Denemarken en de prijs voor herstel
Is Poul Schlüter de Reagan van Europa?
ZATERDAG 8 JUNI 1985
EXTRA
PAGINA 23
door Hans Amesz
Denemarken - ooit een
symbool van
Westeuropese welvaart -
maakt stormachtige
tijden door sinds de
regering-Schlüter met
bikkelharde
bezuinigingen de
ingestorte economie weer
tracht op te vijzelen. De
resultaten van dat beleid
zijn op z'n minst
opmerkelijk te noemen,
maar tegelijkertijd rijst
de vraag hoe hoog de
sociale prijs voor
economisch herstel mag
zijn. Het van oudsher zeer
vreedzame Deense volkje
smijt plotseling met
eieren en tomaten.
Het moet een unieke ervaring zijn
geweest voor Poul Schlüter, de
conservatieve Deense
minister-president. Toen hij ter
gelegenheid van bevrijdingsdag een
toespraak wilde houden, regende
het rotte eieren, tomaten,
stinkbommetjes en rotjes. De
politicus kon slechts verstopt
achter agenten met schilden
doorpraten.
Zoiets is in het land dat eigenlijk alleen
'vreedzame conflicten' kent, waar de
burgers een 'notoire hang naar
harmonie' hebben, zelden
voorgekomen. Maar Schlüter mag zich
dan ook leider noemen van 'de méést
reactionaire regering die w\j sinds de
oorlog hadden', althans volgens zijn met
projectielen smijtende opposanten.
Weliswaar bekvechten deskundigen
erover of de 'oproerkraaiers' nu tot het
gilde van de krakers behoorden of
gewoon 'onpolitieke'jongeren zonder
baan waren, duidelijk is dat het om
vertegenwoordigers van de groep der
verbitterden gaat, die van mening is dat
de eens zo hoog geprezen Deense
welvaartsstaat niets meer te bieden
heeft.
Duidelijk is ook dat deze groep in de
tweeëneenhalf jaar sinds de
regeringsovername door Schlüters
burgerlijk-conservatieve
vier-partijencoalitie aanzienlijk groter is
geworden. Dat wordt dezer dagen in
grote advertenties in alle kranten
verkondigd. Die zijn betaald door de
Specialarbejderfordundet i Danmark
(SiD), de vakbond van de ongeschoolde
arbeiders en met 330.000 leden de
grootste binnen de overkoepelende
vakorganisatie LO. Ruim zestig miljoen
gulden heeft de SiD uitgetrokken voor
een campagne die de publieke opinie
moet mobiliseren tegen het
regeringsbeleid. Motto: 'Weg met
Schlüter'.
Toenemende ongerustheid in
Denemarken. Hoe is dat de rijmen met
het feit dat de president van de
Nederlandsche Bank, dr. Wim
Duisenberg, juist het economische
beleid van de Deense regering in zijn
jaarverslag prees en minister-president
Lubbers min of meer aanraadde maar
eens wat lessen bij zijn collega Schlüter
te nemen? Het antwoord ligt in het feit
dat in Denemarken rigoureuzer dan in
Nederland is bezuinigd op de
overheidsuitgaven, maar wel met
opmerkelijke economische resultaten
als gevolg.
Lange tijd waren de de Denen eraan
gewend op economisch gebied
nederlagen te slikken, net als bij het
nationale voetbal. In 1980 noemde
minister van financiën Van der Stee
Denemarken het 'voorland' van
Nederland, en dat had hij niet lovend
bedoeld. Eigenlijk was iedereen van
Jorgen Eckeroth (econoom van de
overkoepelende vakbond LO) tot Poul
Schade Poulsen (directeur van de
Deense werkgeversorganisatie DA) -
het er een paar jaar geleden over eens
dat er krachtig moest worden
ingegrepen.
Denemarken was een financiële en
economische 'puinhoop' geworden, een
voorbeeld van hoe het nu juist niet moet.
Een land met veel werklozen, ruim 10
procent, een gigantische buitenlandse
schuld, een buitengewoon hoge
rentevoet (tot 22 procent), een uit de
hand gelopen inflatie en een permanent
financieringstekort.
Onvermijdelijk
Drastische ingrepen waren
onvermijdelijk. Vakbondseconoom
Eckeroth zegt dat ook zijn organisatie
voorstander was en is van een 'soort
inkomenspolitiek'. Ook hij vindt dat de
private sector versterkt moet worden
om de export te verbeteren en dat de
overheidsuitgaven niet kunnen blijven
stijgen. Maar het gaat er dan om hoe je
de lasten verdeelt en daar wringt
volgens Ekeroth de schoen. „De rijken
worden rijker, de armen armer. t)e
zwakken betalen het gelag, terwijl het
juist andersom zou moeten zijn".
Vóór de massale stakingen rond Pasen
leken de zaken glad te verlopen. Vorig
jaar al, toen het Deense voetbalelftal de
halve finale van de Europese
kampioenschappen bereikte, voegde
ook de Deense economie zich bij de top
met opmerkelijke prestaties. In het
Zweedse economische tijdschrift
Vockans Affaerer prijkte het land op een
zesde plaats na Japan, Noorwegen,
Zwitserland, Amerika en
West-Duitsland.
Denemarken kende in 1984 uiteindelijk
een economische groei van 4,5 procent,
ongeveer het dubbele van het Europese
gemiddelde. Dat was ook het succes
waarop Duisenberg doelde, toen hij
Lubbers het beleid van de
regering-Schlüter ten voorbeeld stelde.
Temeer omdat dat succes was bereikt
met behulp van
Een van de massale demonstraties op het stadhuisplein van Kopenhagen.
overheidsbezuinigingen „waar je u
tegen zegt", om Duisenberg te citeren.
Jörgen Hansen, hoofd van de
economische afdeling en directeur van
de Industrieradet Danmark (industriële
werkgevers), laat een aantal grafieken
zien waaruit de 'gezondmaking' van de
Deense economie valt af te leiden. „Wij
van het industrieverbond", zegt Hansen,
„hadden altijd al gezegd dat er een harde
inkomens- en fiscale politiek moest
komen, gekoppeld aan een even harde
toezegging om de kroon niet meer te
devalueren. Onder de
sociaal-democraten ging dat niet.
Vandaar dat Jörgensen moest aftreden.
Maar Schlüter is op de goede weg".
Eén minpunt
De grafieken tonen aan dat de inflatie
vanaf eind 1982 is gezakt van ruim 10 tot
ongeveer 5 procent, terwijl het
overheidstekort in procenten van het
bruto nationaal produkt naar beneden
ging van meer dan 9 tot 3,5. Bovendien
zakte de rentevoet van 21 tot 12 procent
en namen winsten en investeringen van
de Deense industrie relatief veel sterker
toe dan in de jaren voor 1982. En
tenslotte groeiden de consumptie en de
export aanzienlijk. De werkloosheid
ging weliswaar maar heel weinig naar
beneden, maar er werden wel enkele
tienduizenden nieuwe arbeidsplaatsen
geschapen, waardoor de stroom tot de
arbeidsmarkt kon worden opgevangen.
Eigenlijk laten de cijfers - zeker ten
opzichte van Nederland - maar één
minpunt zien: de negatieve
ontwikkeling van de betalingsbalans,
die tot uitdrukking brengt dat er veel
meer geld van Denemarken naar het
buitenland vloeit dan omgekeerd. In
1983 zag het er nog naar uit dat Schlüter
en zijn coalitie de balans onder controle
zouden krijgen. Het in 1982 tot 18,7
miljard kronen (een kroon is ongeveer
dertig cent) gestegen tekort was eind
1983 gezakt tot 10,8 miljard kronen.
De sociaal-democratische oppositie
geloofde toen al dat Schlüter geluk had
gehad met de dalende dollarkoers en
prijzen voor grondstoffen. Zij zou gelijk
krijgen. Toen de dollar omhoog schoot,
nam ook het tekort op de
betalingsbalans weer razendsnel toe tot
zo'n 18 miljard kronen in 1984. De
Deense buitenlandse schulden zijn dus
weer toegenomen en bedragen nu in
totaal ruim 210 miljard kronen. Dat
komt neer op 41.000 kronen - 12.500
gulden - per hoofd van de bevolking,
van zuigeling tot grijsaard.
De staat moet dus lenen in het
buitenland. Nu al moeten 20 miljard
kronen aan rente worden betaald, wat
betekent dat de betalingsbalans positief
zou zijn, als de schulden niet afbetaald
hoefden te worden. Dat kan natuurlijk
niet en daarom is er eigenlijk maar één
manier om de betalingsbalans te
verbeteren: meer exporteren en minder
Hoe moet dat? Alleen als de Deense
lonen minder stijgen dan die van de
belangrijkste concurrenten op de
wereldmarkt, kan de export worden
vergroot, luidt het refrein van de
regering. Belangrijk is ook dat de
consumptie naar beneden gaat. Dan
wordt de invoer ook kleiner. Vandaar
dat Schlüter besloot in de
loononderhandelingen in te grijpen en
niet meer toe te staan dan
loonsverhogingen van gemiddeld twee
procent dit en 1,5 procent volgend jaar.
Anders dan in Nederland is een
dergelijke ingreep niet direct aanleiding
voor een scherp conflict tussen regering
en vakbonden. Het is niet
ongebruikelijk dat een Deense regering
na een lange arbeidsstrijd per wet een
loonsverhoging vaststelt. De vakbonden
hebben dat tot nu toe ook altijd
geaccepteerd. Maar: de
sociaal-democratische regeringen die
Denemarken altijd hebben bestuurd
voordat de laatste werd afgelost door het
minderheidskabinet van Schlüter,
hielden zich altijd aan het voorstel-van
de bemiddelaar.
Ditmaal werd met die traditie gebroken.
In tegenstelling tot de werkgevers
wenste Schlüter een loonsverhoging van
4 procent niet te accepteren, omdat
daardoor de concurrentiepositie van
Denemarken niet genoeg zou worden
hersteld, waardoor ook de werkloosheid
niet zou kunnen afnemen.
En daarom werd er voor en na Pasen
massaal gestaakt in Denemarken.
Honderdduizenden Denen gingen de
straat op en demonstreerden voor het
slot Christiansborg, waar het parlement
(Folketing) zit.
Ook toen de vakbonden al de terugtocht
hadden geblazen nadat het parlement de
loonmaatregel (plus nog zeven andere
punten met het doel om 'verdere
economische groei, vermindering van
de inflatie, verbetering van de
handelsbalans en terugdringen van het
financieringstekort' te bereiken) had
goedgekeurd, zodat stakingen illegaal
werden, kwamen nog eens 100.000
mensen bijeen en één van hen danste op
het standbeeld van Frederik de Zevende
met de rode vlag.
Het mocht niet baten. Torben Nielsen,
vroeger chef-econoom van een grote
bank en sinds een paar maanden baas
van een makelaardij, zegt glimlachend
dat hij de laatste tijd vaker hoort dat de
Deense vakbonden op de Oostduitse
lijken: ze hebben niets in te brengen.
Geen alternatief
Hoe hoog mag de sociale prijs voor een
gewenst economisch beleid zijn? De
regering moet doorgaan met een hard
inkomensbeleid, zegt Jörgen Hansen
van de industriewerkgevers. „Er is geen
alternatief. Als het nu niet gebeurt moet
het over twee, drie of tien jaar toch. En
dan zijn de gevolgen veel ernstiger
vanwege de dan nog grotere rentelast.
En als de regering moet korten, dan
belandt ze noodzakelijkerwijs ook bij de
sociale uitkeringen".
Maar volgens vakbonden en
sociaal-democratische oppositie leidt
dat er slechts toe dat de rijken rijker en
de armen armer worden. De vakbond
voor ongeschoolden, de SiD, toont aan
dat 25 procent van de Deense bevolking
en zelfs veertig procent van de
ongeschoolden tegenwoordig van een
overheidsuitkering (werklozen,
arbeidsongeschikten, bijstandstrekkers,
gepensioneerden) afhankelijk is. Dat het
inkomen van deze 'slachtoffers' van de
crisis al ruim twee jaar niet meer
omhoog is gegaan, beschouwt
SiD-voorzitter Hardy Hansen als een
'oorlogsverklaring van de regering aan
de sociale staat'.
Want intussen gaan de lonen wel
omhoog. Weliswaar heeft het parlement
uitgesproken dat het dit jaar moet
blijven bij een verhoging van twee
procent, maar Poul Erik Hansen,
econoom van de bank Sparekassen SDS
weet vrijwel zeker dat tal van
werkgevers zich niet aan de wettelijke
voorschriften zullen (kunnen) houden.
En obligatiemakelaar Torben Nielsen
zegt: „Natuurlijk moetje voor goede
mensen meer betalen. Dat gebeurt ook.
Je kunt werkgevers niet dreigen met
sancties. Dat werkt niet".
Zo kan het voorkomen dat bijvoorbeeld
de chef van de Deense
metaalwerkgevers, Vagn Age Jensen, in
zijn eigen firma loonsverhogingen van
vijf tot tien procent geeft. Ib Jensen,
medewerker bij Kommuneracs
Landsforening (samenwerkingsverbond
van gemeenten) wijst er op dat met
name de vrije beroepen profiteren van
de huidige besparingskoers in
Denemarken. Er is bovendien een hele
'industrie' in ontwikkeling van
adviseurs, die zich hebben
gespecialiseerd in het opsporen van de
wettelijke mazen in de loon- en
belastingwetten. Ook daarvan profiteren
de meer welgestelden.
Levensarmoede
Moet de vijftien procent van de
bevolking die er toch al het slechtst aan
toe is de rekening betalen? Staat de zo
geroemde Deense welvaartsstaat op
springen? „Bij ons", werpt
werkgeversvoorzitter Poul Schade
Poulsen tegen, „zie je toch geen
bedelaars op straat, zijn er toch geen
gaarkeukens zoals in Amerika? Al die
werkloze jongeren, die in het weekeinde
naar de parken in de stad gaan, hebben
allemaal een plastic tas met bier bij
zich". En ook de Nederlandse diplomaat
en zelfs de spreekwoordelijke
taxichauffeur weten niets van bittere
armoede en honger. De laatste klaagt,
maar uitsluitend over de 'idioot' hoge
prijzen van auto'.
Deze maand is in Denemarken een
interessant boek verschenen. Dognet
skal have to dage" (24 uur zijn twee
dagen) heet de door Gunvor Auken
geschreven studie. De in 1941 geboren
schrijfster is sociaal werkster bij de SiD,
met 300.000 leden de grootste vakbond
in Denemarken. Hoe zit het volgens haar
met de aantasting van de
welvaartsstaat? „Natuurlijk komen die
besnoeiingen in de uitkeringen hard
aan. Nee, er hoeft geen honger te worden
geleden, maar voor een heleboel mensen
- werklozen, arbeidsongeschikten,
ouden van dagen - is het belangrijkste
probleem: hoe dood ik mijn tijd? Ze
kunnen in feite alleen nog maar
consumeren. Levensarmoede is net zo
erg als economische armoede", zegt
Auken.
Aan herverdeling van arbeid wordt in
Denemarken vooralsnog geen woord
vuil gemaakt - de plannen voorzien
alleen in een verkorting van de
werkweek met één uur eind 1986.
Gunvor Auken constateert dat een
bevoorrechte klasse, die eigenlijk de
welvaartsstaat tot haar staat heeft
gemaakt, niet bereid is na te denken
over nieuwe oplossingen van de
werkloosheid. Die klasse hoedt haar
bezit, bestaat uit 'belastingdenkers' en
laat op degenen die door hun slechte
opleiding geen werk hebben een
bevoogdingssysteem zonder ziel los, zo
zegt hij.
Auken: „Je krijgt je geld en wordt
gecontroleerd. Ik gebruik in dit verband
de term sociaal massagraf'.
Zijn er lessen te trekken uit de voor
Europese begrippen opzienbarende
opmars van de Deense economie, die
vooral dank zij sterk - met veertig pro
cent oplevende investeringen vorig
jaar met 4,5 procent ruim dubbel zo
hard groeide als die in Nederland?
Jörgen Hansen, directeur van de ln-
dustriradet, de industriële werkgevers
in Denemarken, kan een glimlach niet
onderdrukken als hij vertelt dat hij al
een nieuwsgierige collega van het Ver
bond van Nederlandse Ondernemers
op bezoek heeft gehad in zijn kantoor
aan de H. C. Andersens Boulevard in
Kopenhagen. Maar heeft Hansen hem
ook duidelijk kunnen maken wat de
Nederlandse industrie moet doen om
het Deense economische herstel te
„Nou...neen", roept de Deense eco
noom, „ik zit hier niet om anderen de
les te lezen. Denemarken gold een paar
jaar geleden als voorbeeld van hoe het
niet moet. Bescheidenheid is op zijn
plaats, want we zijn er natuurlijk nog
lang niet. Als u alleen al kijkt naar de
gigantische buitenlandse schuld. De
rente daarvoor slurpt 17 procent van al
le export-opbrengsten op. Dat kan niet
doorgaan".
Zeker, het Deense succes heeft zijn
schaduwkanten. Terwijl de Nederland
se industrie mede dank zij de hoge dol
larkoers veel meer verdient aan export
dan zij kwijt is aan import, kampt De
nemarken door diezelfde hoge dollar
koers juist met een enorm tekort op de
betalingsbalans. Het land heeft ook
schulden in het buitenland; Nederland
is daarvan gevrijwaard.
Toch is het niet zo gek dat president
Duisenberg van de Nederlandsche
Bank en het VNO willen weten welke
economische en financiële weg juist
Denemarken de laatste jaren heeft be
wandeld. Het Scandinavische land is
(ook) klein en wordt, net als Neder
land, gekenmerkt door een fijnmazig
sociaal net en een hoge belastingdruk.
Sommigen zoeken voor het Deense
herstel een verklaring in één van de op
vallende verschillen tussen Nederland
en Denemarken: de structuur van de
ondernemingen. Denemarken heeft
vrijwel geen industriële bedrijven
waarbij meer dan 500 mensen werken.
Bijna zes van de tien tellen minder dan
vijftig werknemers. Samen zorgen die
kleine bedrijven voor 23 procent van
de industriële omzet. Misschien komt
daarom ook het subsidiëren van in fi
nanciële nood verkerende bedrijven
hoegenaamd niet voor in Denemarken.
50.000 banen
De ondernemers moeten er zelf maar
voor zorgen dat zij de juiste maatrege
len nemen om weer rendabel te wor
den en de economische theorie dat
kleinschaligheid met meer flexibiliteit
kan samengaan.
Maar kan dat het opmerkelijke her
stel in Denemarken verklaren? Dui
senberg zei kort geleden in een inter
view met NRC-Handelsblad„Waar het
precies vandaan komt, dat weet ik al
thans nu nog niet precies". Ook in De
nemarken bUjft men in het vage en wij
zen velen op een soort „Schlüter-ef-
fect", naar de conservatieve advocaat
Schlüter die in september 1982 aan het
bewind kwam toen de sociaal-demo
craat Anker Jörgensen geen mogelijk
heid zag voor zijn economische voor
stellen een meerderheid in het parle
ment (Folketinget) te krijgen.
Schlüter begon onmiddellijk met
een straffe anti-inflatiepolitiek en ëen
harde inkomens- en fiscale politiek. De
koppeling van lonen en salarissen aan
sociale uitkeringen, met uitzondering
van de pensioenen, werd afgeschaft.
Het parlement zou weliswaar in de
cember 1983 in meerderheid tegen de
ingediende begroting stemmen, maar
uit de daarop volgende verkiezingen -
begin 1984 - kwam Schlüter versterkt
tevoorschijn.
„Tot onze verrassing", zegt econo
misch deskundige Rasmussen van het
ministerie van economische zaken,
„leefde de economie al sterk op in de
loop van 1983 door meer investeringen,
meer consumptie en de bouw Van hui
zen.'Ja, toegegeven, natuurlijk zijn de
zwakkeren sterk belast, maar u moet
niet vergeten dat er wel 50.000 i
werkloosheid in totaal achteruit ging".
De eerste conservatieve minister
president van Denemarken in deze
eeuw zou la Reagan een golf van opti
misme hebben opgewekt. Vakbondse
conoom Carsten Koch van het Arbej-
dernes Erhvervsrad, toch geen vriend
van de conservatieve regering, ziet
geen andere verklaring. Ondanks lage
re reële lonen gingen de Denen meer
consumeren, leenden geld of maakten
hun spaargelden op, en dat heeft naast
de exportgroei (vooral door lagere lo
nen, waardoor de concurrentiepositie
werd verbeterd) en met name de inves
teringsboom de economische groei
omhoog gejaagd.
Ook Jorgen Hansen van de industrie-
werkgevers schrijft het economische
herstel in belangrijke mate toe aan psy
chologische factoren. Door zijn harde
inkomens- en fiscale politiek kreeg het
bedrijfsleven geloof in de toekomst,
waardoor zoveel geinvesteerd werd.
Belangrijk was dat het vertrouwen in
de waarde van de kroon werd hersteld,
toen bleek dat de Deense regering haar
belofte gestand deed en een forse deva
luatie in Zweden onbeantwoord liet.
Lening
Opmerkelijk is dat het Deense beleid
op één punt - en Duisenberg wijst
daar met nadruk op wel duidelijk af
wijkt van dat in Nederland en ook van
dat in de VS: om het staatstekort te
verminderen gaan in Denemarken de
belastingen omhoog. De vennoot
schapsbelasting gaat van 40 naar 50
procent en mensen met een inkomen
van meer dan 150.000 kronen (onge
veer 45.000 gulden) worden verplicht
om een gedwongen lening van 8 pro
cent van de belastingsom aan de over
heid te verschaffen. Die wordt zonder
rente in de periode 1990-'92 terugbe
taald. Verwacht wordt dat het over
heidstekort van meer dan 17 miljard
kronen in 1984 vermindert tot 12,5 mil
jard in 1986.
Belastingverhoging, om gaten in de
rijksbegroting te dichten, kan evenwel
geenszins een middel zijn om tot hoge
re prestaties in de industrie te komen.
Zodat er inderdaad weinig anders ter
verklaring overblijft dan de psycholo
gische factor. Of zoals obligatiemake
laar Torben Nielsen het zegt: de meeste
Schlüter: geloof in de toekomst, (foto i
Denen waren het gezeur over de econo
mische crisis beu en waren bereid har
de maatregelen te slikken. De laatste
schattingen gaan intussen uit van een
in vergelijking met 1984 iets lagere eco
nomische groei dit jaar (3 procent) en
weer een iets hogere in 1986, met ex
port en investeringen als voornaamste
aaiyagers. Voorwaarde is wel dat in de
westerse industrielanden een beschei
den groei plaatsvindt. Bovendien mag
de dollarkoers niet al te veel schomme
lingen vertonen.