunnen geven over een onderlig
gende ideologie. Bij Eco ligt het
omgekeerd: hij schrijft juist over
de uitzonderingen op de regel. In
essays over de Rode Brigades, de
tempelmoord in Brits Guyana,
de Royal Wedding van prins
Charles met Lady Diana, de cul
tus van de Orixa's in Brazilië en
de robots van Disneyland uit
zich een geobsedeerdheid door
het groteske.
Eco toont zich in zijn essays in
de eerste plaats een goed obser
vator. Hij doorspekt zijn verhan-,
delingen met veel aardige we
tenswaardigheden - wist u dat
het lijk van Thomas van Aquino
te zwaar was om van de trap te
dragen? - en weet die knap te
combineren. Die redden de es
says, ook als de analytische diep
gang niet erg groot is. Zo zijn de
verhandelingen over massacom
municatie niet veel meer dan een
actualisering van Marshall
McLuhan's 'the medium is the
message'. Opmerkingen over de
tails als cameravoering en regie
maken deze stukken toch be
langwekkend.
De essays zijn in zes delen ge
groepeerd. Het eerste deel boei
de me het meest. Het behandelt
grof gezegd de volkse esthetiek
in de Verenigde Staten: een reis
langs imitaties van Venetiaanse
paleizen en met kunstreproduk-
ties aangeklede begraafplaatsen,
langs driedimensionale naboot
singen van het Laatste Avond
maal van Da Vinei en nagebouw
de spookstadjes. Eco verwerpt
de verhevigde werkelijkheid die
hij overal aantreft niet, maar put
uit de confrontatie ermee juist
inspiratie om de Europese hang
naar authenticiteit ter discussie
te stellen.
Zoals te verwachten was, heb
ben veel bijdragen de midde
leeuwen als onderwerp. 'De
naam van de roos' had al duide
lijk gemaakt dat het trekken van
paralellen tussen die tijd en de
onze een van de favoriete bezig
heden van Eco is. Een heel deel
van de bundel is hieraan gewijd.
Hij toont zich soms nogal rigou
reus in het aanwijzen van over
eenkomsten.
Minstens één persoon doet Eco
onrecht. In 'Het komische en de
regel' komt Madame Bovary, de
hoofdpersoon in de gelijknamige
roman van Flaubert ter sprake.
Eco voert haar op als een burger
vrouw, die zelfmoord pleegde uit
berouw om haar overspel. Niets
is minder waar: ze greep naar de
arsenicum omdat het leven haar
niet bood wat zij ervan had ver
wacht en ook haar minnaars haar
intense verveling niet konden
verdrijven.
Deze bundel maakt benieuwd
naar de opvolger. Want nu Eco
een beroemd romanschrijver is,
maakt hij zelf deel uit van de we
reld van de fenomenen, die gro
ter zijn dan het leven zelf. Hij is
niet langer alleen intellectueel
waarnemer in de kantlijn, maar
nu ook troetelkind van de media
en daarmee potentieel studieob
ject voor zichzelf.
Scriptie
Enkele weken na deze essay
bundel is het in 1977 in Italië ver
schenen 'Hoe schrijf ik een scrip
tie' in Nederlandse vertaling uit
gebracht. Dit is een praktische
handleiding, waarin de hele pro
cedure overzichtelijk en gede
tailleerd wordt behandeld, van
de keuze van het onderwerp en
het zoeken en verwerken van
materiaal tot het gebruik van
voetnoten, aanhalingstekens en
het Russsiche alfabet. De vele
voorbeelden getuigen van Eco's
belezenheid en zijn even zovele
uitdagingen tot nader onder
zoek. Dit boek is niet alleen han
dig voor wie nog moet afstude
ren, maar voor iedereen die zich
systematisch in een onderwerp
wil verdiepen en daarover ook
wil publiceren.
'De alledaagse onwerkelijkheid',
essays van Umberto Eco, 29,90 gul
den, uitgeverij Bert Bakker.
'Hoe schrijf ik een scriptie', Um
berto Eco, ƒ29,90, uitgeverij Bert
Bakker).
ARIEJAN KORTEWEG
Als ik zijn uitgever mag geloven
i waarom niet? - is Douglas
Terman in Amerika stormachtig
toegejuicht nadat hij met 'Het
spel met de hulzen' op de prop
pen was gekomen. 'Als dit geen
bestseller wordt is er iets niet in
orde met het lezend publiek',
schreef de recensent van The He
rald Post zelfs.
Wat gezwollen zo'n opmer
king, maar Termans verhaal
heeft inderdaad veel om een
breed publiek te kunnen beha
gen. Vaart, avontuur, een tikkel
tje romantiek en een reële poli
tieke achtergrond. Het verhaal
speelt zich af op het roerige Cuba
l begin jaren zestig. Fidel Ca
stro heeft net de macht overge
nomen van dictator Batista.
De scherpe politieke tegenstel
lingen drijven een wig tussen de
rijke Cubaan Julio en de Noorda-
merikaanse indiaan Brocassie,
die als broers zijn opgegroeid.
Julio wordt hoofd van de Ca
stro's cpntra-spionagedienst en
krijgt zijn opleiding in Moskou.
Terug op Cuba vindt hij zijn door
Amerika gecharterde 'halfbroer'
tegenover zich. En tussen hen in
staat de beeldschone Alicia,
hartsvriendin van beiden. Bei
den ontdekken ook de bedoeling
van de Russische hulp aan Cuba:
een kernraketbasis in de voor
tuin van Amerika inrichten.
Vijfeneenhalfhonderd bladzij
den heel kleine lettertjes heeft
Terman nodig om de omstandig
heden te schetsen, de politieke
verhoudingen aan te geven, de
achtergronden duidelijk te ma
ken, de sterk uiteenlopende
MIMJIUIU
hoofdpersonen te karakteriseren
en de mannen in hun strijd te
volgen.
Zoals zovele schrijvers voert
ook hij bekende persoonlijkhe
den ten tonele, waardoor
werkelijkheid en fictie onont
warbaar door elkaar worden ge
husseld. Maar het is evident dat
Terman over een zeer levendige
fantasie beschikt, want het staat
vast dat de zaken nooit zo zou
den hebben kunnen gaan als hij
vertelt dat ze zijn gegaan.
Alles bij elkaar is het een
kleurrijke aan elkaar geregen
reeks wilde - en soms wrede -
avonturen, waarbij een nogal
persoonlijk ingekleurd stuk ge
schiedenis voor een fascinerende
achtergrond zorgt.
'Het spel met de hulzen' door
Douglas Terman, verschenen bij
Bruna en Zoon. Prijs 24,90.
Te ingewikkeld
'Regisseur van de dood' is een
spionageroman van Peter Evans,
die het allemaal erg ingenieus in
elkaar heeft gedraaid. Zo inge
wikkeld, dat het af en toe moei
lijk is er een touw aan vast te
knopen. Alle concentratie is no
dig om de draad van het verhaal
te kunnen volgen.
Daar komt nog bij dat de ver
schillende hoofdpersonen echt
geen hele zin zullen zeggen als ze
aan een halve voldoende denken
te hebben, de rest moet de wat
minder ingewijde lezer maar ra
den.
Om het allemaal nog comple
xer te maken speelt het ongetwij
feld intelligente verhaal van el
kaar beconcurrerende geheime
diensten zich af op vele plaatsen:
Moskou, Venetië, Londen en ook
nog Val d'Isère. Het zal wel leuk
zijn, maar het kon mij niet
boeien. En de hoofdrolvertolkers
bleven voor mij marionetten, zel
den werden zij mensen van vlees
en bloed. Te kunstig is ook niet
goed.
'Regisseur van de dood' door Peter
Evans, verschenen bij Sijthoff. Prijs
26,50.
geen echte 'held', die de hoofdrol
vertolkt. Integendeel, een wat
aarzelende, aan zichzelf twijfe
lende en door de dood van zijn
vrouw gebroken jonge wijnharu
delaar, die letterlijk per ongeluk
temidden van een drankfraude
terecht komt.
Dat verschrikkelijke ongeluk
in een feesttent aan het begin is
weliswaar knap beschreven,
maar er een beetje met de haren
bijgesleept. Een wat willekeuri
ge inleiding om de hoofdperso
nen te kunnen plaatsen. Dat is
Vuurdoop
Na een dergelijk boek is het ge
woon een verademing het nieuw
ste verhaal van Dick Francis ter
hand te kunnen nemen. Niet dat
'Vuurdoop' nu het beste is dat hij
in zijn lange reeks van elk-jaar-
een-boek heeft geproduceerd -
hij gaat zich ditmaal een beetje
teveel te buiten aan detailbe
schrijving - maar alles wat hij
schrijft is gewoon te begrijpen.
In recht-toe-recht-aan zinnen
vertelt hij wat hij te vertellen
heeft. Ook ditmaal is het weer
Dick Francis.
een van die dingen die men Fran
cis zou kunnen verwijten. Het is
allemaal zo bij elkaar geharkt.
Dat geldt ook voor de paarde-
races, die weer van de partij moe
ten zijn. Een boek van Francis
zonder paarden kan niet. Een
deel van de drankzwendel speelt
zich dus af op een renbaan. Maar
met hetzelfde gemak en wellicht
wat logischer had Francis een
andere lokatie kunnen kiezen.
Maar ja, de liefhebbers van Fran
cis' boeken - en dat zijn er nogal
wat - weten maar te goed, dat dit
het handelsmerk is van deze
voormalige jockey. Een handels
merk dat hem geen windeieren
heeft gelegd, hij is er miljonair
mee geworden.
Wat op zichzelf niet
derlijk is, want zelfs als men dit
wat minder geslaagde produkt
leest, dan nog blijft men geboeid
door de simpele, maar altijd tref
fende verteltrant, die Francis
constant weet te handhaven.
Natuurlijk loopt alles goed af.
Natuurlijk herstelt onze 'held'
van alle onderweg opgelopen
schade. Natuurlijk begrijpt hij
aan het einde ook dat hij niet zo
lafhartig is als hij dacht dat hij
was. Het is allemaal erg braaf.
Maar het is zo gaaf geschreven en
het leest zo lekker. Daarom ben
ik ook zo'n fan van Francis's ver
halen.
'Vuurdoop' door Dick Francis, ver
schenen bij De Arbeiderspers in de
serie Crime de la Crime. Prijs
24,90.
KOOS POST
Vladislav Chodasevitsj is een
ontdekking. Een Russische
schrijver (1886-1939) uit de eer
ste golf van Sovjet-Russische
emigratie, een sceptisch wat
somber en soms venijnig type,
een afstandelijke maar scherp
observerende en formulerende
buitenstaander, die zijn belang
rijkste gedichten heeft geschre
ven tussen 1916 en 1926 en gepu
bliceerd in Berlijn en Parijs.
Zijn heldere gedichten smaken
naar gal en as en roepen de ver
moeidheid en verveling van het
leven op. "Ons hart dorst naar de
dood" schrijft Chodasevitsj.
Maar dat hart wordt soms ge
troost door het vermoeden van
een ander bestaan, al dan niet ge
holpen door een zekere alcoholi
sche bedwelming. Ook de aan
hankelijkheid van een dier (een
apin, een kater) wil wel eens ver
lichting schenken in het leven.
Vladislav Chodasevitsj.
Van de gedichten van Choda
sevitsj - wiens werk in de Sowjet-
Unie verboden is - bestaan sinds
kort twee Nederlandse vertalin
gen. In Europese nacht heeft Jan
Paul Hinrichs, docent Slavische
talen aan de Leidse Universiteit
en onvermoeibaar promotor van
schrijvers uit de Sowjet-Russi-
sche emigratie, zijn vertalingen
verzameld van drie Russische
ballingen, onder wie Chodase
vitsj. De andere, Het glas dat
geen leugens verdraagt, is van
Marko Fondse, de briljante en
bekroonde vertaler van o.a. Ma-
jakovski en Boelgakov. Van de
meer dan honderd gedichten van
Chodasevitsj heeft Hinrichs er 34
vertaald en Fondse 24; 8 gedich
ten hebben ze alle twee gedaan.
Fondse geeft bovendien de Rus
sische tekst.
Ik ben het Russisch niet mach
tig, maar uit vergelijking blijkt
toch al veel van het verschil in
vertaalmethode: Hinrichs pro
beert een zo precies en helder
mogelijke vertaling in proza te
geven van de betekenis van het
origineel en ziet af van het na
bootsen van rijm en metrum.
Toch zijn deze aspecten ook vol
gens Hinrichs heel belangrijk bij
een dichter als Chodasevitsj.
Fondse heeft zijn doel hoger
gesteld en geprobeerd ook voor
rijm en metrum een equivalent
in het Nederlands te vinden.
In het algemeen streeft hij naar
een mooier taalgebruik dan Hin
richs: een herschepping in een
andere taal. Dat levert mooie
vondsten op, maar ook onduide
lijkheden die slechts opgelost
kunnen worden door Hinrichs te
raadplegen. Toch bereikt Fondse
met enkele gedichten prachtige
resultaten, bv. in 'Ballade' van
1921, een ook in het Nederlands
fraai gedicht. Hoe knap zijn pres
tatie hier is, blijkt niet alleen uit
vergelijking met Hinrichs, maar
ook met een Duitse vertaling uit
1956 van Johannes von Guenther
die hetzelfde in het Duits heeft
geprobeerd als Fondse in het Ne
derlands.
Behalve vertaler uit het Rus
sisch (en het Bulgaars) is Jan
Paul Hinrichs ook redacteur
De Stichting De Lantaarn. In de
Cahiers van De Lantaarn (No. 11) j
publiceerde hij een paar jaar ge
leden voor het eerst negentien
vertalingen van Chodasevitsj. De
Cahiers, zeer eenvoudig en infor
meel, maar netjes uitgegeven
boekjes van 30 a 60 pagina's, be
vatten vertalingen uit exotische
taalgebieden, meest uit Slavi
sche talen, maar ook uit het Por
tugees, Chinees, Sanskrit en Pa-
li.
Gerenommeerde vertalers als'
August Willemsen en W.L. Ide-
ma werken aan de serie mee.
Vaak fungeren de Cahiers als een
soort proeftuin: de erin gepubli
ceerde vertalingen worden dan
later in gewijzigde, verbeterde
vorm gepubliceerd bij een offi
ciële uitgever. Af en toe ver
schijnt er ook oorspronkelijk Ne
derlands werk zoals een bloemle
zing uit de gedichten van Con-
stantijn Huygens (1596-1687) of
een verhaal van J.M.A. Biesheu
vel. Binnenkort verschijnen een
bibliografie van de verspreide
publikaties van Biesheuvel en
vertalingen van Chinese gedich
ten door Idema en van de gedich
ten van Pasternak in Dokter Zji-
vago door Hinrichs.
De Cahiers zijn goed en goed
koop en dus alleszins de moeite
waard om je op te abonneren
(door een briefkaar te sturen
naar Burggravenlaan 100 in Lei
den. Vaak zijn de Cahiers ook
nog geïllustreerd; de portretten
door Joeri Annenkov van Russi
sche schrijvers bv. zijn werkelijk
schitterend.
Chodasevitsj is niet alleen een
belangrijk dichter, maar ook een
begenadigd prozaschrijver.
Eveneens bij de Stichting De
Lantaarn verscheen in een verta
ling van Yolanda Bloemen en
Marja Wiebes Necropolis, Cho
dasevitsj' herinneringen aan de
Russische schrijvers Blok (1880-
1921), Gorki (1868-1936) en Goe-
miljev (1886-1921); bentgenoot
van Achmatova en Mandelstam;
gedichten van hem zijn gepubli
ceerd als Cahiers van De Lan
taarn (No. 28).
De portretten van deze auteurs
zijn met liefde en hoffelijkheid
getekend, maar zo vlijmscherp
en onthullend dat er op van toe
passing is wat Chodasevitsj
dichtte: "Ik word ouder, krom -
maar spaar/ alles, wat ik zo teder
haat/ en zo venijnig liefheb". De
kwaliteit van deze portretten is
alleen maar te vergelijken met
die van Canetti in de delen van
zijn autobiografie. Over Gorki
schrijft Chodasevitsj uitgebreid,
in een objectieve maar dodelijke
trant: "Zijn houding jegens de
leugen en de leugenaars was
voorkomend en voorzichtig.
Nooit heb ik gemerkt dat hij ie
mand ontmaskerde of een leu
gen aan de kaak stelde, al was die.
nog zo brutaal of onhandig. Hij*
was inderdaad goed van vertrou
wen maar daarbij speelde hij ook
nog de goedgelovige".
CHRISTIAAN VISSER
- Vladislav Chodasevitsj. Het glas
dat geen leugens verdraagt (Tweede
Ronde reeks 2). Vertaald door Marko
Fondse. Met een nawoord van K.1
het Reve. Uitgeverij Bert Bakker,
1985, 19,90.
- Europese nacht. Gedichten van
Vladislav Chodasevitsj, Georgij Iva-
nov, Boris Poplavskij. Keuze, verta
ling en nawoord van Jan Paul Hin
richs. Uitgeverij Gerards, 1984. twee
de druk, 30,-.
- Vladislav Chodasevitsj. Herinne
ringen uit Necropolis. Uit het Rus
sisch vertaald door Yolanda Bloemen
en Marja Wiebes (Cahiers van De Lan
taarn No. 31). Te bestellen bij Stich
ting De Lantaarn, Burggravenlaan
100, 2313 HX Leiden, ƒ5.90 ƒ1,60
verzendkosten op postgironummer
5512634 van bovengenoemde stich
ting.
De Heren geestelijken zetten be
gin deze eeuw alles op haren en
snaren om hun katholieke 'on
derdanen' te behoeden voor 'de
verderflijke invloed van het so
cialisme'. Dat wordt ons weer
eens duidelijk gemaakt door de
KRO-serie Dagboek van een her
dershond. Een beeld dat beves
tigd wordt door de onlangs ver
schenen, populaire brochure
'Zien. oordelen en handelen' van
de Katholieke Werkende Jonge-
Maar ook vanuit de weten
schap wordt die stelling nog eens
ADVERTENTIE
BOEKHANDEL
LEIDEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina besproken
boeken zijn bij ons dlrekt lever
baar, óf vla onze TERMINAL te
bestellen en dan binnen drie da-
gen verkrijgbaar.
bewezen. Dat mag blijken uit het
verschenen boek 'Katholieke ar
beidersbeweging'. Terwijl nota
bene deze NKV zich tachtig jaar
na de oprichting vrijwillig opheft
en fuseert met het NVV tot het
FNV. Datzelfde geldt voor de Ka
tholieke Werkende Jongeren.
In het jaar van opheffing (1981)
blikte het NKV terug op de ge
schiedenis. Het gold de laatste 40
jaar, "want de eerste 60 jaar wa
ren genoegzaam in gedenkboe
ken terug te vinden". Dit jaartal
was mede gekozen, omdat 40 jaar
tevoren (1941) het RK Werklie
denverbond, de voorloper van
KAB en NKV, door de Duitsers
was opgeheven; en omdat 50 jaar
daarvoor (1891) de beroemde en
cycliek van paus Leo XIII "Re-
rum novarum" was verschenen
en de eerste katholieke vakbond,
de rk. Twentse fabrieksarbei-
dersbond, door de legendarische
dr. A. Ariëns was opgericht.
De top van het NKV voncf dit
gedenkboek te mager. Zij gaf
daarom het Katholieke Docu
mentatie Centrum opdracht tot
het schrijven van een weten
schappelijk verantwoord histo
risch werk over de katholieke ar
beidersbeweging, "teneinde het
erfgoed van de beweging althans
in historische zin veilig te stel
len".
Het kwam tot stand onder lei
ding van de directeur van het
centrum, dr. J. Roesen werd een
monumentaal boekwerk, dat de
lezer een goede kijk geeft op de
geschiedenis van de katholieke
arbeidersbeweging met name
over de jaren 1941-1981.
Toen het RKWV in 1941 werd
opgeheven was de feestviering
van het 30-jarig bestaan net ach
ter de rug. In 1909 beslisten de
bisschoppen, dat er een katholie
ke vakcentrale moest komen.
Dat had zo zijn redenen. Dr.
Ariens, in dit opzicht zijn tijd ver
vooruit, was rond de eeuwwisse
ling al een fusie aangegaan met
de protestantse Verzoenings-
bond. Die oecumenische ver
broedering viel in het katholieke
zuiden erg slecht. Ook was men
bevreesd dat, als er van een over
koepeling sprake zou zijn, de au
tonomie van de bisdommen in
gevaar zou komen.
Er kwam dus een comissie,
"om meer eenheid te krijgen". In
1906 kwam er een bisschoppelijk
verbod voor katholieken om lid
te zijn van een oecumenische
vakcentrale. Een een paar jaar la
ter kwam de beslissing, dat er
een katholieke vakcentrale
moest komen.
De jaren die daarop volgden
waren niet eenvoudig. De RKWV
moest zich een positie verwerven
in een maatschappij, die al jaren
was vertrouwd met een protes
tantse en een socialistische.vak
centrale. Het CNV was de kwes
tie rond het verbod van de bis
schoppen aan katholieken om lid
te zijn van een gezamenlijken
vakcentrale nog niet vergeten.
En het NVV zag de vakcentrale
van de katholieken als een ka
tholieke mantelorganisatie. Ook
intern was er sprake van tegen
stellingen, die moeilijk over
brugbaar waren. De mooie (ka
tholieke) woorden waren niet
eenvoudig te rijmen met de har
de (werkgevers) mentaliteit.
Toch wist het RKWV zich in de
jaren twintig redelijk te profile
ren. Met het NVV groeide in de
(crisis) jaren een zekere verwant
schap. Beide centrales ontwik
kelden zich op organisatorisch
gebied tot een brede vakbewe
ging. En, aldus Roes: "ondanks
de grotere levensbeschouwelijke
verwantschap met het CNV
groeiden het RKWV en het NVV
meer naar elkaar toe dan het
RKWV en het CNW". De fusie
van NKV en NVV - zonder het
CNV - een halve eeuw later is dus
niet zomaar uit de lucht komen
vallen!
Om in de oorlog te ontkomen
aan de zg." gelijkschakeling"
door de Duitsers hief het RKWV
zichzelf op. Na de oorlog werd
"de ene ongedeelde KAB" gebo
ren. Er volgde herstel en vernieu
wing. Het Mandement van 1954
deed uiteindelijk slechts een
rimpeling onstaan in de vijver
van de katholieke arbeidersbe
weging. In de jaren na het Twee
de Vaticaans Concilie ontston
den er diepgaande verschuivin
gen in het katholieke leven in
Nederland. De secularisering en
de deconfessionalisering sloegen
toe. En ook de arbeidersbewe
ging ontsprong dé dans niet. In
1963 werde KAB omgedoopt in
NKV. En in 1981 volgde tenslotte
de fusie met het NVV.
Min of meer parallel loopt de
geschiedenis van de KWJ. Rond
1870 ontstonden "St. Jozefgezel
len". De fabrieksjeugd liet echter
verstek gaan. Om de band met de
kerk te verstevigen werd in 1912
"De Jonge Werkman" opgericht.
Deze sloeg wel aan bij de arbei
dersjeugd, omdat ook aandacht
werd besteed aan de vrije tijd,
belangrijk in de (werkloze) crisis
jaren. Na de oorlog kwam de
KAJ op instignatie van de Belgi
sche priester Jozef Cardijn.
Als eerste taak werd gezien de
opvang van schoolverlaters. "De
jongeren komen na het verlaten
van de schoolbanken in een mi
lieu terecht dat onkameraad
schappelijk is, acultureel, seksu
eel bedorven en anti-godsdien
stig.
De KAJ wil deze jongeren
voorbereiden op hun nieuwe si
tuatie om daarmee de nog gave
ziel van de jonge arbeiders'te
redden", aldus de KAJ in 1948.
De materiële belangen van de
werkende jeugd werd echter niet
vergeten. In 1949 kwam er een
actie voor verhoging van het
jeugdloon.
De KAB steunde de
actie niet met als argumenten:
"Hoge lonen kunnen een gevaar
vormen voor het welzijn van jon
geren.
Zij moeten beschermd
worden tegen het kapitaal; de
verlokking van de consumptie
maatschappij". De KAJ en de
VKAJ (de meisjes) fuseerden in
1965 tot de KWJ. Een paar jaar
later werd de "K" niet meer ver
taald met "katholiek" maar met
"kritisch". De KWJ maakte zich
tevens los van de vakbeweging.
De fusie met de NVV jongeren
was gezien de tijd ontontkoom-
baar. De mentaliteit van de socia
listische jongeren was (en is) ech
ter een totaal andere dan van de
katholieke. Vandaar dat deze be
slissing niet door iedereen werd
toegejuicht.
THEO KROON
BO, 47.50
"Zien, oordelen en handelen", El-
lis Blom, Ton v.d. Velden en Jan Cre-
mers, Brouwe Offset, 8,-.
ADVERTENTIE
Ljj Haarlemmerstraat 117
IrcMlLeiden teL 120421
SlNOS 1917
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
bestelafdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
Umberto Eco
(foto GPD)