Kunstgebit is vaak om
kiespijn van te krijgen
Tropeninstituut niet meer zo stijfjes
ZATERDAG 6 JULI 1985
EXTRA
PAGINA 17
Vier miljoen
Nederlanders dragen een
kunstgebit, en volgens
recent onderzoek is één
derde van hen
ontevreden. De protheses
blijken te rammelen, ze
verschuiven, passen niet
goed, breken, vallen uit de
mond of kunnen worden
ingeslikt, zoals blijkt uit
bijgaand overzicht van
'tandtechnische' rampen
en rampjes gedurende de
afgelopen jaren.
De sexy uitstraling van een gaaf
gebit kan misschien geïmiteerd
worden, maar de ontluistering van
een grijnzende prothese op het
nachtkastje is dan des te groter. Het
rottingsproces in de monden van
mensen die hun eigen gebit nog
hebben, gaat snel. Vrijwel niemand
heeft een gebit zonder vullingen,
plaatjes, bruggen of stiften.
In Engeland waren er een jaar of tien
geleden al kinderen van drie en vier jaar
met een kunstgebitje. Vooral het
langdurig zuigen en kauwen op
fopspenen schijnt funest te zijn. In
Nederland worden per jaar gemiddeld
vier miljoen tanden en kiezen
getrokken. Dat hoeft overigens niet
altijd vervelend te zijn: toen een 37 jarige
boer in Turkije - hij was al vijftien jaar
blind en doof - eens een kies liet trekken
kon hij plotseling weer zien en horen.
In de wetenschap wordt al jaren gezocht
naar middeltjes om tandbederf te
voorkomen. Pasta's,
speekselverbeteraars, injecties, pillen:
alles is geprobeerd, niks helpt. De
tandartsen vullen hier wat, trekken daar
wat en vele duizenden guldens later is
het eind van het liedje meestal toch een
prothese, in de volksmond
„kunstgebit". Velen denken dat ze dan
van de ellende af zijn. In
Noord-Nederland was het tot voor kort
bij boerenfamilies een gewoonte om de
bruid bij haar huwelijk een kunstgebit
aan te meten. Dan zou de toekomstige
bruidegom daar in ieder geval geen
kosten meer aan hebben.
Aanzien
Vroeger stond het kunstgebit hoog in
aanzien. Een oude vrouw in het Spaanse
Placensia had al zes jaar een kunstgebit.
Tot haar verbazing bleek op zekere dag
dat het niet meer paste. Na enige weken
werd de oorzaak bekend: in haar mond
groeide een volledige rij nieuwe tanden.
Maar daar had het vrouwtje geen zin in.
Ze liet onmiddellijk de boel trekken en
leefde verder met haar kunstgebit.
In het boek Pnin van Vladimir Nabokov
heeft de hoofdpersoon .nieuwe tanden'
gekregen. Hij is verrukt over deze
wonderlijke uitvinding van de
wetenschap, die hij dan ook regelmatig
en met nauw verholen trots aan zijn
vrienden en bekenden laat zien. Die dat
tot zijn grote verbazing niet op prijs
blijken te stellen. In de vorige eeuw was
het heel gewoon om na het eten het gebit
op tafel te leggen.
De grapjes en sterke verhalen over
gebitten en kunstgebitten zijn legio.
Ooit gehoord van de tandarts die in het
geweer kwam tegen plak- en
kleefmiddelen? Zijn naam was Rob
Snoep.
De man met de sterkste tanden ter
wereld was de inbreker George Dean,
die in 1963 in Australië werd
veroordeeld. Zfin techniek om een huis
door Ben Rogmans
Openbaar Kunstgebit. Dit komische kunstwerk drijft vriendelijk de spot met de tandprothese.
binnen te komen: met zijn tanden de
spijltjes van een raamventilator
doorbijten. Hij oefende zijn gebit op
botten en rauw vlees. Overigens: de
menselijke kauwmachine is krachtiger
dan we denken. In 1938 is in Amerika
uitgezocht dat de druk tussen onder- en
bovenkaak 77 kilo bedraagt.
Nog een man met sterke tanden is de
gepensioneerde Amerikaanse
huisschilder Ernie Woolley. Hij vond op
het strand een dode dolfijn. Hij brak het
gebit van het beest eruit en liet daarvan
een kunstgebit maken met vlijmscherpe
tanden. Zo'n verhaal doet sterk denken
aan de figuur Jaws uit de
James-Bond-films, die een roestvrij
stalen gebit had.
Walvistanden
Vroeger werden gebitten gesneden uit
hout of uit walvistanden. Het kwam ook
voor dat arme mensen tegen beloning
hun gezonde tanden lieten trekken ten
behoeve van het door suikerwerk en
slecht eten verrotte gebit van de rijken.
In 1943 was er een groot tekort aan
materiaal voor kunstgebitten. Een
tandtechnicus pleitte toen voor het
opgraven van doden die hun gebit tot in
het graf hadden meegenomen.
Tegenwoordig hebben de meeste
kunstgebitten keramische tanden.
Liefhebbers echter kunnen hun mond
volstoppen met goud. In Hamburg drijft
een tandtechnicus handel in
kunstgebitten met diamanten en
edelstenen. De Mechelse herder Nero
van de Tilburgse politie loopt met een
witgouden tand in zijn bek.
Hoe fraai de kunstgebitten ook zijn -
tegenwoordig worden ze nogal eens
gemaakt met een klein
schoonheidsfoutje, zodat het echter lijkt
- ten opzichte van echte tanden blijven
ze één belangrijk nadeel houden: je kunt
ze verliezen. En dat gebeurt. Er is zelfs al
geopperd om - net als bij fietsen - de
postcode en huisnummer in het gebit te
graveren. De afdelingen gevonden
voorwerpen van de politie en de
spoorwegen vinden er jaarlijks
tientallen. De politie van New York
hield in 1963 maar liefst 84
kunstgebitten over. Meestal gevonden
in telefooncellen en de ondergrondse.
In Engeland verloor een man zijn gebit
door het spoelgat van een wc in de trein.
James Price, uit Newport in de
Amerikaanse staat Arkansas, verloor
zijn gebit tijdens een roeipartij. Hij vond
het een week later terug in de maag van
een grote vis die hij op de markt kocht.
De Brit Fred Leith dacht op zekere
ochtend dat hij iets bekends zag in de
vreemde grijns van zijn hond. Toen hij
goed keek, zag hij dat het dier twee
gebitten had: een echt en een kunst.
Leith had zijn gebit de avond tevoren op
een laag tafeltje neergelegd.
In 1972 verloor in Koog aan de Zaan een
veertigjarige chauffeur zijn gebit tijdens
een poging een vrouw aan te randen. De
politie achterhaalde de man binnen twee
weken.
Ingeslikt
Een verloren kunstgebit hoeft niet altijd
uit de mond gevallen te zijn. Het kan ook
ingeslikt worden. Dat overkwam in 1964
de minister zonder portefeuille Purcell
van Trinidad tijdens een deftig diner
met diplomaten. In 1968 is in Oudewater
een voetballer gestikt in zijn gebit dat hij
tijdens de wedstrijd inslikte.
De 74-jarige Schot Pat Mullor kwam in
1964 op de operatietafel voor een
ingreep aan zijn keel. Hij had zo'n last
van een stekende pijn. Toen men hem
met een spuitje plaatselijk wilde
verdoven, brak de naald tot twee keer
toe af. In Mullors keel bleek al jaren een
volledig kunstgebit te zitten. De
bejaarde Schot verklaarde zijn gebit ooit
na een middagslaapje te zijn
kwijtgeraakt en dat hij het nooit meer
gevonden had.
René Lepetit uit het Belgische
Theurtheville overkwam iets
soortgelijks. Hij leed al achttien
maanden aan een geheimzinnige ziekte,
spuwde soms bloed, vermagerde sterk
en had soms het gevoel dat zijn keel
werd dichtgeknepen. Hij bleek ooit zijn
gebit te hebben ingeslikt. Het overgrote
deel daarvan was er langs natuurlijke
weg weer uitgekomen. Een rij van zes
tanden was echter in zijn keelholte
blijven steken.
Het kunstgebit heeft ook positieve
effecten en gebruiksmogelijkheden. Een
jonge Engelsman raakte in de oorlog
gewond, waardoor hij later in zijn
dromen knarsetandde. Van het geluid
daarvan kon hij weer niet slapen. Door
slaapgebrek raakte hij aan de drank en
aan lager wal. Van het een kwam het
ander en na zijn zoveelste diefstal werd
hij tot een gevangenisstraf veroordeeld.
Daar kreeg hij een kunstgebit, dat hij 's
nachts uitdeed. Hij kon vanaf dat
moment weer slapen, raakte van de
drank af, werd ontslagen uit de
gevangenis en beterde zijn leven.
Een Duitse dame nam, als ze uit
winkelen ging, in haar handtas altijd het
gebit van haar man mee. Om te
voorkomen dat hij, tijdens haar
afwezigheid, de ijskast zou plunderen.
Hetzelfde deed in Nederland een
73-jarige dame uit Liesel. Die kwam in
het nieuws toen ze het gebit van haar
man in de kerk had laten liggen. Ze was -
waarschijnlijk terecht - bang dat haar
man tijdens haar kerkbezoek alle
stukjes vlees uit de soep zou halen.
Klapperen
De meeste bezitters van een kunstgebit,
ook al hebben ze niet zoveel klachten,
zullen zich tamelijk ongelukkig voelen
met hun prothese. Op de
televisiereclame zien we sluwe sjaantjes
die de slome slager sloegen, Hans en
Kees die in een appel bijten, de dertig
seconden-borsteltjes en ga zo maar door.
Met vier miljoen kunstgebitten in
Nederland is er een enorme markt.
Desondanks is noch de wetenschap
noch de commercie erin geslaagd iets
fatsoenlijks te bedenken.
Het tandbederf gaat door, en met
protheses blijft het maar behelpen:
alleen dat klapperen al... In appels zit
veel suiker, poetsen blijkt minder
belangrijk te zijn dan vaak wordt
beweerd en het geheim van een sterk
gebit is nog steeds niet ontdekt. Is het
erfelijkheid, iets met het speeksel,
voeding? Waarschijnlijk een combinatie
daarvan. Wie weet wordt er nog ooit
eens een middel gevonden dat de tanden
echt afdoende beschermt. Tot die tijd
blijft het tobben met de tanden en
kniezen met de kiezen. En maar hopen
dat de boel er zo lang mogelijk in kan
blijven zitten. Want we hebben liever
één tand in de mond, dan tien op het
nachtkastje.
door Bert Paauw
Een Nederlandse bouwmaatschap
pij sleepte enkele jaren geleden in
Saoedi-Arabië een opdracht in de
wacht voor het bouwen van een
blok flatwoningen. Toen het fraai
ogende gebouw werd opgeleverd
werden veel complimenten geuit.
Toch viel het complex niet echt in
de smaak. De bouwer had namelijk
maar één lift aangebracht en daarbij
over het hoofd gezien dat in het be
wuste Arabische land mannen en
vrouwen niet samen in dezelfde lift
mogen vertoeven.
Meer van dergelijke voorvallen kan
men moeiteloos opdissen bij het in Am
sterdam gevestigde Koninklijke Insti
tuut voor de Tropen (kortweg Kit of Tro
peninstituut). Bij dit 75-jarige instituut
verbazen de medewerkers zich nog gere
geld over het gemak en de nonchalance
waarmee veel westerlingen zaken den
ken te kunnen doen met mensen die uit
een volkomen andere cultuur stammen.
Woordvoerster Dody Dony: "Veel
westerlingen denken: ach, ik red het wel
en gaan onvoorbereid op pad. Nou, dat
leidt niet zelden tot enorme blunders. Ie
mand die in een moslimland tegen z'n
gastheer zegt wel even te zullen wachten
met eten tot diens vrouw erbij komt zit
ten omdat het anders zo ongezellig is.
Niet beseffend dat in een dergelijk land
mannen en vrouwen niet samen aan één
tafel eten".
"Of zakenmensen die niet weten dat in
Afrika het element van begroeten een
heel voorname rol speelt. Dat je eerst
over en weer behoort te informeren naar
eikaars familie, vee en werk voordat je
terzake komt. Of westerlingen die héél
krampachtig reageren en zich wat terug
trekken wanneer de gesprekspartner in
een Zuidamerikaans land hem veelvul
dig aanraakt, niet begrijpend dat hij de
ander daarmee beledigt omdat die aan
rakingen juist een vorm van vriendelijk
heid zijn".
Volgens Dody Dony zijn bovenge
noemde misverstanden makkelijk te
1 Het Tropenmuseum.
vermijden wanneer mensen de moeite
nemen zich te oriënteren op het (tropi
sche of subtropische) land waar ze naar
toe gaan. Dat kan bij het Tropeninsti
tuut, dat in 1910 door overheid en be
drijfsleven speciaal is opgericht om ken
nis te verzamelen over tropische en sub
tropische gebieden en deze kennis door
te geven aan iedereen die daarvoor be
langstelling heeft.
Moeilijke tijd
Het Tropeninstituut, gevestigd in een
monumentaal pand aan de Amsterdam
se Mauritskade, telt ongeveer 400 mede
werkers. Het instituut heeft een moeilij
ke tijd achter de rug. Vijf jaar geleden
zette de toenmalige minister van ont
wikkelingssamenwerking De Koning
vraagtekens bij het functioneren van het
instituut. De diverse specialisten zouden
volkomen langs elkaar heen werken, de
aanwezige kennis zou verouderd zijn en
de bestuurlijke top (een zes man sterk
directorium) werd bestempeld als log.
Aangezien Ontwikkelingssamenwer
king op dat moment tachtig procent van
de kosten van het instituut voor z'n reke
ning nam kwam die kritiek hard aan.
Inmiddels is er het een en ander veran
derd. Er is een nieuw beleidsplan opge
steld en in gang gezet voor een betere
onderlinge afstemming van werkzaam
heden. Bovendien is er een nieuwe twee
hoofdige leiding aangesteld (J.C.J.Mohr-
mann en N.H.Vink, beiden afkomstig
van het Westduitse Institut vor Agra-
und Hydrotechnik), wat de slagvaardig
heid heeft vergroot.
Dody Dony: "Het heeft hier een tijdje
stroef gedraaid. De reorganisatie maakte
de nodige roerselen los. Er heerste angst
voor gedwongen ontslagen. Dat is geluk
kig nauwelijks het geval geweest, maar
er zijn door afvloeiingsmaatregelen, vut
en dergelijke toch wel zo'n 70 formatie
plaatsen verdwenen. Er werd drang uit
geoefend van de kant van de overheid
maar ook intern heerste er ontevreden
heid over het functioneren. Die moeilij
ke periode zijn we gelukkig weer te bo-
Het Tropeninstituut, dat een nieuw
elan Ui kt uit te stralen, bundelt z'n acti
viteiten in drie programma's die zijn ge
richt op de ontwikkelingslanden en op
de Nederlandse samenleving, te weten
plattelandsontwikkeling, tropische hy
giëne en kennisoverdracht.
V oedselstrategie
Opdrachten ten aanzien van de platte
landsontwikkeling zijn veelal afkomstig
van het ministerie van ontwikkelingssa
menwerking, dat op zijn beurt weer ver
zoeken krijgt van Derde Wereldlanden.
Dody Dony: "Zambia wil bijvoorbeeld
dat we een voedselstrategie uitdokteren
voor de komende vijf jaar. Onze weten
schappers gaan dan aan de slag, al is het
altijd maar weer afwachten of zo'n ont
wikkelde strategie ook inderdaad door
de politici wordt uitgevoerd''.
"Op dit moment voeren we een langlo
pend project uit in Mali waar getracht
wordt bepaalde streken te ontwikkelen.
Daarbij komen vragen aan de orde als:
welke gewassen groeien het best?; wel
ke bijvoeding heeft het vee nodig?; wel
ke ploegmethoden zijn te verkiezen?;
welke rol spelen de vrouwen?; hoe kan
bodemuitputting worden voorkomen?
Allerlei aspecten komen aan bod. Niet
alleen op landbouwkundig gebied, maar
ook op het terrein van de gezondheids
zorg en op financieel-economisch ge
bied. Kleine industrieën worden ontwik
keld en coöperaties worden opgezet om
arme boeren een stap verder te helpen.
Het gaat er dus om de leefomstandighe
den op het platteland te verbeteren".
"Van bedrijven en particulieren krij
gen we ook opdrachten, gelukkig steeds
meer. Dat past ook in het beleid om fi
nancieel minder afhankelijk te zijn van
de overheid. Op dit moment wordt van
ons totale budget van 60 miljoen gulden
minder dan de helft, 27 miljoen, opge
bracht door de overheid".
De activiteiten in het kader van de tro
pische hygiëne kennen een zogenaamde
'droge' en een 'natte' kant. De droge
kant betreft zaken op het vlak van de ge
zondheidsproblematiek en epidemiolo
gie. Dat kan bijvoorbeeld een onderzoek
naar zuigelingensterfte in een bepaald
Het 75-jarige Tropeninstituut aan de Amsterdamse Mauritskade.
gebied omvatten. De natte kant is over
geheveld naar het Academisch Medisch
Centrum, waar aan laboratoriumonder
zoek, dienstverlening en onderwijs
wordt gedaan.
Dody Dony: "Je hebt meerdere insti
tuten die zich bezighouden met onder
zoek naar tropische ziekten. Onderling
is een bepaalde verdeling gemaakt. Wij
zijn gespecialiseerd in lepra. Daar wéten
we echt veel van. Maar daarnaast wordt
geprobeerd om ook ten aanzien van an
dere ziekten sneller diagnoses te kunnen
stellen. De laatste jaren is er een duide
lijke toename van het aantal tropische
ziekten. De mensen reizen meer, gaan
verder weg en nemen ziekten mee te
rug".
Kennisoverdracht
Kennisoverdracht is en blijft nog altijd
de hoofdmoot van de inspanningen van
het Tropeninstituut. Er worden cursus
sen (bijvoorbeeld talen als arabisch en
swahili) en trainingen gegeven (hoe ga ik
met iemand van een andere cultuur
om?); er is een informatiecentrum met
gegevens over 120 landen aanwezig; er is
een briefing center ingericht (waar men
sen met ervaringen in ontwikkelingslan
den hun kennis kunnen opslaan en
doorgeven) en er wordt kennis doorge
geven door middel van theatervoorstel
lingen (in het bij het instituuut behoren
de theater Soeterijn) en via het zeer be
kende Tropenmuseum.
Dody Dony: "We hebben hier ontzet
tend veel informatie en faciliteiten bij el
kaar. Ook instellingen en instanties uit
het buitenland kloppen regelmatig bij
ons aan. Het aardige is denk ik dat we
zoveel verschillende mogelijkheden bie
den. We doen ook dingen voor kinderen
en scholieren. Iedereen die iets over de
tropen wil weten kan bij ons binnen
stappen, ongeacht of men ondernemer,
scholier, ontwikkelingsdeskundige of
zomaar geinteresseerd is. We zijn niet,
wat sommigen denken, alleen maar een
stijf en deftig instituut".