Dol op de middeleeuwen Vertalingen gaan snel in de ramsj Gouden Boeken week zandvliet KOOYKER Helene Nolthenius was Umberto Eco voor UfUMKin 20 maart t/m 30 maart 1985 Solal: een sprankelende geschiedenis KAREL VAN HET REVE AFSCHEID VAN LEIDEN WOENSDAG 20 MAART 1985 PAGINA 25 In 1938 ging de toen achttienjarige Helene Nolthenius voor het eerst naar Italië. "Ik was geslaagd voor m'n eindexa men en daarom mocht ik van m'n ouders naar Italië. Ik herinner me overigens dat ik met m'n ouders heb gepraat over de vraag of je wel naar Italië kon gaan. Mussolini was immers aan de macht en dat zinde mijn vader absoluut niet. Wij waren thuis fel anti-fascistisch". "Ziedend was m'n vader toen Italië Ethiopië binnenviel. Maar toch mocht ik gaan. Ja, waarom? Ik denk dat je het land welbe schouwd toch anders beoordeelde dan Duitsland. Naar Duitsland ging je in die dagen niet; dat stond vast. En nog steeds: we profiteren van de 'Autobahn', maar laten het land verder links liggen. Dat gaat bij onze generatie niet meer over. Maar Italië.... kijk, voor de oorlog gebeurden daar toch niet dezelfde vreselijke dingen als in Duitsland. Dat zal het geweest zijn. En het fas cisme had één voordeel: je kon 's nachts als vrouw veilig over straat. Ik zou mijn eigen dochter niet op haar achttiende jaar hebben laten vertrekken". Tijdens dat eerste bezoek zag ze alleen Florence. "Ik heb daar een cursus Italiaans gevolgd. Op de middelbare school had ik me de taal al deels op eigen houtje eigen gemaakt. Niet dat het wat voorstel de hoor, maar toch. Een taal echt goed onder de knie krijgen, is so wieso zeer moeilijk. Dat heb ik in '77 ook weer eens goed beseft toen mijn man en ik in Toscane woon den. Ik begon er aan te twijfelen of ik wel Italiaans sprak. Woorden als spijker, boor, emmer, die kende ik niet. Ik sprak geen Italiaans, maar de taal van Dante". Filmsterren Haar liefde voor het land. "Zoals anderen filmsterren verzamelden, verzamelde ik Italië. Hoe die liefde ontstond? Toen ik dertien was, stierf een tante van mij die in Indië had gewoond. Haar boeken kwa men bij ons terecht. Nu was er één boek waarop ik zeer gesteld raakte, een werk van de Deen Johannes Jörgensen over Franciscus van As- sisi". "Die man fascineerde me. Mis schien juist omdat ik niet uit een gelovig gezin kom. Het beeld d«t ik me van hem vormde was overigens niet realistisch, maar wel bepalend voor mijn verdere vorming. Ik zag hem als een troubadour, iemand die altijd liep te zingen, met bees ten optrok, van vogels hield... Ik viel op de parafernelia, de aspecten die hem juist voor niet-gelovigen zo aantrekkelijk maken. Later ben ik realistischer geworden ten aan zien van hem, maar zoals ik al aan gaf: door die kennismaking raakte ik geinteresseerd in Italië, de mid deleeuwen en ga zo maar door". "Met mijn ouders praatte ik zel den over die voorliefde, voorzover ik mij herinner. Hoe gaat zoiets... m'n dochter was vroeger helemaal crazy van de Beatles. Dat was een feit en je ging dan echt niet zitten praten over de peilloze achtergron den". Escapisme "Mijn interesse voor de midde leeuwen is voor een deel ook een vorm van escapisme. En dan denk ik vooral terug aan de oorlogsjaren waarin ik me bezighield met trou badours. Escapisme, de realiteit ontvluchten, dat hoort bij een oor log. In zo'n situatie wil je af en toe niet met de neus op de feiten wor den gedrukt, wil je je met iets be zighouden dat ver van je bed ligt. Die aanvechting heb ik mijn leven lang gehouden". Na de oorlog ging Nolthenius voor de tweede keer naar Italië. Die reis heeft ze beschreven in een verhaal dat in haar laatste verha lenbundel 'De Steeneik' staat. In een trein zonder glas in de ramen kwam ze het land binnen. "In de oorlog had ik clandestien tenta mens afgelegd. Ik moest in Italië zijn in verband met mijn proef schrift. Ik weet nog goed dat ik geen deviezen had en dat ik dank zij een Zwitserse vriendin Zwister- se franken kon krijgen, zodat ik mijn verblijf kon bekostigen. Die periode heeft een overweldigende indruk op me gemaakt, want je moet niet vergeten dat ik uit de zwartst denkbare nacht kwam: oorlog, tulpebollen eten, mijn va der die uit Dachau terugkeerde, een Joodse vriendin die wonder boven wonder Auschwitz had overleefd..." In die oorlog is Nolthenius overi gens katholiek geworden. Om ver schillende redenen. De meeste daarvan wil ze liever voor zichzelf houden. Over één ervan wil ze wel praten: "Ik dacht bij mezelf: wil je de Italiaanse middeleeuwen goed begrijpen - en dat wilde ik - dan moet je katholiek zijn. Nu heb je vanzelfsprekend een achterstand doordat je niet katholiek bent op gevoed, maar je kunt in elk geval nog proberen om een deel van die achterstand in te halen". Franciscus De laatste tijd verschijnen er steeds meer publicaties over de middeleeuwen. De middeleeuwen zijn in, zoals dat heet. En dat komt niet in de laatste plaats door dat dikke boek van Umberto Eco, 'De naam van de roos'. Dat boek ver kocht zo goed dat het voor de hand ligt om te denken dat mensen op de een of andere manier heimwee hebben naar de middeleeuwen. - Wat vindt u van die grote be langstelling voor de middeleeuwen, uw vakgebied? "Ik heb veel geleerd van de nieu we wetenschappers, vooral van de Franse historici rond het tijdschrift 'Annales'. Het is vreemd, ik ben mijn leven lang met de middeleeu wen bezig geweest, maar door hen heb ik er een heel andere kijk op gekregen. Hun pogingen de ge schiedenis van de 'kleine luiden' te schrijven fascineren me. Ook in Toscane wordt nu die vorm van ge schiedenis bedreven. Nadat 'De Steeneik' was gepubliceerd ben ik Lang voordat Umberto Eco in zijn boek, 'De naam van de roos', een franciscaner monnik op het spoor zette van zeven kloostermoorden en daarmee een hausse in de belangstelling voor de middeleeuwen teweegbracht, schreef Helene Nolthenius twee prachtige boekjes: 'Geen been om op te staan' (1977) en 'Als de wolf de wolf vreet...' (1979). Middeleeuwse 'whodunnits', waarin de franciscaner mon nik Lapo Mosca blijkt geeft van een zeer praktische opvatting van de leer van de heilige Franciscus van Assisi. Lapo Mosca is geen wijsgerige boekengeleerde als Eco's speur neus William van Baskerville; integendeel, hij is een man van de daad: een goedmoedige, dikbuikige ex-speelman, die nog steeds een tamboerijn in de zakken van zijn pij heeft en zijn hart graag lucht in de vorm van rondelen. De boekjes vallen op door de beknopte, heldere verteltrant (over de roofridder Piet Plunderzak: "Ver over de negentig is hij en af en toe ligt hij op sterven, maar omdat hel noch hemel hem wil hebben blijft hij leven"). En door de aandacht voor details. Als Helene Nolthenius een Toscaanse keuken of een markt beschrijft of vertelt hoe in Chianti in de dertiende eeuw de wijn werd bereid, dan weet ze waar ze het over heeft. Ze studeerde muziekgeschiedenis en Italiaans en woonde vele jaren in Italië. Behalve de Lapo-boekjes schreef Noltenius ook een aantal romans. Bekend werd ze voorts door haar populair-weten- schappelijke boeken 'Duecento' en 'Renaissance in mei'. Vorig jaar verscheen de bundel 'De steeneik en andere verhalen', dat door veel critici lovend werd besproken. En dat mag een uitzondering heten, want het lijkt wel alsof letterlievend Nederland niet weet wie He lene Nolthenius is. En dat is jammer. De oud-hoogleraar muziekgeschiedenis Nolthe nius heeft namelijk veel te vertellen. We hadden een gesprek met haar dat voornamelijk ging over haar liefde voor Italië, voor de middeleeuwen en Franciscus van Assisi. Helene Nolthenius. me ook op dat terrein gaan bege ven. En dat betekent dat ik een stu die maak van zaken als: testamen ten, schenkingslijsten, inventaris sen. In die documenten vind je ge gevens waardoor je in staat wordt gesteld om bijvoorbeeld een ant woord te geven op de vraag: hoe zag een huis er in die tijd nu pre cies uit?". "Het uiteindelijke doel van die studie is het schrijven van een soort alternatieve biografie over Franciscus. Je kunt met recht stel len dat die man me blijft achtervol gen. Ik wil een boek schrijven over de mensen om hem heen, zodat je tegelijkertijd een beter beeld van hem krijgt. Het mag beslist geen roman worden, dat zou te gemak kelijk zijn. Dat boek moet letter voor letter te verantwoorden zijn. Het mag niet zo zijn dat je je kunt verschuilen achter het argument dat het eigenlijk fictie is. Ik wil bij voorbeeld in staat zijn zijn armoe de te relateren; wat kon je in die tijd voor een denaar kopen"? Wolf - Nolthenius was Eco zeven jaar voor. Is het eigenlijk niet triest dat haar boekjes over Lapo Mosca te vroeg verschenen? "Te vroeg, zo zou ik het niet wil len zeggen. Ik denk dat ik ook mee profiteer van die hausse. Ik vind (foto Frans I overigens dat Eco een magistraal boek heeft geschreven, van een to taal ander niveau dan mijn Mosca- boeken. Hij biedt de lezer echt een panorama van de late middeleeu- "Nu moet ik eerlijk zijn en toege ven dat ikzelf 'Als de wolf de wolf vreet...' minder geslaagd vind dan 'Geen been om op te staan'. Mijn man heeft een mooie typering voor een bepaald soort historische ro mans. Hij noemt ze 'Fulco de min streel-boeken'. En hij waarschuw de me voor een Lapo de min streel". "Ik kan me trouwens niet aan de indruk onttrekken dat sommigen vinden dat een wetenschapper dit genre niet mag beoefenen. In En geland wordt daar heel anders over gedacht. Daar is het de normaalste zaak van de wereld dat een Oxford- don een detective schrijft". "Mij heeft niets anders voor ogen gestaan dan het schrijven van een detective-verhaal dat ver terug in de tijd speelt. Kossmann heeft dat goed gezien. Hij schreef dat 'Geen been om op te staan' hem deed denken aan de Rechter Tie-boekjes van Van Gulick. Dat vond ik zo leuk, dat was precies wat mij voor ogen stond". -In recensies geven besprekers soms ruiterlijk toe dat ze uw werk niet kennen. Vooral in de artikelen over 'De steeneik en andere verha len', een bundel die overigens posi tief is besproken. Wat vindt u ervan dat uw werk op die manier wordt verontachtzaamd? "Ach, verontachtzaamd...dat valt wel mee. Vergeet niet dat van 'Duecento' ongeveer 100.000 exem plaren zijn verkocht. M'n uitgever wordt wel eens boos als ze schrij ven dat ze m'n werk niet kennen, dat wel, ja. En ik had natuurlijk best gewild dat er meer recensies waren verschenen over mijn werk, maar dat is nu eenmaal niet het ge val. Jammer. En ik kan me er eer lijk gezegd ook niet zo druk over maken. Ik ga altijd gewoon achter de typemachine zitten met in mijn achterhoofd het idee: I want to ma ke a good job of it. Dat m'n laatste boek zo goed werd besproken, vond ik natuurlijk leuk. Maar ik wist niet wat me overkwam". "Dat er niet zoveel over mij is ge schreven, heeft volgens mij ook iets te maken met het feit dat ik een eenmansganger ben. Ik heb m'n gezin, maar behoor verder ner gens bij. Ik maak geen deel uit van literaire clubs. Daar komt nog eens bij: musicologe, historica, schrijf ster, journaliste... ik ben het alle maal net niet of net wel. Ze kunnen me in eik-geval altijd in een andere hoek duwen. In de trant van: haar wetenschappelijke werk is te jour nalistiek of haar literaire werk is te wetenschappelijk". Steeneik "Het is een opsomming van erva ringen", zegt Nolthenius over haar laatste boek. De verhalen in 'De Steeneik' hebben één ding ge meen. Of Nolthenius nu de lotge vallen vertelt van de man die wil overwinteren in Toscane of in jour nalistiek proza verhaalt over de non die ervan wordt verdacht een Camorra-leider te hebben gehol pen, telkens wordt het verhaal be paald door een sombere onder toon. "Hoe dat zo komt? Ik denk dat ik gewoon niet zo'n blije natuur heb. Onlangs mocht ik platen draaien in het TROS-programma 'Een goede morgen met...', welnu, wat me achteraf opviel was dat ik voorna melijk muziek in mineur had ge draaid. Veel treurzangen en re quiems". 'De Steeneik' is zeker mijn meest autobiografische boek. Het is som ber omdat in alle verhalen wordt teruggekeken, illusies worden los gelaten, bindingen". Een van de in het boek verwoor de ervaringen heeft gemaakt dat Nolthenius haar geliefde Italië de rug heeft teruggekeerd en weer in Amsterdam woont. In het verhaal 'Luceto' wordt beschreven hoe een Nederlander rust zoekt in Toscane en daar bij toeval de ontvoerders van een industrieel op het spoor komt. De man moet die ontdek king met de dood bekopen: 'Hij startte de auto. De explosie was tot in Siena te horen'. "De laatste jaren dat wij in Italië woonden was de georganiseerde misdaad zeer actief. In de streek waar wij woonden waren dat voor al Sardijnen. We hebben er zelf nooit mee te maken gehad, maar ik voelde me toch niet meer veilig. We woonden afgelegen, in een na burig dorp is een ontvoerde man gedood en aan de varkens gevoerd. Iedereen raadde ons aan een wa pen te kopen, maar dat wilde mijn man niet. Van de zomer hebben we ons huis verkocht, we moesten het zien kwijt te raak voor we te oud zouden zijn. Maar hadden we dich ter bij Florence een huis kunnen kopen, dan hadden we nu niet in Nederland gezeten. Mijn bruids schat voor mijn man was Italië, hij is er nu nog idolater van dan ik". Aan de muur van haar woonka mer hangt de prent van de stee neik, die Jaap Kruyff maakte voor de omslag van het gelijknamige boek. 'De Steeneik' is ook de titel van de epiloog van die bundel; een droef verhaal over alle bomen, die ze in haar leven in haar onmiddel lijke omgeving heeft zien sterven. Het is een onvervalste klaagzang met een onontkoombaar begin: "Achter de wijnstokken aan de rand van het erf staat een steeneik, en die steeneik gaat dood. Uit zijn plupje van schrompelige blaren steekt hij steeds kalere armen om hoog als in een kreet om hulp. Een maand nog, of twee, en wat zich daar zo scherp tegen de lucht afte kent is niet meer dan een skelet". Wie nu nog niet diepbedroefd is, is het zeker na het lezen van de laatste regels: "Ik zoek mijn weg over de leemkluiten, en ik hoor het ritselen om me heen. Het zijn mijn eigen blaren die afvallen". WIM BRANDS ARIEJAN KORTEWEG AMSTERDAM Nederlanders zijn een leesgraag volk, als we op de bloei van literaire cafés, literaire lunches en forumgesprekken mo gen afgaan. Tot ver in de provincie kun je tegenwoordig een ademloos publiek aantreffen dat aandachtig luistert naar een ambachtelijke dis cussie tussen twee of meer litera tuurbedrijvers. Toch gaat die aandacht niet hand in hand met de aanschaf van boe ken. Literatuur mag dan de laatste jaren een redelijke positie hebben veroverd, tegelijkertijd zijn er verontrustende tekenen waar te nemén dat aanbod en afname van literaire boeken een zekere ver schraling vertonen. Barok Het komt nogal eens voor dat goede vertaalde literatuur amper 'doorkomt' op de markt en na eni ge tijd terug te vinden is in de 'ramsj' van tweedehandsboekza- ken: het modern antiquariaat. Voor de koper op dat moment een verheugend feit, maar op de lange ADVERTENTIE k Haarlemmerstraat 117 1 Leiden-tel. 120421 algemene- en assortimentsboekhandel full-time beste/afdeling levertijd vanaf 2 dagen duur ook voor lezers funest, omdat vroeg of laat het aanbod afneemt, wanneer steeds meer boeken pas een bestemming vinden in de tweede ronde. Bij het uitgeven van vertaald werk hangt veel af van de kwalitei ten van de vertaling. Weinigen zul len vallen over stilistische krom- trekkers in een vertaald wijnboek, maar bij een in het oog lopend lite rair werk wordt de vertaler terdege in de gaten gehouden. „Je steekt als vertaler gigantisch je nek uit bij een kwalitatief sterk werk", stelt Paul Syriër, vertaler van de roman 'Solal' van de Franse schrijver Albert Cohen, uitgegeven bij Manteau dit najaar. De roman heeft het ondanks duidelijke kwa liteiten tot nog toe aan belangstel ling ontbroken in de pers. Paul Sy riër is nu bezig met de vertaling van Cohen's meest geroemde ro man, 'Belle du Seigneur', een 845 pagina's tellend, barok en bizar van stijl en verhaal. „Als ze me wil len pakken, dan kan dat met Belle du Seigneur". „Dat een boek als Solal onvol doende opgemerkt is in Neder land, heeft verschillende oorzaken. Allereerst een structurele oorzaak: een boek krijgt zo langzamerhand de status van een krant, van een vi deofilm. Het boek als produkt; en net als bij andere produkten zijn produktie- en consumptietijd kor ter geworden, waardoor wat lijvi ger boeken buiten het circuit val len". „Verder geloof ik, dat in het ge val van Solal de thematiek zeer on- nederlands is: niet zo tobberig. So lal is een heel ongewoon boek; een epos, compleet met fragmenten in alexandrijnen geschreven. De in nerlijke roerselen van de hoofdper soon zijn zo absurd en grotesk weergegeven, dat je daar als lezer even de tijd voor moet nemen. Daar hebben recensenten, denk ik, moeite mee". naar dingen die bij het 'publiek' aanslaan, wat resulteert in stukjes die appelleren aan gemakzucht en herkenbaarheid. Dat het publiek Solal niet koopt, heeft te maken met het feit dat men geen weet heeft van het bestaan van dat boek". Een kwestie van smaak? Syrier:„Niet alleen, er spelen ook economische oorzaken mee. Het is de tijd van de dunne debuten, die voor een uitgever vrij risicoloos zijn. Er verschijnen wel 'dikke' boeken, zoals 'Wolf Solent', maar dat zijn zakelijk gezien vrijwel alle maal mislukkingen" „Smaak en economische facto ren spelen een rol, terwijl de rol van recensenten een zeer belangrij ke is. Er is bijna geen criticus meer te vinden die opmerkt, dat je mis schien wel veel geld kwijt bent voor een lijvig boek, maar dat je daar dan wel twee weken plezier aan beleeft. Dat zou ook wel eens een kriterium mogen wezen". Risico's Over het beleid achter het uitge ven van boeken praten we met Marjo Ariës, redactrice bij uitgeve rij Manteau in Amsterdam en ver antwoordelijk voor onder andere vertalingen uit het Frans en Ita liaans. Na een studie Algemene Li teratuurwetenschap, voorafgegaan door enige jaren studie Frans en Italiaans, weet zij hoe ze de markt in het land van herkomst moet ver kennen en welk werk in aanmer king moet komen voor introductie in Nederland. Maar haar activitei ten worden voor een belangrijk deel ook gevoed door pure ver liefdheid en belangstelling voor het boek - Jullie nemen als uitgever vrij grote risico's; bijvoorbeeld met het uitgeven van de 'Silezische Kro niek' van Horst Bienek. Marjo Ariës: „Dat was inderdaad een optimistische keuze. Maar die cyclus heeft veel kwaliteit en toch wordt dat werk onvoldoende opge merkt. Het is het probleem van de cirkel 'uitgever-boekhandel-recen- sent-koper'. Een boekhandelaar koopt niet alleen op aanraden van een uitgever in, maar kijkt ook hoe het werk ontvangen wordt in de pers". „Op grond van de plaats in de top-tien of top-twintig krijgt het boek een meer prominente plaats in de winkel. Het kan trouwens ook omgekeerd: wanneer een boekhandelaar vindt dat er meer exemplaren verkocht moeten wor den, kan hij het boek op zijn eigen top-tien plaatsen en dat werkt! Een koper, zeker in deze tijd, kijkt eerst hoe anderen oordelen en koopt dan pas. Zo blijft de cirkel rond". Paul Syriër: „Je ziet ook dat er steeds meer personele unies ontr staan tussen pers en uitgeverijen. Jan Brokken, recensent in HP, schrijft als auteur bij de Arbeider spers. Hetzelfde verschijnsel zie je ook bij Vrij Nederland en bij NRC/ Handelsblad (Meulenhoff). De spoeling wordt op diev manier wel erg dun. Door een steeds sneller kapitaalsomloop bij uitgeverijen krijgen boeken daarnaast lijks de tijd op de markt". Omloop Marjo: „Die snelheid in omloop geldt dus voor alle betrokkenen: uitgevers, boekhandelaren en vaak ook recensenten die opgejut wor den door hun redacties. Uiteinde lijk betekent dit een verschraling in het aanbod, waardoor een beetje lijvige of buitenissige roman ge woon niet aan bod komt. En voor de lezer/consument is het allemaal nauwelijk bij te benen". „Overigens - om nog even op de rol van recensies terug te komen vooral in NRC/Handelsblad en Vrij Nederland zie ik tot mijn grote ver- Vertaler Paul Syriër en boékenredactrice Marjo Ariës. bazing veel recensies van buiten landse boeken, soms zelfs van dure Engelse vertalingen van Italiaanse boeken, die weinig mensen zullen kopen of lezen. Als er dan van zo'n boek een Nederlandse vertaling verschijnt, krijgt dat geen aan dacht meer, terwijl de Nederlandse lezer het juist daarvan moet heb ben". Paul: „Het gevolg is wel dat je binnenkort geen boek meer kunt krijgen, waar de auteur of vertaler langer dan een half jaar aan ge werkt heeft". „Vertalers zijn uniek beschermd in Nederland. Sinds de acties in de jaren zestig is er heel wat verbe terd. Tussen uitgevers en vertalers geldt een standaardcontract, waar in een minimumtarief is vastge legd. Alleen op basis van het stan daardcontract kom je in aanmer king voor een aanvullend honora rium van het Fonds voor de Lette ren. Een dergelijke regeling is uniek in Europa en ik geloof zelfs in de wereld". Paul: „De opleiding levert goed gekwalificeerde vertalers af. Ze le ren er alleen niet op tempo te werken dat is essentieel, omdat je per woord betaald wordt. Dit boek (Belle du Seigneur, HF) kost me dus geld, maar ik vind het zo'n mooi boek. Hierna moet ik een (fotoGPD) 'snelle' vertaling, een tussendoor tje doen, omdat ik aan mijn omzet moet denken. Ik ben tenslotte een kleine zelfstandige". HENK FIGEE Solal van de schrijver Albert Co- hen laat zich lezen als een sage met absurde hoofdpersonen en figuranten. De geschiedenis be gint op het eiland Kefaloniè dat in veel opzichten doet denken aan het Korfoe, het geboorte-ei land van de schrijver. De eerste zinnen trekken onmiddellijk het spoor door de realiteit naar de absurditeit: „Oom Saltiel was vroeg wak ker geworden. Bij het raam van het duivenhuis, dat hem al vele jaren als onderkomen diende en dwars op het dak van de buiten gebruik gestelde fabriek was ge plaatst, schuierde de kleine grij saard minitieus zijn hazel- nootkleurige, geklede jas en zong op oorverdovend luide toon dat de Eeuwige zijn kracht en zijn burcht en zijn kracht en zijn burcht was". Cohen vertelt minitieus, met veel aandacht voor de omgeving, maar met even veel precieze aan dacht voor het gedrag en uiter lijk van personages. De joodse bewoners van het eiland Kefalo niè passeren ruimschoots de re vue in eigenaardigheden en ste reotype afwijkingen, voordat de handeling in de roman zich con centreert op de geschiedenis van de jonge Solal. En ook met de vertellingen rond de hoofdper soon, wordt de lezer her haaldelijk op dwaalsporen gezet. Solal verlaat het eiland na een amoureuze en onmogelijke ver houding met een oudere Franse vrouw, Adrienne. Zij zal zjjn lot voor een belangrijk deel blijven bepalen en in de geschiedenis van Solal symboliseert zij de klassieke onbereikbare vrouw, waarbij afweren en aantrekken belangrijke eigenschappen lij ken te zijn. Solal, neef van de al genoemde oom Saltiel, lijkt gepredesti neerd tot een groot man en in de roman neemt hij de vormen aan van een verlosser voor de joodse gemeenschap van het eiland. Ze ker, wanneer hij langs omwegen van armoe en amoureuze avontu ren uiteindelijk een belangrijk Frans diplomaat is geworden. De eilandbewoners komen hem te pas en te onpas bezoeken, waar door vreemde confrontaties tus sen het orthodoxe jodendom en westerse nuchterheid ontstaan. De geschiedenis nadert een hoogtepunt, wanneer Solal in de kelders van een afgelegen land huis de joodse gemeenschap van zijn geboorte-eiland huisvest, 's Nachts neemt hij het leiderschap van de gemeenschap op zich, overdag speelt hij de wereldse leider. Opvallend is hoe Cohen de blijkbaar eindeloze variaties in type en gedrag op bijna mee dogenloze wijze ironiseert: Ik heb Solal, geschreven in 1930, gelezen als een sprankelen de en bizarre geschiedenis, waar bij ook de taal een bijna magi sche aantrekkingskracht op mij had. HENK FIGEE Albert Cohen, Solal. Uitff. Man teau, vertaling Paul Syriër. Prijs f 32,50. ADVERTENTIE UITNODIGING ter gelegenheid van de BOEKENWEEK op zaterdag S3 maart a.s. van half drie tot half vijf signeert zijn boek bij BOEKHANDEL Nieuwe Rijn 15-16, Leiden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 25