Gorilla op de salontafel
Transplanteren kan nu in
alle rust plaats hebben
Rotterdamse huisvrouw verzorgt verstoten dieren
Hoornvliezen kunnen nu zes weken worden bewaard
ZATERDAG 16 MAART 1985
EXTRA
PAGINA 23
Het huis in de Burgemeester Bos
straat in de rustige Rotterdamse
woonwijk Overschie verschilt in
niets van de rijtjeshuizen ernaast.
Ook Truus Winterswijk, die open
doet, onderscheidt zich uiterlijk
niet van willekeurige andere Rotter
damse huisvrouwen. De verrassing
komt binnen pas. Daar wordt de be
zoeker eerst geruime tijd vanaf de
tafel kritisch gadegeslagen door
twee jongere gorilla's.
Xerna, die na een oogoperatie alles en
iedereen een beetje wantrouwt, blijft
daar zitten kijken - een beetje benauwd,
als een patiënt in de wachtkamer van de
dokter. De jongere Artis overwint zijn
schroom, hijst zich aan de kleren van de
bezoeker omhoog als een alpinist die
een rotswand beklimt, en strekt zich in
zijn volle lengte uit op de schoot van de
gast. De babyluier, die mevrouw Win
terswijk de jonge gorilla met vooruit
ziende blik heeft aangetrokken verhoogt
de suggestie van een flink behaarde ba
by.
Truus Winterswijk krijgt vaak exoti
sche dieren te logeren, die in de Rotter
damse diergaarde Blijdorp door hun
moeder zijn verstoten. De ene keer
stoeien een leeuwtje en een tijgertje
door de huiskamer, een andere keer
maakt een grootoorvos zijn opwachting.
Nu eens komt een hyenahond kennis
maken met de Duitse herder Bo, dan
weer blazen jonge poema's, panters of
jaguars naar de prachtige bruine Siame
se kat van de Rotterdamse huisvrouw.
Sedert april '81 biedt zij nu al voor de
vierde keer logies aan jonge gorilla's.
"Ik laat ze zoveel mogelijk aap zijn",
zegt zij. "Ze hoeven bij mij niet in een
kinderstoel aan tafel te eten. Je moet ze
ook niet steeds beetpakken, je moet ze
in hun waarde laten. Ik vind het al erg
genoeg dat ik ze geen apenmanieren kan
leren, want ik heb nooit in een groep go
rilla's geleefd. Als ze in zo'n groep wor
den teruggezet, moeten ze dan ook nog
zoveel leren - alsof ze naar school gaan.
- Een voor de hand liggende vraag is
waarom jonge dierendie met de fles
moeten worden grootgebracht, niet in de
dierentuin zelf worden verzorgd.
Truus Winterswijk: "O, dat is om een
heel praktische reden. In Blijdorp gaat
iedereen om vijf, zes uur naar huis, ter
wijl die jonge welpjes ook 's avonds de
fles nog moeten hebben. Om de twee of
drie uur. Soms kom je er 's nachts je bed
nog voor uit. Naar werktijden moet je
niet kijken. De gorillaatjes vragen ook
veel aandacht. Ik laat ze geen avond al
leen".
- Hoe komt het eigenlijk cfSt jongen
worden verstótenHeeft het met de ge
vangenschap te maken?
„Dat zal best", zegt mevrouw Winters
wijk, „al denk ik dat het in de vTije na
tuur ook wel gebeurt dat een moeder-
dier haar nest zo in de steek laat. De
moeder van de eerste jonge gorilla's, die
ik hier heb verzorgd, Salomé, hield ze
niet goed vast, was ook weinig in ze
geinteresseerd. Toch zie je soms dat die
ren die zelf in de dierentuin zijn geboren
heel goede moeders zijn!"
Gezin
Het grappige is dat Truus Winterswijk
de jonge dieren, die zij voor Blijdorp
grootbrengt, spontaan laat opgaan in het
gezin. Zeker, er is een binnenkooi voor
de gorilla's, een buitenkooi voor katach-
tigen als die wat groter worden, maar de
dieren spelen ook door de woonkamer.
Het gezin weet niet beter. De jongste
zoon buitelde al met leeuwtjes door het
huis toen hij nog maar driejaar oud was.
Zelfs de huisdieren reageren goed op
Hoewel Truus Winterswijk 'gewone' huisdieren houdt, zoals een Duitse herder en een
Siamese poes, komen er af en toe dieren over de vloer die een andere Nederlander niet
mag bezitten. Dat is wettelijk vastgelegd. De Rotterdamse huisvrouw valt erbuiten,
omdat zij voor diergaarde Blijdorp die dieren met de fles grootbrengt, die door hun
moeder zijn verstoten. Een geduldwerkje, dat alleen kan worden verricht door
iemand die veel van dieren houdt.
Vertederd kijken Truus Winterswijk en haar vader toe hoe de jonge gorilla's zich vermaken.
door Carlo Nagel
de logé's. Herdershond Bo bijt af en toe
speels naar de jongste gorilla Artis -
door Truus Winterswijk Arti genoemd -
en krijgt er dan een draai om de oren
voor terug. „Soms wordt Arti wat al te
ruw", zegt de huisvrouw. „Dan trekt hij
Bo hard aan de oren of hij gaat zelf ook
bijten. Dan haal ik ze wel eens uit elkaar.
Maar het blijft speelsheid. Trouwens,
een huisdier dat niet goed zou reageren
op de welpen of de aapjes, zou ik moeten
wegdoen".
- De buren vinden het zeker ook wel
"Ja", zegt Truus, "maar het moeten
wel mensen zijn die ik ken, die ik zelf
heb uitgenodigd. Vreemden komen er
niet in, want dan sta ik straks de hele
dag met de koffiepot klaar. Het gebeurt
wel eens hoor, dat er iemand met een
fototoestel op de stoep staat en vraagt of
hij van de apen een plaatje mag maken.
Dan zeg ik: ga jij maar mooi naar Blij
dorp, daar zijn er veel meer. En voor kin
deren die ik niet ken ben ik helemaal als
de dood, want die zouden Arti en Xerna
wel eens de mazelen of de bof kunnen
bezorgen. Nee, daar begin ik niet aan".
Vader
Mevrouw Winterswijk heeft haar lief
de voor alle mogelijke dieren niet van
een vreemde. Haar vader, de oude Janus
van den Berg, heeft vóór de Tweede We
reldoorlog nog in de oude diergaarde in
de binnenstad gewerkt. Na 48 jaar Blij
dorp ging hij acht jaar geleden als hoofd
oppasser met pensioen. Hij bracht in
zijn tijd af en toe al jonge dieren mee
naar huis om te verzorgen.
"Maar die konden nooit zo lang blij
ven", herinnert zijn dochter zich. „Wij
woonden toen - ook in Overschie - ge
woon in een flatje. Maar zo is het dus wel
begonnen, want ik heb zelf nooit in Blij
dorp gewerkt. Op een gegeven moment
in '67 was het geloof ik kwam hier
voor het eerst een grootoorvosje logeren.
Ik vond het leuk. Sindsdien is er van al
les gevolgd, tot koffieratten en ocelots
toe".
Mevrouw Winterswijk krijgt voor de
opvang van de exotische dieren geen
geld van de diergaarde; alleen haar kos
ten worden vergoed. Dagelijks levert
Blijdorp ook de benodigde hoeveelhe
den voedsel af. Gaat het om jonge roof
dieren, dan zijn het flinke kluiven die de
woning aan de Burg. Bosstraat worden
binnengedragen. De huidige gasten
moeten niets van vlees weten, maar ne
men heel wat fruit tot zich.
"Meer dan jij!" zegt Janus van den
Berg, die met regelmaat bij zijn dochter
langskomt, zoals hij iedere week ook
nog wel een keertje naar de diergaarde
toegaat. En hij somt op: bananen, olieno
ten, mandarijnen. Zijn dochter vult aan:
"En druiven vinden ze zalig, paprika's
lusten ze pok".
Bezem
Dat er andere dieren dan alleen huis
dieren bij het gezin Winterswijk leven, is
te ruiken, maar niet op een storende ma
nier. Truus hanteert dan ook resoluut de
bezem met dweil als een van de jonge
gorilla's een plasje heeft gedaan. "Vaste
vloerbedekking kun je niet hebben",
zegt ze. "Plavuizen zijn ideaal. Arti en
Xerna maken ook weinig kapot. Ik ruim
alleen even de tafel leeg als ik ze uit hun
kooi laat, want daar zitten ze graag op.
Verder zijn het rustige dieren. Booma
pen als chimpansees en orang oetangs
zouden meer streken uithalen".
Van den Berg: "En je moet er wat voor
over hebben. Hoeveel tijgertjes ik niet in
m'n nek heb gehad... in het Hilton zitje
rustiger. Maar het omgaan met deze die
ren is zo leuk. Het lééft, het kijkt je aan,
het neemt je wel eens in de maling, maar
het is nooit gemeen".
Een hoogtepunt voor Truus Winters
wijk was dat zij begin '83 haar eerste
'pleegaapje' Gino zelf naar de dierentuin
van Chicago mocht brengen. Zij zegt:
"Ik ben samen met mijn dochter Alice
gegaan, die wel haar eigen reis moest be
talen. Een prachtige dierentuin, de Lin
coln Park Zoo, heel anders dan Blijdorp.
En aardige mensen. Ze lieten mij mee
praten over de manier waarop Gino in
de gorillagroep zou worden geplaatst".
Zonder slag of stoot ging dat niet,
want de kleine gorilla was bijzonder ge
hecht aan een oranje plastic fles, die hij
- terecht als zijn eigendom beschouw
de. Ook als een grote, volwassen gorilla
er een klauw naar uitstak reageerde Gi
no agressief. Truus Winterswijk: "Hij
moest zijn plaats in de groep nog leren
kennen, dus hij kreeg wel eens klappen.
Maar ik heb gehoord dat het naderhand
erg goed is gegaan. Dat geldt trouwens
ook voor het tweede gorillaatje dat bij
me is geweest, een zusje van Gino. Dat
heb ik naar de dierentuin van Keulen ge
bracht. Binnenkort, als daar een nieuw
apenhuis wordt geopend, ga ik er nog
eens een keertje naar toe en nu ben ik zó
benieuwd of zij me nog herkent".
Is het niet vreselijk moeilijk om weer
afstand te moeten doen van een dier, dat
je hebt grootgebracht en waaraan je je
bent gaan hechten?
Terwijl zijn dochter daar nog over na
denkt, zegt de oude Van den Berg: "Ja,
dat is iedere keer een verdrietige aange
legenheid, dan is de bladzijde nat. Dan
zit ze dagen met een afgezakt gezicht".
Truus zelf: "Je bent er al die maanden zo
intensief mee bezig, er is vertrouwen
ontstaan. Dan moet je ze afstaan. Mis
schien krijgen ze het niet zo goed of zelfs
beter, maar ik mis ze. Dat«s zo, ja".
Boek
Hoezeer zij zich inleeft in haar werk-
om-niet voor de Rotterdamse diergaar
de, blijkt ook wel uit het feit dat zij ener
zijds - ter vergroting van haar kennis -
'Apen in de mist', een uitgave van het
Wereld Natuur Fonds, aan het lezen is,
maar het boek een paar dagen weglegt
als er in een hoodstuk weer een aap is
doodgegaan.
"Tja", zegt de voormalige dierenop-
passer wijsgerig, "zo was het in de dier
gaarde ook: vandaag staat het overeind,
morgen legt het".
Voorlopig gaat het goed met de twee
jonge gorilla's, van wie de oudste - Xer
na, met het per ongeluk gekwetste oog -
nog even mag opblijven, als Arti naar
boven moet om te gaan slapen. "Dan
heeft Xerna haar eigen stoel", wijst Van
den Berg. "Die grote leren hier. Ga er
dan maar niet in zitten, want dat accep-»
teert ze niet".
Dit voorjaar nog wordt het weer stil in
de woning aan de Burg. Bosstraat. Xer
na en Arti gaan naar een eigen verblijf in
het ook in Blijdorp nieuw te openen
apenhuis.
Wil Truus Winterswijk liever een tij
gertje of weer een gorillaatje terug?
"Als het maar een ander beest is", zegt
ze toch een beetje treurig. "Jonge roof
dieren zijn leuk, apen ook, maar ik had
die kleine Bernhardientje - de jonge oli
fant óók best willen hebben. Ja, waar
om niet? Van de oppassers leer je welke
verzorging zo'n dier nodig heeft en met
mijn ervaring lukt het dan best. Al komt
er een klein nijlpaardje - ik zorg wel
voor 'm"
De vooruitgang is spektaculair. Nu -
anno 1985 - ziet men kans om hoorn
vliezen van donors maar liefst zes
weken in goede conditie te houden.
En dan te bedenken, dat die be-
waartijd tot voor kort niet langer
was dan driemaal vierentwintig uur.
De vinding is niet van Nederlandse
makelij. Amerikaanse oogartsen deden
als eersten een poging om hoornvliezen
langer dan drie dagen te bewaren. Hele
maal vlekkeloos verliep die poging niet.
De artsen kregen te kampen met infec
ties. Het gevolg daarvan was dat zij het
onderzoek afkapten.
Later vatte een Deense onderzoeker,
Steffin Sperling, de draad weer op. Hij
had meer succes dan zijn Amerikaanse
collega's. De Deen zag uiteindelijk kans
om hoornvliezen zes weken lang op een
aanvaardbaar peil te houden.
Wat belangwekkender was: na die zes
weken konden ze ook nog voor trans
plantatie worden aangewend. Een bio
loog van het Interuniversitair Oogheel
kundig Instituut, gehuisvest in het Aca
demisch Medisch Centrum in Amster
dam, dr. Liesbeth Pels, heeft die metho
de in Denemarken geleerd en haar met
eigen aanpassingen in Nederland be
drijfsklaar gemaakt. Zij was in staat het
donor-materiaal in zo'n goede conditie
te houden, dat het voor transplantie kon
worden gebruikt.
Dokter Völker van het Leidse Diaco-
nessenhuis transplanteerde drie jaar
achtereen deze hoornvliezen die op de
Deense manier waren bewerkt en ouder
waren dan drie dagen. De eerste hoorn
vliezen kreeg zij in een doosje per trein-
post uit Denemarken opgestuurd.
Goede methode
De eerste transplantatie met een lang
bewaard hoornvlies verrichtte mevrouw
Völker in maart 1982 bij een collega-arts.
Inmiddels heeft zij meer dan tweehon
derdvijftig ingrepen gedaan waarbij zij
gebruik maakte van deze lange bewaar
de hoornvliezen. "Nu, na driejaar", zegt
mevrouw Völker, "kan met recht wor
den gezegd dat de resultaten van deze
bewaarmethode goed zijn."
Zekerheid, daar was het de Leidse
oogarts vooral om te doen. Die zeker
heid heeft ze nu, zegt zij. "Ik heb twee
honderdvijftig transplantaties gedaan
Sinds kort bestaat de Hoornvlies-stichting Nederland. Deze stichting stelt zich ten doel steun te
verlenen bij de behandeling van hoornvliesziekten.
De ingreep die daarvoor in veel gevallen noodzakelijk is, is transplantatie: het zieke hoornvlies
vervangen door een gezond donor-hoornvlies. Een tweede doelstelling van de stichting is steun
verlenen aan de opbouw van een 'ogenbank'. Niet zonder reden. Want er is een grote stap voorwaarts
geboekt in de bewaarmogelijkheden van donor-hoornvliezen. De Leidse oogarts, mevrouw H.J.
Völker-Dieben (verbonden aan het Diaconessenhuis), speelde hierin mede een rol.
door Jari Westerlaken
met hoornvliezen die ouder waren dan
drie dagen en weet dat het kan. De cij
fers tonen dat heel duidelijk aan. Eerst
wilde ik er zeker van zijn dat het alle
maal zou lukken. Bewust heb ik zolang
gewacht om ermee naar buiten te tre
den. Je kunt wel vroegtijdig van de to
ren blazen, maar als de hoornvliezen na
een jaar weer troebel zouden zijn gewor
den, dan had men zich terecht kunnen
afvragen waarmee ik nu eigenlijk bezig
De oogheelkunde - en zeker het onder
deel van de hoornvliestransplantaties -
komt in een heel wat rustiger vaarwater
terecht. Driemaal vierentwintig uur of
zes weken de gelegenheid hebben het
hoornvlies te benutten: voor de oogarts
is er ineens een zee van tijd. Mevrouw
Völker geeft dat ook volmondig toe.
Ze zegt: "Zieke mensen overlijden
niet altijd overdag. Heel dikwijls kwam
het voor dat een donor om één uur 's
nachts doodging. Dan werd zo'n hoorn
vlies aangeboden, maar je kon er pas de
andere dag wat mee gaan doen. Uren -
die je hard nodig had - was je al kwijt
alvorens je daadwerkelijk met dat
hoornvlies kon beginnen. Als oogarts
moest je een operatie in het schema zien
in te passen, je moest in ijltempo een op
name voor de betrokken patiënt gaan re
gelen."
Dat is de ziekenhuiskant. Hoe leefde
een patiënt die op een transplantie zat te
Dr. Völker: "Zeker bij oudere mensen
gaf dat nogal eens wat moeilijkheden.
Die patiënten waren werkelijk aan de te
lefoon gekluisterd. Ik had patiënten van
wie er wel vijf telefoonnummers voor
handen waren. Allemaal voor het geval
er een hoornvlies beschikbaar zou ko
men. Het nummer thuis, dat van de bu
ren, van de kinderen enz. Vierentwintig
uur lang waren ze op een van die num
mers te bereiken."
Het gevolg van een oproep was dat die
mensen zich als het ware een ongeluk
haastten om maar zo snel mogelijk in het
ziekenhuis te komen. En daar was de
oogarts dan weer niet zo gelukkig mee,
omdat die patiënten door nervositeit
vaak met een veel te hoge bloeddruk
aankwamen."
Enfin, aan die panieksituatie is nu
voor goed een einde gekomen. "Dat
maakt", licht mevrouw Völker toe, "dat
je nu mensen binnen krijgt die een stuk
rustiger zijn en bij wie nauwelijks of he
lemaal geen sprake is van een hyperten-
sie. Nu kan alles normaal worden voorbe
reid, hoeven beide partijen niet meer elk
moment op de klok te kijken. We kun
nen zelfs gaan plannen wanneer iemand
voor opname in aanmerking komt.
Mocht de patiënt met griep in bed lig
gen, dan is er nu geen man meer over
boord. De operatie kan rustig een week
worden uitgesteld. Ook - om een ander
voorbeeld te noemen - het stoppen met
het innemen van anti-stollingsmiddelen
kan in alle rust gebeuren."
Rustiger
Wat voor de patiënt geldt, gaat ook
voor de oogarts zelf op. Mevrouw Völ
ker: "Dikwijls moest er worden geope
reerd óf in het weekeinde óf op feestda
gen óf op avonden als het gewone opera
tie-programma al was afgewerkt. Dit
was tevens een grote belasting voor het
verplegend-personeel en de anaesthesis-
ten. Maar ja, dat kon niet anders. De
tijdslimiet was kort. Als nu de patiënt of
de oogarts enkele dagen afwezig is, dan
verschuif je de operatie enkele dagen."
Dit kan allemaal dank zij de nieuwe
bewaarmethode. Blijft de kwaliteit van
het hoornvlies in die zes weken gewaar
borgd? Wat is de toverformule? Hoe be
waarde men de hoornvliezen vroeger?
De Leidse oogarts over de kwaliteit:
"In het begin zie je dat de kwaliteit van
het hoornvlies ietsje terugloopt. Maar dit
gebeurde ook bij alle andere mogelijk-
De Leidse oogarts dr. H. Völker: 'We
kunnen nu rustig bij elk hoornvlies de
juiste patiënt zoeken". (foto Holvast)
heden van bewaren. Wat wel gebeurt is,
dat in de weken die daarop volgen, er
een stabiliteit optreedt. Van groot be
lang is dat men bij het wegnemen van
het donor-hoornvlies zo voorzichtig mo
gelijk te werk gaat. De beschadigde cel
len zullen verdwijnen. Tijdens die zes
weken dat het hoornvlies kan worden
bewaard, kan juist goed worden gecon
stateerd of de aanwezige cellen optimaal
functioneren."
Al vijftien jaar geleden werden pogin
gen ondernomen om hoornvliezen te be
waren. Men maakte daarbij gebruik van
diepvriestechnieken. De stofwisseling
van het hoornvlies kwam daardoor op
een laag pitje te staan. Helaas bleek dat
teveel cellen op deze manier doodgin
gen. Later lukte het bij een temperatuur
van vier graden waarbij het hoornvlies
driemaal vierentwintig uur overleefde.
En nu? Nu laat men het weefsel leven
zoals dat ook in het oog zelf gebeurt: bij
een temperatuur van 30-31 graden. Dr.
Pels en haar medewerkers controleren
geregeld de kwaliteit en onderzoeken de
levensvatbaarheid van het hoornvlies.
Dit onderzoek gebeurt in een vrijwel ste
riele omgeving om de mogelijkheid tot
het uitbreken van infecties tot een mini
mum te beperken. Want het uitbreken
van infectie zal tot rampzalige gevolgen
leiden: de hele voorraad hoornvliezen
zal dan moeten worden vernietigd om
verdere risico's uit te sluiten.
Mevrouw Völker: "Nu de resultaten
van deze donor-bewaarmethode bij ons
zo goed zijn gebleken, heeft dit tot na
volging geleid bij andere collega's. Voor
lopig hebben wij een behoorlijke voor
sprong op andere landen. Ik krijg hier
buitenlandse gasten die veel belangstel
ling tonen. Wij op onze beurt zijn onze
Deense collega's dankbaar. Tenslotte
hebben zij hun kennis met ons willen
delen. Op dit moment wordt deze ma
nier van werken ook toegepast in West-
Duitsland en in België."
Het langer mee kunnen van hoornvliezen
lijkt alleen maar voordelen te hebben.
Toen de nog driemaal vierentwintig uur
van kracht was, moest alles snel en haas
tig in orde worden gebracht. Als er nu
donorvliezen worden aangeboden, kan
men op zijn gemak bekijken of de weef-
selgroepen van dat hoornvlies ook wel
bij de beoogde patiënt passen. Zo niet,
dat is wel duidelijk, dan is er nog niets
aan de hand. Er resten immers dan nog
zes weken waarin in alle rust naar een
andere patiënt kan worden gezocht.
Centraal punt
Het grootste deel van alle hoornvlie
zen die beschikbaar komen, worden
thans bewaard in het laboratorium van
dr. Pels in Amsterdam. Zij heeft een per
manente voorraad. Een van de voorde
len daarvan is dat wanneer er in noodge
vallen (een ontsteking of een gat in het
hoornvlies) donormateriaal voor herstel
nodig is, dit onmiddellijk aanwezig is.
Eurotransplant in Leiden is het centrale
punt voor het verzamelen en distribue
ren van donororganen.
Jaarlijks worden er in Nederland on
geveer zeshonderd hoornvliestransplan
taties uitgevoerd. Volgens mevrouw
Völker is het percentage operaties dat
slaagt hoog te noemen. Zeventig tot
tachtig procent van alle hoornvliezen
zijn na drie jaar nog helder. Zo'n veertig
jaar geleden lag dat percentage op nau
welijks twintig procent. De Leidse oog
arts zegt dat dit-onder meer te danken is
aan de komst van de operatie-micro-
scoop, de kwaliteit van het hechtmate-
riaal en vooral het letten op het feit of
het weefsel van de donor wel bij de pa
tiënt past.