Wim van Est had als eerste een suikeroom Voor Ajax staan de sponsors in de rij MIRAKEL van-de OUR de FRANCE 1951 De makelaar is volledig geaccepteerd Sportsponsoring in Nederland (1) WIM VAN EST nc, Zillfvf&TW' v' Een dramatische valpartij van wielrenner Wim van Est leidde aan het begin van de jaren vijftig tot het eerste geval van sportsponsoring in Nederland. Sindsdien liet vrijwel elke tak van sport zich in de armen van de commercie drijven. En naarmate de subsidiekraan steeds meer werd dichtgedraaid, werd sponsoring pure noodzaak. Vandaag en volgende week in Extra een serie reportages in twee afleveringen over sportsponsoring in Nederland. door Henk Schol en Jan van der Nat KveNTH A era. v/etfc otet 't -v m#rrom saïpontiac MgT NA- m wM wgr Wtm vu fsr MAHior m*t ix70M(mstt»n*n Mttctt rotmtOAHt cwre Ma txmrtAC m*.-f f# AtA Wim van Est met de Pontiac-campagne uit 1951: 'M'n hart stond stilmaar m'n Pontiac liep 17 juli 1951. De Ronde van j Frankrijk is halverwege. Wim van Est rijdt in de dertiende etappe van I Dax naar Tarbes in de gele I leiderstrui. In de afdaling van de beruchte Col d'Aubisque vergist hij zich in de scherpte van een bocht en stort in een ravijn. Een dramatisch moment in de geschiedenis van de Nederlandse wielersport, dat de volgende dag zou leiden tot de I opgave van de Pellenaars-equipe. Luttele dagen later staat in diverse dagbladen een grote advertentie. „Zeventig meter viel ik diep. M'n hart stond stil, maar m'n Pontiac liep". Waarschijnlijk is dit het moment dat de reclamewereld de sport als medium definitief ontdekt. Het begin van de sportsponsoring in Nederland is daar. Het klassieke Nederlandse voorbeeld is Jaap Eden. In 1896, na het behalen van I zijn derde wereldtitel schaatsen, laat hy het ijs het ijs en sluit zich aan bij de professionele wielerploeg \^n Humber-Dunlop. Vijfduizend gulden per jaar krijgt hü en dat is in die tijd, waarin 25 gulden per maand al een topsalaris is, een superinkomen. Rond de eeuwwisseling wordt ook elders in de wereld het startsein gegeven voor steun uit het bedrijfsleven aan de I sport. In Engeland financieren fabrieksdirecteuren, die daarmee hun werknemers op de vrije zondag naast het brood ook spelen willen bieden, I betaald voetbal. In 1903 ziet in Frankrijk I de Tour de France het licht Een I initiatief van Henry Desgrange, hoofdredacteur van het Franse sportblad l'Auto. I Een paar jaar later wordt in Le Mans de eerste Grand Prix voor automobielen gehouden. Het blijkt een perfecte reclame voor de auto-industrie. De Arie van Eijden, vice-voorzitter van Ajax, windt er geen doekjes om. De Amsterdamse club is voor veertig percent afhankelijk van sponsors. Een duidelijker bewijs voor de veronderstelling dat het bedrijfsleven de topsport in Nederland in zyn greep heeft, lijkt niet voorhanden. Immers, Ajax krijgt als één van de weinige eredivisieploegen bij zijn thuiswedstrijden nog redelijk volk op de tribunes. En toch.... veertig procent van de begroting wordt gedekt door sponsorgelden. Echt zoeken naar geldschieters hoeft Ajax nauwelijks. De kampioen van Nederland heeft wat dat betreft een zuigkracht die zelfs door de beste stofzuiger niet wordt overtroffen. Sponsors stellen zich als het ware in rotten van drie op voor de poorten van de Watergraafsmeer. TDK mag dan door de shirtreclame het meest in het oog springen, het leeuwedeel van de veertig procent wordt door anderen bijeengebracht. Samen met de cassettefabrikant vormen Gall&Gall, Citroen, City Bank, Neckermann, Martinair, Le Coq Sportif, Ven en Commodore een collectief dat nog eens wordt aangevuld door tientallen kleinere bedrijven, die hun inbreng beperken tot een bord in het stadion of een advertentie in het programmablad. Om hoeveel geld het gaat wil Van Eijden niet kwijt, omdat Ajax - net als de meeste clubs overigens - niet graag in het huishoudboekje laat kijken. Wel is bekend dat alleen al de inbreng van TDK het miljoen per seizoen ruim overschrijdt. Daarmee neemt Ajax in het Nederlandse voetbal een bijna unieke situatie in. Feyenoord (Opel) en PSV (Philips) hebben ook een dergelijke suikeroom. De overige organisaties in het betaalde voetbal moeten het met minder doen. Veel minder. FC Groningen vangt van Aegon drie ton per seizoen en PEC/Zwolle moet het met de helft doen. De laatste zal het in het komende seizoen, vanwege degradatie naar de kleurloze eerste divisie, met nog minder moeten stellen. Noodzaak In die tweede afdeling worden sommige clubs nog redelijk gesteund. verkoopcijfers van merken als Renault, Fiat en wat later Mercedes stijgen fors. Sportsponsoring in Nederland begint dus (voorzichtig) in de jaren vijftig, maar komt pas rond 1970 echt tot ontwikkeling, als met name zaalsporten als volleybal, tafeltennis, maar vooral basketbal zich zonder enige terughoudendheid in de armen van het bedrijfsleven storten. Daarvóór was sportsponsoring slechts hap-snap werk en vooral geconcentreerd in de wielrennerij en de gemotoriseerde sporten. Vandaag de dag kan de georganiseerde sport in Nederland niet meer zonder geldschieters uit het bedrijfsleven. De commercie heeft de sport ontdekt als een prima platform om zijn boodschappen te ventileren. Sindsdien zijn er tal van huwelijken gesloten die tot in lengte van jaren stand lijken te kunnen houden. Maar zoals in tal van verbintenissen worden ook die tussen sport en commercie nu en dan ontsierd door ruzies, problemen en al dan niet tijdelijke LAT-relaties. Plafond niet bereikt In Nederland verhuist er nu jaarlijks een bedrag van tegen de 200 miljoen gulden van het bedrijfsleven naar de sport. Althans, dat is naar schatting het totaalbedrag dat bedrijven, die zijn aangesloten bij de Vereniging Sportsponsoring Nederland (VSN), per jaar aan de georganiseerde sport betalen. Dat toch al enorme kapitaal moet ongeveer worden verdubbeld. Lang niet alle sponsors zijn aangesloten bij de VSN. Een aantal grote sponsors (die van Ajax bijvoorbeeld) is geen lid. De VSN heeft bovendien totaal geen inzicht in de relatief kleine bedragen, die door 'bakkers-op-de-hoek' worden toegeschoven aan plaatselijke voetbal- FC Den Haag kreeg in het seizoen 1984-'85 van Hotelplan 175.000 gulden, waarmee zo ongeveer oefenmeester Rob Baan kon worden betaald. De meeste andere moeten echter tot de „echte minima" worden gerekend. Telstar kreeg van Seleco voor 1984-'85 tachtigduizend gulden. Bij de besprekingen over verlenging van het contract wilde de sponsor echter niet verder gaan dan ongeveer een kwart daarvan. Omdat Telstar meende toch wel iets meer waard te zijn, werden van die kant de besprekingen afgekapt. De Velsense voetbalstichting gaat dus op zoek naar een nieuwe geldschieter. Uit pure noodzaak. Door de nog altijd teruglopende publieke belangstelling en de stijgende kosten is de begroting anders niet meer rond te krijgen. Dat geldt voor veel clubs. En niet alleen in het betaalde voetbal. In diverse andere sporten is de noodzaak om (veel) geld los te peuteren van bedrijven nog groter.-In sommige gevallen zelfs van levensbelang. Het beste voorbeeld is basketbal. Een ploeg, die in de eredivisie wil meedraaien en ook nog eens iets wil vertonen dat op topsport lijkt, heeft minimaal honderduizend gulden nodig. Wil men het goed doen, bijna het dubbele. Henny Nijssen, voorzitter van het tot en met vorig seizoen door Elmex gesponsorde Leiden, maakt de rekensom. „Aan inschrijfkosten, scheidsrechters en zaalhuur ben je al 30.000 gulden kwijt. Dan heb je nog geen bal gegooid. Tel daarbij de kosten van een technische en medische staf, wat reiskosten voor spelers, de bus voor uitwedstrijden en je zit in de buurt van de zeventig mille. En wat heb je dan? Een ploeg met een paar leuke Nederlandse spelers. Om een beetje te kunnen meedraaien heb je twee Amerikanen nodig en die kosten ook een paar centen..." Het Nederlandse basketbal heeft, sinds het moment waarop een innige relatie werd aangegaan met de commercie, een twijfelachtige reputatie opgebouwd. Het wegvallen van sponsors was er de afgelopen jaren de oorzaak van dat clubs als Donar (op het moment dat Nationale Nederlanden zich terugtrok notabene landskampioen), Punch en Flamingo's het niet meer konden redden. Het gevolg is dat voormalige basketbalbastions als of tafeltennisclubjes. Met die 400 miljoen is het plafond niet bereikt. Integendeel. De overheid draait de subsidiekraan steeds verder dicht. Veld- en zaalhuren blijven stijgen. Steeds meer sportverenigingen hebben daardoor grote problemen om hun begroting sluitend te krijgen. Nu zal dat het grote bedrijfsleven een zorg zijn. De commercie heeft maar één doel. Om met wielersponsor Joop Steenbergen (Kwantum) te spreken: „Ik doe deze zaken voor de zaak!" Elke sponsor van allure die zegt dat het anders is, liegt. Sportsponsoring is gewoon een prima middel om te adverteren. Het doel blijft meer kopieerapparaten, tandpasta of automobielen te verkopen. Evenals bij de traditionele media (krant, radio en tv) zoekt een bedrijf naar de beste mogelijkheid om de doelgroep - zoals dat in reclamejargon heet - te bereiken. Dat geldt uiteraard ook voor reclame via de sport. Computerbedrijven moeten hun waar slijten aan jonge mensen en dus zoekt men naar een jonge, dynamische sport. Een fabrikant van make-up, die traditioneel vooral adverteert in damesbladen, zal in de sport niet terechtkomen bij een rugbyvereniging, maar zal kiezen voor atletes, zwemsters of turnsters. Andersom heeft het voor die rugbyclub geen enkele zin om aan te kloppen bij Hunkemöller, om maar een Willekeurig voorbeeld te noemen. Makelaars Het komt overigens steeds minder voor dat het bedrijf of de club zelf op zoek gaat naar een partner. De gespecialiseerde makelaars hebben hun intrede gedaan in het wereldje. Slimme Bij Ajax mag TDK vanwege de shirtreclame dan wel in het oog springen, het leeuwedeel van de sponsorgelden wordt door andere bedrijven bijeengebracht. (fotoANP) Groningen, Dellt en Haarlem nu verstoken zijn van een stukje topsport. Autosport Een dergelijke „vrije val" zou in meer sporten kunnen plaatsvinden, wanneer sponsors hun interesse zouden verliezen. Neem bijvoorbeeld de autosport. Coureur Jan Lammers komt er eerlijk voor uit dat hij 'volledig afhankelijk' is van het bedrijfsleven, wil hij zijn sport op enig niveau kunnen bedrijven. Vreemd is dat natuurlijk niet, want het budget van een Formule 1-stal (twee wagens voor de Grand Prix en daarnaast een uitgebreide staf) vereist een bedrag van rond de tien miljoen gulden. Een formule 1-coureur is in volledige dienst van zijn sponsor(s). Dat geldt niet zakenjongens, die tijdig hebben ingezien dat er een perfect belegde boterham te verdienen is door te bemiddelen tussen het bedrijfsleven en de sport. Naast tal van andere, als paddestoelen uit de grond geschoten adviesbureaus, houdt bijvoorbeeld Inter Football, dat zich - zoals de naam al verraadt - aanvankelijk bewoog in de voetballerij, zich steeds nadrukkelijker bezig met het uithuwelijken van sportorganisaties aan bedrijven en andersom. Uiteraard kost die bemiddeling geld. Gemiddeld vangt de bemiddelaar ruwweg vijftien procent van het sponsorbedrag. In het sponsorspel zijn er nog twee belangrijke deelnemers: de overheid en de media, waarvan de televisie verreweg de belangrijkste is. Eén van de eerste vragen die een kandidaat-sponsor stelt is: hoe het zit met de belangstelling van de tv? De aandacht die de televisie aan de onderhavige sport of club schenkt is vaak van doorslaggevend belang. Het ministerie van crm (tegenwoordig wvc) heeft, om de ontstane wildgroei in te dammen, reclame-uitingen tijdens televisie-uitzendingen van sportevenementen aan regels gebonden. Die zijn vastgelegd in de zogenaamde regeling sluikreclame. De gedrukte media zijn op dit punt niet aan wetten gebonden. Elk dagblad en tijdschrift heeft zijn eigen regeltjes. De overheid is niet alleen een rol in het sponsorspel toebedeeld als spelregelmaker, diezelfde overheid is ook sponsor van de sport. Plaatselijke, provinciale en landelijke overheden zien trouwens met genoegen de inbreng van het bedrijfsleven groeien. Hoe meer geld daar vandaan komt, hoe verder de subsidiekranen kunnen worden dichtgedraaid. voor de meeste andere sporters. Toch is ook bij hen de afhankelijkheid zeer groot. Dick Schoenaker bijvoorbeeld zegt „in sterke mate" afhankelijk te zijn van de bedrijven die Ajax steunen. „Jammer genoeg", aldus de middenvelder die volgend seizoen voor FC Twente zal spelen „het zou mooi zijn wanneer er wat meer toeschouwers zouden komen, zodat de club wat minder afhankelijk zou zijn van sponsors". Nadelen van sponsoring ondervindt Schoenaker niet. „Wel voordelen. Wij hebben goede contacten met de sponsors, waardoor er later een mogelijkheid is datje bij een van hen een baan kunt krijgen. Tenslotte kun je maar tot je 35ste voetballen". Ook schaatster Yvonne van Gennip is zich bewust van de financiële afhankelijkheid van sponsors. Behalve kleding en materiaal („Dat zou me anders een vermogen kosten") krijgt ze voor elk toernooi betaald. „Dat kan ik prima gebruiken, want het is onmogelijk om naast het schaatsen een baan te hebben". Atleet Gerard Nijboer heeft, in tegenstelling tot Schoenaker en Van Gennip, wèl op de loonlijst van zijn sponsor (Adidas) gestaan. „Dat is nu niet meer het geval, maar ik ben nog steeds afhankelijk van het bedrijf. Wil je atletiek bedrijven op een behoorlijk niveau, dan is het onmogelijk om acht uur per dag te werken. Je moet namelijk een uur of drie per dag trainen en je heb zeker één of twee uur extra slaap nodig. Een volledige baan is daardoor onmogelijk". Gevaren Sporters hebben over het algemeen geen problemen met het promoten van sponsors. Zij zien het als een normale wederdienst voor hetgeen de geldschieter voor hen doet. Over het algemeen is er een goed overleg. Toch kleven er soms gevaren aan. Gerard Nijboer: „het komt voor dat atleten moeten aantreden in door de sponsor georganiseerde wedstrijden. Dat kan overbelasting tot gevolg hebben". Een enkeling daargelaten, weigeren de meeste sportmensen reclame te maken voor produkten die schadelijk zijn voor de gezondheid of die om andere redenen niet bij sport passen. Voor sigaretten wil bijna niemand reclame maken. Jan Lammers maakt daarop een uitzondering. Logisch, Bruidsschat De totale kosten van de sport in Nederland bedragen 3,9 miljard. Van dat bedrag wordt ruim tien procent door sponsors opgebracht. De inbreng van vrijwilligers wordt niet in geld uitgedrukt. Zou dat wél gebeuren, dan zou het totaalbedrag dat in de Nederlandse sport omgaat met ruwweg 3,6 miljard verhoogd moeten worden. De overheid financiert, wanneer de schoolsport wordt meegerekend, zo'n twee miljard gulden. De rest komt van de leden van verenigingen, donateurs en toeschouwers en enkele kleinere inkomstenbronnen. Het leeuwedeel van de sponsorgelden komt terecht in de topsport, die daardoor steeds minder afhankelijk wordt van overheidsgelden. Die gaan voor het grootste deel naar de breedtesport. Maar omdat de subsidiekranen voortdurend verder worden dichtgedraaid en accommodaties steeds duurder worden, komt die breedtesport steeds meer in de problemen. Clubs kunnen het hoofd nauwelijks nog boven water houden, willen de contributies zo laag mogelijk houden om ledenverlies te voorkomen en zoeken dus sneller hun heil bij sponsors. Het verschil tussen de inbreng van het bedrijfsleven en de overheid zal daardoor de komende jaren steeds kleiner worden. En misschien komt er binnen niet al te lange tijd een moment waarop de balans naar de andere kant zal doorslaan. Tegen die tijd zal het gedwongen huwelijk met de commercie de sport in elk geval een bruidsschat opleveren, die wellicht beide een lang en gelukkig leven bezorgt. omdat het sigarettenmerk Rothmans zijn hoofdsponsor is. „Maar", stelt de Zandvoortse coureur nadrukkelijk, „het is niet de bedoeling om bijvoorbeeld de jeugd aan te sporen om te gaan roken. Mijn sponsor probeert om mensen die toch al roken ervan te overtuigen dat zij beter Rothmans kunnen kopen". Op sterke drank rust voor velen in de sportwereld een taboe. De meesten hebben daarmee echter veel minder moeite dan met rookwaar. De kans dat sexclubs hun handel kunnen gaan aanprijzen via de kleding van sporters, lijkt daarentegen nihil. De in moeilijkheden verkerende basketbalclub Leiden heeft (even) contacten gehad met Yab Yum. Aanvoerder Emill Hagens: „Er is door de harde kern van de ploeg over gesproken. Op zich hadden wij er niet zóveel problemen mee gehad. Wanneer het tenminste beperkt was gebleven tot shirtreclame. Je moet in zo'n geval echter wel bekijken wat een dergelijk sponsoring voor maatschappelijke consequenties heeft. Ik ben fysiotherapeut. Hoe zouden mijn klanten reageren? Bovendien zou ik graag tevoren willen weten welke voorwaarden zo'n sponsor stelt. Moeten er bijvoorbeeld persconferenties in de club worden gehouden? Daar zou ik toch wel wat problemen mee hebben". Politiek Problemen hebben de meesten ook wanneer de politiek in het geding is. Voor Zuidafrikaanse sinaasappels zal waarschijnlijk nooit shirtreclame worden gemaakt. Yvonne van Gennip vindt dat „politieke reclame" kan, zolang zij niet in conflict komt met haar geweten. Jan Lammers zou voor Spaanse sinaasappels kiezen. „Wanneer ik tenminste de keus heb. Tenslotte wordt er ook in Zuid-Afrika gereden. De GP van Zuid-Afrika is één van de belangrijkste wedstrijden en je carrière zou in gevaar kunnen komen wanneer je niet meedoet". Gerard Nijboer zegt altijd voor de sport en niet voor de politiek te hebben gekozen. „Ik heb eens een halve marathon gelopen in Guatemala. Vonden die mensen daar prachtig. Maar ook ik weet dat daar dingen gebeuren, die niet door de beugel kunnen". Volgende week aflevering 2: In sponsorland draait alles om de tv-minuten. „Zege in Elfstedentocht levert kapi taal op". „Winnaar hoeft nooit meer te werken". Koppen van die strek king sierden de sportpagina's vlak voor de beroemdste schaatstocht ter wereld eindelijk weer eens gere den kon worden. De commercie zou de winnaar gemak kelijk weten te vinden na die historische 21ste februari. Evert van Benthem rea geert „agrarisch" nuchter op de uitlatin gen van degenen, die hem een rijke toe komst voorspellen. „Ik wil mijn geld met de koeien verdienen. Dat miljoen hoef ik niet, want de eer is al ruim vol doende". De commercie denkt er duidelijk an ders over. De tot dan vrijwel onbekende Evert van Benthem wordt onmiddellijk in bescherming genomen door ene Wie- mer Veenstra. Zijn „manager", die een paar dagen later wordt ontmaskerd als een boef. Hoewel, een boef... Veenstra dacht gewoon slim te zijn en wilde een graantje - zeg maar: een hele zak - mee pikken. Een betrouwbare manager of in termediair, om vakjargon te gebruiken, gaat de commerciële zaken voor Van Benthem regelen. Frank van den Wall Bake, directeur van het Hilversumse bu reau Trefpunt, ontzenuwt snel al die wil de geruchten. Evert van Benthem heeft een aardige cent overgehouden aan zijn overwin ning op het Friese ijs. Ook in de toe komst kan hij nog regelmatig aantrekke lijke bijschrijvingen op zijn bankreke ning verwachten. Maar een miljoen? „Op geen stukken na", zegt Van den Wall Bake. We hebben een paar langer lopende contracten kunnen afsluiten. Onder meer voor reclame op zijn wed- strijdkleding. Het zou voor Evert een goede zaak zijn wanneer er minstens de komende vijf jaar geen Elfstedentocht gehouden kan worden. Dan kunnen wij, elke keer wanneer het maar een beetje gaat vriezen, nog aardig wat voor hem doen". Met dat laatste karakteriseert Van den Wall Bake exact de rol van de makelaar in de sponsorwereld. Bureaus als Tref punt, Haas Sport en Inter Football rege len de commerciële zaken voor sport mensen en voor bedrijven, die iets in de sportsponsoring willen doen. Overleg Sport en bedrijfsleven hebben de ma kelaar inmiddels volledig geaccepteerd. Zijn bemiddeling kost natuurlijk geld. Gemiddeld zo'n vijftien procent. Dat heeft men er graag voor over, omdat de zaken professioneel worden geregeld en de sportman of -club van een heleboel sores is verlost. Wie nu Evert van Ben them een winkel wil laten openen, zal in contact moeten treden met Van den Wall Bake. Het antwoord komt niet direct. Van den Wall Bake beschikt weliswaar over de „agenda" van zyn klanten, maar vult nooit iets in zonder overleg te plegen. Van den Wall Bake: „By alle contracten heeft de sportman het laatste woord. Als hij of zij er niets voor voelt, gaat het niet door. „Van Benthem werd kort na de Elfste dentocht bijvoorbeeld gevraagd om zit ting te nemen in het forum van een mi lieudiscussie. Ik heb het men hem be sproken, maar wel afgeraden. Op dat soort zaken heeft die jongen gewoon geen kyk en hy kan dus alleen maar af gaan". Frank van den Wall Bake houdt zich vooral op in de hockeywereld. Daar naast is hij onder meer ook makelaar tussen FC Utrecht en Nissan, een con tact dat meer op het terrein lijkt te liggen van Inter Football. Diverse makelaars hebben elkaar echter gevonden in het Sport Communicatie Centrum Neder land (SCCN). Die groep bestaat uit Tref punt, Haas Sport, Inter Football en Cine- centrum. De eerste drie zijn makelaars in de ware zin van het woord of, zoals Harry de Haas van Haas Sport het noemt, Sport Marketing Adviesbureaus. Cinecentrum is in de groep gehaald met het oog op de toekomst. Koppelen De samenwerking is mogelijk, omdat de drie zich ieder op hun eigen terrein manifesteren. Trefpunt zoekt zijn klan ten vooral op het gebied van hockey, tennis en watersport; Haas Sport zoekt het met name in de zaalsporten en Inter Football zoekt het bij de sport, die het meest bij de naam past. Soms zijn er overlappingen, maar die'worden in goed onderling overleg opgelost. De doelstelling van de partners bin nen de SCCN is echter gelijk: het koppe len van het bedrijfleven aan de sport en andersom. Zoals Frank van den Wall Ba ke al aangaf is het van groot belang om de juiste elementen samen te voegen. De Haas: „Dat is voor een belangrijk deel gevoelsmatig, rekening houdend met de belangen van de opdrachtgever. Een fa brikant van bronwater wordt bij voor keur gekoppeld aan watersporten. Voor ijs moetje ook bij zomersporten reclame maken". Hoewel het zoeken van de juiste tak van sport in eerste instantie de taak is van de makelaar, schrapt het bedrijf vaak tevoren bepaalde mogelijkheden. De Haas: „Verzekeringsbedrijven voe len in principe niets voor snelheidsspor- ten. De gevaarlijke kanten van die spor ten passen namelijk niet bij de aard van het bedrijf. Daarnaast hou je rekening met de regio waar het bedrijf is geves tigd of zijn afzetgebied heeft en de be volkingsgroep die men op het oog hééft". Verschuiving De Haas en zijn collega's bemerken de laatste jaren een duidelijke verschuiving in de sportsponsoring. De koppeling van de firmanaam aan een vereniging lijkt haar langste tijd te hebben gehad. De Haas: „Alleen shirtreclame en borden komen steeds meer in zwang. Misschien dat die ook weer verdwijnen, wanneer commerciële televisie haar intrede doet. Dan zou het kunnen gebeuren dat je STER-reclames vóór, na en tijdens de wedstrijd krijgt. Misschien komt het zelfs nog een keer zover dat een sportuit- zending wordt aangekondigd als „Deze wedstrijd wordt u aangeboden door...."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 27