'Naima' muzikaal imponerend
Haagse Aquarellisten dertig jaar
Siem Vroom voerde
onzichtbaar geveeht
HOLLAND
FESTIVAL
Bochumse 'Damonen'
even weerbarstig
Schönberg ten onder
in het lawaai
MAANDAG 10 JUNI 1985
KUNST
PAGINA 17
Ziekenhuis
verbiedt
zwart naakt
GOUDA (ANP) - Tot grote er
gernis van de maakster heeft
het Bleulandziekenhuis in
Gouda dezer dagen uit zyn ju
bileumtentoonstelling een
schilderij verwijderd, omdat
daarop een zwarte naakte man
stond afgebeeld. Zonder over
leg met de Waddinxveense
kunstenares Anke Mensink (41)
heeft het ziekenhuisbestuur de
steen des aanstoots van de
muur laten halen en naar de
kelder van het hospitaal ver
bannen. De verbolgen artieste
heeft tegen de gang van zaken
protest aangetekend, maar dat
heeft niet mogen baten. Het zie
kenhuis opereert - althans ge
deeltelijk - op protestants-
christelijke grondslag.
Het gewraakte schilderij (1.75
bij 1.35 cm) heeft maar twee da
gen gehangen op de expositie
die ter gelegenheid van het 15-
jarig bestaan van het zieken
huis de centrale hal siert. De
tentoonstelling, die een hon
dertal werken van elf kunste
naars omvat, is afgelopen week
officieel geopend door de bur
gemeester van Moordrecht,
drs. R.J.G. Bandell, in zijn
functie van voorzitter van het
intergemeentelijk overlegor
gaan Midden-Holland.
„Voor zover ik heb begrepen
vreesde men dat het schilderij
ongewenste reacties bij de pa
tiënten en het publiek zou kun
nen uitlokken", aldus een ui
terst verbaasde Anke Mensink.
Het nu opgeborgen werkstuk is
volgens haar een vrolijk, kleu
rig schilderij, waar niemand
aanstoot aan behoeft te nemen.
DEN HAAG (ANP) - Van 15 juni
tot 1 juli viert het gezelschap Haag
se Aquarellisten zijn dertigjarig be
staan met een expositie in Pulchri
Studio in Den Haag. De vorig jaar
overleden medeoprichter Carl van
Niekerk krijgt er een erewand.
Pierre Janssen houdt bij de ope
ning een inleiding over de aquarel.
De aquarel kreeg in de vorige
eeuw een vaste positie als zelfstan
dige kunstvorm en daarmee later
zijn eigen tentoonstellingen, lief
hebbers en verzamelaars. De op
richting van de Haagse Aquareillis-
ten met twaalf leden was mede be
doeld om de subtiele techniek on
der de aandacht van het publiek te
brengen, los van het expressieve
schildersgeweld van die dagen.
De Haagse Aquarellisten toon
den hun werk in het gehele land.
Bij het tienjarig bestaan was er een
grote expositie in het Haags Ge
meentemuseum. Leden kwamen
en gingen en in 1968 werd de huidi
ge limiet van 25 bereikt. Vooral de
laatste jaren is een aantal jongeren
tot het gezelschap toegetreden.
In dramatisch opzicht mislukt
Siem Vroom is overleden. Met zijn dood verliest het Ne
derlandse toneel, de film en de televisie, een heel bijzonder
acteur, een bescheiden en intelligent mens. Ondanks zijn
slopende spierziekte heeft hij tot op het laatst van zijn le
ven toneel gespeeld. Deze winter de rol van Socrates in het
Symposium van Plato, waarvoor hij de Louis d'Or ont
ving. Een zittende rol omdat lopen niet meer ging.
Siem Vroom (wiens overlijden in
de krant van zaterdag al werd ge
meld) werd geboren in 1931 in
Beemster. Al op zijn negende wist
hij dat hij acteur wilde worden. In
1956 haalde hij op de Maastrichtse
toneelschool het diploma. Daar
voor was hij driemaal afgewezen
op de Amsterdamse school. Naar
eigen zeggen mede door zijn verle
genheid en het grote verschil tus
sen zoon van een melkhandelaar
en het Amsterdamse toneelwereld
je.
Zijn carrière liep de eerste vijf
tien jaar in een slechts licht stijgen
de curv\ De grote doorbraak
kwam pas na zijn veertigste.
Vroom vermeldt zelf hoe Cruys
Voorbergh dat al had voorspeld.
Hij werd voor het eerst echt opge
merkt in de hoofdrol van 'De filan
troop' van Christopher Hampton.
Hij speelde daarin een man die
door zijn vriendelijkheid mensen
tegen zich keert. Een rol die hem
op het lijf was geschreven.
Wat was er zo fascinerend aan
het spel van Siem Vroom? Hij gaf
zijn rollen iets eigens en extra's
mee, waardoor je soms een tekst
beter ging begrijpen dan voorheen.
Zoals bij 'Oom Wanja' van Tsje-
chov. Vroom speelde daarin de ti
telrol bij het Publiekstheater, in de
tijd dat zijn ster al rijzende was.
Tussen al het geharrewar en gedoe
van Tsjechov's bekende persona
ges zat hij daar. Hij deed heel wei
nig, zat alleen maar, aan een tafel,
en maakte louter door zijn manier
van zitten iets duidelijk. Namelijk
dat hier een man op het toneel zat
die in zijn leven nooit méér zou
worden dan alleen maar „Oom".
Net als zijn voorbeelden, John
Gielgud en Han Bentz van den
Berg, verstond hij die kunst, om
louter door zijn aanwezigheid iets
onzegbaars te zeggen.
Behalve een meesterlijk vertol
ker van, zoals hij het zelf zei, de
gefrustreerde moeilijk communi
cerende intellectueel, was Siem
Vroom ook een tekstzegger van
bijzonder allure. Zijn rol als de en
gel Apollion in Vondel's 'Lucifer'
liet voor eens en altijd horen dat
goed tekstzeggen mogelijk en be
paald niet verouderd was. Van
Apollion's verzen, hoe moeilijk
ook, kon geen woordje aandacht
ontsnappen. Zonder enige nadruk
kelijkheid, met een mengeling van
melodie en droge afstand, kreeg hy
elke tekst klein.
Voor veel toneelliefhebbers zal
'Equus', by Globe, de duidelijkste
herinnering aan Vroom zijn. Of an
ders 'Claudius' uit 'Ik, Claudius'
van John Mortimer, de rol die hem
voor de eerste maal de Louis d'Or
opleverde. Jongere generaties den
ken wellicht aan zijn avondvullen
de krachtsinspanning als 'De onbe
kende' in Strindbergs 'Naar Da-
Siem Vroom was betrokken bij
het toneel. In interviews viel de in
telligentie op waarmee hij het thea
ter en zijn eigen rol daarin analy
seerde. Met een nuchterheid die
geestig werkte, ook toen hy al ziek
was. De laatste tijd zat hij in een
rolstoel, woonde op een door zijn
arts speciaal ingerichte ruimte vlak
Siem Vroom. (toto anp>
bij het Leidse plein. Theaterbezoe
kers zagen hem bij elke belangrij
ke première in de zaal zitten. Zelf
nooit uitbundig, maar vriendelijk
reagerend op iedereen die zich tot
hem wendde. Siem Vrooms carriè
re begon met veertig. Hij stierf op
zijn vierenvijftigste. Hy had nog ja
ren door moeten gaan.
'Naima' van Theo Locvendie op een
libretto van Lodewijk de Boer, uit
gevoerd door de Ned. Operastichting
m.m.v. het Amsterdams Philharmo-
nisch Orkest. Dirigent: Lucas Vis.
Toneelbeeld: Frank Raven. Regie:
Lodewijk de Boer. Hoofdrollen: Jard
van Nes, Theo van der Putten en Jan
Derksen. Gezien in Carré op 7 juni.
Herhalingen op 11,12 en 14 juni. Uit
zending via radio en televisie op 12
juni.
AMSTERDAM - Hoe men ook
verder over de opera 'Naima' van
Theo Loevendie moge oordelen,
muzikaal zit het werk knap en
degelijk in elkaar. De warm geïn
strumenteerde, nooit eentonige
orkestpartij ligt goed in het ge
hoor. De uitgebreide slagwerk-
groep en de solistisch opgestelde
blazers zijn vakkundig in het ge
heel ingebed en de instrumenta
le groep op het toneel, waarin
Loevendie zich weer eens als
jazzmusicus kon uitleven zorgt
voor een welkome afwisseling in
de klankpatronen.
Het schrijven voor zangers
gaat hem wellicht nog iets min
der goed af. Zijn benadering met
weinig extreme intervallen is
vooral welluidend en functio
neel, maar het resultaat draagt
toch vooral een recitativisch ka
rakter en opvallend in dat geheel
zijn dan een paar citaten uit
'Otello', die in hun betrekkelijke
eenvoud een duidelijk contrast
scheppen tussen de groots opge
zette Naima-structuur en de ge
nialiteit van de rijpe Verdi. Im
posant waren daarentegen weer
de met veel visie en vooral met
gevoel voor klanktotalen uitge
werkte koorpartijen, die met na
me in de openingsscène ook le
ken te verwijzen naar Verdi's
Opera, en de opstelling van de
koorleden in lagen boven elkaar
onderstreepte dat effect nog eens
extra.
Op de vraag of 'Naima' een
opera, laat staan een gëslaagde
opera is geworden, zal het ant
woord waarschijnlijk echter
'neen' moeten luiden. De muziek
laat zich wellicht omvormen tot
een grote suite of een symfo
nisch werk voor solisten, koor en
orkest, maar dramatische kracht
schuilt er niet in. Enerzijds mis
schien doordat Loevendie bij
zijn eerste opera teveel ineens
gewild heeft, maar anderzijds
ook doordat het libretto van Lo
dewijk de Boer het prototype is
van een opgeklopte diepzinnig
heid die vijftien jaar geleden- mo
gelijk meer waardering had ge
vonden. Dramatische lijnen zjn
er nauwelijks, dramatische logi
ca ontbreekt geheel en boven
dien werd dit verhaal over 'het
individu' dat in opstand komt te
gen 'het instituut', geschreven in
een afwisseling van Engels en
Latyn met een overvloed aan
(quasi-)filosofische citaten (en
veel potjeslatijn), dermate volge
propt met symbolen en en
ideeën, dat men al lezende door
de bomen het bos niet meer ziet.
(Wie durft nog kritiek te hebben
op het libretto van 'II Trovatore',
dat vergeleken bij dat van 'Nai
ma' een voorbeeld voor helder
heid en logica genoemd kan wor
den?).
Bovendien heeft Lodewijk de
Boer er op gestaan dit werk zelf
te regisseren, omdat hij - vol
gens een uitspraak in een inter
view - niet wilde "dat iemand
anders het verknoeide". Het is
echter de vraag of 'Naima' wel
gediend is met een regie die lou
ter op uiterlijke effecten geba
seerd lijkt en waarin de diverse
personages o.a. de meest onlogi
sche en onfunctionele wandelin
gen moeten uitvoeren om orke
strale passages te overbruggen.
Dat alles gebeurt bovendien in
een reusachtig, op een Indiaanse
tempel gelijkend decor van
Frank Raven dat kapitalen moet
hebben gekost, zonder dat het re
sultaat uiteindelijk die uitgaven
schijnt te lonen. Op de televisie
zal het ongetwijfeld fraai overko
men, maar dat is dan meer te
danken aan de beeldregie dan
aan Lodewijk de Boer, die na af
loop terecht (en als enige) met
luid boe-geroep begroet werd.
Over de uitvoerenden verder
niets aan lof, met name over het
zich formidabel werende Am
sterdams Philh. Orkest, dat vol
gende maand ophoudt in deze
vorm te bestaan en dat hiermee
een indrukwekkend bestaan
waardig heeft afgesloten. Voor
een hoogepunt zorgde eveneens
het koor van de Ned. Operastich
ting terwijl aan de solisten te
Jard van Nes (links) en Jan Derks*
merken was, dat de partijen hen
op het lijf geschreven waren. Al
met al maakt vooral het muzikale
in Theo Loevendies 'Naima'.
aspect de gang naar Carré zeker
waard en wordt er zoveel gele
genheid geboden tot plaatjes lij-
(foto Jaap Pieper)
ken, dat de angst voor verveling
overbodig is.
PAUL KORENHOF
Bijtende humor in Duitse
versie stuk Lars Norén
'Damonen' van Lars Norén door
Schauspielhaus Bochum. Met: Kir-
sten Dene, Gert Voss, Charlotte
Schwab en Urs Hefti. Regie: Claus
Peymann. Decor: Bernd Damovsky.
Gezien op 8 juni in de Stadsschouw
burg, Amsterdam.
AMSTERDAM In 'Demonen'
van Lars Norén vormen Frank
en Katerina een kinderloos echt
paar; beiden maken voorspoedig
carrière en leven in materiële
welstand. Ze wachten op de
komst van Franks broer en diens
vrouw aan de vooravond van het
bijzetten van de urn met as van
Franks overleden moeder. Als de
broer uiteindelijk niet komt,
worden om de leegte op te van
gen de minder welgestelde, min
der werelds georiënteerde bene
denburen Jenna en Tomas uitge
nodigd, hetgeen tot gespannen
confrontaties tussen deze derti
gers leidt.
Toen 'Demonen' in de versie
van Stichting Demoon onder re
gie van Teuntje Klinkenberg vo
rige maand in het LAK-theater
stond, riep die bewerking nogal
wat vragen op. Het afgelopen
weekeinde kon men kennis ma
ken met de Duitse versie van dit
stuk door het gerenommeerde
Bochumer ensemble onder lei
ding van de internationale faam
genietende regisseur Claus Pey
mann. Natuurlijk werpt een in
aanpak en uitwerking verschil
lende bewerking een ander licht
op het stuk: desondanks blijft
het even weerbarstig. Op psy
chologisch niveau liggen de ver
houdingen tussen de beide echt
paren gecompliceerd. Daarnaast
is er moeilijk vat te krijgen op
het (christelijk geïnspireerde?!)
i ymbolisch gehalte van het stuk:
ïo plaatst Jenna waxinelichtjes
Ier verering van Frank en krui
sigt Jenna hem.
Peymann geeft andere aanwij
zingen voor zijn opvatting dan
Klinkenberg voor die van haar.
De een is niet duidelijker of
rechtlijniger: bij beide blijft nog
heel wat interpretatieruimte, die
je als toeschouwer zelf moet in
vullen. 'Moet' invullen, want het
stuk en zijn bewerkingen zijn
wel zo indringend, datje daartoe
onontkoombaar wordt aangezet.
En eerlijk gezegd lukt dat invul
len maar ten dele - met als na
tuurlijk gevolg, dat je wel eens
geïrriteerd raakt. Zoals de perso
nages wanhopig vechten voor
onderlinge toenadering, zo moet
als het ware de toeschouwer
strijd leveren om het stuk begrij
pend te benaderen.
In de (Duitstalige) tekstuitgave
staan aan het slot van het stuk
twee regieaanwijzingen: "De wit
te duif vliegt door het open raam
naar binnen(.Duisternis. Na
een ogenblik ziet men het zeil
bootje branden". Wat nu bijzon
der opvalt, is dat Peymann voor
de duif-aanwijzing kiest en het
'Damonen' van Lars Norén, bij Schauspielhaus Bochum in een chique en realistisch decor.
branden van het bootje weglaat
en Klinkenberg precies de omge
keerde keuze heeft gedaan. Die
duif is waarschijnlijk het sym
bool van het verzoenend gebaar,
waaraan Peymann klaarblijke
lijk meer gewicht toekent dan
Klinkenberg, die in dit opzicht
door haar keuze het destructieve
element beklemtoont. Het zou
beide versies echter te kort doen,
als je hieraan al te verstrekkende
conclusies wilt verbinden. Pey
mann heeft bijvoorbeeld ook de
scène geschrapt, waarin Frank
het miniatuur-zeilbootje als pre
sentje aan buurvrouw Jenna aan
biedt. Dat tedere gebaar laat hij
dus weg, maar tevens het in rook
opgaan ervan.
Vooralsnog zijn er slechts in al
gemene termen uitspraken te
doen. Het (naar Nederlandse
maatstaven kapitaalkrachtige)
Bochumer Ensemble speelt in
een groots, chique opgezet en zo
realistisch mogelijk vorm gege
ven decor. Dat heeft wezenlijke
gevolgen voor alle getoonde
emoties: ze moeten meer in ex
tremen worden uitvergroot. Alle
aantrekkende en afstotende toe
naderingspogingen zijn dan ook
grover van toonzetting dan bij
Klinkenberg het geval is. Daar
naast is er letterlijk meer plaats
voor afstandelijkheid, mede door
de leeftijd van de spelers, die in
de Duitse enscenering ouder to
nen. Tevens krijgt daarmee ook
de bijtende humor meer ruimte.
Alleen toen Frank de as van zijn
moeder over Katarina uitstortte,
bleek de Duitse versie bij het pu
bliek een (misplaatst) lachen op
te roepen; dit toch al moeilijk te
begrijpen gebaar werd aldus
eens zo schokkend.
Het is in elk geval een goede
zaak, dat het Holland Festival,
waarin beide versies zijn opgeno
men, deze boeiende mogelijk
heid heeft geboden.
WIJNAND ZEILSTRA
'Gurre-Lieder' van Arnold Schön
berg, uitgevoerd door solisten, het
Groot Omroepkoor, het Praags Man
nenkoor, het Radio Symfonie Orkest
en het Radio Filharmonisch Orkest
o.l.v. Sergiu Commissiona. Gehoord
in het Concertgebouw op 9 juni.
AMSTERDAM - De 'Gurre-Lie
der' van Schönberg vormt een
van de opmerkelijkste en zeker
ook één van de aangrijpendste
muziekwerken die onze eeuw
heeft opgeleverd, maar uitvoe
ringen er van zijn zeldzaam. De
belangrijkste reden daarvoor is
de enorme omvang van het beno
digde vocale en instrumentale
apparaat: vijf solisten, een
spreekstem, een groot koor met
een dubbel mannenkoor en een
orkestbezetting, die vrijwel het
dubbele is van wat men normaal
op het concertpodium aantreft.
Dat betekent echter niet, dat
Schönberg, die dit werk groten
deels schreef vóór hij de twaalf
toonstechniek ging toepassen,
ook voortdurend met enorme
klankuitbarstingen werkte. Het
eerste deel is in grote lijnen zelfs
opvallend intiem van karakter en
ook hele brokken van het groots
opgezette derde deel zijn opval
lend bescheiden geïnstrumen
teerd. Daarmee sluit hij trou
wens aan bij het gekozen onder
werp: een reeks gedichten van
de Deen Jens Peter Jacobsen
over de liefde van koning Walde-
mar voor het meisje Tove, de
dood van Tove en de eindeloze
zoektocht die daarna voor Wal-
demar aanbreekt.
Dat alles is dirigent Sergiu
Commissiona kennelijk ontgaan,
want van intimiteit en tederheid
was in de door hem geleide uit
voering (een co-produktie van
Holland Festival, AVRO en
TROS) weinig te merken. Ten
aanzien van het eerste deel moet
ik echter een slag om de arm
houden. Om een onbegrijpelijke
reden had het persbureau van
het Holland Festival het nodig
geacht de recensenten zo dicht
bij het (uitgebouwde) podium te
zetten, dat het geven van een ge
fundeerd oordeel over het totale
gebeuren onmogelijk werd. Over
het gedeelte vóór de pauze durf
ik dus alleen maar te zeggen dat
de tenorm William Cochran (Wal-
demar) goed zijn best deed, dat
de sopraan June Card (Tove) te
ouwelijk en te afstandelijk klonk
en dat de mezzo-sopraan Mira
Zakai (Waldtaube) weinig van
haar tekst scheen te begrijpen en
bovendien voortdurend sterk vi
brerend tegen de toon aan bleef
hangen.
Na de pauze (toen ik een plaats
achter in de zaal had gemach
tigd) bleken mijn bangste ver
moedend waarheid te worden:
Comissiona werkte waarschijn
lijk vanuit de overtuiging dat dit
enorme orkestapparaat ook ten
volle benut diende te worden en
liet Schönberg's muziek verzan
den in een vrijwel constant aan
gehouden fortissimo. Hard was
niet hard genoeg als het nog har
der kon en een enorme vergro
ving was het resultaat. We horen
de Gurre-Lieder hier zelden of
nooit in de concertzaal, maar als
die ene incidentele uitvoering
dan nog op dit niveau staat, zijn
teleurstelling, woede en ergernis
gerechtvaardigd.
PAUL KORENHOF.
DEN HAAG Koningin Beatrix heeft in het afgelopen weekeinde in het Nederlands Congresgebouw in Den
Haag een deel van de Dag van de Zwarte Migranten Kunst bijgewoond. De twee meisjes op de foto wilden, al
ijsjelikkend, de koningin wel eens van dichtbij bekijken. (foto gpd>