De strijd om het Grote Gelijk Mijne heren der redakbie op vwrM injjn reaktie 'tmoet me node tin mjjn tótf 'k spa ar o roede drê, «och prd ZATERDAG 6 JUL11985 EXTRA JILjj BIJLAGE VAN HET LEIDSCH/ALPHENS DAGBLAD PAGINA 15 „Ik was echt teleurgesteld", schrijft een Limburgse, „toen op 30 april de klokken 15 minutenlang luidden voor de koningin. Niet alleen omdat het mijn vrije dag was en ik wilde uitslapen, maar vooral door het feit •dat ik me niet meer kan herinneren wanneer de klokken voor het laatst hebben geluid voor Jezus". Een andere inwoner van die provincie maakt zich boos over het Nederlands elftal: „Zelfs de rode kaart werd niet geschuwd om prestaties te behalen. Van de Kerkhof schijnt geen respect meer te hebben voor een medemens, ook al is dat een Oostenrijker". Het zijn maar twee grepen uit de enorme berg brieven waarmee Nederlandse krantelezers de dagbladredacties bestoken. Die epistels gaan werkelijk over alle onderwerpen die je maar kunt bedenken. „Wat ik altijd 'geloof en dieren' noem, lokt ontzettend veel reacties uit", vertelt Hans Bos, door wiens handen alle lezersbrieven gaan die gericht zijn aan de combinatie Haarlems Dagblad/I Jmuider Courant/Beverwijkse Courant. 'Geloof staat daarbij voor zaken als het bezoek van de paus, abortus en euthanasie; 'dieren' betreft uiteraard dierenmishandeling, dierproeven, hondepoep en dergelijke. Ondersteboven „Hondepoep!" is ook het eerste wat John Kroon, chef stadsredactie van deze krant, uitroept als antwoord op de vraag waarover veel lezers zich opwinden. Dat ons volk zich ook over andere uitwerpselen behoorlijk kwaad kan maken, moge blijken uit een brief in het Algemeen Dagblad van 22 mei. „Overlast van honden, poep op de stoep, daar heeft iedereen de mond van vol", constateert mevrouw A. Zilling uit Delft. „Maar laten we niet vergeten dat het een opvoedingsgebrek is van de bazen/bazinnen. Je kunt een hond heel goed duidelijk maken waar het wel en niet mag. Maar wie denkt er aan de planten in onze tuinen? Vol met kattepoep. Dat is blijkbaar niet zichtbaar genoeg". Een andere lezer van diezelfde krant, T. H. Prein uit Rotterdam, vindt de poepdiscussie kennelijk maar belachelijk. Hij schrijft: „Mijn reactie op brieven over honde- en kattepoep: alle vogels moeten boven de bebouwde kom ondersteboven vliegen". Het aantal ingezonden brieven dat kranteredacties ontvangen, loopt sterk uiteen. Van ongeveer 3 per dag bij de Nieuwe Noordhollandse Courant (NNC) tot een enorme berg bij De Leeuwarder Courant. „Drie is helaas niet veel", zegt NNC-hoofdredacteurH. Lansdaal. „Ik zeg helaas, omdat het aantal lezersbrieven volgens mij een van de dingen is waaraan je de populariteit van een krant kunt aflezen". Gevraagd naar een verklaring voor de buitensporige brievenvloed die de Leeuwarder Courant te verwerken krijgt, antwoordt adjunct-hoofdredacteur W. Pennewaard: „Ik denk dat in dit geval de markt de vraag schept. We besteden veel aandacht aan lezersbrieven en dat lokt op zichzelf al brieven uit. En zolang die niet kwetsend zijn of al te veel beuzelarij bevatten, plaatsen we in principe alles". In die Friese brievenrubriek speelt trouwens de taal een opvallende rol. En dan niet alleen de rivaliteit tussen het Fries (Frysk) en het Nederlands, zoals blijkt uit een hartekreet van O. Bergher uit Heerenveen: „Nou, het Frysk Festival heeft het maar best getroffen met de redactie van de Leeuwarder Courant. Niet minder dan vier pagina's Fries in de LC van dinsdag 7 mei, plus nog wat artikelen in diezelfde taal. Geen woord over de evenementen die in diezelfde periode in bijvoorbeeld Ooststellingwerf worden gehouden, laat staan in het Stellingwerfs". Bittere pil Loopt bij lezersbrieven op enkele punten de aanpak van de diverse dagbladen enigszins uiteen, over één ding zijn ze het roerend eens: mensen wier brief niet wordt opgenomen, krijgen allemaal een briefje of telefoontje waarin wordt uitgelegd waarom dat niet gebeurt. Voor de betreffende abonnee is dat uiteraard een bittere pil. Nog erger is zoiets voor de gedreven briefschrijvers, de mensen dus die hun krant bestoken met een waar spervuur van epistels. Ze worden door journalisten wel eens aangeduid als querulanten, hoewel dat in heel wat gevallen niet terecht is. Volgens Van Dales Groot Woordenboek der Nederlandse Taal is een querulant „iemand die lijdt aan een ziekelijke klaagzucht, iemand die zich altijd verongelijkt waant en zich altijd bezwaart en wil procederen". Gelukkig is dat met krantelezers niet zo vaak het geval. Laten we dus maar liever spreken over 'veelschrijvers'. Een van hen is geabonneerd op de Nieuwe Noordhollandse Courant en woont in de Beemster. „Weetje wat het met kranten is?", houdt hij me voor. „Als je de waarheid schrijft, nemen ze het niet op. In het gesprek met de minister-president op de televisie draaien ze ook altijd om de punten heen waarom het gaat. En daarover schrijf ik dus wel. Kijk, een brief over de veemarkt in Purmerend plaatsen ze wel, maar een over de salarissen bij de Europese Gemeenschap niet, hè. Mijn naam? Nee, noem die maar niet. Dat kan alleen als ik zelf schrijf." Ook een veelschrijver was een inmiddels overleden Leidenaar. Een paar jaar geleden schreef hij: „Ingezonden brieven worden nu en dan 'van redactiewege ingekort'. Dat is een mooie uitdrukking voor 'censuur', want je wordt natuurlijk gewoon gecensureerd als er abortus provocatus wordt uitgeoefend op je geesteskind en Ingezonden brieven in dagbladen zijn leuk of saai, snijden hout of slaan nergens op, zijn heel nuttig of overbodig - maar bovenal getuigen ze van wezenlijke interesse in wat er omgaat in onze samenleving. Ronald Frisart verdiepte zich een maand lang in wat de lezers van een groot aantal Nederlandse kranten op hun hart hebben. "Mijn reactie op brieven over honde- en kattepoep: alle vogels moeten boven de bebouwde kom ondersteboven vliegen", aldus een moegestreden abonnee. Wat lezers zoal schrijven. door Ronald Frisart Tekening: Ron Alma je in de krant moet lezen welke onlogica je nu weer bij elkaar hebt gefröbeld". Moed opgegeven Een gelijkgestemde geest is J. F. J. (Jos) van Os uit Hilversum. Hij leest de Gooi en Eemlander en maakt dat de redactie ook geregeld duidelijk. „In ongeveer driejaar tijd heb ik 80 stukken aan de krant gestuurd", vertelt hij. „Maar sinds november vorig jaar ben ik gestopt, omdat ze niet meer werden opgenomen. Ik heb de moed een beetje opgegeven. Ik schreef bijvoorbeeld over de kruisraketten, omdat ik tegen eenzijdige ontwapening ben. Ik ben namelijk niet alleen lid van het CDA en het Oud-Strijders Legioen, maar ook van het ICTO (Interkerkelijk Comité Tweezijdige Ontwapening). Voor de radio heb ik eens ruzie gehad met Jan ter Laak van Pax Christi. Mijn lidmaatschap van de KRO heb ik trouwens opgezegd, omdat ze een keer de verjaardag van koningin Beatrix waren vergeten. Daar was ik öntzettend gepikeerd over". In tegenstelling tot de teleurgestelde Van Os, barst de Roosendaler G. A. Assmann, lezer van het Brabants Nieuwsblad, van zelfvertrouwen. „Ik kom nogal eens bij Albert Heijn en daar spreken dames - echt waar, van behoorlijke stand hoor me wel eens aan. Die zeggen: meneer Assmann, schrijft u nog eens zo'n stukje. Nou, dan voel ik me gevleid hoor, dat mag u gerust weten". Assmanns vele brieven hebben eens de woede van andere abonnees gewekt: „Vorig jaar zijn twee andere mensen en ik in een ingezonden brief aangevallen. Men vroeg de hoofdredacteur ons onmiddellijk het zwijgen op te leggen. Ze vonden ons te rechts en ze vonden ook dat we geen behoorlijk Nederlands schrijven. Nou, laat ik u vertellen dat ik gymnasium alpha heb gedaan en daarna m'n middelbare akte Engels heb gehaald, dus u kunt wel nagaan. Maar ja, links heeft tegenwoordig toch altijd gelijk?" Of links gelijk heeft is één ding, of het ook gelijk krijgt is nog iets anders, zo valt op te maken uit een brief in Het Vrije Volk van L. J. van Driel uit Oud-Beijerland: „Na het lezen van HW van 13 mei was ik waarlijk in alle staten. Zijn wij nu een rk-dagblad of een democratisch-socialistische krant? Pagina's vol over een of andere voorganger van een kerk die ons totaal niet interesseert. Ik neem aan dat HW zijn lezerskring, onder wie veel oer-leden van de Voorwaarts, bepaald geen dienst bewijst met het bij elkaar schrijven van zoveel zinloze verhalen". Schaamte Daarmee zijn we beland bij een voor de maand mei typerende gebeurtenis: het bezoek van de paus aan Nederland. Het heeft heel wat pennen in beweging gebracht. Twee voorbeelden slechts. Monique Peters uit Oisterwijk schrijft in de Volkskrant: „De laatste tijd hebben de media veel aandacht besteed aan de gevolgen van het verblijf in een sekte. Ik beklaagde de slachtoffers en bedacht dan trots dat zoiets mij niet zou kunnen overkomen. Nu is mijn trots omgeslagen in schaamte. Het bezoek van de paus heeft me doen beseffen dat ik nu al zo'n 24 jaar lid ben van een 1600 jaar oude sekte". En Els Vos de Wael schrijft in het Utrechts Nieuwsblad: „Waarom een vrouw niet priester mag worden, is eigenlijk voor de paus en mij net zo'n vraag als waarom een man geen kind mag baren. Dit is geen kwestie van mogen maar kunnen". Ook de redactie van een krant - of liever gezegd het beleid van die redactie - moet het zo nu en dan ontgelden. Dat blijkt onder meer uit de ontboezeming van de Middelburgse Marian van Egdom in de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC) van 24 mei. Naar aanleiding van de berichtgeving in die krant over dodenherdenking merkt ze op dat „uw reporter" zijn stukjes kennelijk achter zijn bureau schrijft aan de hand van het al zes jaar lang identieke herdenkingsprogramma. De PZC-redactie ziet er geen aanleiding in voor een naschrift. C. van der Maas, een van de twee PZC-hoofdredacteuren, legt uit dat naschriften eigenlijk alleen in overweging worden genomen als het beleid van de krant heel erg hard aan de paal wordt genageld. Diezelfde lijn houden trouwens de meeste redacties aan. Redactiechef H. B. van Keulen van Dagblad Tubantia uit Enschede plaatst bijvoorbeeld alleen naschriften als briefschrijvers de redactie fel en ten onrechte aanvallen. En hoofdredacteur B. Evenhuis van de Arnhemse Courant vertelt: „Naschriften maken we zelden. Alleen als het gaat om aantoonbare onjuistheden of als het beleid vam de krant wordt aangevallen, en zelfs in dat laatste geval ook vaak niet". Nog terughoudender op dit punt is de Gooi- en Eemlander, aldus redactrice Monique Bollee. „In hoogstens 1 procent van de gevallen plaatsen we een naschrift. In het algemeen vinden we dat lezers het recht hebben hun mening te ventileren zonder dat we ze met een naschrift in de weg zitten". Naschriften Principieel tegenstander van redactionele naschriften is het Brabants Nieuwsblad. Chef nieuwsdienst Wil Priems: „Een lezer die schrijft heeft toch al een drempel moeten overwinnen. We vinden het ongepast als de redactie, die toch al meer dan genoeg kans krijgt zich te uiten, ook nog eens, vaak vanuit een soort superioriteitsgevoel, naschriften zou maken". Het is trouwens een misverstand dat redacties altijd hun gelijk zouden willen halen door middel van naschriften. Een voorbeeld uit het Nieuwsblad van het Noorden (Groningen) illustreert dat. Op 21 mei toonde P. C. Slikkeveer uit Appelscha zich gebelgd over de verslaggeving op de sportpagina's. „Bij de noordelijke atletiekkampioenschappen", schrijft hij „kwam de vereniging Invictus uit Oosterwolde bij de jongens junioren-A bijzonder goed voor de dag. Van de 12 te verdienen gouden medailles sleepten zij er 5 in de wacht. Het Nieuwsblad van het Noorden heeft toch voor zijn doen erg veel aandacht aan de betreffende kampioenschappen besteed. Opvallend dat de vijf eerder genoemde plaatsen van de Invictus-leden ontbraken. Dit is geen toeval. Reeds vele keren gebeurde hetzelfde". Voorwaar een ferme beschuldiging van partijdigheid, waaruit de sportredactie de conclusie trok dat een naschrift op zijn plaats was. Dat begon met enige uitleg over het journalistieke handwerk: „Door de vele nummers bij atletiekwedstrijden zijn wij tot een selectie van de uitslagen gedwongen. Van een boycot is bepaald geen sprake". Dat gezegd zijnde, was de redactie echter best bereid een fout ruiterlijk toe te geven: „Wat Klungel betreft heeft u overigens gelijk. Onze atletiekmedewerker zag zijn prestatie over het hoofd". Afgezien van het feit dat het in dit geval ging om de noordelijke atletiekkamioenschappen, had dit geval zich in vrijwel elke krant kunnen voordoen. Maar er zijn natuurlijk ook brieven die overduidelijk verband houden met het karakter of de politieke kleur van een blad. Neem bijvoorbeeld een brief van F. L. Stolk uit Rotterdam in het christendemocratisch georiënteerde dagblad Trouw: „Het is correct wat ds. H. Visser opmerkt, dat we eens moeten ophouden voortdurend over zonde te spreken. Zij is namelijk schering en inslag, meer een toestand dan een daad. Kort gezegd is zonde overtreding van Gods wet (1 Johannes 3 vers 4)". Cellen Pip Wiessings commentaar in De Waarheid van 21 mei zegt eveneens iets over die krant. „De media beloven periodiek een heleboel cellen vooral voor de kleine criminelen, want de grote vallen onder het burgerlijk wetboek: onrechtmatige daad en gebrek aan goede trouw. Dat is fijn, want anders loop je als machthebber een te grote kans in je zelfbedachte extra cellen terecht te komen". Heel aardig is ook een discussie die het intellectuele klimaat van NRC Handelsblad kenmerkt. „Geheel in de geest van de liturgische dagen van de Emmaüsgangers", schrijft de Nijmegenaar J. E. Bogaers, „heb ik Van Agt laten weten: Non timete, ofwel Vreest niet, aldus premier Lubbers. Niet zozeer met de bijbelvastheid van de minister-president als wel met zijn kennis van het latijn lijkt er iets mis te zijn. Ook de Noordbrabantse Commissaris van de Koningin heeft er recht op in fatsoenlijk latijn te worden toegesproken: Noli timere (Vgl. Lucas 24,36)". Een week later geeft E. A. J. van Agtmaal uit Oosterhout hem lik op stuk: „Naar aanleiding van de ingezonden brief van J. E. Bogaers aangaande de kennis van het latijn van de minister-president, wilde ik - nieuwsgierig geworden er het mijne van weten en heb de genoemde passage opgezocht. Er staat: Pax vobis, ego sum, nolite timere. Nolite: want Jezus stelt zijn leerlingen gerust wanneer Hij verschijnt. Lubbers sprak: non timete, Bogaers schreef dat het voli timere zou moeten zijn." Wel, dat schreef Bogaers dus helemaal niet. Die schreef: Noli timere. Een zetduiveltje bij de NRC of een uitglijder van de briefschrijver? Wel vermakelijk in ieder geval, zo'n muggenzifterige discussie tussen latinisten". Laten we besluiten met een veel gehoorde klacht, namelijk over kleine criminaliteit, die zich in dit geval als volgt uit: „Samengevat: ik voel me niet meer veilig in eigen huis, wetende dat als ze naar binnen willen geen hond ze in de weg zal staan", aldus W. Op den Velde uit Zaandam in De Typhoon/Dagblad voor de Zaanstreek. En hij vervolgt: „Ik denk dat menig burger beter af is wanneer hij/zij het recht in eigen hand neemt, want zoals u weet, is een goede buur beter dan een verre (politie)vriend". Reflector Nee, het is misschien beter dit verhaal grimmig-vrolijk te beëindigen, en wel met de brief van de Utrechter Peter Verhallen die in de Volkskrant van 29 mei verscheen: „Prima idee van Veilig Verkeer Nederland, die lichtgevende armband voor ouderen in het verkeer. Zelf voorzie ik mijn hoogbejaarde grootvader al jarenlang van reflécterende strips op al zijn ledematen, benevens een fluorescerende groene helm met oranje zwaailicht, zodat de oude man vrijwel zonder risico het huis uit kan. Mocht hij onverhoopt toch nog worden platgereden, dan monteer ik een witte reflector aan de voorzijde en een rode aan de achterkant van zijn lijkkist, om te demonstreren dat het in elk geval niet aan mij gelegen heeft". Waarde lezer, mocht u na dit alles nog behoefte voelen te reageren, dan zal geen enkele redactie u dat in het licht van het bovenstaande euvel duiden. Een krant leeft tenslotte op de allereerste plaats bij de gratie van haar lezers. Bijgaand artikel is gebaseerd op de brievenrubrieken in 6 landelijke dagbladen, 2 regionale kranten met landelijke nostalgie (Het Vrije Volk en Het Parool) en de 12 regionale dagbladen - waaronder het Leidsch/Alphens Dagblad - die samenwerken in de grootste krantencombinatie van Nederland, de Gemeenschappelijke Pers Dienst (GPD).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 15