'We zijn geen komieken
maar karakterspelers'
Boekenweek komt er op tv bekaaid af
TV-rubriek
door
Nico Scheepmaker
John Lanting en de logica van de ongeloofwaardigheid
'Raiders' uitgedund
Collegium
Musicum
niet sterk
Imposant spel
van Rian Waal
Le roi Fanny
wat langdradig
'Song' een
zwakke
musical
ZATERDAG 23 MAART 1985
RADIO-TV-KUNST
PAGINA 33
Omdat ik altijd geleerd heb dat
de televisie de spiegel is van de
samenleving, en het niet onopge
merkt aan mij voorbij is gegaan
dat we momenteel in de boeken
week leven, waaraan door de
dag- en weekbladen veel en in
tensieve aandacht wordt be
steed, heb ik eens telefonisch in
Hilversum rondgevraagd wat de
televisie aan de boekenweek
doet.
Direct of indirect. Met di
rect bedoel ik: beelden van het
boekenbal, reportages van de ve
le tientallen literaire optredens
van dichters en schrijvers alom
in den lande, sfeerbeelden van
boekenmarkten, van signeerses
sies van schrijvers, etcetera. En
met indirect bedoel ik: inter
views met schrijvers, het voorle
zen uit eigen werk van dichters
in de studio, boekbesprekingen,
etcetera.
„De AVRO".
„Mag ik de afdeling cultuur op
televisie van u?"
„Afdeling kunsten".
„Wat doet de AVRO dit jaar op
televisie aan de boekenweek?"
Doodse stilte. „Voor zover ik
weet doet de afdeling kunsten
daar dit jaar niets aan".
„Hoedatzo?"
„Tja, we hebben natuurlijk een
zeer vol zendschema".
Zelfde vraag aan de afdeling
drama van de NCRV:
„Nou... Ik denk dat de NCRV
op zich weinig doet. We werken
altijd vooruit".
Bij de EO werd ik, toen ik
vroeg naar 'cultuur op televisie'
naar 'Tijdsein' verwezen:
„Wat doet de EO aan de boe
kenweek?"
„Daar hebben we momenteel
nog geen plannen voor".
„Maar de boekenweek is al hal
verwege..."
„Ik denk dat de ontwikkelin
gen in de kunst en cultuur zo ver
af staan van de opvattingen van
de EO, dat we er daarom geen
aandacht aan besteden".
„Maar dat zou dan toch een re
den te meer zijn? De huidige op
vattingen over abortus staan ook
ver af van die van de EO, maar
daar is toch ook een programma
over uitgezonden".
„In Tijdsein doen we er in elk
geval niets aan".
„Kan ik dan even verbonden
worden met de afdeling cultuur
op televisie?"
„Volgens mij bestaat die niet".
Bij de KRO werd ik doorver
bonden naar iemand die op mijn
vraag openhartig antwoordde:
„Ik weet niets".
Naar Brandpunt. Nee, Brand
punt had deze week Brandpunt
in de Markt, niets over de boe
kenweek. Maar de Middageditie
van de KRO kon melden dat
Remco Campert in verband met
het boekenweekgeschenk in de
studio was geweest, terwijl a.s.
dinsdag aan Jules Deelder werd
gedacht.
Bij Veronica antwoordde men
op de betrokken afdeling:
„Ik denk niks".
Tineke kon echter melden dat
zy a.s. donderdag een gesprek
heeft met vier detectiveschrij
vers, Bert van der Veer natuur
lijk (gulle lach, hij regisseert 'Ti
neke'), Margreet Hirsch, Tomas
Ross en Jef Geraerts.
VPRO: „Helemaal niets!"
„Hoe dat zo?"
„Wij hebben nu eenmaal een
beperkte zendtijd, en we hebben
afgelopen zondag ons literaire
praatprogramma van Frans
Boenders al gehad" (dat was een
ingehouden-geirriteerd gesprek
tussen Boenders die met alle ge
weld de tijdgeest een hoofdrol
wilde laten spelen in de litera
tuur, en Geert van Oorschot,
Marja Brouwers en Ton Anbeek).
De VPRO vergat nog te melden
dat Adriaan van Dis zondag in
gesprek is met de Amerikaanse
schrijver Joseph Heller en (om
me tot de literatuur te beperken)
met minister Brinkman.
Bij de VARA bleek het 28-mi-
nutenprogramma over boeken
van Boudewijn Büch wat onge
lukkig geprogrammeerd te zijn:
laatste keer op 9 maart met Rem
co Campert en repetities Werk-
teater voor boekenbal (beide on
derwerpen later ook in KRO's
Middageditie), terwijl de volgen-
de uitzending op 6 april na de
boekenweek valt. Vorige week
besteedde Koos Postema aan
dacht aan de VARA-actie 'Lees
je knetter', zaterdag 16 maart had
'Bij Koos' geen boekenweek
plannen.
De NOS tenslotte had in Ne
derland C tien minuten met
Remco Campert en Rudy Kous
broek, en portretten van schrij
vers in hun omgeving uitgezon
den, en wat er komende woens
dag gedaan wordt was nog niet
bekend.
Tot zover deze schamele oogst,
die ook van weinig inventiviteit
getuigt (drie maal Remco Cam
pert!). Probeert u zich even voor
te stellen dat u achtereenvolgens
Vrij Nederland, NRC Handels
blad, Elseviers Weekblad, De
Volkskrant, De Tijd en De Tele
graaf belt met de vraag wat ze
aan de boekenweek doen, en dat
u dan met dezelfde of soortgelij
ke antwoorden zou worden afge
scheept. Ondenkbaar toch? De
televisie is niet de spiegel maar
de geluiddemper van de Neder
landse samenleving!
„Waarom wordt de klucht in
ons land behandeld door
schmieretroepen?! Met alle
respect voor Johan Kaart en
Johan Boskamp... Met alle res
pect ook voor het gesubsidieer
de toneel dat zich verstout om
een klucht te spelen. Is dat
concurrentie? Of de Moun-
ties...? Die hebben een ander
uitgangspunt. Dat geldt ook
voor Joop Doderer. Ook zijn
uitgangspunt is anders. Met
hem werk ik liever niet. Hij wil
de komiek zjn. Ik werk niet
met komieken, maar met ka
rakterspelers. Dat is het eerste
wat een Engelse regisseur eist.
't Moet komiek uitkomen,
maar echt zijn. Maar..."
door Jacques d'Ancona
John Lanting. Brilletje op, brilletje
af. Beetje professoraal uiterlijk. In
zijn manier van spreken bewogen,
maar doordacht zoekend naar de
exacte formulering. Dertig jaar
toneelervaring achter zich. Onder
gewaardeerd? Welzeker, maar hij
wil het niet weten. Heeft misschien
al spijt van dat halve zinnetje over
de oeroude „Potasch en Perle-
moeri'-kluchtmakers Kaart en Bos
kamp.
Hij wordt 55 jaar aan het einde
van deze maand, de leider van het
THEATER VAN DE LACH dat al
meer dan tien jaar recensenten tot
wanhoop en het publiek aan het
schateren brengt. Hy heeft de
klucht verheven tot wetenschap.
Hoe moet het er uit zien?
„Ik noem het 't noodzakelijk
misverstand dat het uit de mouw
wordt geschud. Zo'n regisseur
krijgt van de acteurs een hele hoop
dingen cadeau. Hij kan erg veel be
reiken door met de „rollen" om de
tafel te gaan zitten by de lezing van
het stuk en de mensen aan te kij
ken. Hij haalt het uit hen, maar als
het goed is lijkt het niet meer op
acteren: het ideaalbeeld van En
gels televisie-theater dus. Er moet
gelachen worden, maar een lach
mag je nooit afdwingen".
John Lanting heeft meer van die
ARNHEM (GPD) - De vrij nieuwe
Nederlandse groep The Raiders of
the Last Corvette is uitgedund.
Zanger Anton Verhagen en toet
senman Otto Cooymans hebben de
band verlaten. De drie overige le
den (Carl Carlton (gitaar), Rudi
Englebert (bas), en Bertram Engel
(drums) echter blyven onder de
zelfde naam voortbestaan. Sterker
nog: de nieuwe single Touch Me
rolt zeer binnenkort van de persen.
In de afgelopen weken hebben
The Raiders talloze repetitie-optre
dens gedaan. Vooral in Duitsland
is de Nederlandse band enorm suc
cesvol. Niet voor niets werd het
eerste platencontract met The Rai
ders indertijd by onze Oosterburen
getekend.
De verwachtingen van de nieu
we single zyn hooggespannen.
Juist ook omdat de debuutsingle
My Way Home meteen na de relea
se in de tip-parade binnenkwam en
vervolgens veelvuldig in de diver
se televisie-programma's werd op
genomen. Frits Spits gaf het Rai
ders-debuut bovendien veel aan
dacht. Op Touch Me worden de vo
calen verzorgd door alle drie de
muzikanten.
Met het opstappen van Cooy
mans en Verhagen uit de groep, is
een einde gekomen aan de onder
linge muzikale meningsverschil
len. De makers van het populaire
Duitse televisieprogramma Roek-
palast hebben de Raiders gevraagd
zodra de debuutelpee op de markt
verschijnt een optreden te doen
voor het live-programma.
De debuutelpee van The Raiders
of the Last Corvette verschijnt
naar verwachting in de loop van de
zomer. Carlton (ex-Vitesse), Engle
bert (eveneens ex-Vitesse) en En
gel (ex-Udo Lindenberg) willen
eerst afwachten wat Touch Me gaat
doen. In april-mei wordt begonnen
met de opnamen voor de lang
speelplaat.
wetten bij de hand. Over de lach-
dwang, bijvoorbeeld.
„Alleen by de voorbereiding van
de voorstelling zit die lachdwang
er in. Als we spelen, is die er niet.
Wil het publiek lachen, dan graag.
Zo niet, dan niet. De lach moetje er
niet uit sleuren. Dat is een van de
ergste dingen. Als we een opname
hebben voor de tv met publiek
spreek ik van tevoren af dat de
mensen zich niet verplicht moeten
voelen om te lachen".
„Niets is fnuikender, als je het
idee hebt dat het publiek zijn best
doet om te lachen. Ik heb liever dat
ze in het begin van de voorstelling
rustig zyn. Voor mezelf vind ik het
een heel interessant punt. Daar
houd ik me mee bezig".
Hij spreekt in terzijdes. Soms
even een onrustige blik. Er is iets
van achterdocht. Johan Lanting is
vaak 'gepakt' door journalisten.
Het ontdooiingsproces verloopt
langzaam. Hij remt het af door his
torische uitwijdingen, ontwijken
de, tijdslurpende technische beto
gen en het zorgvuldig en smakelijk
uitserveren van anekdotes.
In het veelbesproken 'Hoe ver
sier ik een stuk?' komen brokken
tekst, inlassen en eigen vondsten
van Lanting voor.
Zoals de kwalificatie '.opge
warmde dooie'. Hij heeft de uit
drukking overgehouden aan zijn
prille start bij het Rotterdams To
neel. Een van de heren Lutz vond
dat die jonge John Lanting privé
nogal bedachtzaam en wat saai
was. Een 'opgewarmde dooie' dus,
aldus Lutz. Vandaar.
Bij het Rotterdams Toneel be
greep Lanting als beginneling al
dat je de première van een klucht
wel kan vergeten als de regisseur
er steeds op blijft hameren dat het
direct moet 'stralen'. Dat komt la
ter pas als de voorstelling is inge
speeld. Het beproefde recept van
een oud leermeester: hou het klein,
speel 't zo zuiver mogelijk, zorg dat
het er logisch uitziet. Reken niet te
veel op de lach, zo'n eerste keer.
Het publiek vertelt je waar ze de
lach willen hebben. Werk met ple
zier als acteur van de ene lach naar
de andere, als het ware schoorvoe
tend. Als je dat vast wist te houden,
werd het lichtvoetig en was je niet
rillerig van de zenuwen. Je ging
naar het publiek verlangen", herin
nert hij zich.
Hij heeft eens geteld hoe vaak er
gelachen wordt in een voorstelling.
Want het gaat er uiteraard om dat
mensen zich amuseren. Lanting
kwam een keer tot een score van
„600 echte lachen". Hoe bereik je
die?
John Lanting over het proces:
„De klucht spreekt de taal die ie
dereen spreekt. Het gaat om situa-
tiegrappen. De intelligente grap
mag eigenlijk niet bij de klucht.
Zodra je gevat wordt met woord
spelingen, geef je het publiek het
begin van een minderwaardig
heidscomplex. Mensen gaan dan
denken: kon ik maar zo gevat zijn.
Bij my werkt het niet andersom en
voelen ze iets van: dat kan ik ook,
dat had ik ook kunnen zeggen in
die situatie".
Onlogica
De klucht draait de logica 180
graden om. De onlogica wordt logi
ca, zegt Lanting, maar dissonanten
moetje vermijden. Goed materiaal
te vinden blijft voor hem het grote
probleem. Drie punten noemt hij
baanbrekend in zijn kluchtleven.
„Grensverleggend was dat ik de
titel zo maak dat het publiek on
middellijk weet waar het naar toe
gaat. Punt 2 dat ik de naam Theater
van de Lach heb gekozen. Dat is
duidelijk. Er waren te veel misver
standen gerezen over de aard van
het toneel dat men te zien kreeg in
de schouwburgen. Ten derde ben
ik degene geweest die tegen alle
adviezen in het toneelstuk naar de
Nederlandse situatie heb overge
plaatst. Het gebeurt allemaal om
de hoek. Men hoort dat het in Hol
land speelt".
- Is er een definitie van de
klucht?
Die is er. John Lanting heeft een
fraaie in voorraad: „De klucht
brengt absoluut geloofwaardige
mensen in absluut ongeloofwaar
dige omstandigheden". Alles is
dus onwaarschijnlijk wat er op het
toneel gebeurt. Dat is ook het geval
in de voorstelling van 'Hoe versier
ik een stuk?', waarmee Lanting en
zijn groep zoveel toestanden heb
ben beleefd, omdat er demonstra
ties kwamen van actiegroepen,
met name uit de vrouwenbewe
ging.
„Ze vergissen zich in de titel",
heeft hij al diverse keren mogen
uitleggen, onder meer bij Karei
van de Graaf op de buis. „Ze zeg
gen dat ik vrouwen degradeer. Ik
degradeer de mannen ook. De man
om wie het draait in het stuk is
dom met een zekere allure. Hij ziet
er niet uit. Het is absurd dat hij een
meisje achterna gezeten heeft en
dat vrouwen vervolgens verliefd
op hem worden. Ook de rol van de
politie is totaal ongeloofwaardig".
„Ik neem elke kritiek weg door
alles herkenbaar te maken via de
lach en ik voel me niet voor een
procentje schuldig. Van recensen
ten verwacht ik dat ze daar door
heen kijken. De twee dubbele bo
dems moeten zij toch zien. Kritiek
moet er zijn. Natuurlijk. Als ik er
maar iets van kan leren. Wij onder
gewaardeerd? We hebben in der
tien jaar 1.600.000 bezoekers ge
had...".
Recensies heeft hij niet meer no
dig, vindt hij. „Die heb ik al gehad.
De lach en de open doekjes vor
men myn recensie. Zakelijk moet
ik natuurlijk op de been blyven.
Vandaar dat het voor mij het aller
belangrijkste is dat het publiek in
grote aantallen komt, maar daarom
zijn ze gauwer bereid je te pakken.
Ik moet minstens 150 keer per sei
zoen spelen. Anders red ik het niet.
We zijn met negen acteurs en twee
technici. Ik ben zelf blind voor cij
fers. Ik weet niet eens wat een pro-
duktie kost. Het kantoor is bij
Hans Staal aan huis. Vroeger regel
de Jacques Senf dat allemaal".
„Ik heb nu een zakelijk adviseur,
een accountant en een commissa
ris, maar zelf doe ik veel aan het
artistieke pakket. Vandaar die En
gelse regisseuse. Ik zou op het ge
bied van de klucht niet één Neder
landse regisseur weten te noemen,
tot mijn spijt. Zo gedegen als En
gelsen dat kunnen..., nee, dat heb
ben wij niet, al laat ik me over an
dere gezelschappen niet uit".
Binnenkort brengt John Lanting
een toneelstuk op de televisie.
Weer zo'n pakkende titel. Daar
heeft hy patent op. Het is zijn han
delsmerk. 'Geen gedonder in 't
vooronder' gaat het heten. Een blij
spel met kluchtige elementen.
John Lanting: 'klucht spreekt de taal die iedereen spreekt'.
Want 'Hoe versier ik een stuk?'
komt niet op de tv.
- Waarom niet?
John Lanting: „Myn kluchten
duren meer dan twee uur. Dat is
veel te lang. In het huidige bestel
moeten er dan scènes uitgehaald
worden. In de voorstelling kan dat
niet. Doe je 't later, door te knippen
in de opnamebanden, dan krijg je
reuze klappen en raakt men de
draad kwijt. Je kunt het als je dat
wilt uiteraard bekorten voor de te
levisie. Maar op dit moment lukt
dat niet meer. We zijn gewend aan
het ritme. Alles is een kwestie van
timing en we zouden ons élan ver
liezen. Daarom brengen we het
niet op de televisie, hoewel we dat
met de vorige produktie nog wel
gedaan hebben in een bekorte ver
sie. De waardering was heel erg
hoog (7.9), maar de kijkdichtheid
laag, want op het andere net speel
de Willem van Hanegem zijn af-
scheids wedstrij d".
Clown
Zijn credo? John Lanting: „In
wezen wilde ik altijd de clown spe
len. Dat was mijn ideaal en dat doe
ik. Ik ben de clown voor iedereen.
De klassificeerder komt naar ons
kijken, maar de dokter, de advo
caat en de notaris zitten ook in de
zaal. In het vak word ik op waarde
geschat. Alleen de middelmaat en
wat er ver onder ligt wil nog wel
eens een sneer in mijn richting ge
ven. De grote jongens niet. Die
hebben echt waardering. Laatst
Henk van Ulsen nog. Die zei: „Wat
heb ik hier een bewondering voor!
En indertijd Ko van Dijk. „Laat ze
maar lullen" heeft hij letterlijk ge
zegd, „het is prima". Wel zou ik
nog graag eens een filmrol spelen.
Maar ik zit hartstikke vol".
„In Antwerpen hebben ze me ge
vraagd te regisseren. Ik doe nooit
dingen half. Ik ben een ouder
wetse. Misschien komt het er van,
in het vooijaar van '87. Eerder niet.
Maar ik zou niet terug willen naar
het grote toneel. Niet willen en niet
kunnen. Ik kan niet tegen de sfeer
die bij de gesubsidieerde gezel
schappen heerst. Het geld ligt al
klaar en de voorstelling moet dan
nog eens ingevuld worden. Dat
wist ik al op de eerste dag dat ik bij
het Rotterdams Toneel kwam in
'56. Na een samenzijn stond de lijst
van spelers op een mededelingen
bord. Ik hoorde toen iemand zeg
gen: „Gelukkig, ik zit er niet in".
Dat beeld staat in mijn herinnering
gegrift. Gadverdamme. Ik ben in
mijn leven wel eens roekeloos ge
weest. Die waaghals hoop ik te blij
ven, anders slaap je in".
- Waarom kiezen mensen voor de
klucht van het Theater van de
Lach?
John Lanting omschrijft: „Elk
mens wordt in zijn leven wel eens
voor een situatie geplaatst waarin
hij moet beslissen in een onderdeel
van een seconde. Hij heeft dan 1
procent kans dat het walhalla zich
opent en 99 procent kans om op
zijn bek te vallen. De meeste men
sen kiezen voor de warme kachel,
de kleurloze zekerheid. Het Thea
ter van de Lach laat zien hoe het
een mens vergaat die „ja" zegt te
gen rare situaties. Met zulke figu
ren leven ze mee, maar ze weten
dat om kwart voor elf alles op zijn
pootjes terecht komt".
Het kamerkoor en het strijkersen
semble van Collegium Musicum ga
ven een kort concert in de Leidse
Waag. Er werden werken uitgevoerd
van o.a. J. van Bree, Palestrina en
Kodély, 22 maart.
Een dirigent bij voorbaat bloe
men aanbieden is tamelijk onge
woon en kan tegenstrijdige asso
ciaties met zich meebrengen; de
bloemen die de debuterende
amateur-dirigent Wibo Moll
kreeg was echter bedoeld als
blijk van een onwankelbaar ver
trouwen en was afkomstig van
het strijkersensemble dat hij
ging leiden. Deze strijkers waren
gegroepeerd in vier strijkkwar
tetten die grofweg de functies
hadden analoog aan die van de
groepen in een koor: sopraan, alt,
tenor, bas. Wibo Moll deed prima
zijn best, maar het was voorna
melijk aan de kwaliteit van de
'bas'groep te danken dat het 'Al-
legro' van J. van Bree tot een
goed einde kwam.
In de vijf koorliederen van Ko
daly liet het kamerkoor van Col-
'legium Musicum, dat onder lei
ding staat van de dirigent Nico
van der Meel, een heel wat zeker
der geluid horen dan in de Ita
liaanse madrigalen en Palestri-
na-motetten die het daarvoor ge
zongen had. De hoofden van de
zangers rezen op uit de partitu
ren: er werd lekker gezongen, de
balans in het koor, dat bestaat uit
4 sopranen, 4 alten, 3 tenoren, 4
bassen, was zowel in het piano
als het forte goed en dynamisch
gebeurden er weer spannende
dingen, vooral in de eerste twee
liederen.
De onzekerheid tijdens de an
dere hierboven genoemde koor
werken zorgde ervoor dat inzet
ten onduidelijk of fout waren, er
niet altijd zuiver gezongen werd,
men het binnen de partijen niet
overal eens was (hetgeen in Pale-
strina's motetten interessante
dissonanten opleverde). De
klankverhouding was nu ook
niet ideaal: de tenoren klonken
te geforceerd en te luid, de alten
vielen wat weg. De basgroep
daarentegen was de hele avond
een homogeen fundament waar
de dirigent Nico van der Meel op
kon rekenen.
ELLEN LOOYESTIJN
Amsterdams Philharmonisch Or
kest o.l.v. Arp&d Joó met werken
i Kodaly en Dvorak. Solist Rian
Stadsgehoorzaal op 22 maart.
Emoties en temperament druk
ten hun stempel op het Meester-
serie-concert en dat kon ook
haast niet anders met een pro
gramma waarop composities van
een volbloed Hongaar (Kodaly),
een semi-Hongaar (Liszt) en een
Tsjech waren verenigd. Voeg
daar dan nog een dirigent aan toe
die in Hongarije is geboren en
getogen, en alle ingrediënten
voor een uitbundige avond zijn
voorhanden. De uitbundigheid
was soms dermate volumineus
dat de muren van de Stadsge
hoorzaal bol leken te staan.
Onbekendheid van deze diri
gent met de acoustische hebbe
lijkheden van de Leidse Stadsge
hoorzaal zijn hier zeker mede de-
bet aan. Wat in het Concertge
bouw kan, kan hier nu eenmaal
niet Afgezien hiervan kregen de
Danken uit het distrikt Maroszek
van Kodaly een sprinlevende
vertolking waarin de eigenaar
digheden van deze muziek dui
delijk geprofileerd werden. Te
recht liet de dirigent de orkestle
den die uitstekende soli hadden
bijgedragen in het applaus delen.
Trekpleister van dit concert was
de Nederlandse pianist Rian de
Waal, en niet zonder reden. Na
zijn grote succes bij het Konin
gin Elisabeth Concours in 1983
staat hij nu voor de opgave zyn
naam als concertpianist te beves
tigen en waar te maken.
Veel moeite lijkt hy daarmee
niet te hebben; het virtuoze
Liszt-concert schudde hij met
een verbluffend gemak uit zijn
mouw. Veel kansen om méér dan
dat te tonen biedt dit concert
niet, al deden de schaarse canti
lene-passages vermoeden dat hij
nog meer dan virtuositeit in huis
heeft. Imposant was zijn spel in
ieder geval zonder meer. Ook in
de Achtste Symfonie van Dvorak
voerde temperament de boven
toon. De grote verscheidenheid
aan nu eens lichtvoetige dan
weer breed zwaarmoedige melo
dieën werd in een breed opgezet
kader ingepast, waarbij de grote
lijn belangrijker was dan het de
tail. De samenhang van dit melo
dieën-mozaïek was niet stees
aanwezig. Maar een in meer dan
één opzicht daverend slot was
het wel.
MIES ALBARDA.
"Le Rol Fanny" van Daniel Boulan-
ger, gespeeld door de Groupe d'Ex-
pression Seénique et Théatrale. Re
gie: Jean-Noël Chavanne. Gezien in
het Rijnlands Lyceum Oegstgeest op
22 maart. Herhaling op 23 maart.
"De Fransen zeggen alles keurig,
zeggen ze, maar wat ze doen is
treurig, zeggen ze". Dit citaat uit
de Nederlandse versie van "My
Fair Lady" is ten dele zeker van
toepassing op de voorstelling die
GEST gisteravond in het Rijn
lands Lyceum voor het voetlicht
bracht. De presentatie dwong' in
alle opzichten bewondering af,
maar inhoudelijk leverde "Le
Roi Fanny" wel een van de
vreemdste sprookjes uit de to
neelgeschiedenis op. In dit vorig
jaar gepubliceerde stuk, waar
mee GEST dus een zeer actuele
Nederlandse première verzorg
de, voert Boulanger een sprook
jesrijk ten tonele, waar verwar-
ring en gekonkel hand in hand
gaan met absolute zedeloosheid.
Het bericht dat koning Fanny
VIII niet meer in staat is zelf voor
een troonopvolger te zorgen,
wordt aanleiding tot een tot een
cumulatie van intriges die uitein
delijk zijn nar op de troon zullen
brengen. Eer het zover is heeft ie
dereen echter met iedereen de
sponde gedeeld zonder enige dis
criminatie op grond van af
komst, geslacht of familierelatie.
Zoals alle sprookjes biedt ook
"Le Roi Fanny" echter niet al te
veel mogelijkheden tot karakte
risering of dieptestructuur, en
dat maakt het geheel zeker na de
pauze toch wel enigszins lang
dradig. Het is alsof men zit te kij
ken naar een spirituele offenba-
chiade waaruit de muziek is weg
gelaten: de dialogen wekken ho
ge verwachtingen, maar keer op
keer ontbreekt de klap op de
vuurpijl. Respect moet men ech
ter hebben voor de wijze waarop
GEST deze bizarre vertelling
vorm heeft gegeven. Profiterend
van de mogelijkheden van het
Rijnlands Lyceum had men een
simultaantoneel met vier ruime
speelvlakken opgebouwd, waar
bij met name het decor van de
schoenmakerij bewondering af
dwong door de combinatie van
inventiviteit en functionaliteit.
De kostumering was verder zo
fleurig als bij een sprookje past
en de speelse acteerstijl steeg
soms ver uit boven het niveau
dat men over het algemeen van
amateurs mag verwachten.
PAUL KORENHOF
'Song', Musical van Neil Simon. Mu
ziek: Marvin Hamlisch. Liedjes: Ca
role Bayer Sager. Vertaling: Hugo
Dam. Muzikale leiding: Henk
Dijk. Regie: Jaak van de Velde. Co-
produktie van Theater Arena en Re-
né Solleveld. Gezien op 22 maart in
de Leidsche Schouwburg.
'Song' is de laatste in de reeks
Neil Simon-produkties, die dit
seizoen in de schouwburg heb
ben gestaan. Na 'Wat is er met
Meivin' en 'Memoires van een
Beryamin' beloofde ook deze
muzikale comedie een avond
vakkundig amusement te bie
den. Dat viel echter behoorlijk
tegen. Waarom? - omdat men om
financiële redenen te veel water
bij de wijn heeft moeten doen.
Componist wordt verliefd op
tekstschrijfster, en na veel rela-
tioneel geharrewar krijgen ze el
kaar. Het verhaaltje van deze
Broadway-musical is dus aller
simpelst en moet daarom zijn
amusementswaarde ontlenen
aan vaart, show, muziek, kortom
aan de perfecte illusie van glitter
en glamour. En juist dat aspect
was uiterst pover gerealiseerd,
terwijl aan de andere kant het
publiek in een overigens zeer
matig bezette schouwburg meer
dan vijfentwintig gulden entree
geld heeft moeten betalen. Voor I
deze produktie is dat te veel.
'Levende' muziek door een or- I
kest is waarschijnlijk een te gro- 3
te post op de begroting. Toch is
een ingeblikt alternatief een niet
acceptabele concessie bij een
musical-achtige produktie als I
'Song'. Nog erger is, dat de
hoofdpersoon een componist is
en op een (krakkemikkig nage
bouwde) nepvleugel alleen maar
doet alsof.
Daarnaast speelde het dansen
semble, bestaande uit drie da
mes en heren, de rol van alter
ego's ronduit slordig. Alleen
hoofdrolspeelster Carolien van
den Berg doet haar uiterste best i
om te redden, wat nog mogelijk
is. Zij krijgt redelijk tegenspel
van Robert Borremans, die in de
zangnummers wat zwakker voor
de dag komt.
WIJNAND ZEILSTRA.