Dol op de middeleeuwen
Vertalingen gaan snel in de ramsj
Gouden
Boeken
week
zandvliet
KOOYKER
Helene Nolthenius was Umberto Eco voor
UfUMKin
20 maart t/m
30 maart 1985
Solal: een
sprankelende
geschiedenis
KAREL VAN HET REVE
AFSCHEID VAN LEIDEN
WOENSDAG 20 MAART 1985
PAGINA 25
In 1938 ging de toen achttienjarige Helene Nolthenius voor
het eerst naar Italië. "Ik was geslaagd voor m'n eindexa
men en daarom mocht ik van m'n ouders naar Italië. Ik
herinner me overigens dat ik met m'n ouders heb gepraat
over de vraag of je wel naar Italië kon gaan. Mussolini was
immers aan de macht en dat zinde mijn vader absoluut
niet. Wij waren thuis fel anti-fascistisch".
"Ziedend was m'n vader toen Italië
Ethiopië binnenviel. Maar toch
mocht ik gaan. Ja, waarom? Ik
denk dat je het land welbe
schouwd toch anders beoordeelde
dan Duitsland. Naar Duitsland
ging je in die dagen niet; dat stond
vast. En nog steeds: we profiteren
van de 'Autobahn', maar laten het
land verder links liggen. Dat gaat
bij onze generatie niet meer over.
Maar Italië.... kijk, voor de oorlog
gebeurden daar toch niet dezelfde
vreselijke dingen als in Duitsland.
Dat zal het geweest zijn. En het fas
cisme had één voordeel: je kon 's
nachts als vrouw veilig over straat.
Ik zou mijn eigen dochter niet op
haar achttiende jaar hebben laten
vertrekken".
Tijdens dat eerste bezoek zag ze
alleen Florence. "Ik heb daar een
cursus Italiaans gevolgd. Op de
middelbare school had ik me de
taal al deels op eigen houtje eigen
gemaakt. Niet dat het wat voorstel
de hoor, maar toch. Een taal echt
goed onder de knie krijgen, is so
wieso zeer moeilijk. Dat heb ik in
'77 ook weer eens goed beseft toen
mijn man en ik in Toscane woon
den. Ik begon er aan te twijfelen of
ik wel Italiaans sprak. Woorden als
spijker, boor, emmer, die kende ik
niet. Ik sprak geen Italiaans, maar
de taal van Dante".
Filmsterren
Haar liefde voor het land. "Zoals
anderen filmsterren verzamelden,
verzamelde ik Italië. Hoe die liefde
ontstond? Toen ik dertien was,
stierf een tante van mij die in Indië
had gewoond. Haar boeken kwa
men bij ons terecht. Nu was er één
boek waarop ik zeer gesteld raakte,
een werk van de Deen Johannes
Jörgensen over Franciscus van As-
sisi".
"Die man fascineerde me. Mis
schien juist omdat ik niet uit een
gelovig gezin kom. Het beeld d«t ik
me van hem vormde was overigens
niet realistisch, maar wel bepalend
voor mijn verdere vorming. Ik zag
hem als een troubadour, iemand
die altijd liep te zingen, met bees
ten optrok, van vogels hield... Ik
viel op de parafernelia, de aspecten
die hem juist voor niet-gelovigen
zo aantrekkelijk maken. Later ben
ik realistischer geworden ten aan
zien van hem, maar zoals ik al aan
gaf: door die kennismaking raakte
ik geinteresseerd in Italië, de mid
deleeuwen en ga zo maar door".
"Met mijn ouders praatte ik zel
den over die voorliefde, voorzover
ik mij herinner. Hoe gaat zoiets...
m'n dochter was vroeger helemaal
crazy van de Beatles. Dat was een
feit en je ging dan echt niet zitten
praten over de peilloze achtergron
den".
Escapisme
"Mijn interesse voor de midde
leeuwen is voor een deel ook een
vorm van escapisme. En dan denk
ik vooral terug aan de oorlogsjaren
waarin ik me bezighield met trou
badours. Escapisme, de realiteit
ontvluchten, dat hoort bij een oor
log. In zo'n situatie wil je af en toe
niet met de neus op de feiten wor
den gedrukt, wil je je met iets be
zighouden dat ver van je bed ligt.
Die aanvechting heb ik mijn leven
lang gehouden".
Na de oorlog ging Nolthenius
voor de tweede keer naar Italië.
Die reis heeft ze beschreven in een
verhaal dat in haar laatste verha
lenbundel 'De Steeneik' staat. In
een trein zonder glas in de ramen
kwam ze het land binnen. "In de
oorlog had ik clandestien tenta
mens afgelegd. Ik moest in Italië
zijn in verband met mijn proef
schrift. Ik weet nog goed dat ik
geen deviezen had en dat ik dank
zij een Zwitserse vriendin Zwister-
se franken kon krijgen, zodat ik
mijn verblijf kon bekostigen. Die
periode heeft een overweldigende
indruk op me gemaakt, want je
moet niet vergeten dat ik uit de
zwartst denkbare nacht kwam:
oorlog, tulpebollen eten, mijn va
der die uit Dachau terugkeerde,
een Joodse vriendin die wonder
boven wonder Auschwitz had
overleefd..."
In die oorlog is Nolthenius overi
gens katholiek geworden. Om ver
schillende redenen. De meeste
daarvan wil ze liever voor zichzelf
houden. Over één ervan wil ze wel
praten: "Ik dacht bij mezelf: wil je
de Italiaanse middeleeuwen goed
begrijpen - en dat wilde ik - dan
moet je katholiek zijn. Nu heb je
vanzelfsprekend een achterstand
doordat je niet katholiek bent op
gevoed, maar je kunt in elk geval
nog proberen om een deel van die
achterstand in te halen".
Franciscus
De laatste tijd verschijnen er
steeds meer publicaties over de
middeleeuwen. De middeleeuwen
zijn in, zoals dat heet. En dat komt
niet in de laatste plaats door dat
dikke boek van Umberto Eco, 'De
naam van de roos'. Dat boek ver
kocht zo goed dat het voor de hand
ligt om te denken dat mensen op
de een of andere manier heimwee
hebben naar de middeleeuwen.
- Wat vindt u van die grote be
langstelling voor de middeleeuwen,
uw vakgebied?
"Ik heb veel geleerd van de nieu
we wetenschappers, vooral van de
Franse historici rond het tijdschrift
'Annales'. Het is vreemd, ik ben
mijn leven lang met de middeleeu
wen bezig geweest, maar door hen
heb ik er een heel andere kijk op
gekregen. Hun pogingen de ge
schiedenis van de 'kleine luiden' te
schrijven fascineren me. Ook in
Toscane wordt nu die vorm van ge
schiedenis bedreven. Nadat 'De
Steeneik' was gepubliceerd ben ik
Lang voordat Umberto Eco in zijn boek, 'De naam van de roos', een
franciscaner monnik op het spoor zette van zeven kloostermoorden
en daarmee een hausse in de belangstelling voor de middeleeuwen
teweegbracht, schreef Helene Nolthenius twee prachtige boekjes:
'Geen been om op te staan' (1977) en 'Als de wolf de wolf vreet...'
(1979). Middeleeuwse 'whodunnits', waarin de franciscaner mon
nik Lapo Mosca blijkt geeft van een zeer praktische opvatting van
de leer van de heilige Franciscus van Assisi.
Lapo Mosca is geen wijsgerige boekengeleerde als Eco's speur
neus William van Baskerville; integendeel, hij is een man van de
daad: een goedmoedige, dikbuikige ex-speelman, die nog steeds een
tamboerijn in de zakken van zijn pij heeft en zijn hart graag lucht
in de vorm van rondelen.
De boekjes vallen op door de beknopte, heldere verteltrant (over
de roofridder Piet Plunderzak: "Ver over de negentig is hij en af en
toe ligt hij op sterven, maar omdat hel noch hemel hem wil hebben
blijft hij leven"). En door de aandacht voor details. Als Helene
Nolthenius een Toscaanse keuken of een markt beschrijft of vertelt
hoe in Chianti in de dertiende eeuw de wijn werd bereid, dan weet
ze waar ze het over heeft.
Ze studeerde muziekgeschiedenis en Italiaans en woonde vele
jaren in Italië. Behalve de Lapo-boekjes schreef Noltenius ook een
aantal romans. Bekend werd ze voorts door haar populair-weten-
schappelijke boeken 'Duecento' en 'Renaissance in mei'. Vorig jaar
verscheen de bundel 'De steeneik en andere verhalen', dat door veel
critici lovend werd besproken. En dat mag een uitzondering heten,
want het lijkt wel alsof letterlievend Nederland niet weet wie He
lene Nolthenius is.
En dat is jammer. De oud-hoogleraar muziekgeschiedenis Nolthe
nius heeft namelijk veel te vertellen. We hadden een gesprek met
haar dat voornamelijk ging over haar liefde voor Italië, voor de
middeleeuwen en Franciscus van Assisi.
Helene Nolthenius.
me ook op dat terrein gaan bege
ven. En dat betekent dat ik een stu
die maak van zaken als: testamen
ten, schenkingslijsten, inventaris
sen. In die documenten vind je ge
gevens waardoor je in staat wordt
gesteld om bijvoorbeeld een ant
woord te geven op de vraag: hoe
zag een huis er in die tijd nu pre
cies uit?".
"Het uiteindelijke doel van die
studie is het schrijven van een
soort alternatieve biografie over
Franciscus. Je kunt met recht stel
len dat die man me blijft achtervol
gen. Ik wil een boek schrijven over
de mensen om hem heen, zodat je
tegelijkertijd een beter beeld van
hem krijgt. Het mag beslist geen
roman worden, dat zou te gemak
kelijk zijn. Dat boek moet letter
voor letter te verantwoorden zijn.
Het mag niet zo zijn dat je je kunt
verschuilen achter het argument
dat het eigenlijk fictie is. Ik wil bij
voorbeeld in staat zijn zijn armoe
de te relateren; wat kon je in die
tijd voor een denaar kopen"?
Wolf
- Nolthenius was Eco zeven jaar
voor. Is het eigenlijk niet triest dat
haar boekjes over Lapo Mosca te
vroeg verschenen?
"Te vroeg, zo zou ik het niet wil
len zeggen. Ik denk dat ik ook mee
profiteer van die hausse. Ik vind
(foto Frans I
overigens dat Eco een magistraal
boek heeft geschreven, van een to
taal ander niveau dan mijn Mosca-
boeken. Hij biedt de lezer echt een
panorama van de late middeleeu-
"Nu moet ik eerlijk zijn en toege
ven dat ikzelf 'Als de wolf de wolf
vreet...' minder geslaagd vind dan
'Geen been om op te staan'. Mijn
man heeft een mooie typering voor
een bepaald soort historische ro
mans. Hij noemt ze 'Fulco de min
streel-boeken'. En hij waarschuw
de me voor een Lapo de min
streel".
"Ik kan me trouwens niet aan de
indruk onttrekken dat sommigen
vinden dat een wetenschapper dit
genre niet mag beoefenen. In En
geland wordt daar heel anders over
gedacht. Daar is het de normaalste
zaak van de wereld dat een Oxford-
don een detective schrijft".
"Mij heeft niets anders voor ogen
gestaan dan het schrijven van een
detective-verhaal dat ver terug in
de tijd speelt. Kossmann heeft dat
goed gezien. Hij schreef dat 'Geen
been om op te staan' hem deed
denken aan de Rechter Tie-boekjes
van Van Gulick. Dat vond ik zo
leuk, dat was precies wat mij voor
ogen stond".
-In recensies geven besprekers
soms ruiterlijk toe dat ze uw werk
niet kennen. Vooral in de artikelen
over 'De steeneik en andere verha
len', een bundel die overigens posi
tief is besproken. Wat vindt u ervan
dat uw werk op die manier wordt
verontachtzaamd?
"Ach, verontachtzaamd...dat valt
wel mee. Vergeet niet dat van
'Duecento' ongeveer 100.000 exem
plaren zijn verkocht. M'n uitgever
wordt wel eens boos als ze schrij
ven dat ze m'n werk niet kennen,
dat wel, ja. En ik had natuurlijk
best gewild dat er meer recensies
waren verschenen over mijn werk,
maar dat is nu eenmaal niet het ge
val. Jammer. En ik kan me er eer
lijk gezegd ook niet zo druk over
maken. Ik ga altijd gewoon achter
de typemachine zitten met in mijn
achterhoofd het idee: I want to ma
ke a good job of it. Dat m'n laatste
boek zo goed werd besproken,
vond ik natuurlijk leuk. Maar ik
wist niet wat me overkwam".
"Dat er niet zoveel over mij is ge
schreven, heeft volgens mij ook
iets te maken met het feit dat ik
een eenmansganger ben. Ik heb
m'n gezin, maar behoor verder ner
gens bij. Ik maak geen deel uit van
literaire clubs. Daar komt nog eens
bij: musicologe, historica, schrijf
ster, journaliste... ik ben het alle
maal net niet of net wel. Ze kunnen
me in eik-geval altijd in een andere
hoek duwen. In de trant van: haar
wetenschappelijke werk is te jour
nalistiek of haar literaire werk is te
wetenschappelijk".
Steeneik
"Het is een opsomming van erva
ringen", zegt Nolthenius over haar
laatste boek. De verhalen in 'De
Steeneik' hebben één ding ge
meen. Of Nolthenius nu de lotge
vallen vertelt van de man die wil
overwinteren in Toscane of in jour
nalistiek proza verhaalt over de
non die ervan wordt verdacht een
Camorra-leider te hebben gehol
pen, telkens wordt het verhaal be
paald door een sombere onder
toon.
"Hoe dat zo komt? Ik denk dat ik
gewoon niet zo'n blije natuur heb.
Onlangs mocht ik platen draaien in
het TROS-programma 'Een goede
morgen met...', welnu, wat me
achteraf opviel was dat ik voorna
melijk muziek in mineur had ge
draaid. Veel treurzangen en re
quiems".
'De Steeneik' is zeker mijn meest
autobiografische boek. Het is som
ber omdat in alle verhalen wordt
teruggekeken, illusies worden los
gelaten, bindingen".
Een van de in het boek verwoor
de ervaringen heeft gemaakt dat
Nolthenius haar geliefde Italië de
rug heeft teruggekeerd en weer in
Amsterdam woont. In het verhaal
'Luceto' wordt beschreven hoe een
Nederlander rust zoekt in Toscane
en daar bij toeval de ontvoerders
van een industrieel op het spoor
komt. De man moet die ontdek
king met de dood bekopen: 'Hij
startte de auto. De explosie was tot
in Siena te horen'.
"De laatste jaren dat wij in Italië
woonden was de georganiseerde
misdaad zeer actief. In de streek
waar wij woonden waren dat voor
al Sardijnen. We hebben er zelf
nooit mee te maken gehad, maar ik
voelde me toch niet meer veilig.
We woonden afgelegen, in een na
burig dorp is een ontvoerde man
gedood en aan de varkens gevoerd.
Iedereen raadde ons aan een wa
pen te kopen, maar dat wilde mijn
man niet. Van de zomer hebben we
ons huis verkocht, we moesten het
zien kwijt te raak voor we te oud
zouden zijn. Maar hadden we dich
ter bij Florence een huis kunnen
kopen, dan hadden we nu niet in
Nederland gezeten. Mijn bruids
schat voor mijn man was Italië, hij
is er nu nog idolater van dan ik".
Aan de muur van haar woonka
mer hangt de prent van de stee
neik, die Jaap Kruyff maakte voor
de omslag van het gelijknamige
boek. 'De Steeneik' is ook de titel
van de epiloog van die bundel; een
droef verhaal over alle bomen, die
ze in haar leven in haar onmiddel
lijke omgeving heeft zien sterven.
Het is een onvervalste klaagzang
met een onontkoombaar begin:
"Achter de wijnstokken aan de
rand van het erf staat een steeneik,
en die steeneik gaat dood. Uit zijn
plupje van schrompelige blaren
steekt hij steeds kalere armen om
hoog als in een kreet om hulp. Een
maand nog, of twee, en wat zich
daar zo scherp tegen de lucht afte
kent is niet meer dan een skelet".
Wie nu nog niet diepbedroefd is,
is het zeker na het lezen van de
laatste regels: "Ik zoek mijn weg
over de leemkluiten, en ik hoor het
ritselen om me heen. Het zijn mijn
eigen blaren die afvallen".
WIM BRANDS
ARIEJAN KORTEWEG
AMSTERDAM Nederlanders
zijn een leesgraag volk, als we op
de bloei van literaire cafés, literaire
lunches en forumgesprekken mo
gen afgaan. Tot ver in de provincie
kun je tegenwoordig een ademloos
publiek aantreffen dat aandachtig
luistert naar een ambachtelijke dis
cussie tussen twee of meer litera
tuurbedrijvers.
Toch gaat die aandacht niet hand
in hand met de aanschaf van boe
ken. Literatuur mag dan de laatste
jaren een redelijke positie hebben
veroverd, tegelijkertijd zijn er
verontrustende tekenen waar te
nemén dat aanbod en afname van
literaire boeken een zekere ver
schraling vertonen.
Barok
Het komt nogal eens voor dat
goede vertaalde literatuur amper
'doorkomt' op de markt en na eni
ge tijd terug te vinden is in de
'ramsj' van tweedehandsboekza-
ken: het modern antiquariaat.
Voor de koper op dat moment een
verheugend feit, maar op de lange
ADVERTENTIE
k Haarlemmerstraat 117
1 Leiden-tel. 120421
algemene- en
assortimentsboekhandel
full-time
beste/afdeling
levertijd
vanaf 2 dagen
duur ook voor lezers funest, omdat
vroeg of laat het aanbod afneemt,
wanneer steeds meer boeken pas
een bestemming vinden in de
tweede ronde.
Bij het uitgeven van vertaald
werk hangt veel af van de kwalitei
ten van de vertaling. Weinigen zul
len vallen over stilistische krom-
trekkers in een vertaald wijnboek,
maar bij een in het oog lopend lite
rair werk wordt de vertaler terdege
in de gaten gehouden.
„Je steekt als vertaler gigantisch
je nek uit bij een kwalitatief sterk
werk", stelt Paul Syriër, vertaler
van de roman 'Solal' van de Franse
schrijver Albert Cohen, uitgegeven
bij Manteau dit najaar. De roman
heeft het ondanks duidelijke kwa
liteiten tot nog toe aan belangstel
ling ontbroken in de pers. Paul Sy
riër is nu bezig met de vertaling
van Cohen's meest geroemde ro
man, 'Belle du Seigneur', een 845
pagina's tellend, barok en bizar
van stijl en verhaal. „Als ze me wil
len pakken, dan kan dat met Belle
du Seigneur".
„Dat een boek als Solal onvol
doende opgemerkt is in Neder
land, heeft verschillende oorzaken.
Allereerst een structurele oorzaak:
een boek krijgt zo langzamerhand
de status van een krant, van een vi
deofilm. Het boek als produkt; en
net als bij andere produkten zijn
produktie- en consumptietijd kor
ter geworden, waardoor wat lijvi
ger boeken buiten het circuit val
len".
„Verder geloof ik, dat in het ge
val van Solal de thematiek zeer on-
nederlands is: niet zo tobberig. So
lal is een heel ongewoon boek; een
epos, compleet met fragmenten in
alexandrijnen geschreven. De in
nerlijke roerselen van de hoofdper
soon zijn zo absurd en grotesk
weergegeven, dat je daar als lezer
even de tijd voor moet nemen.
Daar hebben recensenten, denk ik,
moeite mee".
naar dingen die bij het 'publiek'
aanslaan, wat resulteert in stukjes
die appelleren aan gemakzucht en
herkenbaarheid. Dat het publiek
Solal niet koopt, heeft te maken
met het feit dat men geen weet
heeft van het bestaan van dat
boek".
Een kwestie van smaak?
Syrier:„Niet alleen, er spelen ook
economische oorzaken mee. Het is
de tijd van de dunne debuten, die
voor een uitgever vrij risicoloos
zijn. Er verschijnen wel 'dikke'
boeken, zoals 'Wolf Solent', maar
dat zijn zakelijk gezien vrijwel alle
maal mislukkingen"
„Smaak en economische facto
ren spelen een rol, terwijl de rol
van recensenten een zeer belangrij
ke is. Er is bijna geen criticus meer
te vinden die opmerkt, dat je mis
schien wel veel geld kwijt bent
voor een lijvig boek, maar dat je
daar dan wel twee weken plezier
aan beleeft. Dat zou ook wel eens
een kriterium mogen wezen".
Risico's
Over het beleid achter het uitge
ven van boeken praten we met
Marjo Ariës, redactrice bij uitgeve
rij Manteau in Amsterdam en ver
antwoordelijk voor onder andere
vertalingen uit het Frans en Ita
liaans. Na een studie Algemene Li
teratuurwetenschap, voorafgegaan
door enige jaren studie Frans en
Italiaans, weet zij hoe ze de markt
in het land van herkomst moet ver
kennen en welk werk in aanmer
king moet komen voor introductie
in Nederland. Maar haar activitei
ten worden voor een belangrijk
deel ook gevoed door pure ver
liefdheid en belangstelling voor
het boek
- Jullie nemen als uitgever vrij
grote risico's; bijvoorbeeld met het
uitgeven van de 'Silezische Kro
niek' van Horst Bienek.
Marjo Ariës: „Dat was inderdaad
een optimistische keuze. Maar die
cyclus heeft veel kwaliteit en toch
wordt dat werk onvoldoende opge
merkt. Het is het probleem van de
cirkel 'uitgever-boekhandel-recen-
sent-koper'. Een boekhandelaar
koopt niet alleen op aanraden van
een uitgever in, maar kijkt ook hoe
het werk ontvangen wordt in de
pers".
„Op grond van de plaats in de
top-tien of top-twintig krijgt het
boek een meer prominente plaats
in de winkel. Het kan trouwens
ook omgekeerd: wanneer een
boekhandelaar vindt dat er meer
exemplaren verkocht moeten wor
den, kan hij het boek op zijn eigen
top-tien plaatsen en dat werkt! Een
koper, zeker in deze tijd, kijkt eerst
hoe anderen oordelen en koopt
dan pas. Zo blijft de cirkel rond".
Paul Syriër: „Je ziet ook dat er
steeds meer personele unies ontr
staan tussen pers en uitgeverijen.
Jan Brokken, recensent in HP,
schrijft als auteur bij de Arbeider
spers. Hetzelfde verschijnsel zie je
ook bij Vrij Nederland en bij NRC/
Handelsblad (Meulenhoff). De
spoeling wordt op diev manier wel
erg dun. Door een steeds sneller
kapitaalsomloop bij uitgeverijen
krijgen boeken daarnaast
lijks de tijd op de markt".
Omloop
Marjo: „Die snelheid in omloop
geldt dus voor alle betrokkenen:
uitgevers, boekhandelaren en vaak
ook recensenten die opgejut wor
den door hun redacties. Uiteinde
lijk betekent dit een verschraling
in het aanbod, waardoor een beetje
lijvige of buitenissige roman ge
woon niet aan bod komt. En voor
de lezer/consument is het allemaal
nauwelijk bij te benen".
„Overigens - om nog even op de
rol van recensies terug te komen
vooral in NRC/Handelsblad en Vrij
Nederland zie ik tot mijn grote ver-
Vertaler Paul Syriër en boékenredactrice Marjo Ariës.
bazing veel recensies van buiten
landse boeken, soms zelfs van dure
Engelse vertalingen van Italiaanse
boeken, die weinig mensen zullen
kopen of lezen. Als er dan van zo'n
boek een Nederlandse vertaling
verschijnt, krijgt dat geen aan
dacht meer, terwijl de Nederlandse
lezer het juist daarvan moet heb
ben".
Paul: „Het gevolg is wel dat je
binnenkort geen boek meer kunt
krijgen, waar de auteur of vertaler
langer dan een half jaar aan ge
werkt heeft".
„Vertalers zijn uniek beschermd
in Nederland. Sinds de acties in de
jaren zestig is er heel wat verbe
terd. Tussen uitgevers en vertalers
geldt een standaardcontract, waar
in een minimumtarief is vastge
legd. Alleen op basis van het stan
daardcontract kom je in aanmer
king voor een aanvullend honora
rium van het Fonds voor de Lette
ren. Een dergelijke regeling is
uniek in Europa en ik geloof zelfs
in de wereld".
Paul: „De opleiding levert goed
gekwalificeerde vertalers af. Ze le
ren er alleen niet op tempo te
werken dat is essentieel, omdat je
per woord betaald wordt. Dit boek
(Belle du Seigneur, HF) kost me
dus geld, maar ik vind het zo'n
mooi boek. Hierna moet ik een
(fotoGPD)
'snelle' vertaling, een tussendoor
tje doen, omdat ik aan mijn omzet
moet denken. Ik ben tenslotte een
kleine zelfstandige".
HENK FIGEE
Solal van de schrijver Albert Co-
hen laat zich lezen als een sage
met absurde hoofdpersonen en
figuranten. De geschiedenis be
gint op het eiland Kefaloniè dat
in veel opzichten doet denken
aan het Korfoe, het geboorte-ei
land van de schrijver. De eerste
zinnen trekken onmiddellijk het
spoor door de realiteit naar de
absurditeit:
„Oom Saltiel was vroeg wak
ker geworden. Bij het raam van
het duivenhuis, dat hem al vele
jaren als onderkomen diende en
dwars op het dak van de buiten
gebruik gestelde fabriek was ge
plaatst, schuierde de kleine grij
saard minitieus zijn hazel-
nootkleurige, geklede jas en
zong op oorverdovend luide toon
dat de Eeuwige zijn kracht en
zijn burcht en zijn kracht en zijn
burcht was".
Cohen vertelt minitieus, met
veel aandacht voor de omgeving,
maar met even veel precieze aan
dacht voor het gedrag en uiter
lijk van personages. De joodse
bewoners van het eiland Kefalo
niè passeren ruimschoots de re
vue in eigenaardigheden en ste
reotype afwijkingen, voordat de
handeling in de roman zich con
centreert op de geschiedenis van
de jonge Solal. En ook met de
vertellingen rond de hoofdper
soon, wordt de lezer her
haaldelijk op dwaalsporen gezet.
Solal verlaat het eiland na een
amoureuze en onmogelijke ver
houding met een oudere Franse
vrouw, Adrienne. Zij zal zjjn lot
voor een belangrijk deel blijven
bepalen en in de geschiedenis
van Solal symboliseert zij de
klassieke onbereikbare vrouw,
waarbij afweren en aantrekken
belangrijke eigenschappen lij
ken te zijn.
Solal, neef van de al genoemde
oom Saltiel, lijkt gepredesti
neerd tot een groot man en in de
roman neemt hij de vormen aan
van een verlosser voor de joodse
gemeenschap van het eiland. Ze
ker, wanneer hij langs omwegen
van armoe en amoureuze avontu
ren uiteindelijk een belangrijk
Frans diplomaat is geworden. De
eilandbewoners komen hem te
pas en te onpas bezoeken, waar
door vreemde confrontaties tus
sen het orthodoxe jodendom en
westerse nuchterheid ontstaan.
De geschiedenis nadert een
hoogtepunt, wanneer Solal in de
kelders van een afgelegen land
huis de joodse gemeenschap van
zijn geboorte-eiland huisvest, 's
Nachts neemt hij het leiderschap
van de gemeenschap op zich,
overdag speelt hij de wereldse
leider. Opvallend is hoe Cohen
de blijkbaar eindeloze variaties
in type en gedrag op bijna mee
dogenloze wijze ironiseert:
Ik heb Solal, geschreven in
1930, gelezen als een sprankelen
de en bizarre geschiedenis, waar
bij ook de taal een bijna magi
sche aantrekkingskracht op mij
had.
HENK FIGEE
Albert Cohen, Solal. Uitff. Man
teau, vertaling Paul Syriër. Prijs f
32,50.
ADVERTENTIE
UITNODIGING
ter gelegenheid van de
BOEKENWEEK
op zaterdag S3 maart a.s.
van half drie tot half vijf
signeert
zijn boek
bij BOEKHANDEL
Nieuwe Rijn 15-16, Leiden