Een wethouder in oorlogstijd Memoires van Marcus Goosen Verwey DONDERDAG 2 MEI 198 Wethouder Marcus Verwey. LEIDEN - Op 15 april 1941 stapte mr. R.N. de Ruyter van Steveninck. lid van de Natio naal Socialistische Beweging (NSB), met ferme stappen het Leidse stadhuis binnen om Van de Sande Bakhuyzen te vervangen als burgemeester van Leiden. Deze stad behoor de daarmee tot de eerste grote steden in ons land waar een na- tionaal-socialist tot burge meester werd benoemd en de eerste schreden werden gezet naar een totale nazificering van het gemeentebestuur. Al heel snel nadat de Duitsers ons land waren binnen gevallen kregen de gemeentelijke diensten en be drijven te maken met een stort vloed van circulaires met bepalin gen, voorschriften, opdrachten en bevelen die in verband stonden met de 'buitengewone omstandig- door Jan Rijsdam heden'. Max Verwey werd daar als wethouder van financiën en ge meentelijke bedrijven het meest direct mee geconfronteerd. Zo dreigden er al spoedig ernstige, kasmoeilijkheden, voornamelijk veroorzaakt door de paniek die de komst van de Duitsers teweeg bracht. Bij de stedelijke fabrieken van gas en elektriciteit moest binnen de kortste keren worden gedacht aan rantsoenering en bestonden grote zorgen over het op peil hou den van de kolenvoorraad voor de met kolen gestookte centrales. Het waterleidingbedrijf had meteen al heel wat te stellen met vernielin gen die in de duinstreek werden aangericht. Tot ongeveer een jaar voor het einde van de oorlog lukte het evenwel de bedrijven redelijk draaiende te houden. Zo ook het Openbaar Slachthuis. Maar... het vlees was voor het over grote deel wel bestemd voor de Duitse weermacht, terwijl de be volking karige rantsoenen kreeg toegewezen. "Het was een verlei delijk en stotend gezicht de ge slachte koeien en varkens aan de haken te zien hangen en dan te we ten dat die alle voor de vijand wa ren gereserveerd", aldus de toen malige wethouder. Eén van de eerste maatregelen die door de bezetter werd genomen was de inlevering van koper en tin door de burgers. Men onderging deze maatregelen, in de verwach ting dat de oorlog snel afgelopen zou zijn, tamelijk gelaten. Pijnlij ker was, in later jaren, de inleve ring van het metalen klokkenspel uit de stadhuistoren, die door de Leidse burgerij, bij de bouw van het nieuwe stadhuis aan het ge meentebestuur was aangeboden. "Vooral voor degenen die dagelijks hun arbeid in het stadhuis moesten verrichten was het ontbreken van de vertrouwde klanken van de oud-Nederlandse liederen een ge mis". Met de komst van de bezetter was geleidelijk aan ook de rust uit het stadhuis verdwenen. Het on derbrengen van bijzondere zaken in het nieuwe gebouw, zoals de luchtbeschermingsdienst, het eva cuatiebureau en de uitreiking van persoonsbewijzen was daar mede oorzaak van. Door de snelle opeen volging van oorlogshandelingen kwam het normale werk steeds meer in de knel. De dienst gemeen tewerken bijvoorbeeld heeft gedu rende de oorlog praktisch geen openbare werken meer kunnen uitvoeren. De behoefte aan alle soorten materialen voor de oor logsindustrie was zo groot dat er voor andere zaken simpelweg niets overbleef. Grote zorgen had de wethouder over het functioneren van de Ge meentelijke Geneeskundige Dienst. De distributie van levens middelen, de bestrijding en voor Marcus Goosen Verwey werd op 7 februari 1897 geboren te Culemborg. Zijn vader was een eenvoudig transportarbeider waardoor het gezin Verwey, bestaande uit vader, moeder en zes kinderen, het niet breed had. Max Verwey leerde de moeilijkheden van het arbeidersleven dus al vroeg ken nen. Hoewel hij op school een goede leer ling was, bleek er voor meer dan lager on derwijs geen geld. Er werd een vak voor hem gezocht waarbij hij, al werkende, ook nog wat kon leren. Zo werd Max apothe kersleerling, behaalde het diploma van apothekers-assistent, en werd kort daarna amanuensis bij een laboratorium. Verwey was er evenwel niet de man naar om zijn belangstelling te beperken tot het laboratorium. Hij voelde zich zeer verbonden met de arbeidersklasse en op zijn achttiende jaar sloot hij zich aan bij de Sociaal Democratische Arbeiders Par tij (SDAP, de voorloper van de huidige PvdA). Ook de toenmalige ambtenaren bond vond in hem een ijverig medewer ker. Bij de verkiezingen van 1923 werd Ver wey gekozen tot lid van de Leidse gemeen teraad. Hij ging zich bezighouden met de financiën van de gemeente. De wethouder van financiën was in die tijd de anti-revo lutionair Goslinga wiens opvattingen loodrecht stonden op die van de sociaal democraat. Het leverde menig fel debat op in de raad. In 1935 werden de rollen omgedraaid. Voor het eerst werden twee sociaal-demo craten tot wethouder gekozen. Verwey kreeg de post van financiën en bedrijven. Een uiterst moeilijke positie voor een so ciaal-democraat omdat hij gedwongen werd mee te werken aan een regeringspo- litiek die hij afkeurde omdat die de crisis niet zou bestrijden maar verergeren. Het dilemma was groot, maar voor Verwey was er geen keus, hij bleef en redde wat er te redden viel om de sociale voorzienin gen in stand te houden. Toen op 10 mei 1940 de Duitsers ons land binnen vielen, werd Max Verwey voor een nog groter gewetensconflict geplaatst. Als wethouder stond hij voor de keus om weg te gaan of aan te blijven. Hoewel door nie mand wor^t ontkend dat Verwey een fel tegenstander was van het nationaal-socia- lisme lag het evenwel niet in zijn aard zich aan zijn verantwoordelijkheden te onttrekken. Verwey bleef aan als wethou der. Ook nadat het partijbestuur van de SDAP had uitgesproken dat wethouders, of zij ontslag kregen of niet, weg moesten gaan. Tijdens het uitoefenen van zijn functie heeft Verwey de strijd tegen de bezetter niet geschuwd. Desalniettemin werd na de oorlog een klacht tegen hem ingediend bij de ereraad van de SDAP. Het aanblij ven van Verwey werd door die raad als een politieke fout bestempeld maar uit die terechtwijzing werd niet de conclusie ge trokken dat hij zijn wethouderschap moest neerleggen. Het griefde Verwey evenwel diep dat hij, die al zijn krachten aan de arbeidersbeweging had gegeven en tijdens de bezetting zijn leven had ge waagd, gediskwalificeerd werd terwijl anderen, die vijf jaar buiten schot waren gebleven, zich op de borst klopten. De Leidenaren rehabiliteerden hem na dien volkomen. In de eerste zitting van de noodgemeenteraad werd hij met algeme ne stemmen als wethouder herkozen. Die nieuwe periode als stadsbestuurder was echter van korte duur. Op 17 februari 194| overleed Max Verwey, 49 jaar oud. In zijn nalatenschap werd een manus I cript gevonden, waarover hij zich nooij v had uitgelaten, maar dat na zijn dood on gewijzigd werd uitgegeven. Het zijn d< persoonlijke herinneringen van Max Ver, A wey aan de oorlogsjaren, zijn aanblijvetj I en uiteindelijk verdwijnen als wethoude V en aan de innerlijke strijd die daarmee ge paard ging. In een voor- en nawoord van het boekj< wordt Max Verwey, door de oud burgc - meester van Leiden, Van de Sande Bak; huyzen, en door anderen gekarakteriseerd als een eenvoudig man, een overtuigd sol ciaal-democraat maar bovendien als een eerlijk en bescheiden mens die zelfs in hel opschrijven van zijn diepste zieleroerse- len zwijgt over zijn moedige daden in oor logstijd, in het bijzonder die ten behoeve r\ van joodse onderduikers. Zijn manuscript! 77 wordt gekenschetst als onopgesmukt, eer- lijk, volledig en zeer overtuigend. Een stukje Leidse geschiedenis gezien door de d< ogen van een kundig gemeentebestuurder. Een wethouder in oorlogstijd... t- koming van besmettelijke ziekten, de evacuatie van landgenoten en van Leidenaren, indien deze stad door een luchtbombardement zou worden getroffen, eisten voortdu rend de aandacht. Al deze taken moesten worden verricht naast het gewone werk. Een taak waarbij Max Verwey zich als wethouder in oorlogstijd heel nuttig heeft kunnen maken is die van evacuatiecommissaris. Het stelde hem in staat hulp en steun te bieden aan joodse en andere on derduikers. Dat het een verstandi ge beslissing was die taak op zich te nemen is hem vooral gebleken uit een gesprek met twee 'heren' van het evacuatiebureau uit Den Haag, leden van de NSB en de Ne derlandse SS. Eén van de Hagenaars vertelde Verwey dat het voorbereiden van de evacuatie een probaat middel was om onderduikers op te sporen. Men had immers de bevoegdheid om het gehele huis op te nemen en bleken er dan onderduikers te zijn gehuisvest dan moest men daarvan aangifte doen bij de politie of zie- kenhuisdienst die voor de rest zorgden. Verwey heeft van zijn functie gebruik gemaakt om menig onderduiker van het ene naar het andere adres te brengen en van bonkaarten te voorzien. Ook andere diensten dan die tot de verantwoordelijkheid van Ver wey behoorden raakten allengs in grote moeilijkheden. De dienst So ciale Zaken, bijvoorbeeld, werd stelselmatig vervormd tot een in richting die er vooral op was ge richt zoveel mogelijk werklozen naar Duitsland te zenden met de bedoeling ze daar in de oorlogsin dustrie te laten werken. Onder lei ding van een zogenaamde Fach- werber, een Duitser, groeide deze dienst uit tot het "beruchte" Ge westelijk Arbeidsbureau waar de gemeente al gauw niets meer in de melk te brokkelen had. De directeur van de gemeentelij ke Bank van Lening was de eerste topambtenaar die, na zijn overlij den in de winter van 1941, werd vervangen door een nationaal-so- cialist. Als enige aanbeveling gold zijn lidmaatschap van de NSB, het geen nogal wat onrust veroorzaak te in de ambtelijke gelederen. De leiding van het politiecorps kwam ook spoedig in handen van "een volbloed nationaal-socialist die volslagen ongeschikt was voor zijn taak". De echte commissaris van politie behoorde tot de slachtoffers die door de Duitsers waren uitgezocht naar een concentratiekamp te wor den gezonden. Eenzelfde lot onder gingen de gemeente-ontvanger, de waarnemend directeur van de ge stichten Endegeest en Voorgeest en de directeur Maatschappelijk Hulpbetoon. Het was begin 1941 toen het nieuwe Leidse stadhuis, gebouwd na de brand van 1929, geheel in ge bruik werd genomen. Dit gebeurde uiteraard zonder feestelijk vertoon. Kort daarop, in april '41, deed de NSB-burgemeester, De Ruyter van Steveninck, zijn intrede. De heer Steveninck, zoals hij zichzelf noemde, wordt door wethouder Verwey "een voorkomend man" genoemd die bij nadere kennisma king de indruk maakte "weinig 'zichzelf te zijn. „In de uitoefening van zijn functie als hoofd der ge meente Leiden was het alsof hij steeds een masker droeg". De ware aard van De Steveninck wordt door Verwey als dubbel slachtig gekenschetst. Hoewel in gesprekken met ambtenaren niet over politiek werd gesproken was Verwey er zeker van dat De Steve ninck tot de overtuigde (hij zou tot de oprichters van de beweging hebben behoord), zij het ook gema tigde nationaal-socialisten moest worden gerekend. De dubbelslach tigheid kwam tijdens zijn burge meesterschap tot uitdrukking om dat hij veelal de kool en de geit wil de sparen, "overtuigd als hij in zijn hart was dat Duitsland als onover winnelijk moest worden be schouwd". Op een betoog van Verwey waar in deze zijn ontslagaanvrage als wethouder motiveerde antwoord de De Steveninck "dat de toe komst zou leren wie van ons beide gelijk zou krijgen". Het bracht de toenmalige wethouder tot de con clusie dat De Steveninck bij zijn collaboreren met de Duitsers spe culeerde op latere tijden. Hoewel nimmer over politiek werd gesproken heeft het aan po gingen om de wethouders, direc teuren en hoofdambtenaren voor het nationaal-socialisme te winnen niet ontbroken. Regelmatig kregen zij nationaal-socialistische lectuur door de burgemeester toegezon den ten einde hen van de voortref felijkheden van dat systeem te doen kennis nemen. "Succes lever de de schriftelijke propaganda ui teraard niet op", aldus Verwey in zijn manuscript. Verwey heeft als wethouder wel veelvuldig zakelijk contact met de NSB-burgemeester onderhouden en steekt niet onder stoelen of ban ken, "ondanks een onoverbrugba re kloof ook waardering te hebben voor 's mans kwaliteiten en werk kracht. Ik weet dat hij het met ver schillende maatregelen van de be zetter niet eens was en gedwongen -werd aan de uitvoering ervan mee te werken. Dat hij niettemin de verantwoordelijkheid voor het ambt is blijven dragen is zijn zaak. Hij zat in het schuitje en moest en wilde ook blijven meevaren". september 1941, een verordening in werking waarmee de gemeente raad op non-actief werd gesteld, het 'leidersbeginsel' in de persoon van de burgemeester werd inge voerd en de NSB de enig toegela ten partij werd. Hoewel wethouder Verwey aanvankelijk met de beste voornemens was vervuld en het als zijn plicht beschouwde zijn krach ten in dienst te stellen van een zo goed mogelijke behartiging van de belangen der Leidse ingezetenen, kwam hij op dat moment tot de overtuiging dat hij ontslag uit zijn ambt moest vragen. "Onder erkenning dat de rechten en bevoegdheden van de bezetter ver kunnen gaan, meen ik niette min dat men nimmer van een indi vidu kan of mag verlangen mede werking te verlenen aan maatrege len die in strijd zijn met iemands geweten", schreef de wethouder aan de burgemeester. Met de in voering van de nieuwe verorde ning, die de gemeentewet opzij schoof, werd die grens volgens Verwey overschreden. "Als Neder lander dacht ik er niet aan mijn medewerking te verlenen aan maatregelen die beoogden ons land te verduitsen op een wijze die er bedenkelijk veel van weg had alsof wij reeds bij Duitsland waren ingelijfd". Verwey diende een verzoek om ontslag in maar van een inwilliging was voorlopig geen sprake. De wethouders moesten in functie blijven op straffe van anders als sa boteurs te worden aangemerkt met alle zeer ernstige gevolgen van dien. Zo werd ondermeer gedreigd met de doodstraf, opsluiting in een concentratiekamp en in beslagne ming van alle bezittingen. Hoewel regelmatig geruchten opdoken als zou de benoeming van NSB-wethouders aanstaande zijn duurde het tot januari 1944 voordat Verwey's collega van sociale zaken een brief ontving waarin, door de waarnemend commissaris der pro vincie Zuid-Holland, zijn ontslag werd aangekondigd. De wethou ders deden daarop een dringend verzoek om het ontslag aan alle drie de wethouders gelijktijdig te verlenen. Ook aan dit verzoek werd geen gehoor gegeven. Het was steeds de bedoeling van de wethouders geweest gelijktijdig heen te gaan en in dat opzicht een eenheid te vormen. Nu de wethou der van sociale zaken zou worden ontslagen, en vervangen worden door een NSB-er, terwijl de wet houders van fabricage en die van financiën en bedrijven in functie moesten blijven, drong het tot Ver wey door dat hij nog teveel ver trouwen had gehad in de bezet tingsmacht en haar NSB-vazallen. Max Verwey kwam tot de som bere conclusie dat zich "thans de houding wreekt die wij te goeder Het stadhuis in feesttooi: bevrijdingsfeest 1945. trouw hadden aangenomen toen wij ons ontslag indienden en ons bereid hadden verklaard het ambt van wethouder te blijven uitoefe nen tot het tijdstip waarop onze op volgers zijn aangewezen. Door aan te blijven hielpen wij de heren door de moeilijkheden heen te ko men met in het verschiet het gege ven dat als zich een gegadigde voor één der wethoudersportefeuilles zou aandienen wij zouden worden bedankt voor de bewezen diensten en door een NSB-er zouden wor den vervangen". Nadat alle pogingen om op fat soenlijke wijze ontslagen te wor den schipbreuk hadden geleden worstelde Verwey met de vraag: Wat nu te doen? Hoewel de wet houder er van overtuigd was dat het een ramp zou zijn als hij door een NSB-wethouder zou worden vervangen besloot hij, na rijp be raad, een eind aan zijn werkzaam heden te maken. Het resultaat van die beslissing was dat hij, in mei 1944, moest onderduiken. Tegelijk met die beslissing nam Max Verwey zich heilig voor om zich, met de illegale organisaties, voor te bereiden op de bevrijding en de nieuwe toestand die daarna zou intreden. Naarmate het eind van de oorlog in zicht kwam en de bouw van een nieuwe maatschap pij aanstaande, heeft Verwey zich gewijd aan tal van ideologische be schouwingen. Dat het kapitalisme van de wereld een ruïne had ge maakt en dat de toekomstige maat schappij een socialistische zou zijn, daar was hij rotsvast van over tuigd. Terwijl de oorlog z'n eind nader de werd de misère alsmaar groter. De levering van gas en elektriciteit werd in de laatste maanden van 1944 geheel stopgezet. De voedsel voorziening werd nijpend. Er ont stond een grote jacht op levens middelen en brandstof. Begin de cember vertoonden zich de eerste verschijnselen van een naderende hongersnood. De verschrikkingen in die laatste maanden waren groot. Op 10 en 11 december werd Leiden voor het eerst ernstig getroffen door een luchtbombardement. Zeker 46 do den waren te betreuren. Zaterdag 13 januari 1945 was Leiden in rep en roer nadat de Duitsers alle uit gangen van de stad hadden afgezet en een woeste drijfjacht begonnen op mannen tussen de 18 en 45 jaar die in Duitsland te werk zouden worden gesteld. Overal zag men vluchtende mannen en jongens en wanhopige vaders en moeders. Er werd geschoten op ieder die tracht te te vluchten. Op de Boommarkt was een eerste dode gevallen. De volgende dagen zetten de Duitsers de razzia's in Leiden en omgeving meedogenloos voort. Het openbare leven raakte nog meer ontwricht. De stad leek uitge storven, het voedselprobleem werd steeds nijpender maar ook de berichten over een spoedige ver lossing drongen tot de mensen door. De dagen verstreken in ein deloze spanning. Vrijdagavond 4 mei 1945. Het weer was koud en guur. Terwijl Verwey naar buiten staarde en zijn vrouw riep dat het net leek alsof er iets bijzonders aan de hand was kwamen de zoons van zijn buren de straat oprennen, luid roepend: "Wij zijn vrij, wij zijn vrij, wij zijn verlost". Voor het eerst sinds bijna een jaar ging Max Verwey de straat op en hoorde van alle kanten het bericht dat via de Londense radio was verspreid. Om half tien de volgende dag be reikte hem het verzoek op het stad huis te verschijnen. Daar werd hij, in de hal, door een verzamelde me nigte van ambtenaren hartelijk be groet. Vanaf het bordes keek men naar de springende en dansende menigte die in een onafzienbare rij voorbij het stadhuis trok. Na ongeveer een kwartier be reikte Verwey het bericht dat de NSB-burgemeester De Ruyter van Steveninck zich nog steeds in het stadhuis bevond en in een nis van de hal eveneens naar de voorbij trekkende menigte stond te kijken. Na overleg met zijn collega Wil brink richtte Verwey het woord tot De Steveninck en verzocht hem het stadhuis te verlaten omdat Van de Sande Bakhuyzen wederom tot burgemeester was benoemd. Na dat De Steveninck had gevraagd of hij hier met een particulier initia tief of een officiële benoeming te doen had en Verwey hem, bezijden de waarheid, had geantwoord dat het een officiële benoeming betrof, zei De Steveninck: "Dan wens ik vastgesteld te zien dat ik tot het laatst op mijn post ben gebleven". Daarop verliet hij het stadhuis. Om kwart voor twaalf kondigde een luid gejuich de komst aan van de nieuwe en oud-burgemeester Van de Sande Bakhuyzen. Na een hartelijke ontvangst door oude be kenden richtte de burgemeester kort het woord tot de verzamelde massa in de Breestraat en werd daarna naar zijn kamer geleid. 's Middag ontstond er nog enige spanning toen De Steveninck, ver gezeld door enige SS-officieren, weer op het stadhuis verscheen met de mededeling dat hij nog steeds burgemeester was, waar schijnlijk omdat hij nog steeds niet officieel in kennis was gesteld van de capitulatie van het Duitse leger. Door verstandig optreden werd bloedvergieten voorkomen en op dinsdag 8 mei werd De Ruyter-Ste- veninck, met vele andere leden van de NSB, in hechtenis genomen. In de dagen en weken na de be vrijding werden vele herdenks- plechtigheden en feestelijke para des georganiseerd. Op 17 mei orga niseerde de 3-oktober vereniging een traditionele taptoe. Na een offi ciële ontvangst van het bestuur der vereniging op het stadhuis begaf het gemeentebestuur zich in de stoet en maakte een rondgang door de hele stad. Op 10 mei 1945 hield het college van burgemeester en wethouders (Verwey en Wilbrink), haar eerste vergadering. De gemeenteraad van voor mei 1940 zou niet meer terug keren. Er werden een aantal advi seurs benoemd die als miniatuur gemeenteraad functioneerden en er werd regelmatig overleg ge voerd met de illegale raad waarin de Leidse illegaliteit zich had ver enigd. In november 1945 werd een noodgemeenteraad gekozen en werden behalve Verwey drie nieu we wethouders benoemd. Vele moeilijkheden moesten in die da gen het hoofd worden geboden. Max Verwey werkte ononderbro ken door, overtuigd als hij was dat onze maatschappij-inrichting "eco nomisch verouderd en zedelijk veroordeeld" was en dientengevol ge voor een nieuwe en betere zal moeten wijken, zoals hij aan het slot van zijn boekje, met de beken de woorden uit het SDAP-pro- gramma, zegt. Vast staat dat zijn vroege heengaan hem voor grote teleurstellingen heeft gespaard. Burgemeester mr. A. v.d. Sande Bakhuyzen houdt op het bordes van het stadhuis een toespraak tot de burgers van Leiden. Het is zaterdag 5 mei 1945. Links naast de burgemeester wethouder Verwey.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 4