James Stewart op herhaling The Glenn Miller Story na 31 jaar weer in de Nederlandse bioscopen ZATERDAG 15 JUNI 1985 EXTRA PAGINA 21 James Stewart moet zo ongeveer de enige nog levende, grote superster zijn van het Hollywood uit de dagen van het 'studio-systeem'. In 1932 was hij aan de universiteit van Princeton afgestudeerd als architect, maar acteren trok hem meer aan. Via Broadway kwam hij terecht in Hollywood en maakte 24 films in vijf jaar tijd. In 1939 had hij, voor Mr. Smith Goes To Washington, zijn eerste Oscar-nominatie te pakken en een jaar later greep hij daadwerkelijk de Oscar, voor The Philadelphia Story. Vervolgens vond James Stewart, patriot immers in hart en nieren, dat hij zich maar eens met de oorlog moest gaan bezighouden, sloot zich aan bij de Amerikaanse luchtmacht, ging twintig keer Duitsland bombarderen, bleef overigens ook na de oorlog Amerikaans reserve-officier en zwaaide in 1968 af met niet minder dan de rang van brigade-generaal. Het had Stewart niet gehinderd bij het voortzetten van zijn carrière als acteur. Zijn meest legendarische films maakte hij in de jaren vijftig: vier onsterfelijke Hitchcock-films (waaronder Rear Window en Vertigo) naast een hele reeks klassieke westerns, geregisseerd door John Ford, Andrew V. MagLaglen en vooral Anthony Mann. Als Hitchcock-acteur miste Stewart de specifieke gedistingeerdheid van een Cary Grant; Stewart leek braver en kwam juist daardoor veel kwetsbaarder over, waardoor de films spannender werden. In het wilde westen leek hij minder hard dan Gary Cooper of John Wayne, maar het surplus aan noblesse dat hij aan de dag leek te leggen, zijn lijzigheid, humor en steevaste onkreukbaarheid, alles bij elkaar maakte dat Stewart tot een wat menselijker held: een acteur die het ideaalbeeld van de yankee het dichtst benaderde. Stewart heeft ook veel meer huisvaders gespeeld dan andere supersterren gedaan hebben. En hij was de perfecte acteur voor het spelen van Amerikaanse helden als Charles Lindbergh of Glenn Miller. Het feit dat onlangs The Glenn Miller Story (na 31 jaar) opnieuw in Nederland is uitgebracht, is de reden waarom hij bereid is over zijn carrière te vertellen. door Pieter van Lierop De meest luxueuze lokatie van de hele Cote d'Azur is ongetwijfeld het j Hotel Du Cap, bij Antibes. Daar logeert James Stewart, en in hetzelfde paviljoen waar zestig jaar geleden Scott Fitzgerald meesterwerken heeft zitten schrijven, wordt de lunch I opgediend. We eten voorgepelde langoustines op bedjes spinazie, met kransjes zeewier. Mr. James Stewart gaat er nog I langzamer van praten dan we door zyn films al van hem gewend waren. Hij hoeft zich ook niet meer te haasten op deze laatste dag van de Europese, première van The Glenn Miller Story, I voor het eerst in de complete versie en 1 met de originele geluidsband in stereo. Naast de karakteristieke manier waarop hij elk statement met „Well... euh..." pleegt te beginnen, is ook Jimmy Stewarts ironie altijd een kwaliteit geweest waarmee hij zich onderscheidde van andere Hollywoodsterren. Beide charmes bezit hij nog steeds, maar die humor is volgens hem een altijd onderschatte gave geweest: „Humor, dat is iets, daar I word je mee geboren. Je kunt er enorm je voordeel mee doen. Veel mensen missen het volkomen en dat is heel spijtig voor ze. Maar mijn vader had het, mijn moeder had het en ik heb het ook. Ik geloof niet dat myn humor typisch Amerikaans is. Goede humor is altij d internationaal. Humor is ook een soort olie voor de lagers van zelfs de meest bloedserieuze films. Humor maakt ernst draaglijk. Hitchcock had dat het best begrepen. Ik had eigenlijk best wat meer pure komedies willen spelen, maar ik heb er wel een paar gespeeld waarop ik redelijk trots ben. Harvey, een film die ik gemaakt heb met Henry Koster, dat is volgens mij mijn beste komedie geweest. Met Koster heb ik in de jaren zestig ook Dear Nrigitte gedaan, ken je die film? Daar speelde Brigitte Bardot ook nog heel even in mee en daar waren we nog een dag of drie voor naar Parijs gekomen. En Mr. Hobbs Takes a Vacation, dat was volgens mij komisch". Laster - U heeft vier films op rij gemaakt met Alfred Hitchcock. Ging die nou inderdaad altijd zo beroerd met acteurs om als altijd beweerd wordt? „Dat Hitchcock zo'n moeilijke man geweest zou zijn, dat verhaal is wel zo totaal bezijden de waarheid. Wijd verbreide laster die ik overal tegenkom en waarvan ik maar niet begrijpen kan waarom men er de nagedachtenis van Hitchcock mee besmeuren wil. Het moet verband houden met de aan deze regisseur toegeschreven uitspraak „acteurs, dat is vee!" Ik heb Hitchcock zelf daarop weieens horen reageren met: „Het is natuurlijk helemaal niet waar dat acteurs „vee" zouden zijn, maar wel is het waar datje acteurs moet behandelen als vee". Ik ben dat in zekere zin met hem eens. Je moet beseffen dat Hitchcock een regisseur was die optimaal voorbereid op de set kwam en dan tot in details precies wist wat hij wilde hebben. Alle visuele effecten had hij precies in zijn hoofd. De set is uitgelicht, de cameraman wist exact wat er van hem verlangd werd en dan zei Hitchcock tegen de acteurs: dit is waarvoor jullie betaald worden, doe het maar! Hitchcock zag zichzelf als de cowboy die er verantwoordelijk voor is dat alle koeien dezelfde richting op zullen gaan en dat dat ook de goede richting is. Hitchcock legde daarbij een heel bijzonder gevoel voor acteurs aan de dag. En ik zie hem ook daarom als een van de grootste regisseurs aller tijden. Je mag van mij aannemen dat elke keer als hij me opbelde en wilde weten of ik deze of gene film met hem wilde maken, ik bij wijze van spreke meteen in de auto sprong om te gaan kijken wat er moest gebeuren. Ik kon erg goed met hem overweg. Hitchcock was zo'n perfectionist dat hij niets aan het toeval wilde overlaten en zich zelf probeerde in te dekken zelfs tegen domme pech. Hij probeerde dat te bezweren door zelf altijd even in zijn films op te treden, al was het maar voor een paar seconden. Dat was niet uit ijdelheid, maar om boze geesten te bezweren, zo heb ik dat altijd begrepen. Die man was zo bijgelovig als de pest... Ik ook, trouwens. Als ik een zwarte kat zie, zorg ik dat hij mijn pad niet kan kruisen". Rear Window - Welke Hitchcock-film is uw favoriete? „Waarschijnlijk Rear Window. Omdat die film zo echt helemaal Hitchcock was. Een prachtig voorbeeld van zijn meesterschap. Het was ook aangenaam voor mij om een hele film in een rolstoel te mogen blijven zitten. Er is me wel eens gevraagd of dat me niet ontzettend belemmerde in mijn acteermogelijkheden, terwijl zoiets juist heel fijn is, zo'n rolstoel. Je doet er voortdurend van alles mee. Het wordt een stuk van jezelf. En dat ik vrijwel niet mobiel meer was ja, dat wist Hitchcock zelf natuurlijk ook goed genoeg, dus had hij ervoor gezorgd dat de visuele starheid werd opgevangen door de dialogen en al de dingen die ik vanachter mijn raam met mijn verrekijker zit waar te nemen. Ik ben daar feitelijk een gluurder. Ik bespionneer allerlei mensen die van alles en nog wat aan het doen zijn". - Ook met Regisseur Anthony Mann heeft u vaak samengewerkt. Zes films, westerns voornamelijk, maar ook The Glenn Miller Story. „Anthony Mann had best wel veel gemeen met Hitchcock. Bijvoorbeeld de instelling om een verhaal te vertellen met primair de beelden. Geen van beiden hadden ze een overdreven eerbied voor het gesproken woord. En John Ford, met wie ik eveneens een reeks westerns gemaakt heb, die heeft dat natuurlijk nog veel sterker gehad. Bij hem was er voor dialogen nauwelijks nog een rol van betekenis weggelegd. Je had ze in elk geval niet nodig om het verhaal te kunnen begrijpen. Ik vind dat een goede opvatting over het medium. Een film die alleen te volgen is indien je niets mist uit de dialogen, die is fout gemaakt. Tegenwoordig lijkt dat hoofdaccent op de visuele flair weer te zijn teruggekeerd, maar het blijkt toch anders te werken. Watje nu ziet is een heleboel stuntwerk, speciale effecten, zonder dat ze gebruikt worden om iets wezenlijks over het verhaal te vertellen. Het dient uitsluitend zichzelf en dat is net zo goed verkeerd. Het is één ding om een expressie van iemand te zien, of een reactie ergens op. Het is iets totaal anders om een auto in een ravijn te zien schieten, drie keer over de kop te tuimelen en te exploderen, zonder dat het verhaal er een meter verder mee is gekomen". Effecten "Ik ben inmiddels doodmoe geworden van al die buitelende auto's in ravijnen, op die manier. Het lijkt er vaak op dat de hele filmbusiness is overgenomen door de afdelingspeciale effecten. Ik vind ook dat er in het tegenwoordige filmaanbod veel te weinig variëteit zit. Het lijkt allemaal veel te veel op elkaar. Maar juist de laatste paar jaar zijn er tekenen die lijken te wijzen op een aanstaande verbetering. Ik heb ook de indruk dat de western weer bezig is om terug te komen". U heeft nogal eens personages gespeeld die echt bestaan hebben: Lindbergh, Glenn Miller, hoe bereidde u zich voor op die rollen? „Waarschijnlijk heel anders dan men dat tegenwoordig doet. Ik heb me op dat soort rollen namelijk nooit anders voorbereid dan ik gewend was voor rollen met een fictief karakter. Ik ging zeker niet eerst duizend meter film bestuderen waar die mensen in te zien waren, om het zogenaamde karakteristieke loopje nauwgezet te bestuderen. Ik ging ook niet met iedereen die zo'n man ooit van nabij had meegemaakt analytische gesprekken voeren om te achterhalen hoe precies het door mij te spelen karakter in elkaar zat. Het enige wat ik deed was voor mijzelf nagaan hoe ik zelf gereageerd zou hebben in de markante situaties waarin bijvoorbeeld Lindbergh verzeild raakte. Het is trouwens ontzettend moeilijk voor mij geweest om juist die rol te pakken te krijgen. Ik was er te oud voor, zeiden ze. En ze hadden gelijk. Lindbergh was 27 jaar toen hij de oceaan overstak en ik was al ongeveer 50. Ik wilde zo ontzettend graag die rol hebben, maar ze hadden al voor een andere acteur gekozen, die uiteindelijk niet beschikbaar bleek, godzijdank. Ik had ongelooflijke mazzel dat ze toen alsnog bij me zijn komen aankloppen". Trombone - Toen u Lindbergh speelde kon u zelf vliegen, want u was immers kolonel bij de luchtmacht. Toen u voor Glenn Miller moest doorgaan, kon u toen ook werkelijk trombone spelen? „Wel... euh, ik kan een verduveld stuk beter een vliegtuig besturen dan de trombone bespelen, laat ik je dat vertellen". - Maar hoe speel je dan als Glenn Miller trombone, zonder je straalbelachelijk te maken tegenover jazz-giganten als Gene Krupa en Louis Armstrong met wie u in sommige scènes musiceren moest? „Belachelijk voelde ik me ten opzichte van hen toch wel, daar kun je dan niets meer aan veranderen. Het was overigens wel schattig van zo iemand als Louis Armstrong om dat spelletje te willen meespelen. Maar voor dat deel van het publiek dat een beetje verstand van muziek had, dienden mijn bewegingen als trombonist toch wel zo een beetje globaal te kloppen, terwijl ik geen noot kan spelen. Daar heb ik dus vreselijk hard aan moeten werken. Suggereren dat iemand vreselijk goed piano kan spelen, dat is zo moeilijk niet. Je gebruikt shots van iemand anders z'n handen en je maakte totaalshots van de zogenaamde pianist die alleen maar hoeft te zorgen dat zijn armen op ongeveer de juiste plaats boven de toetsen zweven, maar zijn handen laatje dan natuurlijk buiten beeld. Maar met trombone spelen is zoiets niet mogelijk. Zelfs trompet spelen kun je nog faken. Een trombonist moet bij elke noot de juiste beweging maken met de schuif, of je voelt zelfs als leek datje beduveld wordt. Dat het in The Glenn Miller Story uiteindelijk nog een beetje overtuigend oogde, is helemaal de verdienste van een professionele trombonist die een maand lang met mij in training is gegaan, net zo lang tot ik acht posities op de schuiftrompet er aannemelijk kon laten uitzien en ze bliksemsnel kon nabootsen als hij ze maakte. De echte trombonist stond buiten beeld mee te blazen, terwijl ik - in beeld - hem precies in de gaten hield en zijn bewegingen op de voet volgde. Naderhand zijn er muziekliefhebbers geweest die mij kwamen complimenteren: 'Dat waren een paar deksels aardige nootjes die u daar stond weg te geven, meneer Stewart', zeiden ze dan. Ik heb ze uit de droom moeten helpen, want ik kan nog steeds geen noot goed raken, behalve op het accordeon dan. Dat is mijn eigen instrument". Stereo - Moest u ook acteren dat u gek bent op Glenn Miller-muziek, of kon u dat spontaan inbrengen? „Ik was altijd al gek op die muziek. Ik ben opgegroeid met big band-muziek toen ik nog op school zat. En ik verneem met genoegen dat het bezig is helemaal in de mode terug te keren. In Engeland is het nooit helemaal weg geweest, maar in Amerika en hier in Frankrijk schijnt momenteel de jeugd er weer helemaal opnieuw door te zijn gegrepen. Daarom ook wordt The Glenn Miller Story opnieuw uitgebracht. En het aardige is dat hij nu beter wordt uitgebracht dan 31 jaar geleden. Hij is nu stereo. Het moet indertijd een van de allereerste films geweest zijn waarvoor een echte stereo-geluidsband gemaakt werd. Maar die stereo-band is toen ongebruikt gebleven om kosten te besparen en omdat de bioscopen immers toch nog niet beschikten over de apparatuur om een stereo-band weer te geven. Tegenwoordig behoort het tot de standaarduitrusting van een filmtheater. De stereoband is zelfs verrijkt met Dolby. Het is nu echt een fantastisch gehoor". - Hoe is het om u zelf na 31 jaar in zo'n film terug te zien? „Dat is uiterst aangenaam, kan ik wel vertellen. Als je rushes ziet van een film waaraan je nog werkt, of je ziet een film tijdens de wereldpremière, dan is dat als regel een frustrerende tijdspassering. Ik zat daar altijd naar te kijken met gedachten als: waarom heeft die regisseur van dat ene 'shot' toch nog niet even een extra 'take' gemaakt, waarom heeft niemand tegen me gezegd dat ik echt tergend langzaam mijn zinnetjes zeg met al die eh's en ah's, waarom heeft niemand in de gaten gehad dat ze me stonden te filmen terwijl ik met een vinger in mijn neus stond te grutten? Vreselijk is dat! Maar als ik nou naar The Glenn Miller Story kijk, dan denk ik: gut, ben ik dat; die jongeman met dat donkerbruine haar? Die kerel met de allemachtig mooie en aardige en jeugdige June Allyson in zijn armen? En wat kan ik toch mooi trombone spelen! Nee, ik heb hier werkelijk van genoten". Reagan „Ik ben altijd een voorstander geweest van het oude studio-systeem. Het is de beste manier om films te maken, maar je hebt dan wel produktiechefs nodig van het legendarische formaat van een Irvin Thalberg en die bestaan niet meer, vermoed ik. En het roer moest natuurlijk wel worden omgegooid, om zuiver financiële redenen. Het studiosysteem, met contract-acteurs was onbetaalbaar geworden". - U bent van dezelfde generatie als Ronald Reagan. Heeft u hem vroeger gekend, of nooit met hem gewerkt? „We zaten bij verschillende studio's. Ik bij MGM en hij bij Warner Brothers, dus we hebben nooit samengewerkt. Maar we kenden elkaar wel en zijn jaren bevriend geweest. Nee, tegenwoordig hebben we niet meer zoveel contact. President Reagan is een nogal druk bezet mens". Later doet mevrouw Stewart (geboren als Gloria Hattrick) uit de doeken hoe ze James Stewart in 1949 leerde kennen. Cary Grant en zijn vrouw gaven een avondje waarvoor slechts vier gasten waren uitgenodigd: zij en Jimmy plus Ronnie Reagan en zijn vrouw. De Stewarts staan op vertrouwelijke voet met ze, met trouwens nog wel meer staatshoofden. Ook bij prins Rainier en prinses Gracia van Monaco (James Stewart en de latere prinses hadden immers een prachtig koppel gevormd in Hitchcocks 'Rear Window') waren ze geregeld te gast: „De kinderen konden opvallend goed met elkaar overweg". Ze zucht: „Maar sinds het overlijden van Grace zijn we niet meer in Monaco geweest". Mevrouw Stewart weet voorts over haar echtgenoot te melden dat hij vreselijk huiselijk is geweest, altijd. Dat nu de kinderen de deur uit zijn (twee jongens uit mevrouws eerdere huwelijk, plus een meisjestweeling van wie Jimmy de vader is) er intensief wordt gewandeld met de 'golden retrievers' Mara (genoemd naar de rivier in Kenya) en Finn. En toen laatst een van de honden tijdens het wandelen plotseling de geest had gegeven, heeft de beroemde acteur daar een gedicht over geschreven, dat hij zelfs voor de tv heeft voorgedragen in de show van Johnny Carson. Eigen paard James Stewart is altijd gek geweest op dieren: „Gedurende twintig jaar heb ik in al mijn westerns mijn eigen paard bereden. Hij heette Pie en ik liet altijd contractueel opnemen dat als men James Stewart wilde hebben. Pie automatisch meekwam naar de prairie". Winchester 73, Broken Arrow, The Man From Laramie, How The West Was Won, The Man Who Shot Liberty Valence, Destry Rides Again, The Nakes Spurr; het zijn vrijwel stuk voor stuk legendarische films geworden waarin Pie en James Stewart hebben rondgedraafd. Verrassend daarom is dat James Stewart niet Anthony Mann noemt en zelfs niet John Ford of Alfred Hitchcock als zijn meest favoriete filmregisseur, maar: „Frank Capra, als mens, als vriend en als een kunstènaar die films maakte waar het publiek van de donkere depressie-jaren zich een beetje gelukkiger van kon gaan voelen". June AUyson en James Stewart als het echtpaar Miller in The Glenn Miller Story. June Allyson en James Stewart herenigd, 31 jaar na hun The Glenn Miller Story. voiogpdi James Stewart met Grace Kelly in 'Rear Window' van Alfred Hitchcock. (foto GPD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21