Het pokerspel is begonnen Nederland blijft een soort veiligheidsriem De toekomst van de Nederlandse Antillen (1) ZATERDAG 30 MAART 1985 EXTRA PAGINA 23 door Kees van de Maas De worsteling om de redding van Shell op Curacao betekent het einde van het olietijdperk op de Antillen. Een barbecue in de avondzon onder steelbandmuziek uit halve oliedrums met het embleem van Shell erop. Kan het Curacaoser? Maar voor hoelang nog? Want het voortbestaan van de Shell-raffinaderij aan het Schottegat staat danig op de tocht. En daarmee tegelijk de kwetsbare olie-economie van de Nederlandse Antillen. Het ontbreekt er nog maar aan dat Shell - net als Lago op Aruba van de ene op de andere dag heeft besloten de tent te sluiten. Wat wel gebeurde is dat de directie aan het kabinet-Liberia-Peters spijkerharde eisen stelde. Compleet met ultimatum. Het pokerspel om de olie op Curacao is begonnen. En de uitkomst volstrekt onzeker. De eerste twee van een serie reportages over de Antillen. De worsteling om de redding van Shell betekent het einde van het olietijdperk op de Antillen. Met een in omvang en capaciteit zwaar afgeslankte raffinaderij, min of meer kunstmatig op de been gehouden, wordt het toch' nooit meer wat het geweest is. Maar 'leren leven zonder de Shell' is een sociaal-economische opgaaf die in Willemstad alleen nog maar fluisterend wordt geformuleerd. Vakbonden, bedrijfsleven en overheid kunnen het zich eenvoudig niet voorstellen wat het zou betekenen wanneer Curacao op korte termijn zo'n aderlating zou moeten ondergaan. En ze willen er ook eigenlijk niet aan denken. Natuurlijk, er zijn becijferingen en prognoses gemaakt voor het geval het zover zou komen. Drs P. S. J. Wymenga, economist voor de Kamer van Koophandel en industrie Curacao, legt me een stencil voor met gegevens over de gevolgen voor het nationaal inkomen en de werkgelegenheid op de Nederlandse Antillen bij ernstige inkrimping of wegvallen van de olie-industrie. In het geval van Shell gaat het om 2400 arbeidsplaatsen bij het bedrijf zelf en nog eens 8300 bij het particuliere bedrijfsleven en de overheid, rechtstreeks aangewezen op de Shell-bedrijvigheid. Alles bij elkaar 17 procent van de beroepsbevolking op het eiland. En in geld om de Curacaose gemeenschap draaiende te houden: 137 miljoen gulden aan belastingopbrengsten of 22 procent van de eilandsinkomsten. Maar achter deze kille cijfers zit veel meer. Zeventig jaar Shell in het hart van Curacao hebben namelijk de recente sociaal-economische geschiedenis van dit eiland geschreven. Het was een periode van stormachtige economische ontwikkelingen, maar ook van zware schokken en inzinkingen. Shell bepaalde in feite het loonpeil van het hele eiland en dicteerde wat de overheid van Curacao zich kon permitteren. De levensstandaard van Shell was de levensstandaard van het eiland. Begonnen als overslagstation en raffinaderij voor de verwerking de olie uit een veld in het Meer van Maracaibo in Venezuela groeide Shell uit tot een bedrijf dat in 1930 (vlak voor een diepe inzinking) maar liefst 8000 werknemers telde. In die tijd al kon de beroepsbevolking van Curacao de raffinaderij met al haar nevenactiviteiten niet meer bemannen. Een stroom van immigranten kwam naar het eiland: van Aruba, Bonaire, de Bovenwindse Antillen, Venezuela, Suriname en Britse eilanden in de buurt. Handel, scheepvaart, bankwezen en bestuursapparaat ontwikkelden zich in gelijk tempo. In brand Kortom, een industriële bedrijvigheid die het karakter van de Curacaose gemeenschap op slag veranderde. In de periode 1940-45 draaide de hele oorlogsmachinerie van de geallieerden in Noord-Afrika op olie uit Curacao. De personeelssterkte bij Shell bereikte een hoogtepunt in 1952, toen het bedrijf ruim 11.000 werknemers in dienst had. Maar de 'boom'-periode in de oliesector was niet zonder eind. De concurrentie verscherpte en de olieindustrie werd gedwongen het machinepark te automatiseren en het personeelsbestand drastisch in te krimpen. Eind 1965 werkten er bij Shell Curacao nog 4200 mensen, in 1980 niet meer dan 2700 en nu dus ongeveer 2400. Hoe gevaarlijk afkalving van de werkgelegenheid voor het sociale klimaat binnen de eilandgemeenschap kan zijn, heeft Curacao al eens eerder geschrokken ervaren. Twintig procent werkloosheid, weinig vooruitzicht en een uit de hand gelopen staking veroorzaakten op de nog altijd beruchte datum 30 mei 1969 de grootste onlusten die zich ooit in de geschiedenis hadden afgespeeld. Willemstad stond toen in brand, Nederlandse mariniers moesten worden overgevlogen om de orde te herstellen, een Amerikaanse vlooteenheid voor de haven van Curacao. De angst voor een herhaling van zo'n uitbarsting en onvoorziene gevolgen ervan zit er nog altijd in. De vakbonden waarschuwen vooral tegen dergelijke risico's op een sociaal-economisch verpauperd Curacao. Errol Cova (voorzitter van de Kamara Sindikal) en Roque Koeijers (voorzitter van de Oliebond) zijn onlangs in Nederland en in Venezuela geweest om het daar allemaal uit te leggen aan de vakbeweging, aan politici en adressen waar zij enige invloed op de onderhandelingen met Shell verwachten. Inmiddels heeft het kabinet Liberia-Peters een zware delegatie samengesteld met daarin ook de vakbonden - en besprekingen met Shell geopend over de vier vierkante voorwaarden, die de multinational voor behoud van de raffinaderij ingewilligd wil zien. Om te beginnen wil Shell de drempelbelasting, die het bedrijf ongeacht winst of verlies aan Curacao moet betalen, afgeschaft. Dan moeten de lonen beduidend omlaag. Verder zal er een akkoord moeten komen over de afvloeiing van opnieuw 500 werknemers in de komende 3 tot 4 jaar. En tenslotte de langzamerhand bijzonder duistere conditie dat de overheid een tweederde meerderheid in de aandelen van Shell Curacao (135 miljoen dollar) zal moeten nemen. Deelgenoot Vooral de eis tot participatie van de Antilliaanse overheid in de oliegigant Shell heeft Curacao de laatste weken op zijn kop gezet. Het kabinet en het eilandsbestuur konden er geen kant mee op, willen zich ook niet in zo'n avontuur storten en vinden bovendien dat Shell zoiets niet mag verlangen. Enkele dagen voordat in Fort Amsterdam te Willemstad de onderhandelingen van start gaan wil Shell-directeur Ernest van Mourik Broekman me de motieven voor de harde opstelling van zijn bedrijven graag toelichten. Voor Shell is de raffinaderij op Curacao niet van strategisch belang. Toch is het bedrijf bereid met het oog op de werkgelegenheid de produktie door te zetten. Maar dan moet er een deelgenoot komen in de risico's. En die schuilen vooral in onzekerheden over de aanvoer van ruwe olie vanuit Venezuela en beheersing van de loonkostenstructuur. Van Mourik Broekman houdt de redenering staande dat het bedrijf langs politieke kanalen in Venezuela garanties moet kunnen bereiken voor een olieaanvoer, voldoende voor een economisch verantwoorde produktie in de raffinaderij. En dat kan alleen als de overheid de belangrijkste aandeelhouder van het bedrijf wordt. En over de kosten van levensonderhoud op de Antillen (het dubbele van die in Nederland): Shell vindt dat die zo verankerd zijn in de lokale loonpolitiek dat de Antilliaanse overheid maar moet proberen daar van binnenuit (opnieuw dus als aandeelhouder) het mes in te zetten. Simpelweg is de bedrijfspolitiek anno 1985: Shell niet langer verantwoordelijk voor Curacao, laat Curacao maar eens verantwoordelijk worden voor Shell. De openingszet van Shells onderhandelingstactiek begint wat doorzichtiger te worden en op een paardemiddel te lijken wanneer enkele dagen later Venezuela in actie komt. De pas benoemde minister van mijnzaken, Hernandez Grisanti, brengt vlak voordat hij naar een OPEC-vergadering in Genève afreist een bliksembezoek aan Curacao. Hij waarschuwt het Antilliaanse kabinet voor 'andere bedoelingen achter het voorstel van Shell', adviseert om de eis tot deelname niet serieus te nemen en wil even nadrukkelijk laten weten hoe er in zijn land wordt aangekeken tegen de voornemens van Shell, zo vlak voor de deur van Caracas. Venezuela vindt dat Shell zelf de meerderheid van de aandelen in de raffinaderij op Curacao moet houden. Ongestoorde olieaanvoer voor het bedrijf is van Venezuela alleen te verwachten wanneer Shell zijn eigen zaken opknapt. Het omgekeerde dus van de filosofie-Van Mourik Broekman. Appeltje Curacao tussen twee vuren. Nederland heeft zich voorlopig op afstand gehouden in de kwestie. Maar inmiddels is van de Antillen een delegatie onderweg naar Nederland voor spoedoverleg met Den Haag. De onderhandelingen op Curacao zitten vast. In ambtelijk en politiek Curacao heeft men zich plotseling gerealiseerd: "Wij hebben hier zestig jaar mèt Shell gewerkt en geleefd. We zullen ons een derderangs land gaan voelen als de raffinaderij hier ooit zou vertrekken. Maar we hebben ons nooit echt in Shell verdiept. Shell was een omheinde enclave op Curacao, een gesloten systeem, economisch en sociaal. De fout die we gemaakt hebben is dat we nooit een appeltje voor de dorst hebben bewaard". En soms gaat een enkeling een stap verder: "We zijn een verwend volkje. Veel pretenties. We hebben een uitzonderlijk hoge levensstandaard. En we zijn alleen maar gewend om te kijken naar waar het nog beter is. Daarom hoeft er maar iets te gebeuren, zoals nu, en wèg zijn onze zekerheden." Olie en internationale machtspolitiek. De Nederlandse Antillen hebben er zestig jaar mee geleefd, ervan geprofiteerd en zich ervan afhankelijk gemaakt. Nu beginnen ze Aruba en Curacao kort na elkaar - er klem tussen te raken. Een kwetsbare economie. Vakbondsvoorzitter Errol Cova: "Ik denk dat we deze zaak alleen niet aankunnen. Venezuela is bang voor sociale onrust op Curacao. In de internationale oliepoütiek kun je zoiets .niet gebruiken. Shell wil van de risico's op verliezen af. Er zal overleg moeten komen op het niveau van Nederland als koninkrijkspartner, de Antillen, Venezuela en Shell. Anders komen we er niet uit." Tenslotte is Curacao tot in de steelbands toe afhankelijk van Shells oliedrums. Punda, het luxe koopcentrum van Willemstad, floreert ook al niet meer. (foto gpd> Voor de zes eilanden van de Neder landse Antillen is Den Haag nog steeds de dichtstbij zijnde EHBO- post. En er is weinig kijk op dat daarin snel verandering komt. Een halve aardbol en tienduizend kilo meter afstand zijn, als het erom gaat spannen, kennelijk gemakkelijker te overbruggen dan het gebrek aan contact in de eigen 'regio', zoals het even immense als verwarde Caraibi- sche gebied doorgaans wordt aan geduid. Dertig jaar sinds het Statuut voor het Koninkrijk de vrijwel volledige zelfstan digheid van de vroegere kolonie Cura- cao-en-onderhorigheden vastlegde, be staat dat gevoel nog steeds. Ronnie Casseres, de bedrijvige gezag hebber (zeg: burgemeester) van het ei landgebied Curasao, is een paar uur te rug van een economische missie naar Venezuela als hij me in het bestuurskan- toor te woord staat. „Kijk", zegt hij, „wij voelen ons hier net zo zelfstandig als we zelf willen. De Nederlandse aanwezig heid in onze beslissingssfeer hier op het eiland bestaat eigenlijk niet. We hebben onze eigen begroting. We bepalen volko men onze eigen richting". Gevangen "Soms zitten we gevangen in het web van de voorschriften die de centrale An tilliaanse regering, hier even verderop in Fort Amsterdam, ons heeft opgelegd. Maar ook langs die weg is er van Neder landse invloed nauwelijks sprake. Nee, de weinige momenten waarop je je een beetje Hollander voelt doen zich voor wanneer je ergens de paspoortcontrole passeert. Maar dat Nederlandse pas poort is een wereldwijd geaccepteerd document. Dus we hebben er geen last van". Toch liggen de zaken ingewikkelder en gevoeliger dan de Curacaose gezag hebber ze me met een lacherige onder toon vol betrekkelijkheid voorstelt. De lastige pottenkijker en bemoeial uit het Europese deel van het koninkrijk mag dan nogal vlot worden aangeduid met een verachtelijk 'makamba', Nederland heet op de Antillen rtog altijd 'moeder land'. Het is gek, maar in elk gesprek over de onderlinge verstandhouding tussen partners binnen het koninkrijk duikt die term wel een keer op. Trots en openhartig zelfbewustzijn hebben dat gevoel van een altijd aanwezig stuk ver trouwen op afstand ondanks alles intact gelaten. De Curagaoënaar en de Aru baan, de Sabaan en de Bonaireaan, ze zijn in de eerste plaats eilanders, voor zichzelf oogluikend Nederlander en mis schien nog een keer Antilliaan. Radio Hoyer 2 in Willemstad begint de uitzendingen met het Wilhelmus en brengt haar luisteraars op de hoogte van de onbenulligste plaatselijke berichten uit Nederland. Op Aruba moet het er nogal tamelijk rumoerig toegaan willen de gebeurtenissen de nieuwsuitzendin gen op Curasao halen. Van de toonaan gevende kranten in Willemstad zijn er twee nog steeds Nederlandstalig. In de Staten van de Nederlandse Antillen (het parlement) is het papiamentu inmiddels de voertaal, maar voor het onderwijs is de invoering van deze mengtaal (er zit ten Afrikaanse, Portugese, Nederlandse en Spaanse invloeden in) nog bij lange na niet geregeld. De officiële ambtelijke stukken wisse len in het Nederlands, de taal van het verkeer is een allegaartje, in de straten van Willemstad kom je nog overal de ou derwetse rode Nederlandse brievenbus sen tegen. Nergens staan zoveel stand beelden van leden van het Nederlandse vorstenhuis op een kluitje als op de An tillen. Kortom, de zichtbare aanwezig heid van Nederland is zeker op Curacao alleen maar weg te denken wanneer je met de ogen dicht over straat loopt. Dorpspolitiek Toch zijn het van Nederlandse histo rie, cultuur, opvoeding en ontwikke lingssamenwerking doordrenkte uiter lijkheden. Wie wil weten of de (zes) ei- landelijke samenlevingen van de Antil len anno 1985 in hun doen en laten van alledag nog steeds aan het 'moederland' hangen of zich daarvan bewust pogen los te maken, moet elders zoeken. En komt dan bijvoorbeeld uit bij het vlijm scherpe oordeel van Curacaose radio journalist Frans Heiligers: „We zitten hier in het middelpunt van internationa le relaties, maar bedrijven nog altijd dorpspolitiek". Hebben de Nederlandse Antillen sinds ze hun eigen zaken goed deels regelen (1954) goed om zich heen gekeken? Het beeld dat opdoemt is gevarieerd. Min of meer tot eigen verbazing is poli tiek en economisch Curacao pas de aller laatste tijd bezig de horizon te verschui ven. Tot begin 1983 floreerde in Punda, het luxe winkelcentrum van Willemstad, het kooptoerisme. Midden jaren '70 wa ren het vooral cruiseschepen uit de Ver enigde Staten die vrijwel dagelijks af meerden aan de kade achter de scheep- jesbrug. Er werden goede zaken gedaan tot in Amerika de economische recessie toesloeg. Cruises werden ingekort en Curacao bleef van deze deviezenaanvoer verstoken. Later bleken de Venezolanen goede klanten van de middenstand. In de kledingzaken en bij de chique juwe liers aan de Breedestraat en de Heeren straat kochten ze niet een jurkje of een halsketting, maar hele rekken en vitri nes tegelijk leeg. Aan die gouden tijd kwam een abrupt eind toen Venezuela problemen kreeg met zijn olie-inkomsten en de bolivar scherp moest devalueren. In Punda heeft dat desastreuze gevolgen gehad bij de middenstand. Veel winkelpanden kwamen leeg of werden dichtgespij kerd. Zeshonderd arbeidsplaatsen zijn verloren gegaan. Toch heeft het enkele jaren geduurd eer op Curagao door drong dat toerisme niet vanzelf komt, maar dat markten moeten worden be werkt. De missie onder aanvoering van gezaghebber Casseres naar Venezuela, kort geleden, was er een voorbeeld van. Bij de buren Minister-president Maria Liberia-Pe ters nodigde ter gelegenheid van de In ternationale Vrouwendag onlangs haar vrouwelijke collega van het verderop ge legen eiland Dominica voor een officieel bezoek aan Curasao uit. „Wij worstelen hier met problemen die dezelfde zijn als in de kleinschalige ontwikkelingslanden om ons heen", legt ze uit. „Ik vind dat wij in plaats van voor oplossingen thuis te kijken naar de grote westerse indus trielanden ons licht eens moeten opste ken bij onze directe buren en tot een be tere onderlinge samenwerking moeten komen." De premier wil graag even kwijt dat het een gerichte politiek is van haar ka binet. „We hebben hier op de eilanden in het Caraibisch gebied onze verschillen de achtergrond, Spaans, Brits, Frans, Nederlands. Maar we hebben ook zoveel gemeen. Niet alleen vraagstukken, maar ook mogelijkheden. Blijven we versnip perd functioneren, dan gaat het ten kos te van ons allemaal. Kostenontwikke ling, werkloosheid, gebrek aan export kansen voor produktie. Handelsverkeer dat we over en weer gemakkelijk zouden kunnen opzetten hebben we altijd onze deuren voorbij laten gaan. En we impor teerden duur uit het westen. Waarom niet meer gezocht naar de punten waar we elkaar kunnen versterken?" Het merkwaardigste van alles is dat deze vragen op Curacao nooit eerder zijn gesteld. Zoals ook eigenlijk niet valt te verklaren dat het Curacaose bedrijfsle ven pas veertien dagen terug voor het eerst een oriëntatiebezoek bracht aan het nabij gelegen Barbados. En met de opzienbarende ervaring thuis kwam dat er op dit in veel opzichten vergelijkbare eiland zo veel valt te leren en aan contac ten op te bouwen. Dollar-economie Volstrekt anders ligt de oriëntatie naar buiten op de twee toeristische toppers van de Nederlandse Antillen: Aruba en Sint-Maarten. Daar door en door vera merikaniseerde samenlevingen met een pure dollareconomie. „We leven hier van de Amerikaanse hotelgasten en we drij ven hier op de import uit de Verenigde Staten", vertelt me Harold D. Malmberg, ondervoorzitter van de Arubaanse Ho telvereniging. „In de eerste maanden van het jaar komt New York hier overwinteren. En 's zomers hebben we een welkome aanvul ling van de Texas-markt. De invloed vanuit de Verenigde Staten op onze kleinschalige samenleving hier moet je niet onderschatten. Veel van onze jonge lui studeren tegenwoordig aan Ameri kaanse universiteiten. Omgekeerd zijn we met een bruto nationaal produkt van een miljard gulden Antilliaans als klein eiland voor de Amerikanen een belang rijke klant. En dat hebben de zakenlui daar goed begrepen. In tegenstelling tot de Europeanen, die de boel hier altijd een beetje hebben laten zitten. Lang zaam aan gaan we ons zelf nu wat meer richten op Europa. De voordelige dollar geeft daar alle aanleiding toe." De nu gesloten Lago-raffinaderij van het Exxon-concern heeft al ver voordat Aruba door het massatoerisme werd ontdekt haar Amerikaanse stempel op het eiland gedrukt. Dat de Arubaan van uit de Verenigde Staten steeds voor vol wassen werd aangezien, maar vanuit Willemstad het gevoel kreeg dat hij het niet verder had gebracht dan een on mondig kind, heeft op het eiland de 'sta tus aparte' van Betico Croes en de MEP bepaald mede binnen handbereik ge bracht. Op het Bovenwindse eiland Sint- Maarten (deels Frans, deels Nederlands) liggen de zaken niet anders. Regeren en zaken doen gaan daar hand in hand on der aanvoering van de invloedrijke fami lie Wathey, partijchef van de Democrati sche Partij (DP). Het Amerikaanse hotel wezen heeft er veel en druk geïnves teerd. Werkloosheid bestaat niet op dit eiland. Philipsburg is er zoiets als de hoofdstad van een Oranje-vrijstaat Ame- ric§n-style. Wie er in Antilliaanse gul dens wil betalen krijgt wisselgeld in dol larcenten terug. Deur open En toch, terwijl in ieder geval de groot ste drie van de Antillen (Curacao, Aruba en Sint-Maarten) bewust de andere kant opkijken verwachten ze dat de achter deur naar Nederland blijft open staan voor het geval het maar even mis zou kunnen dreigen te gaan. Want de Neder landse vlag, de Nederlandse naam in de wereld en het Nederlandse paspoort zijn een soort van veiligheidsriemen. Gezag hebber Casseres van Curasao heeft 'er geen last van...' Volgende week: De wankele toekomst van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21