'Zonder 'n goed team begin je niets' Bloed is een heel bijzonder sapje Drie jaar Leidse 'Morskring': portret van een basisschool in ontwikkeling ZATERDAG 20 APRIL 1985 EXTRA PAGINA 25 De nieuwe basisschool voor kinderen van 4 tot 12 jaar, waar de afgelopen jaren zoveel om te doen is geweest, komt er dan toch echt. Op 1 augustus van dit jaar zullen kleuter- en lagere scholen verdwijnen ten behoeve van een onderwijsvorm waarbij een individuele aanpak en het leren omgaan met elkaar centraal zullen staan. Althans, dat is de bedoeling. Of daar in de praktijk ook daadwerkelijk iets van terecht zal komen valt in veel gevallen te betwijfelen omdat de overheid voor de omschakeling geen cent extra beschikbaar stelt. Portret van een basisschool, die de kinderziekten nog maar nauwelijks te boven is. door Bert Paauw Wanneer op 1 augustus van dit jaar de nieuwe wet op het basison derwijs definitief van kracht wordt en alle lagere en kleuterscholen moeten zijn 'omgesmolten' tot ba sisscholen vóór kinderen van 4 tot 12 jaar, zal waarschijnlijk nergens in het onderwijs de vlag worden uitge hangen. Staatssecretaris Van Leijen- horst, onder wiens eindverantwoorde lijkheid de omschakeling plaatsheeft, mag dan breeduit verkondigen dat ie dereen in het onderwijs op deze wet heeft zitten wachten, in de praktijk zijn andere geluiden hoorbaar. Het is niet zo dat de achterliggende ideëen en uitgangspunten van de nieu we wet op grote weerstand stuiten, het zijn veeleer de volstrekt ontoereikende middelen die de overheid voor de gigan tische ombuigingsoperatie beschikbaar heeft gesteld die tot sceptische en pessi mistische beschouwingen aanleiding ge ven. De meeste scholen en leerkrachten zullen in augustus volstrekt niet in staat zijn inhoud te geven aan de vernieuwin gen die de basisschool met zich mee zou moeten brengen. In het slechtste geval zal die vernieuwing slechts bestaan uit een naamsverandering. Landelijk be zien moeten ongeveer 8000 kleuterscho len en 8700 lagere scholen worden omge vormd tot circa 8300 basisscholen. Er zijn om en nabij 70.000 leerkrachten en zo'n anderhalf miljoen leerlingen bij de omschakeling betrokken. Model Bij de openbare basisschool 'De Mors- kring' in Leiden heeft men wel tijdig proberen in te spelen op de aanstaande wetswijziging. Sinds 1 januari 1982, toen kleuterschool De Zandtaart en de lagere Jan Ligthartschool een fusie aangingen, is men aan de slag gegaan om de ver nieuwing gestalte te geven. Hoewel dus niet onvoorbereid, melden Anneke van den Boogaart, Neeltje Moonen en Hans Neuteboom, die gedrieën de leiding vor men, dat zij in augustus bepaald niet jui chend over het schoolplein zullen gaan rennen: "Daarvoor zijn er teveel knel punten rond de invoering van de wet". Hun ervaringen kunnen model staan voor de moeilijkheden die andere scho len hebben ondervonden of nog zullen ondervinden bij de omschakeling naar basisschool. Ze beginnen direct met een advies: "Kies de weg van de geleidelijk heid, laat je niet opjagen en blijf enthou siast". Zelf hebben ze kunnen profiteren van de tamelijk voortvarende aanpak van de gemeente Leiden die er destijds onder meer toé leidde dat hoofdkleuterleidster Anneke van den Boogaart het eerste vrouwelijke hoofd van een basisschool in Nederland werd. In veel andere plaat sen kwamen en komen kleuterleidsters voor een dergelijke functie niet aan de bak omdat de eindverantwoordelijkheid Het leidende drietal van basisschool De Morskring tussen een groepje leerlingen. Rechts staand Anneke van den Boogaart, vierde van links staand Neeltje Moonen en op de voorgrond (zittend) Hans Neuteboom. (Foto Holi voor de basissschool wordt gelegd bij het (meestal mannelijke) hoofd van de lagere school. Anneke van den Boogaart: "In officië le zin ben ik schoolhoofd, maar in de praktijk leiden we de school met z'n drieën. Voor één persoon is het een enor me klus om de basisschool te leiden, vandaar dat we voor die constructie met een driemanschap hebben gekozen. Op die manier kunnen we ook alle drie be trokken blijven bij het lesgeven. We heb ben een onderlinge taakverdeling ge maakt, ieder heeft z'n eigen klas terwijl er ruimte is gemaakt voor één of twee ochtenden of middagen in de week om andere werkzaamheden uit te voeren". Aan De Morskring, die momenteel 285 leerlingen telt, zijn tien vaste leerkrach ten verbonden en daarnaast een reeks van 'losse krachten' zoals taakverlich- ters (die voor de klas staan als vaste krachten andere taken moeten uitvoe ren), leerkrachten voor buitenlandse kinderen, stimuleringskrachten (voor kinderen in achterstandssituaties), vak leerkrachten lichamelijke oefening en handvaardigheid, een logopediste en nog enige anderen. In tegenstelling tot de ontwikkelingen bij veel andere scho len is De Morskring het afgelopen jaar gegroeid: van 9 naar 10 klassen. Met de mond Ondanks de voornamelijk met de mond beleden steun van de rijksover heid staat het leidende trio van De Mors kring positief tegenover invoering van de basisschool. Zij sommen een aantal wijzigingen op, die in hun ogen verbete ringen zijn: "Er is sprake van een ononderbroken leerproces voor de kinderen. Vroeger was de overgang van kleuterschool naar lagere school vaak een hele hindernis. Het opnieuw moeten aarden op de 'grote school' verdwijnt, de kleuters kennen het gebouw al, evenals de andere kinde ren en de leerkrachten". "Op de basisschool wordt veel meer rekening gehouden met de eigen aanleg en interesses van de kinderen. Het kind gaat leren op het moment dat het er aan toe is. Vroeger ging je op je zesde jaar naar de lagere school en dan moest je leren. Nu is dat allemaal veel individue ler gericht". "Zittenblijven is er meestal niet meer bij. Dat komt omdat er niet meer zo'n nadruk wordt gelegd op de klassikale manier van lesgeven. Als alle kinderen in één jaar dezelfde hoeveelheid leerstof moeten doorwerken dan vallen er altijd kinderen uit de boot. Maar wanneer je bijvoorbeeld met verschillende niveaus werkt, dan kan het kind aan het eind van het jaar gewoon verdergaan naar de vol gende groep of klas, ook al is hij niet even ver als zijn klasgenoten". "Het kan dus gebeuren dat je in een klas wel drie of vier verschillende ni veaus hebt met rekenen of lezen. Iets an ders is het wanneer kinderen emotioneel nog niet toe zijn aan een groep of klas waarbinnen ze niet passen. In zo'n geval blijft dat kind zitten en komt in een groep waar hij zich beter thuisvoelt". Het drietal beklemtoont dat naast de intellectuele vorming het ontwikkelen van sociale vaardigheden ook erg be langrijk is. "Begrijp ons goed, prestatie is geen vies woord, maar wij zijn er erg op gespitst dat kinderen leren hoe ze met elkaar moeten omgaan. Bij kleuters mag ook nooit het spelelement verloren gaan. Wij zijn er helemaal niet op gericht om kinderen bijvoorbeeld erg jong te le ren lezen. Soms wordt daar door de ou ders wel om gevraagd of gaan ze thuis al oefenen met hun kinderen, maar je moet daar toch voor waken. Want je kunt wel pienter zijn en een hoop weten, als je je onzeker en ongelukkig voelt dan kom je in deze maatschappij ook niet ver. Kin deren moet ook worden bijgebracht hoe ze zichzelf kunnen redden. Dat sociale aspect telt zwaar". Kringgesprek Eén van de meest in het oog springen de manieren waarop wordt geprobeerd het leren omgaan met elkaar te bevorde ren is het kringgesprek waarmee de dag op de Morskring vaak begint. De naam van de school is er zelfs van afgeleid. 'Mors' slaat op de wijk waarin de school staat, 'kring' op de dagelijkse gespreks ronde die centraal staat binnen het schoolgebeuren. Hans Neuteboom daar over: "In een kringgesprek kan een idee voor een project ontstaan of kunnen pro blemen in de klas worden uitgepraat. Zo'n gesprek is heel goed om er achter te komen waar de interesses van de kinde ren liggen. De kinderen leren praten, zichzelf te zijn, maar leren ook luiste- Qua organisatie is er op de Morskring een onderverdeling gemaakt in onder bouw (4 kleutergroepen), middenbouw (de klassen 1, 2 en 3) en bovenbouw (de klassen 4, 5 en 6). Anneke van den Boog aart coördineert de onderbouw, Neeltje Moonen de middenbouw en Hans Neu teboom de bovenbouw. Anneke van den Boogaart daarover: "Onderling is er veel contact en overleg. Op vergaderingen hoor je zowel dingen over de kieuters als "Bloed is een heel bijzonder sapje". Dr. G.G. Persijn haalt die woorden, die de beroemde Duitse filosoof Goethe één van de hoofdrolspelers in zijn bekende werk Faust laat zeg gen, instemmend aan. Persijn heeft alle recht van spreken want de Leidse ingezetene kreeg deze week zijn doctorsbul voor een jarenlang onderzoek waarbij bloed, en meer in het bijzonder de bloedtransfusie, een voor name rol speelde. Zijn onderzoek heeft meer duidelijkheid gebracht rond de af stotingsproblemen, bij orgaantransplan taties en heeft ertoe geleid dat alle nier- patiënten in Nederland, voordat zij een niertransplantatie ondergaan, minimaal één bloedtransfusie krijgen wat de kans op acceptatie van het getransplanteerde orgaan vergroot. Dilemma Als medisch-directeur van de stich ting Eurotransplant heeft Persijn volop te maken met transplantaties. Euro- transplant bemiddelt bij de uitwisseling van organen voor transplantatie waarbij wordt gekeken naar de bloed- en weef- selgroepen van donor en ontvanger. Ontvangers worden zó uitgezocht dat er een maximale overlevingskans is voor het transplantaat (het zogenaamde mat chen). Die kans neemt toe naarmate de weefselgroepen meer overeenkomen, er van uitgaande dat de bloedgroepen el kaar verdragen. Persijn: "Ondanks dat matchen en het bestaan van medicijnen die afstotings verschijnselen onderdrukken, werden veel transplantaties geen succes. Ik ben op zoek gegaan naar factoren die het af stotingsproces kennelijk ook beïnvloe den. Ik heb me daarbij gericht op nier transplantaties". "Nu was internationaal al eens opge merkt dat patiënten die nooit een bloed transfusie hadden gehad over het alge meen snel te maken kregen met een af stoting van het transplantaat. In het verleden werd in de medische wereld echter de opvatting gehuldigd dat je pa tiënten beter geen bloedtransfusie kon geven omdat dat de vorming van anti stoffen in het lichaam tot gevolg kan hebben. Een bloedtransfusie moet je na melijk ook beschouwen als het inbren gen van een transplantaat waarop het li chaam kan reageren met de aanmaak van anti-stoffen die de vreemde indrin ger willen vernietigen". "Naderhand bleek echter dat patiën ten die wel met een bloedtransfusie te maken hadden gehad een betere trans- plantaatoverleving hadden. Er ontstond dus een dilemma. Geen bloedtransfusie geeft een slechte overlevingskans van het transplantaat, wel een bloedtransfu sie kan de vorming van anti-stoffen tot gevolg hebben wat ook ongunstig is voor het transplantaat". "Met steun van anderen heb ik een aantal experimenten uitgevoerd waarbij zonneklaar is gebleken dat het geven van een bloedtransfusie van belang is bij niertransplantaties. Onze conclusie luid de: geen transfusie is een slechte zaak". Afgesloten "Onmiddellijk drong zich toen de vraag op: hoeveel transfusies moet je dan wèl geven? Eén, vijf, tien, honderd? De kans op anti-stoffen neemt toe met het aantal transfusies. Ons onderzoek heeft opgeleverd dat minimaal één transfusie in elk geval verantwoord is". "De volgende vraag was: welke trans fusie moetje geven? Mèt of zonder witte bloedlichaampjes? Witte bloedli chaampjes oftewel leucocyten werken de vorming van anti-stoffen in de hand. Bij experimenten bleek dat bij degenen die bloed zonder leucocyten hadden gekre gen het transplantaat binnen een maand werd afgestoten. Bij tachtig procent van de patiënten die bloed mèt leucocyten hadden ontvangen bleek het transplan taat na een jaar nog goed te functione ren. Daarom krijgen alle nierpatiënten in Nederland tegenwoordig vóór een transplantatie minimaal één bloedtrans fusie met witte bloedlichaampjes". Andere belangrijke verbanden tussen bloedtransfusie en orgaantransplantatie - te denken valt bijvoorbeeld aan het tijdstip van toedienen van de transfusie - heeft Persijn niet kunnen vinden. De be- Dr. Persijn. (foto Holvast) vindingen met betrekking tot bloed transfusie en niertransplantatie worden inmiddels ook onderzocht in andere pro cessen waarbij sprake is van acceptatie of juist afstoting van 'lichaamsvreemde indringers'. Persijn noemt als voorbeeld ontwikkelingen op het terrein van de zwangerschap. Miskramen "Sommige vrouwen krijgen steeds spontane miskramen en dat is heel ver velend als je graag een kind wilt hebben. De vrucht wordt almaar afgestoten. Nu kun je zwangerschap eigenlijk ook be schouwen als een soort van transplanta tie. De erfelijke informatie die afkomstig is van de man kun je als lichaams vreemd voor de vrouw beschouwen. Bij spontane miskramen accepteert de vrouw dat lichaamsvreemde deel niet. Via bloedtransfusies zijn inmiddels op merkelijke resultaten geboekt. Vrouwen die steeds miskramen kregen konden na een bloedtransfusie hun zwangerschap voldragen. Blijkbaar tolereert het li chaam na een bloedtransfusie dingen die het anders niet tolereert. Hoe dat precies in z'n werk gaat, dat weten we nog niet". BERT PAAUW over de kinderen in de zesde klas. Op de basisschool wordt meer overlegd dan vroeger, er wordt ook meer gebruik ge maakt van eikaars kwaliteiten. Een leer kracht is niet langer koning in z'n eigen klas. Teamwork is heel belangrijk. Het moet klikken tussen de leerkrachten an ders wordt het allemaal heel moeilijk. Aan die nieuwe organisatie heeft ieder een moeten wennen, kinderen, ouders en leerkrachten. Zoiets is een groeipro ces en kost tijd". "Maar een organisatie moet eerst goed lopen voordatje inhoudelijk veranderin gen kunt aanbrengen. De verdeling in een onderbouw, middenbouw en boven bouw lijkt op papier misschien heel sim pel, maar het heeft heel wat praten, over leggen en nog eens doorpraten gekost voordat het idee was uitgekristalliseerd. Daarbij hebben we veel steun gehad van de Ouderraad". Vervolgens vroegen de inhoudelijke wijzigingen veel tijd en energie. Volgens de nieuwe wet staat het elke school, bin nen bepaalde richtlijnen, vrij om een ei gen schoolwerkplan op te stellen. In zo'n plan moet onder meer staan wat de kin deren zullen leren, welke werkvormen worden gebruikt, welke groeps- of klasindeling wordt gekozen, hoe de vor deringen van de leerlingen worden ge toetst enzovoorts. Elke school kan dus haar eigen stem pel op het onderwijs drukken, maar is volgens de wet wel verplicht aan bepaal de vakken aandacht te besteden. Ge noemd worden Nederlandse taal, Engel se taal, rekenen, wiskunde, exprëssie-ac- tiviteiten, zintuiglijke en lichamelijke oefening, bevordering van sociale red zaamheid (waaronder verkeersgedrag), bevordering van gezond gedrag en een aantal kennisgebieden als wereldoriën tatie (waaronder aardrijkskunde en ge schiedenis), de natuur (waaronder biolo gie) en maatschappelijke verhoudingen (waaronder staatsinrichting en geeste lijk leven). Per vak kan worden gewerkt met zo genaamde basisprogramma's waaraan herhalings-, verdiepings- en uitbrei dingsprogramma's zijn gekoppeld. Leer lingen die de stof van het basisprogram ma nog niet beheersen kunnen een her halingsprogramma gaan volgen, terwijl anderen dieper op de stof kunnen in gaan. Elk kind kan een programma vol gen dat bij hem past. Inspelend op de nieuwe situatie is men op de Morskring met een andere vorm van rapportering begonnen. De kinderen krijgen een beschreven rap port. Als Jantje op niveau 4 zit met reke nen zegt dat de ouders niet veel, maar Jantje zelf wel. De ouders krijgen op de klasse-avonden een toelichting. Anneke van den Boogaart: "Het op stellen van een schoolwerkplan is een enorme klus. Ook in zoiets gaat veel denkwerk en praten zitten. Bovendien is zo'n schoolwerkplan natuurlijk nooit af want het onderwijs is in beweging. Dat is overigens niet erg, het is juist goed om je steeds weer te bezinnen op de gang van zaken". Het zal duidelijk zijn dat dit alles veel vergt van de leerkrachten en anderen die erbij betrokken zijn. "Wij hebben destijds een activiteitenplan opgesteld waarin staat aangegeven langs welke ge leidelijke weg de vernieuwingen zullen worden ingevoerd. Om grote problemen te voorkomen is in elk geval een homo geen docententeam nodig. Je kunt het alleen maar in een goede onderlinge re latie voor elkaar boksen". Knelpunten Die goede relatie is al helemaal hard nodig om enthousiast te blijven bij alle opdoemende knelpunten waarmee in voering van de wet gepaard gaat. Knel punten, die veelal door de rijksoverheid zelf zijn veroorzaakt. De maatregel dat de omschakeling naar de basisschool geen cent extra mag kosten (zoiets heet budgettair neutraal) wordt allerwege ge kraakt. Het drietal: "Dwaasheid, vernieuwin gen kosten geld. Het komt natuurlijk voor een groot deel neer op de inzet van de leerkrachten maar het kan gewoon niet voor niets. Om een voorbeeld te ge ven. Het toepassen van andere metho den vergt andere leermiddelen, die moet je dan wel kunnen aanschaffen". Een ander knelpunt vormt de klasse grootte. In de nieuwe wet wordt een ge middelde groepsgrootte van 32 aanbevo len, maar door allerlei andere maatrege len worden scholen danig beperkt in het aantal leerkrachten dat ze in dienst mo gen hebben. Het gevolg is dat klassen met om en nabij de 40 kinderen geen uit zondering zijn. "Als je op verschillende niveaus moet werken, de kinderen individueel in plaats van klassikaal moet benaderen, dan kost dat grote moeite in een klas met 40 kinderen. Grote klassen zijn met veel enthousiasme en onderlinge steun in de nieuwe situatie in te passen maar de leerkrachten die ervoor staan zijn aan het einde van het leeijaar meestal wel total loss". "Het is belangrijk jongeren in je do cententeam te hebben. Verjonging werkt vernieuwend. Jongeren hebben frisse ideëen, zijn gezond, kunnen fysiek veel hebben. Maar ja, dat is ook weer zo'n knelpunt, in het huidige onderwijs komen jongeren vrijwel niet meer aan de bak. Een andere verarming van het basisonderwijs is de afbouw van vak leerkrachten. Gekwalificeerde gymnas tiekleraren gaan er straks uit. Dat is heel erg". Verschillen "En neem de gebouwensituatie. De nieuwe werkwijze in groepen en groep jes maakt datje eigenlijk allerlei hoekjes nodig hebt. De oude schoolgebouwen zijn daar niet op berekend. Wij missen bovendien een gemeenschapsruimte. Voor een gezamenlijke bijeenkomst moet je uitwijken naar een wijkge- bouw". Een doorn in het oog vormen ook de geringe faciliteiten voor bijscholing. Het leidende trio van De Morskring: "Wij volgen cursussen om in te spelen op de nieuwe wet. Dat doen we in eigen tijd en voor eigen rekening. Er is geen onkoste- nondersteuning. Dat is toch wel gek". Bovengenoemde knelpunten zullen er volgens het drietal mede toe leiden dat er straks enorme verschillen gaan ont staan tussen de diverse basisscholen. Niet iedereen zal in staat zijn adequaat op de problemen te reageren. "Wij zijn natuurlijk al ver op weg. Maar op veel scholen moet de omscha keling nog starten. Het achterop lopen bij de ontwikkelingen is echter niet al tijd een kwestie van niet willen, maar soms ook van niet kunnen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 25