'Aanvallen die als schuim uiteenspatten'
SPORT
PAGINA 30
JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD
VRIJDAG 1 MAART 1985
Een verhaal over het wortel schieten van de georganiseerde sport in Nederland
begint bijna vanzelfbij de figuur Pim Mulier. Die richtte in 1879 op 14-jarige leeftijd
de eerste voetbalclub op, bracht atletiek, rugby en hockey op gang en stond aan de
wieg van de Internationale Schaatsunie. Vandaar ook dat zijn naam regelmatig
opduikt in bijgaand artikel, waarin de sfeer rond het begin van een aantal takken van
sport wordt geschets.
door Ruud Paauw
Voetbal in de oertijd. Impressie van een Engelse tekenaar. Ziet hoe iedereen in de ban is van de bal. Pupillenvoetbal door volwassenen of toch ook
al een vorm van resultaatvoetbal? Het doel ziet er zeer krakkemikkig uit. De dwarslat moest kennelijk nog worden uitgevonden.
Van de sportwereld zoals wij die
nu kennen, was 125 jaar geleden
nog geen spoor te bekennen. Het
woord 'sport' kende men zelfs niet
:eens. Vormen van lichamelijke
oefening en ontspanning
bestonden er overigens wel. Om
maar eens wat te noemen:
paardrijden, schaatsen, kaatsen,
biljarten, worstelen waren al
bekend. Ze werden meestal
beoefend rond jaarmarkten,
kermissen en andere speciale
gelegenheden en festiviteiten en
ze gingen schuil onder de term
'volksvermaak'.
Waarin verschilden die volksvermaken
nu van wat wij tegenwoordig sport
noemen? Er waren vrijwel geen clubs
en in het geheel nog geen bonden en
competities. Het waren bezigheden
zonder verband, men kwam er ook
zelden dorp, plaats of streek voor uit.
In de periode 1870-1900 deden zich
ingrijpende veranderingen voor. Dat
was het gevolg van een aantal in elkaar
lopende factoren. De industrialisatie
diende zich aan, wat een grotere
concentratie van de bevolking en een
groei van de handel met zich mee
bracht. Verkeer, vervoer en wegen
werden beter. Er werd meer gereisd, al
bleef dat lang een privilege van
gegoede burgers. Van groot belang
voor de lichamelijke oefening en de
sport was uiteraard dat in deze periode
het onderwijs op bredere leest werd
geschoeid. Scholieren (gymnasiasten,
hbs'ers, mulo-leerlingen) stonden aan
de basis van menige sportvereniging.
Engeland
De sociale en maatschappelijke
ontwikkelingen die zich hier in het
tweede gedeelte van de 19de eeuw
voordeden, hadden zich in Engeland
grotendeels al eerder voltrokken. En
sport had zich diep in Albion
geworteld sinds de befaamde rector
van Rugby College, Thomas Arnold,
met behulp van sportbeoefening een
eind had weten te maken aan wat
"verderfelijke gewoontes in het
schoolleven" werden genoemd. Hij zag
haar als middel bij de vorming van
"evenwichtige, christelijke
jongemannen" - over de meisjes werd
niet gerept. (De werkwijze van Arnold
zou later grote indruk maken op een
jonge Franse edelman en pedagoog,
Pierre de Coubertin, de initiatiefnemer
tot de moderne Olympische
Olympische Spelen).
Eerst scholen en later dorpsploegen
gingen in Engeland tegen elkaar
rugby, cricket en voetbal spelen. Elke
school en elk dorp had haar eigen
opvattingen over hoe het spel moest
worden gespeeld en het spreekt
vanzelf dat al gauw de behoefte aan
reglementering en dus aan een zekere
organisatie, aan bonden, voelbaar
werd.
De bloei van handel en industrie
deed Britten uitzwermen over de
wereldbol en hun liefde voor de sport
namen zij mee. In Nederland hebben
Engelse leraren op kostscholen tal van
takken van sport geïntroduceerd. Het
duurde overigens nog vrij lang voor die
hier echt ingang vonden.
Aan de basis van de Nederlandse
sporthistorie staat W. J.H. (Pim) Mulier
(1865-1954), een man met
buiténgewoon brede belangstelling,
altijd in de weer. Al heel jong gaf hij
blijk van grote organisatorische
talenten. Als schrijver, journalist,
tekenaar en expert op het gebied van
de binnenvisserij genoot hij later groot
aanzien. Maar zijn naam leeft in de
herinnering voort als onze
sportpionier.
Hij was zelf trouwens een
voortreffelijk sportman. Op 14-jarige
leeftijd, in 1879, richtte hij de eerste
voetbalclub in Nederland op. Tien jaar
later werd op zijn initiatief de
Nederlandse Voetbalbond gevormd.
Hij bracht, atletiek, rugby en hockey
op gang, stond aan de wieg van de
Internationale Schaatsunie en nam
ook het voortouw bij de
totstandkoming van de eerste officiële
Elfstedentocht. Hij genoot ervan om
iets op poten te zetten, daarna richtte
hij zijn aandacht weer op wat anders.
"Ik heb nooit de begeerte gehad met
iets het zilveren jubileum te bereiken",
zei hij op zijn oude dag.
Mulier
Waar rolde in Nederland de voetbal
voor het eerst? In de Haarlemmerhout,
zal het antwoord meestal luiden, want
de door Pim Mulier opgerichte
Haarlemsche Football Club (1879) is
immers de eerste en oudste van ons
land.
Maar in zijn "Herinneringen" schrijft
Mulier hoe hij in Noord wijk "op de
kostschool van den heer Schreuders"
met het voetbalspel kennismaakte. Hij
was op zeer jeugdige leeftijd door zijn
ouders even op die kostschool
geparkeerd, omdat zij na de
Frans-Duitse oorlog van 1870 een
kijkje op de slagvelden wilden nemen.
"Daar te Noordwijk zag ik voor het
eerst een voetbal".
Was dat het begin?
Misschien.
Er zijn ook verhalen dat de zonen
van Twentse textielbaronnen,
teruggekeerd van hun opleiding aan
Engelse scholen, al eerder met de
voetbal in de weer waren. Wie de
historie tot de bron probeert terug te
volgen, merkt maar al te vaak dat aan
het begin geen feiten en zekerheden
staan, maar slechts vraagtekens en
gissingen.
Terug maar naar de jonge Mulier.
Engelse leraren lieten hem in
Noordwijk zien wat voetballen was en
het maakte op dat Haarlemse
jongeheertje diepe indruk. Jaren later
sprak hij erover met zijn vrienden van
het gymnasium. "Ik vertelde hen van
dien fameuzen groten bal. Maar ik kon
er geen toonen. Men schudde het
hoofd....Eindelijk zag ik bij De Gruyter
in de Leidschestraat zoo'n mij
welbekenden bal. Hei-geel met 'n
oranje-leertje. Een paradijs aan een
touwtje. Ik kocht m'n bal, dolgelukkig!
Het kleinood werd vertoond, betast,
om beurten bliezen we het ding op....".
Laten we maar zeggen dat dit, in de
winter van 1878/79, Het Begin was. De
Haarlemse burgerij, nog geheel
vertoevend in de sfeer van Beets'
Camera Obscura, had het niet
begrepen op dat wilde gedoe van
Mulier en zijn makkers. Ze vertrapten
het gras maar in de weilanden.
Mulier: "We sjouwden daarom
behalve den bal en een paar stokken
steeds ook een plank mee. Die plank
diende om te vluchten over de slooten,
zodra de boswachter Kolderie of de
boer of een ander volwasschen mens
aan den einder verscheen en begon
met 'Willen jullie wel eens als de bi....'.
Dan werd de plank gelegd voor den
Exodus".
Maar ten slotte gaf de burgemeester
de 14-jarige Mulier een stukje
Haarlemmerhout "als worstelperk
voor jou en jouw kornuitjes".
Tactiek
In de jaren negentig schreef Mulier
het eerste vaderlandse
voetbalhandboek. Hij ging al diep in
op techniek en tactiek. Proef even dit
heerlijke proza over het
'voorhoe<lewerk'
"Laat ik beginnen met den
algemeenen regel, dat de bal de
hoofdzaak is en het doel goals te
maken en niet menschen tegen den
grond te rennen en het uitbraken van
14-lettergrepige, ziel verschroei en de
verwenschingen. Vooral de voorhoede
moet zo stilzwijgend mogelijk spelen
en slechts met een wenk of door een
zeer gemarkeerde beweging begrijpen
wat de linker of rechter broeder gaat
doen. Een vleugelman doet er zeer
zeker goed aan er met de bal vandoor
te gaan, doch niet in zulk een vliegende
vaart dat zijn mede voorhoedespelers,
wanneer die nog hün petjes oprapen
van een zoo even volbrachten
stormaanval der tegenpartij, niet mee
in slagorde kunnen oprukken".
Van gro(o)te schoonheid is ook het
eerste voetbalverslag van de hand van
Mulier. Het betrof een wedstrijd tussen
Noord- en Zuid-Holland onder leiding
van een scheidsrechter die werd
aangeduid als "een magere jongen in
een langen regenmantel".
Na zijn fluitje "stormt alles op elkaar
los". Mulier beschrijft aanvallen "die
als schuim uiteenspatten", hij heeft het
over "worstelingen van sterkgespierde
middenspelers" en over schoten die
belanden "in dp veilige handen van
den langen keeper met het bedaarde,
zachte uiterlijk".
"Over en weer gaat de bal,
hardnekkig en toch zonder wrevel of
haat, flink en stevig is het
spiegelgevecht. Moe worden ze, warm
en op. Plotseling een geroep,
Geelzwarten en anderen loopen te
hoop. Wat is er? Het was hands, hoort
men alom. Dan omringen allen het
Bouddhabeeld met den regenmantel.
Kalm sluit dit de oogen even en zegt:
'Het was goal'. Langzaam en met
loome stappen loopt men terug. Er
pruttelt wel iemand, maar de captain
zegt: "Frans, houd je nu bedaard".
En Frans hiéld zich bedaard.
Ach, hoe oneindig ver weg zijn nog
resultaat- en countervoetbal, het
spelen op de nul, 4-4-2,10-0-1, rode en
gele kaarten, de F-side, het grote geld,
de FBO, WCS, WON, het BBI en al
die andere ziektebeelden.
Eerder dan de eerste voetbalclub
manifesteerde zich de eerste
zwemvereniging. De 'moederclub der
zwemsport' is de Amsterdamsche
Zwemclub, die op 25 juni 1870 het
levenslicht zag. Hoe uiterst nuttig, ja
broodnodig een vereniging ook was
die de verspreiding van de zwemsport
in zijn vaandel voerde, ze werd door
velen tamelijk sceptisch bekeken.
"Want zwemmen was een liefhebberij
voor dwazen die het beter wilden
weten en ingingen tegen het
vaststaande, datje moest verdrinken
als je in het water viel". Zo
karakteriseerde de grote Leidse
zwempropagandist Ben Planjer eens
bitter de pioniertijd.
De eerste wedstrijd van AZ'70, een
'volkszwemwedstrijd' greep plaats op
6 augustus van het jaar van oprichting.
Het Algemeen Handelsblad gaf er
verslag van:
"Onder begunstiging van heerlijk
zomerweder had gisterennamiddag, in
de badinrichting op den
Westerdoksdijk, de
volkszwemwedstrijd plaats.
Omstreeks 5 ure werden de
mededingers (18 in getal) onder een
vrolijken marsch naar het bassin geleid
dat voor deze gelegenheid doelmatig
was ingericht. Het orkest deed
gedurende de wedstrijd eene
opwekkende muziek horen. Met
genoegen merkten wij op dat al de
deelnemers zeer geoefende zwemmers
waren die zich zowel op als onder het
water met eene snelheid en
gemakkelijkheid wisten voort te
bewegen. Het zwemstrijdperk dat
(heen en terug; het keerpunt was eèn
paal waar omheen gezwommen moest
worden) 114 meter besloeg, werd
doorkliefd in 2 min. 55 sec. door J.F.
Verharen, in 3.30 door D. Verharen en
in 3.31 door N. Das, zoodat hun
respectievelijk de prijs en premiën (f
25, f 10 en f2.50) ten deel vielen, welke
hun na afloop van den wedstrijd, onder
schetterende fanfares, door den
president met een toepasselijk woord
en een getuigschrift werden
uitgereikt".
Géldprijzen. Je reinste
professionalisme. Toen al.
Veertien jaar duurde het nog
alvorens dames ("natuurlijk met een
geleide") aan een zwemfeest mochten
deelnemen. Op 17 augustus 1884 was
het zo ver. Het moet iets fantastisch
zijn geweest.
"Zij zwommen in gewoon
meisjestoilet, enkele zelfs met hooge
laarzen, even vrij en vlug, even sierlijk
als de heeren; zelfs waren er bij, die
ook den sprong deden uit de eerste, ja
de tweede verdieping van den toren;
en kaarsrecht, de teenen het eerst,
beenen en armen vast aan het lichaam
gesloten, kwamen ze in het water neer;
we willen zeggen dat ook in dit geval
de vrouw zich kenmerkte door
stiptheid, door strengen eerbied voor
voorschriften bij de eenmaal
opgenomen taak".
Korte tijd later constateerde De
Nederlansche Sport: "Een opmerkelijk
feit is dat op één dag 15 jonge meisjes
bij een kapper te dezer stede het haar
kort werd afgeknipt, ten einde daarvan
geen overlast te hebben bij het
zwemmen. Voorwaar, Jong Holland
gaat vooruit".
Maar zo dacht lang niet iedereen.
Pastoors en predikanten hieven
vermanend de vinger, de kuisheid was
in gevaar. "Nederlandsche vrouw
herneem uw adel", werd er bevend
geschreven. Een vrouwenarts
waarschuwde dat het gespring in het
water wel eens ruïneuze uitwerking
kon hebben op het aanstaande
moederschap.
Maar de vrouw had van het water
geproefd en ze was er niet meer uit te
slaan.
(Lees verder op de volgende pagina)
"Voetballers als gij daar
gaat in breeden scharen
van uw welingerichte
velden, weg van den
geanimeerden strijd, dan
denk ik vaak: niet altoos
was zoo uw gang. Bange
jaren hebben uwe
voorvaderen doorleefd in
den hardnekkigen strijd
om het goed recht van uw
geliefkoosd spel. Dure
offers hebben deze
martelaren feil moeten
geven en zich folteringen
en pijnigingen moeten
getroosten om het
onvermurwbare hart van
stokstijve schoolmeesters
angstvallig-vasthoudende
huisvaders te doorsteken.
Neen, niet in het vrije
hebben zij hun spel
kunnen uitoefenen...".
Uit 'Het Boek der Sporten'
-van Jan Feith (1900).
Mevrouw Sanders
(wijnhandel), Doeza-
straat 12:
"Wij zijn trouwe LD-
lezers hoor, mijn man en
ik. We hebben nooit de
neiging gehad om een
andere krant te nemen.
Ik ben een echte kran
tenlezer. Het stads
nieuws pluis ik uit van
voor tot achter. Vooral
die stukjes van Wim
Brands, heerlijk ge
woon. Ook kijk ik elke
dag naar de tv-pro-
gramma's. We hebben
wel een gids hoor, maar
die ligt meestal in de la.
En dan zijn er nog de
overlijdensadverten
ties, die bekijk ik ook al
tijd. Met een zaak kun je
je geen blunders veroor
loven. Stel je voor dat je
naar de gezondheid van
een inmiddels overleden
echtgenoot informeert.
Ja, ik lees eigenlijk de
hele krant, op zaterdag
die Extra-bijlage, daar
ga ik echt voor zitten.
Alleen de sport op
maandag, die sla ik
meestal over".
Mevrouw Brouwer,
Os en Paardenlaan 9,
Leiden:
"Het is wel een goedé
krant maar ze zouden
hem een beetje goedko
per moeten maken. Het
nieuws over de eigen
stad trekt, daar heb je
het LD in de eerste
plaats voor. Ik heb vroe
ger de Nieuwe Leidse
Courant gelezen, maar
toen die verdween zijn
we op het LD overge
schakeld. De krant is
soms wel eens erg dun,
maar dat zal wel van
het nieuws afhangen.
Artikelen waar we
niet veel heil in zien
slaan we gewoon over.
Je hebt mensen die ge
lijk gaan bellen of
schrijven als ze iets niet
bevalt. M'n man en ik
zijn niet zulke types".
H.v.d.Niet, Henriëtte
Roland Holststraat 4,
Noordwijk:
"Ik heb in het verle
den naast het LD ook
een landelijke krant ge
lezen, maar twee kran
ten lezen werd te duur.
Dus moest er worden ge
kozen en de keus is toen
op het LD gevallen van
wege het plaatselijke en
regionale nieuws. M'n
vrouw en ik lezen hem
allebei intensief.
De rubriek Trijfel van
Nico Scheepmaker volg
ik. Verder het kerkelijk
nieuws van De Groot.
Het feuilleton vind ik
ook wel aardig. Ik ben
namelijk sterk geïnte
resseerd in geschiede
nis. Ach, eigenlijk lees
ik alles, de voorpagina,
de overlijdensadverten
ties en ook de sport: Er
geren? Wel nee. Waar de
één zich aan ergert,
daar hangt de ander bij
wijze van spreken de
vlag voor uit.
Het valt me wel op dat
er nogal eens zetfouten
of verkeerd afgebroken
woorden in de krant
staan. Maar dat zijn
maar kleinigheden. Ik
vind het over het geheel
genomen een interes
sante krant. Zeker als er
verhalen instaan zoals
onlangs over het Leidse
verzet".
Een der eerste gefotografeerde elftallen van de oudste Nederlandse voetbalclub,
HFC uit Haarlem. Precies in het midden, staand, met armen op de rug: Pim Mulier.
LEZERS
OVER DE
KRANT