De kleine criminaliteit drukt
het zwaarst op de zwakkeren
Wij leven vrij... en blij?
VEILIGHEID
uiïTGmvm
CRIMINALITEIT
N
Als tachtig procent van de Neder
landse bevolking van mening is
dat het vroeger veiliger was dan
nu, dan moet van gezichtsbedrog
worden gesproken. ,Die goeie ou
we tijd' was niet zo volmaakt als
velen blijkbaar achteraf graag wil
len geloven.
Blijkens enquêtes van het CBS is sinds
het begin van de eeuw het aantal ver
oordelingen wegens gewelddadig op
treden geleidelijk afgenomen. Betrek
kelijk stabiel blijft ook de criminaliteit
jegens vrouwen. Men loopt nog altijd 's
avonds veiliger op straat dan dat men
in zijn auto stapt; de kans op lichame
lijk letsel is in het laatste geval heel wat
groter dan dat men alleen maar een
luchtje gaat scheppen.
Wel is het zo dat de vermogenscrimi
naliteit in het verloop van de tijd een
geleidelijke stijging heeft ondergaan.
Daarnaast is dan natuurlijk de handel
in drugs na 1960 als nieuw verschijnsel
in de statistieken naar voren gekomen.
Door dit zo te stellen geef ik al aan
dat het bij de door de redactie georga
niseerde enquête is gegaan om de sub
jectieve en niet om de objectieve crimi
naliteit. De mensen is gevraagd wat
hen het meest bezorgt of bezighoudt.
De 'misdaad' blijkt dan toch, hoe dan
ook, hoog te scoren, ofschoon het mij
goed doet dat werkloosheid, kernwa
pens en honger in de Derde Wereld
door veel grotere groepen mensen als
een probleem worden gezien (en het
milieu de zorg om de criminaliteit
evenaart).
De subjectieve beleving van de cri
minaliteit als een ernstig probleem
voor tal van de geënquêteerden klopt
met de werkelijke toestand voorzover
het de zogenaamde kleine criminaliteit
betreft. Met name vernielingen en dief
stallen zijn inderdaad sinds 1960
verontrustend toegenomen. De ge
schatte schade beloopt in de miljarden
guldens per jaar. ET is dus wel degelijk
alle aanleiding de gevoelens van onbe
hagen hierover van een groeiend aantal
serieus te nemen.
Afgeschermd
Het zijn niet uitsluitend de huizen
van WD-kiezers, die volgens 21 pro
cent van de geënquêteerden doelwit
van inbraak zijn. Menige 'rijkere* (wat
dus niet altijd een stemmer op de WD
behoeft te zijn) heeft zich met elektro
nische en technopreventieve maatre
gelen nogal afgeschermd tegen bin-
nensluipers. De vernielingen aan
schoolgebouwen, telefooncellen,
abri's, plantsoenen e.d. treffen collec
tieve voorzieningen, die door de gehele
gemeenschap moeten worden opge
bracht. De verloedering van wijken
van minder draagkrachtigen schept
een aantrekkelijk milieu voor kleine
criminelen. Mensen die het toch al niet
ruim hebben zijn nogal eens onvol
doende verzekerd. De conclusie moet
dan ook zijn dat de massale kleine cri
minaliteit de neiging vertoont het
zwaarst te drukken op de zwakkeren in
de samenleving.
Dit zou ook kunnen samenhangen
met een opmerkelijk gegeven uit de
De Nederlander maakt zich grote zorgen over de kleine criminaliteit. Een ruime
meerderheid vond het vroeger veiliger op straat. Hein Roethof, oud-kamerlid voor de
PvdA en thans voorzitter van de Commissie Kleine Criminaliteit zet vraagtekens bij
de angsten van zijn medeburgers.
door H.J. Roethof
HEEFT UWELEÖfê
BE R01/ING,
MISHANDELING
AANRANDING,
VERKRACHTING
enquête, namelijk dat aanmerkelijk
meer niet-stemmers dan wei-stemmers
zeggen weieens te maken te hebben ge
had met vernieling en baldadigheid.
Zij hebben hun vertrouwen in het de
mocratische bestel blijkbaar reeds in
die mate opgezegd, dat zij niet meer de
moeite nemen om naar de stembus te
gaan. Ook om die reden verdient de
kleine criminaliteit meer aandacht van
de politiek.
Er is ongetwijfeld een nauw verband
tussen de gestegen kleine criminaliteit
en ons na de oorlog sterk veranderde
levenspatroon. Hoewel lang niet ieder
een daarvan in redelijke mate profi
teerde, steeg de welvaart enorm. Wel
nu: diefstal loont naarmate er meer
aantrekkelijke goederen te stelen val
len. De bijna een miljoen fietsendief
stallen per jaar hangen duidelijk sa
men met de ruime mate van aanwezig
heid van dit nationale vervoermiddel
(en soms: de zorgeloosheid van zijn be
rijder).
Geavanceerde bewakingsapparatuur i
keidiefstal afdoende te bestrijden.
niet in staat gebleken de win-
Ook de auto, die ons in staat stelt tot
snelle verplaatsing en het bezoek aan
vreemde landen, is wat men in de cri
minologie noemt een criminogene fac
tor van de eerste orde. Niemand zou er
natuurlijk over piekeren het aantal au
to's sterk te beperken, laat staan de au
to af te schaffen: de verworvenheden
overtreffen verre de schaduwzijden.
Maar toch... men kan in, uit en met een
auto allerlei betrekkelijk anonieme
handelingen verrichten, die evenzove-
le inbreuken zijn tegen het strafrecht
of het wegenverkeersrecht.
Andere waarden
Ook de televisie en de komst van gro
te groepen buitenlandse arbeiders ga
ven gelegenheid in contact te komen
met andere waarden, normen en cul
tuurpatronen. Mede als gevolg van der
gelijke ontwikkelingen is het aanvan
kelijk door velen als vanzelfsprekend
ervaren gezag van bestuurlijke, maat
schappelijke of geestelijke autoriteiten
afgebrokkeld. De grenzen tussen tradi
tioneel (moreel gesproken) gewenst ge
drag en ongewenst maatschappelijk
optreden bleken vloeiender dan aan
vankelijk in brede kringen werd aange
nomen. Een en ander leidde niet alleen
tot een grotere (en te prijzen) mondig
heid van de individuele burger, maar
ook tot een grotere onzekerheid om
trent de na te leven normen dan wel de
onwil om in een dichtbevolkt land een
aantal in het algemeen belang aanvaar
de regels in acht te nemen. Trouwens:
het zijn langzamerhand ook wel heel
erg veel regels geworden en het alge
meen belang staat ook niet altijd voor
ieder even duidelijk voorop. De wetge
vers van hun kant dachten door ver
dichting van de regelgeving de steeds
ingewikkelder maatschappelijke ma
chinerie de baas te kunnen blijven.
In afnemende mate is gelet op de mo
gelijkheid de gestelde regels in de
praktijk van het leven ook werkelijk te
handhaven, terwijl bovendien om re
denen van efficiency, commercie of
concurrentie te zelfder tijd in het pu
blieke en particuliere dienstenverkeer
op grote schaal mensen met een dienst
verlenende functie, waaruit een vorm
van natuurlijk toezicht voortvloeide,
werden uitgeschakeld (zich in het leger
van werklozen moesten voegen). De
bewaking van begerenswaardig of
kwetsbaar goed werd vervolgens over
gelaten aan camera's, automaten, 'ver-
nielbestendig' materiaal of, in het rela
tief 'gunstige' geval, beveiligingsfunc
tionarissen met een betrappende semi-
politiefunctie. De explosieve stijging
van de kleine criminaliteit sinds de ja
ren zestig is dus niet onverklaarbaar.
Als een uit de hand gelopen pro
bleem voor verklaring vatbaar is wordt
het tijd de schouders te zetten onder
pogingen tot oplossing van dat pro
bleem. De aanpak van onveiligheidsge
voelens van mensen (de zogenaamde
Er zijn grenzen aan wat sommige mensen van anderen moeten
accepteren. (foto's gpd»
subjectieve criminaliteit) loopt dan
niet altijd samen met een directe crimi
naliteitsbestrijding. Zo is het natuur
lijk een illusie te menen dat de politie
in haar eentje het zo massale verschijn
sel van de kleine criminaliteit zou aan
kunnen, daargelaten dat zij ook de
zwaardere en zware criminaliteit onder
haar verantwoordelijkheid heeft en dat
men de massa overtreders van de elk
afzonderlijk toch als wat 'lichter' te be
schouwen delicten niet maanden ach
ter slot en grendel zou kunnen zetten.
Daar staat tegenover dat mensen er te
recht aanspraak op maken, dat aan hun
zaak (juist hun zaak) aandacht wordt
besteed.
Veiligheidsgevoel
De politie kan dan ook wel degelijk
door wat meer voetsurveillance en het
weer opereren in de wijken de mensen
zo'n gevoel van toegenomen veiligheid
verschaffen en daarop verder voortbor
duren door het geven van realistische
voorlichting over de criminaliteit in de
buurt. Het grote publiek praat nogal
eens 'van horen zeggen' of over wat in
de krant heeft gestaan of op de televi
sie werd afgebeeld. Sensatiezucht
speelt bij de berichtgeving nog wei
eens een rol: verslaggevers zijn ook
maar mensen.
Zware delicten plegen zich boven
dien over een langere periode voort te
slepen en komen dan met tussenpozen,
naarmate de rechtsgang vordert, op
nieuw in de publiciteit. Uit een onder
zoek van het WODC (het Wetenschap
pelijk Onderzoek en Documentatie
centrum van het ministerie van justi
tie) is enkele jaren geleden gebleken,
dat aan de (zware) criminaliteit in de
kolommen in toenemende mate aan
dacht werd besteed, viel méér dan de
werkelijke stijging van de criminaliteit
rechtvaardigde.
De organisatie voorkoming misdrij
ven van de politie kan op gevoelens
van mensen inspelen door enerzijds
een zo zakelijk mogelijke voorlichting
over criminaliteit na te streven en an
derzijds het publiek inlichten over een
voudige methoden van zogenaamde
technopreventie (het hang- en sluit
werk in woningen, auto's en dergelij
ke). Uiteraard is het daarnaast de taak
van politie en justitie om in voorko
mende gevallen sancties te treffen te
gen overtreders. Het inschakelen van
soms te nonchalante ouders, een
prompte correctie, boete, genoegdoe
ning, herstel van schade blijken in het
geval van kleine criminaliteit door
gaans effectiever dan een langdurige
rechtsgang, die bovendien het rechter
lijk apparaat overbelast.
Politie en justitie zullen echter tegen
over de massaliteit van de overtredin
gen machteloos blijven als de verschil
lende maatschappelijke geledingen de
kleine criminaliteit niet gaan zien als
een zaak van hun eigen betrokkenheid.
Bij zo massale werkloosheid als in ons
land verbaast de panieksituatie waarin
overheidsfunctionarissen en particu
liere bedrijfsvoerders bijkans lijken te
geraken telkens als de vraag naar meer
normaal en vroeger in groten getale
aanwezig dienstverlenend personeel
wordt gesteld.
Terug
Waarom zouden er geen bewaakte
fietsenstallingen kunnen komen?
Waarom zouden voetbalverenigingen
hun supporters niet zelf kunnen bege
leiden, zouden geen parkwachters,
geen conciërges in crimineel gevoelige
flats kunnen worden aangesteld, zou
de conducteur niet kunnen terugko
men op de tram en op de stations, zou
den de grootwinkelbedrijven niet wat
meer geld in personeel steken en wat
minder in peperduur elektronisch be
veiligingsmateriaal? De service neemt
er niet door toe. De klant betaalt deson
danks de compenserende kosten voor
de ontvreemding en dat is langzamer
hand een miljardenzaak.
Waarom zou op scholen niet gelet
kunnen worden op spijbelen, op drugs-
en drankmisbruik? Van spijbelen staat
vast dat het één van de belangrijkste
criminaliteitsbevorderende factoren is;
in dat opzicht te vergelijken met de ge
sel van de werkloosheid. In de enquête
scoren drugs en drank niet hoog als za
ken waarover mensen zich zorgen ma
ken. Typisch, terwijl toch bekend is
dat tal van insluipingen en kleine dief
stallen samenhangen met de drugpro
blematiek, terwijl daden van vandalis
me en baldadigheid op straat en in het
verkeer bijna altijd onder invloed van
sterke drank gepleegd worden.
Aangezien er volgens globale schat
tingen zo'n-tienduizend gebruikers zijn
van harde verdovende middelen, maar
zo'n driehonderdduizend notoire alco
holisten is het dan weer extra merk
waardig dat aan het laatste probleem in
vergelijking tot het eerste relatief zo
weinig publiciteit wordt gewijd. Heb
ben de complete afschaffers teveel het
voortouw gehad in de voorlichting en
krijgt men door matigheid en selectief
gebruik van alcohol te propageren en
daaromtrent maatregelen in uitzicht te
stellen, meer mensen op zijn hand? Ik
acht het niet uitgesloten.
Uitproberen
Met het bovenstaande heb ik trach
ten aan te tonen dat er geen directe
rechte lijn is die per definitie aantoon
baar tot een 'oplossing' van het pro
bleem van de kleine criminaliteit zou
leiden. In een democratische en rela
tief (in vergelijking met een groot deel
van de wereld) nog altijd welvarende
maatschappij zal men met een aan
vaardbaar niveau van kleine criminali
teit hebben te leren leven, wil men niet
een aantal verworvenheden op het spel
zetten. Het is wat waard om in een vrij
land te leven.
Dat neemt niet weg dat er grenzen
zijn aan wat sommige mensen van an
deren accepteren, zeker ook op het ge
bied van de langzamerhand massaal
optredende en bijzonder hinderlijke
kleine criminaliteit. Wel zal men er
goed aan doen daarbij te bedenken, dat
er bij voorkoming en bestrijding bena
deringen zijn van het vraagstuk -
waarvan ik er aan aantal voorbeeldsge-
wijs heb opgesomd - die tot nog toe
onvoldoende zijn uitgeprobeerd en die
eerder aandacht verdienen dan de in
bepaalde kringen soms helaas ook ge
hoorde ongeuanceerde oproepen tot
strengere straffen en langduriger vrij
heidsberovingen.
Ruim de helft van de Nederlanders (52
procent) is een of meer malen het slachtof
fer geworden van criminaliteit. Van alle
misdaden komen vernieling, baldadigheid
en inbraak het meest voor.
INBRAAK
Bij 16 procent van de Nederlanders is een
of meerdere keren ingebroken. De huizen
van WD-stemmers zijn meer dan gemid
deld (21 procent) doelwit van inbrekers.
VERNIELING
Ongeveer 4 van de 10 ondervraagden
heeft wel eens te maken gehad met vernie
ling en baldadigheid.
BEROVING
Acht procent van de Nederlanders is wel
eens beroofd of mishandeld. Jongeren (jon
ger dan 25 jaar) zijn op dit gebied het meest
kwetsbaar. Van hen is een kwart wel eens
beroofd of mishandeld. Deze vorm van mis
daad komt het minst vaak voor bij mensen
ouder dan 60 jaar.
Rovers en mishandelaars maken geen
onderscheid tussen mannen of vrouwen.
Wel ligt het percentage berovingen en mis
handelingen in de centra van de grote ste
den twee maal zo hoog als het landelijk ge
middelde.
AANRANDING EN VERKRACHTING
Van de vrouwelijke ondervraagden zegt
zes procent ooit aangerand of verkracht te
zijn. Onder vrouwen jonger dan 25 jaar is
het percentage het hoogst: 14 procent.
Vrouwen tussen 25 en 45 jaar worden ook
meer dan gemiddeld het slachtoffer: 8 pro
cent van hen is wel eens aangerand of ver
kracht. Van de inwoonsters van de binnen
steden is 1 op de 8 wel eens slachtoffer ge
worden. Kamerbewoonsters zijn het kwets
baarst: ruim een kwart van hen heeft wel
eens te maken gehad met seksueel geweld.
Overigens worden ook mannen aange
rand of verkracht. Van de ongeveer 6000 on
dervraagde mannen geven 44 (0,7 procent)
te kennen dat aan den lijve te hebben on
dervonden.
OPLICHTING
Dertien procent zegt wel eens het slacht
offer te zijn geweest van oplichters. Binnen
die groep blijkt ongveeer 1 op de 6 van de
PvdA-stemmers te zijn opgelicht, terwijl
CDA-aanhangers onder het gemiddelde
blijven (8 procent).
VEILIGHEID OP STRAAT
Op de vraag "Durft u 's avonds alleen in
uw buurt over straat?", antwoordde 14 pro
cent ontkennend. Eén op de vier vrouwen
zegt bang te zijn als ze alleen in het donker
de deur uitgaan. Dezelfde cijfers vinden we
bij mensen ouder dan zestig. Het percenta
ge ligt in de steden hoger dan op het platte
land.
"Durft u kinderen in Uw buurt overdag
.buiten te laten spelen?" "Nee", zei 3 pro
cent. Onder stemmers op de klein-rechtse
partijen ligt dat percentage twee maal zo
hoog. In de binnensteden durft 1 op de 10
mensen hun kinderen niet op straat te laten
spelen.
FIETSENDIEFSTAL
Van een derde van de ondervraagden is
de laatste 5 jaar één of meer fietsen gesto
len. Het percentage ligt het hoogst bij flat
bewoners: van de helft van hen is in de pe
riode 1980-1984 een fiets ontvreemd. Ook in
de binnensteden is de helft van de Nederan-
ders een of meer keer de fiets kwijt geraakt.
Negentien van de 13.000 geënquêteerden
kunnen gerekend worden tot de echte pech
vogels: hun fiets is 9 maal gestolen.
MAATSCHAPPELIJK PROBLEEM?
Wanneer misdaad vergeleken wordt met
andere maatschappelijke problemen zoals
werkloosheid, oorlogsdreiging, alcoholis
me etc., vindt 8 procent misdaad het be
langrijkste probleem. Twaalf procent
vindt misdaad het op een na belangrijkste
probleem.
Er blijkt weinig verband te bestaan tus
sen het belang van misdaad als een maat
schappelijk probleem en de eigen ervarin
gen. Het is dus niet zo dat mensen die zelf
slachtoffer zijn geworden, misdaad altijd
hoger op de problemenlijst zetten dan men
sen die er zelf nog nooit mee te maken heb
ben gehad.
VEILIGER DAN VROEGER?
Was Nederland vroeger veiliger of onvei
liger dan nu? Aan de geënquêteerden werd
gevraagd de situatie anno 1984 te vergelij
ken met 'toen u 20 jaar was'.
Acht van de 10 ondervraagden (ouder
dan 20) vinden dat het nu onveiliger is, vol
gens 2 van de 10 is de situatie onveranderd.
Wanneer de verschillende leeftijdscate
gorieën terugkijken op hun jeugd, blijkt
dat hoe ouder de mensen zijn, hoe veiliger
het was in hun jeugd. Bijna alle Nederlan
ders ouder dan 60 vinden de periode tot
1945 veiliger dan nu. De mensen tussen de
45 en de 60 jaar vinden voor 88 procent de
periode tussen 1945 en 1960 veiliger en 64
procent van de 25 tot 45-jarigen zegt dat het
in de jaren 1960-1980 veiliger was in Neder-
DE RESULTATEN VAN EEN ENQUÊTE NAAR DE VRIJHEIDSBELEVING IN NEDERLAND