Het voetbalveld als schoolplein
Opmerkelijk experiment van UVS in Kikkerpolder
ZATERDAG 18 MEI 19B5
EXTRA
PAGINA 25
Het voetbal in Nederland
is in verval, Leiden merkt
het op amateurniveau als
geen andere stad. Plannen
om het plein op te krikken
liepen tot nu toe steeds
stuk, maar er wordt aan
gewerkt. Bij eersteklasser
UVS gaan ze in de
noodzakelijke drang naar
vernieuwing, terug naar de
basis. Straatvoetbal op het
veld, in een voetbalschool
op proef,
'schoolplein-matches' in
het holst van de ochtend.
Een nieuwe weg, of het
zoveelste doodlopende
spoor? Paul de Tombe
ging kijken.
UVS toont weer eens letterlijk en
figuurlijk aan dat de kleineren nog
altijd groot kunnen zijn. Bij de in de
voetballerij relatief nietige
amateurclub loopt nu al een paar
maanden een ambitieus
jeugdproject waar heel veel, zo niet
alle, vaderlandse profclubs een
voorbeeld aan kunnen nemen. Het
oude idee van de voetbalschool is
door de Leidse eersteklasser van
een geheel nieuwe uitvoering
voorzien en het experiment dat
daarmee op vrijwilligersbasis is
uitgevoerd met één jeugdteam, mag
een paar weken voor het einde al
geslaagd heten. De zo vaak als
gering omschreven mentaliteit van
de jeugd is daarbij ongedacht groot
gebleken.
Om die reden zou de club nu graag op
professioneler basis verder gaan met de
gevonden combinatie
voetballen-studie-gezinsleven. UVS wil
de voetbalschool na de geslaagde proef
uitbreiden met meer (leeftijds) groepen,
maar kan dat niet zonder sponsor. De
'koeriersdiensten' van de met de
reclame belaste Albert van Duuren zijn
vooralsnog doodgelopen; om de
resultaten van de test grootschaliger in
praktijk te brengen heeft UVS dringend
behoefte aan een geldschieter die
nieuwe wegen opent.
„Krijgen we dié niet, dan kunnen we
niet verder. De uitbouw van het project
die ons voor ogen staat vereist een
organisatie die minstens 50.000 gulden
per seizoen kost en dat is voor de club
niet op te brengen", schetst Gerard
Désar de noodzaak van sponsoring. „De
subsidie bepaalt hoe we verder gaan. In
het klein, of groter".
Idee
Gerard Désar, oud-hoofdtrainer, nu
jeugdcoördinator bij UVS en conrector
aan het Stedelijk Gymnasium, is de
bedenker en mede-uitvoerder van het
plan. Bezeten van het spelletje schreef
hij het uit in een rapport; in de Leidse
Kikkerpolder wordt het sinds 1 maart op
z'n waarde getest. Een idee gebaseerd op
oude pijlers, dat voorziet in betere
voetbalscholing, goede
studiebegeleiding en een normaal
gezinsleven voor de jeugdige leerlingen
van de voetbalschool.
Achterliggende gedachte: de
achteruitgang van het voetbal hier te
lande („want iedere club zou dit kunnen
doen") en vooral in Leiden bestrijden en
ombuigen. Een kwalitatief hoger
geschoold spelersbestand klaarstomen
en tegelijkertijd aantonen dat de jeugd
nog wel degelijk kan incasseren en het
doorzettingsvermogen heeft om in
hobby en in studie maximaal te
presteren en daarbij ook nog tijd over te
houden voor andere zaken. Als de
mogelijkheden er maar zijn.
Die zijn bij UVS gevonden in het
'overbrengen' van het aloude straat-en
schoolpleinvoetbal naar het clubveld.
Dat is de essentie van de nieuwe
omlijsting van het bijna vermolmde
raamwerk. „Vroeger voetbalde je per
week een uurtje georganiseerd en 20 uur
op straat. Je ging een uur eerder naar
school om te 'metsen' op het plein. Dat
kan niet meer, dat mag niet meer", legt
Désar een bekend gegeven op tafel. „Wij
wilden dat bij UVS weer mogelijk
maken, een schoolpleinfunctie geven
aan de velden in de Kikkerpolder, waar
'gespeeld' kan worden onder
deskundige leiding. Inplaats van een
uur eerder naar school, komen de
jongens nu een uur voor schooltijd naar
het veld".
De clublocatie in Leiden noord-west
leent zich er prima voor. In de wijk rond
de Kikkerpolder zijn vijf
door Paul de Tombe
scholengemeenschappen, die bezocht
worden door een aantal van de
betrokken voetballertjes. Daar ligt de
Leidse Hout voor de bosloop, daar ligt
de atletiekbaan van AV Holland. Strand
en duinen zijn bovendien nabij als
uitwijkmogelijkheden in barre winters.
Kortom alternatieven genoeg.
Studieresultaten
Désar 'zag' ze en speelde erop in om het
oude idee van de voetbalschool nieuw
leven in te blazen. Om de trainingen te
intensiveren. De enige mogelijkheid
toch, om uit de impasse te komen. „In
die sfeer kun je zelfs internationaal
wedijveren", zegt hij, verwijzend naar de
schaatsers en Bettine Vriesekoop, maar
dat is bij UVS natuurlijk zijn bedoeling
niet.
Gerard Desar, de motor achter de voetbalschool
(foto Holvast)
„Komen tot een beter spelersbestand, de
top bereiken op je eigen niveau, zonder
daarvoor studie, werk of gezinsleven op
te geven", is wat hij bij de club beoogt.
Hij zal niet ontkennen dat ook de
instelling van de landelijke
jeugdcompetitie, waaraan UVS gaat
deelnemen, een grote rol heeft gespeeld.
Zijn uitgangspunt blijft: „Op al die
fronten lekker bezig zijn en op je eigen
niveau de top bereiken".
Sinds tweeënhalve maand nu, wordt die
kans geboden aan 12 B-regionalen van
16 jaar, die om allerlei redenen als
testgroep zijn gekozen. Voor- en na
schooltijd trainen ze bij UVS, dat voor
de jongens die van elders komen
gastgezinnen heeft geregeld in de
omgeving. Op het veld zijn ze zevenmaal
per week welkom. In de vroege ochtend
(6.45 uur) en avond staat een trainer
klaar uit het team van vier
meewerkende oefenmeesters: uiteraard
Gerard Désar zelf, maar ook Aat Koren,
oud-Sparta speler Bert Jansen en de
huidige AZ-prof Fred Filippo.
Het kwartet geeft niet alleen
voetbalonderricht, maar houdt ook de
studieresultaten van de leerlingen
nauwgezet in dé gaten. Lopen die terug,
dan volgt doorverwijzing naar één van
de docenten die, tot nu toe op basis van
vrijwilligheid alweer, dan bijles geeft.
„Op school mogen ze niet merken wie er
op de voetbalschool zit, alleen door
betere resultaten", beklemtoont Désar
het belang dat aan de studie wordt
gehecht. „Dat is belangrijk, want een
jonge jongen moet vooral goed gaan op
school".
Na de avondtraining en voorafgaand aan
een ochtendsessie (tot nu toe tweemaal
in de week) vertoeven de scholieren in
het eigen- of het gastgezin. Om huiswerk
te maken en deel te nemen aan een
normaal gezinsleven, dat alleen voor de
ochtendtrainingen anders wordt. Dan
stappen de voetballertjes zo uit bed in de
trainingskleren, het veld op. Ontbijten,
wassen, tandenpoetsen en omkleden
gebeuren na de oefeningen in het
jeugdhonk van de club, „waar straks
eigenlijk ook een pot thee moet
klaarstaan" en waar de trainingskledij
wordt achtergelaten tot de volgende
Inzet
Dat alles in eerste instantie om te kijken
of de club en vooral de jongens dat
konden opbrengen. „Er wordt zo vaak
gesuggereerd dat de jeugd bepaalde
zaken niet meer zou kunnen opbrengen
en volhouden. Dat ze niet zou kunnen
incasseren. „Ik vind dat de jongens die
eraan deelnemen nu al duidelijk hebben
gemaakt dat die combinatie mogelijk
is", kan Désar vaststellen. „Als je aan de
volwassen kant goed werk levert,
blijken ze veel over te hebben voor hun
hobby en presteren ze goed op school,
waarbij ze dan ook nog tijd overhouden
voor andere dingen. Je redt het alleen
niet als je naar alle tv-series gaat zitten
kijken, maar binnen het normale blijkt
het allemaal te lukken. Jongens van wie
je een jaar geleden op het voetbalveld
zei: dat kan niks worden, zie je groeien.
Ze tonen een grote inzet en de
schoolprestaties gaan niet achteruit".
Het heeft Désar gesterkt in de opvatting
dat de tijd nu meer dan vroeger rijp is
voor het opzetten van voetbalscholen
om de achteruitgang in het voetbal om
te zetten in vooruitgang. „Een hoog
geschoolde jeugd is één van de peilers
van de topsport, maar die scholing is
niet voldoende meer", pakt hij de oude
leidraad weer op. „Sinds op straat en in
het plantsoen niet meer gevoetbald kan
worden, trainen jonge voetballers maar
twee keer per week, of bij profclubs vier,
vijf keer. Alleen met het opvoeren van
het aantal trainingen schepje een
klimaat waarin je kunt wedijveren. Kijk
naar de schaatsers, kijk naar
Vriesekoop, die nooit op straat terecht
konden en altijd naar de baan en de zaal
moesten. Voetballers konden niet meer
dan twee keer terecht. Dat is gek. Daar
moetje dus de mogelijkheden voor
creëren".
Het is vaker geprobeerd, maar nooit echt
goed. „Er wordt al jaren gepraat over
voetbalscholen, maar waar wordt het
goed uitgevoerd? Bij de profclubs? Die
mannen zijn niet zo gek dat ze 's
morgens om 6 uur opstaan om training
te gaan geven. Alle respect voor Go
Ahead, met het internaat dat wel
talenten heeft opgeleverd, maar ook
daar is het stukgelopen. Een internaat
op zich zou, zeker voor een profclub, het
ideale zijn, maar dat is financieel niet te
verwezenlijken en dat past bovendien
niet in de Nederlandse cultuur. Wel een
trainingsstage, wel een kamp. Verder
houdt het op".
'Zijn' voetbalschool op proef is de
mixture, die mogelijk moet zijn. Bij
andere clubs ging het mis op het één (de
sportkant, het gezin), of het ander (de
studiebegeleiding). „Maar nu is de tijd
meer rijp voor de combinatie", speelt
Désar in op maatschappelijke
ontwikkelingen. „Van beide kanten kan
er meer bereidheid bestaan om eraan te
werken. Vanwege de veranderde
werk-en schooltijden, maar ook doordat
er nu veel meer mensen zijn met een
parttime baan, die best iets in die sfeer
zouden willen doen. De hoofdmoot
wordt uit UVS geleverd, het liefst zou ik
de studiebegeleiding willen uitbouwen
met gekwalificeerde krachten.
Docenten die twee, drie uur per week
beschikbaar stellen om sportjongens te
helpen met eventuele problemen. Nu
gaat het allemaal op basis van
vrijwilligheid".
Niet toevallig
Zoals alles in de voetbalschool óp proef,
waarvoor na inleidende gesprekken met
de ouders niet toevallig de B-regionalen
werden uitgekozen. „Medisch
biologisch gezien levert het intensiveren
van de training na de groei minder
problemen op", aldus Désar. „De
A-regionalen zijn er wel voor benaderd,
maar wilden in meerderheid liever niet.
Niet uit onwil, maar ze zitten met
examens, spelen soms al mee bij de
senioren of voetballen in het Leids of
Nederlands elftal. Zij waren dus
eigenlijk al vijf keer in de week bezig. De
B-regionalen zijn derde, vierdeklassers,
dus hebben geen examenzorgen en
waren ook verder niet zo zwaar belast.
Ze wilden graag zeven keer per week
trainen. De drempelvrees die bij de
ouders bestond („ze moeten toch hun
schoolwerk doen") kon in gesprekken
worden weggenomen, want daarbij gaat
het meestal om planningsproblemen.
Wij helpen met plannen tot en met het
geven van bijlessen toe. Dat hielp ze
over de streep".
Dus stonden Gerard Désar, Aat Koren
en 12 voetballertjes op 1 maart in de
vroege ochtend op een bevroren veld in
de Kikkerpolder. Voor het eerst. „Een
fantastische ervaring", duikt Désar even
terug in het verleden. „We hebben lopen
genieten". Hij keert snel terug in de
realiteit. „Dit was op proef alleen
uitvoerbaar dankzij de inzet van
vrijwilligers. Daarom is het ook
clubgebonden en kunnen we die school
geen regionale functie geven", moet hij
de publiciteitswaarde voor een sponsor
afzwakken.
„Jongens die bijvoorbeeld in Oegstgeest
wonen, hier in de wijk op school gaan,
maar bij een andere club voetballen, zijn
welkom op die voetbalschool, maar dan
als lid van UVS. Dat kan, maar dat is niet
het doel. Dat is het peil van de jeugd van
UVS omhoog brengen. We hebben
gekeken of de club en de jongens dat
konden opbrengen, we hebben geleerd
van de fouten. We hebben gezien dat het
eigenlijk noodzakelijk is dat ze hier in de
wijk op school zitten, omdat dan de
schoolpleinfunctie van het veld echt tot
z'n recht komt. Anders wordt het heen
en weer racen en dat is de bedoeling
niet".
„Nu we dat allemaal weten zouden we
de voetbalschool eigenlijk willen
uitbreiden", legt hij als wens neer. „Naar
drie groepen: de 15 en 16-jarigen, de 17
en 18-jarigen en eigenlijk'ook naar de 10,
11 en 12-jarigen. Om die jongetjes alle
technieken te leren, waarvoor ze
lichamelijk dan uiterst geschikt zijn.
Achter die jongste groep valt dan een
gat, ja. Met knapen in de puberteit
zouden we het ook wel aandurven, maar
dan heb je een heel goede medische
begeleiding nodig".
Sponsor
Daar is een organisatie voor nodig die
nog duurder zou uitvallen. Zelfs op
beperkte schaal is de voetbalschool in
deze vorm al kostbaar. „Je hebt een
budget nodig voor één of twee trainers,
voor de docenten in het team dat aan
studiebegeleiding doet, voor kleding en
schoenen, die eigenlijk door de club
geleverd zouden moeten worden. Want
het moet niet alleen gelden voor de elite,
maar voor iedereen. Dan kom je al op
een bedrag van rond de 50.000 gulden en
dat kan de club niet betalen".
Dus is er een sponsor nodig, maar of die
té vinden is? Met alle kanttekeningen
die er te maken zijn (het voetbal wordt
weer echt benaderd als wetenschap, de
clubgebondenheid en 'zelfs met zeven
keer in de week trainen ze nog
beduidend minder dan wij vroeger op
straat deden') is het een goed doordacht
plan. Er zit ontzettend veel werk achter,
het lijkt alleen te kostbaar.
„Shirtreclame in de landelijke
jeugdcompetitie, waarin de resultaten
van de voetbalschool tezijnertijd
zichtbaar kunnen worden en de
mogelijkheden om het elders te
verbreiden", kunnen
kandidaat-geldschieters als
tegenprestatie worden aangeboden.
„Want iedere club zou dit kunnen doen.
Als je de jonge voetballer oude
mogelijkheden biedt, blijkt hij best
meer te willen".
Dat wil UVS na de proef zelf ook, maar
dat kan alleen met een geldgever. Désar:
„We willen doorgaan, de subsidie
bepaalt hoe. Groot of klein".