De unieke observaties van Jean Henii Fabre Irritaties bij verzilveren bankcheques Open brief van elf predikanten tegen op Reportage DINSDAG 30 JULI 198i D Sérignan-du-Comtat ligt op zo'n tien kilometer van Orange, en als je er niets te doen hebt, ga je er dood van verveling. Op het kerkplein staat een standbeeld dat door de bevolking met de nek wordt aangekeken. Het stelt een broodmagere, miezerig-kij- kende man voor onder een brede Provencaalse hoed. Dat is Jean-Henri Fabre, die van 1879 tot aan zijn dood in 1915 toe in Sérignan woonde en er zich geen seconde verveelde. Fabre was de grootste insekto- loog van zijn tijd (in plaats van insektoloog moet je eigenlijk en tomoloog zeggen) en ook in onze dagen wordt zijn naam door nu levende entomologen met eer bied uitgesproken. Dat komt voornamelijk omdat Fabre de eerste was in onze moderne tijd die deed wat nu „gedragsonder zoek" wordt genoemd. Hij bestu deerde de insekten terwijl ze nog leefden en niet pas nadat ze met een speld door hun buik op kar ton waren geprikt. door Rudolph Bakker Daarbij kwam, dat Fabre zó fascinerend kon schrijven, dat hij zo'n beetje deel uitmaakt van de Franse literatuur en daarmee voor zijn vak een veel groter klankbord vond. Alle Franse kin deren lazen hem op school, en li- teratoren-in-de-groei als André Gide of Marcel Proust droegen hun enthousiasme voor Fabre la ter weer aan hun lezers over. Nieuwsgierig Jean-Henri Frabre stamde (in 1825 geboren) uit een armoedig gezin van slovende landbouwers in de Aveyron, die broodpap aten by het hoog opvlammende haardvuur, terwijl des winters rondom de nederige woning in de sneeuw de wolven huilden. Jean-Henri had een taaie wil en een onbegrensde nieuwsgierig heid. Hij studeerde met veel ma teriële handicaps letteren, wis kunde en natuurkunde, waarop een lang leraarsleven volgde. In 1855 behaalde hij aan de univer siteit van Parijs een doctorstitel, hoewel in die dagen de universi taire wereld niet veel raad wist met de gedreven, magere Fabre met zijn zwarte, breedgerande hoed, die er zelf als een nog niet helemaal gedetermineerd supe- rinsekt uitzag. Op reeksen scholen gaf Fabre les en de laatste was een meisjes school in Avignon, waar hij in 1870 zijn ontslag nam omdat de ouders verontwaardigd in op stand waren gekomen tegen zijn lesmethoden. Hij had de meisjes de voortplanting van de bloemen uitgelegd. Entomologie De ramp had ook zijn goede kanten. Het uiterst talrijke gezin (vele van zijn kinderen vielen in die dagen nog door onbekende ziekten weg) trok zich op Orange terug, waar Fabre de komende negen jaren woonde en er een kleine veertig schoolboeken schreef zowel over algebra als scheikunde, geologie en hygiëne als over natuurkunde en insek ten. Deze boekjes zijn nog niet zo lang geleden van de Franse scho len afgevoerd, maar ze worden nu in Japan met veel enthousias me gebruikt, wat ervaringsge- wijs betekent dat Japan binnen kort met een verbeterde Fabre op de wereldmarkt komt. In Orange schreef Fabre ook het eerste van de latere negen de len van „entomologische herin neringen", die zijn schrijvers naam voorgoed vestigden en hem van een fortuin verzeker den. Fabre kankerde en klaagde altijd, maar hij kon zich van de opbrengst toch het huis van zijn dromen kopen: de „Harmas" (wat „braakliggend land", bete kent) aan de weg vlak voor Sérig nan. „Ah, wat een heerlijk plekje grond" schreef hy later in zyn memoires, „waar ik zonder angst om door voorbijgangers te wor den gestoord, me kon verdiepen in de rupsendoder en de sluip wesp". Het waren juist deze rupesen- doder en sluipwesp („sphex"), die in de prachtige beschrijvin gen die Fabre ervan gaf, de roem van mens en dier vestigden. Op hoge leeftijd vielen Fabre alle denkbare eerbetuigingen te beurt die een Fransman zich maar kan denken, tot een bezoek van de president van de repu bliek, De „Harmas" maakt sinds 1922 deel uit van het nationale mu seum voor natuurlijke historie in Parijs, en het is een echt mu seum, waar zo'n 5000 bezoekers per jaar komen rondkijken, daar bij nauwlettend in de gaten ge houden door conservator Pierre Teocchi, die aardiger is dan hij zich aanvankelijk voordoet. Pasteltekeningen In het museum binnen zijn de bollen te zien waaronder de in sekten rondkropen, de boeken die Fabre schreef (waaronder een Nederlandse vertaling door G. H. Prinsen Geerligs en een boekje met een inleiding van Dick Hillenius), de brieven die hij kreeg, onder anderen van Charles Darwin, en een keuze uit de honderden pasteltekeningen die hij van paddestoelen maakte. De kleuren zijn zo zwak, dat de bezoekers als hazen door een kier van de buitendeur naar bin nen moeten glippen, om het zon licht buiten te houden. Het hoogtepunt van het be zoek is overigens de ontroerende tuin, die tot borsthoogte vol staat met quasi-verwilderde planten en struiken, waarvan een aantal zich weerspiegelt in een tweetal goed onderhouden vijvers. Hier zat Fabre urenlang op zijn knieën, met zijn loep gebogen over traag-copulerend gedierte, en bestudeerde hij hoe wespen en spinnen op de jacht elkaar verlammende steken toebrach ten met de bedoeling de buit lan ger vers te houden. Naar het hol gesleepte, nog levende rompen en koppen verhoogden de smaak immers aanzienlijk. Al dit surrealistische natuurge- doe ligt verborgen achter een weinig uitnodigende muur langs een zondoorstoofde straat waar van niets bijzonders te vertellen valt. Toch zyn de „Harmas" en de tuin van Fabre voor heel wat Fransen een heiligdom. Wie zijn „memoires entomologiques" zou lezen, begreep meteen waarom. Fabre's verteltrant is traag, maar ze voert onveranderlijk via oplo pende spanning tot een opzien barende ontknoping. Het zijn verhalen over voortplanting, ge- br )rte en dood en ze zijn even .lallucinerend als een reis naar de maan. Daarbij spelen ze zich eenvoudig onder ieders voetzool af, zodat je er zelf ook nog aan kunt meedoen, als je voortaan in de natuur je benen wat voorzich tiger neerzet. Sluipwesp Een van de bekendste ontdek kingen van Fabre was het gedrag van de sluipwesp. Hij beschrijft hoe deze sluipwesp buitenge woon veel van krekel houdt en hoe hij de buit vers weet te hou den tot aan het moment van de maaltijd toe. De wesp dient de krekel met de nonchalance van een beroepsbiljarter drie stoten toe - dat zijn gifinjecties in hals, borst en buik die de krekel met een verlammen. Fabre vraagt zich dan af - en daar gaat het allemaal om - waar de sluipwesp en al die andere in sekten die ongeleerd „weten" hoe de anatomie van de buit in elkaar zit, die anatomische ken nis hebben opgedaan. Het knap pe is namelijk dat het niet om ui terlijke trefpunten gaat, maar om kennis van het onzichtbare bin nenin. Fabre dacht dat deze „kennis" louter berustte op „in stinct", dat wil zeggen op „een duistere inspiratie waarin niets vrij staat en niets wordt gewe ten". Al duizenden eeuwen stoot het insekt er zonder aarzelen op los, altijd raak en zonder te we ten waar het mee bezig is. Met deze redenatie kwam Fa bre in botsing met de theorie van die andere grote geleerde van zijn tijd, de Engelsman Charles Darwin. In diens „The origin of species by means of natural se lection" verkondigde Darwin dat iedere diersoort in zijn ontwikke ling al een lange weg van trans formatie achter zich heeft en dat er nog een lange weg vol van ver anderingen voor hem ligt. Dar win zag deze veranderingen evenwel even onverwacht als on verklaarbaar, en hy meende niet dat ze tot een einddoel, dat wil zeggen tot een soort absolute harmonie, zouden leiden. (Zijn Franse tijdgenoot Lamarck Een overzicht van de publicaties en tekeningen van Fabre. (foto gpd» dacht dat wel). Darwin had ook vastgesteld dat in de natuur (dus ook onder mensen) alleen de sterkste overleeft. Onveranderlij kheid Deze redenatie begon midden vorige eeuw zijn glorierijke op mars, en Fabre bestreed hem tot aan zijn laatste snik. Hij kwam steeds weer met het voorbeeld van de sluipwesp als symbool voor alle insekten van die orde en hij besloot op basis van zijn eigen onderzoek tot de leer van de onveranderlijkheid: een in sekt valt niets te leren en zijn ge drag verandert nooit. Fabre schreef er boeken en brieven over vol en hij correspondeerde met Darwin, in welke briefwisse ling de beide geleerden overi gens alleen maar vriendelijke woorden voor elkaar over had den. Het spreekt bijna vanzelf dat Fabre zich ook fel tegen het zoge naamde „mimetisme" verzette, de opvatting dat beesten zich we ten aan te passen aan een veran derend milieu. Bij een bezoek aan het mu seum in Sérignan komen al deze opwindende problemen bij de bezoeker weer boven tijdens de korte momenten dat conservator Teocchi zijn verklarend betoog onderbreekt om zijn gehoor kans tot zwijgende bewondering te verschaffen. De leer van de on veranderbaarheid hoorde hele maal in de zwartgallige filosofie van een Schopenhauer, die toen in Frankrijk werd verslonden en die stelde dat de menselijke wil door oerdrift blindelings wordt voortgestuwd en wel steeds vol gens hetzelfde patroon, namelyk met de voortplanting - dat wil ze gen het behoud van de soort - als enig doel. Ook de Franse letter kunde in die dagen werd door het anarchistische karakter van deze hopeloosheid sterk beïn vloed. Hoog aangeslagen De in een van de vitrines met een boekje vertegenwoordigde herpetoloog Dick Hillenius (een herpetoloog weet alles van rep tielen en amfibieën) heb ik ge vraagd uit te leggen hoe het met al die theorieën nu en in onze tijd gesteld is. Hillenius schrijft even meeslepend als Jean-Henri Fa bre en hij legde me uit dat in de wetenschap Fabre nog steeds hoog wordt aangeslagen, niet al leen om zijn verteltrant, maar bo ven alles omdat zijn observaties nieuwe dingen aan het licht brachten en omdat hij een van de eerste moderne gedragsonder zoekers was: „Het waren geen flauwekulwaarnemingen", aldus Hillenius. Wat Darwin betreft, die ligt nog steeds onder vuur", aldus Hillenius, „al hangt het een beetje van de studierichting af. In de gedragsstudie wordt in ie der geval Darwins belangrijkste uitvinding - dat is die van de na tuurlijke selectie - zonder meer overgenomen. Fabre's conclusies waren ech ter „beperkt" tot het onderzoek van insekten, al is wel 95 procent van alle leven insektenleven. De zoogdieren vormen maar een be lachelijk klein percentage. In het Fabre-museum is ook de klok te zien die de grote man eens van een bewonderaarster cadeau kreeg en waarvan hij de wijzers op een keer kwaad om- knakte, omdat hij niet door de tijd afgeleid wilde worden. Toen hij 64 jaar oud was, en zijn eerste vrouw overleden, trouwde hij een tweede die 41 jaar jonger was. Hij verwekte bij haar nog twee uitzonderlijk knappe doch ters en een zoon die zijn levens werk voortzette. De gemeentenaren vonden dat geloer door die loep en dat gedoe van die oude man met die jonge vrouw maar niets, en ze kwamen des nachts op de deuren en op de muur bonzen. Fabre was een groot vriend voor zijn gezin, dat aan tafel overigehs alleen iets mocht zeggen als het wat ge vraagd werd en voor zyn kennis sen, zoals een blindeman uit het dorp en de tuinman die de bloe men begoot. Universeel mens Fabre was een universele geest. Hij had niet alleen een suc cesrijke pen, maar kon ook heel aanvaardbaar tekenen. Hy maak te Provencaalse gedichten waar bij hij de muziek zelf componeer de, en die droeg hij dan met ei gen begeleiding op, het huis- harmverschap had hem de vriendschap opgeleverd van Mis tral, de auteur van het Proven caalse epos „Mireille", en die in regionale kring wel „De Home rus van de Provence" werd ge noemd. Wat dat betreft deed Fa bre in roem niet onder. Hij was „de Homerus van de insekten". De plek waar niet minder dan twee homerussen elkaar regel matig in de armen vielen, dient niet onbezocht te blijven. Vanuit Orange is het de D-975 naar Vai- son-la-Romaine. Het museum is iedere dag van 9.00 tot 11.30 en van 14.00 tot 18.00 (van 1 novem ber tot 31 maart tot 16.00) uur ge opend. Dinsdags en de maand oktober is het gesloten. Bij mijn bezoek copuleerden twee tek kels op de voorhof. Ik weet niet of ze tot het betaalde personeel behoorden, dan wel dat ze vrij willig de taak op zich hadden ge nomen de bezoeker tot naden ken te stemmen over de oerwil en de onveranderlijkheid der dingen. (Over Fabre valt te lezen: Yves Delange: Album de Familie et lieux priviligiés de J. H. Fabre"; Barthélémy, Avignon, mei '85 en „:J. H. Fabre", door Marie Af au- ron, zelfde uitgever. Benevens: keuze uit de Promenades ento mologiques", bij Francois Maspe- ro, Paris, 1980 - een pocketboek.) Jean Henri Fabre. Het verzilveren van een euroche- que of een groene bankcheque leidt geregeld tot irritatie bij de re keninghouders. Veel mensen zijn niet op de hoogte van de nieuwe regels die al vorig jaar zijn inge voerd. Bij een andere dan de eigen bank mag slechts een eurocheque worden verzilverd tot een maxi- door Cees Keizer mum van 300 gulden en een groene bankcheque tot een maximum van 100 gulden. Voordien was dat 600, respectievelijk 500 gulden. Volgens de heer J. Jonkheer van de Bankgirocentrale heeft de che que de afgelopen jaren, het imago gekregen van een wettig betaal middel, omdat de bank de ontvan ger van de cheque uitbetaling ga randeert. "De cheque heeft echter slechts een aanvullende functie. Het is daarom niet zo dat een ande re dan de eigen bank steeds op nieuw cheques zal verzilveren om niet als kassier van een vreemde bank te behoeven optreden. De vreemde bank zal slechts eenmaal behulpzaam zijn", aldus de heer Jonkheer. Vakantiegangers in ons land wil len bij de bank in hun vakantiever blijf nogal eens een hoger bedrag vragen dan de toegestane 300 gul den. "Men vindt het geknisper van het bankpapier dan veiliger dan het uitschrijven van een cheque na een etentje bij de Chinees. Maar toch krijgt men niet meer dan ma ximaal 300 gulden" Vakantie Vooral Duitse vakantiegasten in ons land zijn vaak geirriteerd om dat ze op hun cheque niet meer dan 300 gulden uitbetaald krijgen. "Duitsland heeft de waarde van de eurocheque opgewaardeerd tot 400 Duitse Marken. Men denkt dan op het vakantieadres in Nederland daarvoor 440 gulden uitbetaald te krijgen. In alle landen is echter de regel dat men uitbetaald krijgt naar de regels die binnen het vakantieland gelden. En dat is voor Nederland een maximum van 300 gulden". Volgens de heer Jonkheer zijn de Nederlandse banken niet van plan de cheque een hogere waarde te geven, omdat uit onderzoek is ge bleken dat de rekeninghouder daaraan geen behoefte heeft. De "nieuwe" regels zijn nu ruim een jaar van kracht. Veel rekeninghou ders blijken hiervan echter niet op de hoogte te zijn. De Bankgirocentrale zorgt er bij verandering van regels in het beta lingsverkeer voor dat de banken in grote hoeveelheden de nodige in formatie krijgen om die door te zenden naar de rekeninghouder. De heer Jonkheer zegt dat de Bankgirocentrale er geen zicht op heeft of dat inderdaad gebeurt. "Normaal is dat de rekeninghou der bij het vernieuwen van zijn bankpasje de nodige informatie krijgt". In veel gevallen blijkt dat niet te gebeuren. De banken leggen ook wel de informatiefolders op de ba lie. Dan blijkt dat de rekeninghou der die informatie niet meeneemt omdat er zoveel informatie tegelijk wordt aangeboden, zoals over het verkrijgen van hypotheken of het afsluiten van verzekeringen. Tot voor ruim een jaar geleden was het mogelijk om voor 600 gul den aan eurocheques en voor 500 gulden aan groene bankcheques te verzilveren. De banken zijn tot be perking daarvan overgegaan om fraude te voorkomen. Volgens de Bankgirocentrale is men daarin met deze maatregel aardig ge slaagd. Ruim 2,5 miljoen Nederlanders zijn in het bezit van eurocheques en ruim een miljoen ingezetenen hebben groene betaalcheques in de binnenzak. Gedurende de vakantieperiode wordt met deze cheques voor een bedrag van 1,2 miljard gulden betaald. De eurocheque kan thans in acht landen worden gebruikt als betaal middel, maar kan daar ook worden verzilverd tot bepaalde bedragen. "Als de bank de klant goed heeft geïnformeerd, is die klant voordat hij met vakantie gaat in het bezit van een folder met daarop de be dragen die in het vakantieland op Beperkingen De bedragen die men wenst te hebben moeten worden ingevuld in de munteenheid van het land. Omgerekend in Nederlandse munt kan men per eurocheque in buitenland bedragen opnemen die liggen tussen de 350 en 500 gulden. "Nederland ligt met die 300 gulden] wel het laagst in de schaal", aldus] de heer Jonkheer. Als er zowel in binnen- als bui tenland toch banken blijken te zijn! die bereid zijn om aan de balie meer dan één cheque te verzilve ren, is volgens de heer Jonkheer het baliepersoneel waarschijnlijk! niet op de hoogte gebracht va ruim een jaar geleden ingevoerde beperkingen. Uit een in de afgelopen paar da gen gehouden steekproef van Kon- sumenten Kontakt blijkt dat ban ken er inderdaad niet zo happig op zijn om aangeboden cheques te verzilveren. "Hier en daar gaf het ons behoorlijke problemen, omdat we geen rekening hadden bij de betreffende bank", aldus Konsu- menten Kontakt. De Bankgirocen trale zegt dat de banken zich moe ten houden aan de op centraal ni veau gemaakte afspraken v door er voor het verzilveren een eurocheque of een groene be taalcheque geen problemen mogen zyn. "De verschillen in spreken, denken en belijden tussen de Ne derlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Ne derland zijn zo groot, dat wij om des Woords wil niet kunnen mee gaan met 'Samen op weg' in zyn huidige vorm". Dat schrijven elf hervormde predikanten in een 'open brief over het eenwor dingsproces tussen de twee grote protestantse kerken in dit land. Volgens de plannen zouden deze kerken zich na volgend jaar 'in staat van hereniging' bevinden, wat voorlopig niet inhoudt, dat ze werkelijk herenigd zijn. De ondertekenaars van deze open brief zijn de predikanten J. H. van Daalen te Oud-Alblas, R. A. Grisnigt Bennekom, W. J. Op 't Hof Ouddorp, P. Kolijn Krim pen aan de IJssel, P. van der Kraan Bleskensgraaf, P. Mole naar Amersfoort, J. H. V. Olie Opheusden, L. Quist Middelhar- nis, H. J. Stoutjesdijk Oud-Beij- erland, P. J. Teeuw Blauwkapel- Groenekan en P. de Vries Zwar- tebroek. Zij behoren allen tot de (rechtse) Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk óf staan nog rechtser daarvan. De predikan ten noemen 'Samen op weg' in zijn huidige vorm 'onherken baar', 'duister', 'onhistorisch', 'onschriftuurlijk' en 'ongerefor- meerd'. De brief telt vijftien pagina's. Daarin zetten zij uiteen, dat het hele eenwordingsgebeuren tus sen hervormd en gereformeerd op hen overkomt als 'een bewe ging vanuit de mens en niet van uit de Heilige Geest'. "Eenwor ding zou opheffing betekenen van de identiteit van de vader landse kerk als planting van God in de geschiedenis, en zou daar om een miskenning en aantasing zijn van het werk Gods in deze kerk". (Met de 'vaderlandse kerk' wordt de Nederlandse Her vormde Kerk bedoeld. Zij da teert uit de tijd van de Reforma tie). De elf dominees zijn bevreesd dat er voor hun opvattingen over geloven en belijden én voor 'een leven naar de praktyk der godza ligheid' binnen een herenigde kerk geen plaats meer zal zijn. Ook verwachten zij, dat de de confessionalisering (het loslaten van de reformatische belijdenis) zich zal doorzetten. Wat de ondertekenaars verder tegen 'Samen op weg' hebben is, dat het zich als een soort 'lawine' voltrekt. Ze spreken van 'dram merigheid' en 'te weinig tijd voor serieuze overweging', terwijl door het verschil in procedure de stem van de gereformeerde ker keraden zwaarder dreigt te we gen dan die van de hervormde. In plaatselijke gemeenten onder vindt, naar hun oordeel, het een wordingsproces grote weerstan den. Evangelisten. De Hervorm de Bond voor Inwendige Zen ding op Gereformeerde Grond slag vindt het inzetten van evan gelisten een passend antwoord op de ontkerkelijking. Dat blijkt uit zijn jaarverslag over 1984. Er zijn nu 18 evangelisten werk zaam in grote steden, in gemeen ten met sterk groeiende i wijken en hier en daar ook op het 'platteland'. Deze plaatsen zijn: Utrecht, Huizen, Zwolle, Nieuwerkerk aan de IJssel, Wieringerwaard, Oude Pekela, Rotterdam, Gro ningen, Amsterdam, Amersfoort, Ridderkerk en Capelle aan de IJssel. Nog dit jaar gaat er ook in Leiden (hervormde wijken Mare- kerk en Kooi-Pniël) een evange list van de bond werken, voorlo pig drie jaar. Een verzoek om een evangeli- satiepost moet komen uit de ker kelijke gemeente zelf, vindt de bond. Aanstelling gebeurt dan ook steeds in samenwerking met de plaatselijke kerkeraad, die medeverantwoordelijk is voor het werk. "De christelijke gemeente in Nederland- leeft in een na- christelijke tijd", constateert de schrijver van het jaarverslag. "In veel plaatsen is de gemeente ver schoven naar de rand van de sa menleving". "Bezinning op deze veranderde plaats is dan ook ge boden". Twee medewerkers van de bond houden zich op het ogen blik bezig met het verslavings probleem (drugs en alcohol). In Huizen is een speciale alcohol werkgroep opgericht. Op de noordelijke Veluwe is een soort gelijk projektteam actief. In Leerdam wordt speciale aan dacht besteed aan mensen die verslaafd zijn aan medicijnen. Wereldraad. Het Centraal Comité (algemeen bestuur) van de Wereldraad van Kerken be gon gisteren in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires zijn jaar lijkse werkvergadering met een herdenking van de begin juli overleden oud-secretaris-gene raal dr. W. A. Visser 't Hooft. Ds. Jacques Maury, voorzitter van de Federatie van Protestantse Ker ken in Frankrijk, hield de toe spraak. "De herinnering aan de ze man weerhoudt ons van be rusting als wij geconfronteerd worden met de problemen van deze tijd", zei Maury. In zijn eerste rapport aan het bestuur van de Wereldraad zegt secretaris-generaal dr. Emilio Castro (methodist uit Uruguay), dat de kerken wel willen samen werken, maar onvoldoende be reid zijn om daadwerkelijk tot eenheid te komen. "Het ont breekt ons aan verlangen om het schip van de oecumene op zijn bestemming te laten aankomen". "Er is binnen de oecumene al veel bereikt, maar op bestuurlijk vlak weigeren de kerken daaraan consequenties te verbinden". "Oecumene vergt van de kerken effectieve besluitvorming, en daaraan ontbreekt het tot nu toe". Sprekend over de betekenis van de Latijnsamerikaanse ker ken voor de oecumene zei Ca stro, dat de 'bevrijdingstheolo gie' voor de kerken van funda menteel belang is. "Maar deze theologie is zeker niet heilig, en moet door theologen elders in de wereld niet slaafs worden ge volgd, hoewel het lezen van de bijbel in samenhang met prakti sche solidariteit met de armen een noodzaak en uitdaging is voor christenen in allerlei situa ties". Castro toonde zich bezorgd over het Vaticaanse spreekver bod voor de Braziliaanse bevrij dingstheoloog Leonardo Boff. "Deze maatregel heeft negatieve gevolgen voor de verkondiging van het evangelie in Latijns- Amerika en maakt ook de oecu menische betrekkingen minder zeker". Hervormde Kerk: aangeno men de benoeming te Den Hel der tot pastoraal medewerker B. de Haan te Rozenburg; beroepen te Wijnjeterp-Duurswoude (Fr.) kandidaat J. L. Schreuders Groe- nekan; bedankt voor Otterlo P. J. Teeuw Blauwkapel-Groenekan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 10