'Aan onderwerpen geen gebrek' Verhapstukken PAGINA 26 JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD VRIJDAG 1 MAART 1985 Gezien zijn immense produktie laat het zich nauwelijks voorstellen, maar er bestaan onderwerpen waarover Nico Scheepmaker niet schrijft. Cricket, motorsport, de dagelijkse ontwikkelingen op de Amsterdamse effectenbeurs en de herderlijke boetepreken van bisschop Gijsen, het zijn niet de zaken die hem raken. Die gespreksthema's zeggen hem weinig, dus laat-ie zijn schrijfmachine daarover zwijgen. Ook de fabricage van stropdassen pleegt hij trouwens onbesproken te laten. Uit overtuiging draagt Scheepmaker geen stropdassen, Nico weet zich wat dat betreft in het hem zo vertrouwde gezelschap van Hopper. Stopper en Ivo Vettewinkel en hij voelt zich daar wel bij. Maar verder boeit hem vrijwel alles wat leeft en groeit, heeft-ie een primair oog voor details die hij geheel karakteristiek vanuit een secundaire reactie op een A-4 vel vastlegt om de minder opmerkzamen onder ons op het bestaan ervan te wijzen. Zijn interesses variëren van PSV tot KGB, al verfoeit Scheepmaker die laatste 'club' hartgrondig. „Je schrijft als columnist over dingen die je treffen", zegt hij, „over dingen die je tegenkomt. Bovendien schrijf je als columnist over iets watje hebt, hebt gehad of over plaatsen waar je bent geweest". Op zijn geheel eigen wijze doet hij dat. Scheepmaker laatst „het onrecht" van de puntendeling aan. Na veel cijferwerk kwam hij tot de conclusie dat winnares Andrea Schóne over de vier afstanden zes seconden langer had gedaan dan Yvonne van Gennip, die bovendien twee ritten op haar naam schreef tegen de Oostduitse alleen de 500 meter. „Natuurlijk zullen sommigen wel weer hebben gezegd dat het slap geouwehoer was wat ik heb geschreven. Maar is het dan niet zo dat het veel vermoeiender is om twee lange afstanden hard te schaatsen dan één keer van koek naar zopie?" Lading Zijn logica is vaak een andere dan die van anderen, maar daarom nog niet onjuist. Eens schreef hij in het al lang in het vergeetboek geraakte weekblad 'Sport en Sportwereld' de column 'Van hier én daar, misschien raar, maar in Nico Scheepmaker (54): "Trijfel is een verlengstuk van mijn eigen ik zoveel woorden zeggen, maar het kan hem lichtelijk storen als hoofdredacteuren zijn 'Trijfels' geen of onregelmatige plaatsruimte in hun kranten bieden. „Als je een dagelijkse column hebt, moet die er ook dagelijks in staan. Zeker als het gaat om een column, zoals ik die schrijf. Want ik pleeg dikwijls terug te komen op datgene wat ik de vorige dag heb geschreven. Mijn hooggeleerde vriend Karei van 't Reve heeft eens gezegd dat mijn rubriek gezien het lezersbestand de best geoutilleerde computer van het land is. Daar zit wel iets in. Wil iemand iets weten, dan kun je er bijna zeker van uitgaan dat een paar dagen later iemand anders met de oplossing komt. Zo'n column, dat vind ik het goeie eraan, heeft een feuilletonfunctie. Je komt van het een in het ander, via mijn rubriek geef ik lezers de gelegenheid te reageren. Rectificaties en toevoegingen van lezers leveren de aardigste 'Trijfels' op". Hij ziet zijn vijf keer per week verschijnende rubriek als een gerecht dat de lezers gemakkelijk tot zich kunnen nemen. De naam zegt het al, 'Trijfel' is de vernederlandsing van de Engelse lekkernij 'trifle', een allegaartje van vla, cake, lange vingers, zacht fruit, rum of sherry. „Net als 'trifle' is 'Trijfel' een melange van alles en nog wat". In 1982 werden tien van zijn columns onderscheiden met de Prijs voor de Dagbladjournalistiek 1981. Het streelde hem, dat blijk van erkenning. Met enige ironie beladen genoegen stelde hij nadien vast dat een krant prompt tot plaatsing van zijn 'Trijfels' overging, waar die tevoren bij het bewuste dagblad waren gebruikt als prullenbakvulling. Thans weet hij zich vaste gast bij rond 900.000 abonnees, die al herhaaldelijk hebben mogen kennisnemen van de belevenissen van zijn dochtertjes Sara en Janna. „Carmiggelt schreef nog veel meer over zijn kinderen. Knap had het vaak over zijn auto's en katten, ik dus over Sara en Janna. Waarom niet? De mensen blijken geïnteresseerd. Er zijn er die schrijven: „Doe de groeten aan Sara en Janna. Wanneer schrijf je weer eens over ze?" Invloed Of hij met zijn verhaaltjes over het leven dichtbij en ver van huis veel invloed op het maatschappelijk verkeer heeft, betwijfelt Scheepmaker. „Hoewel, ik kan twee aanwijsbare voorbeelden geven van dingen die zijn ieder geval waar' vol. Als een titel ooit de lading van zijn werk dekte, was die het wel. Ruim een kwart eeuw later is Nico Scheepmaker voor de één de woord-, punt- en komma-goochelaar op de gestrekte kolom, de nooit buiten de kaderlijnen tredende meester van cursief geschreven filosofietjes, voor de ander kortweg een beroepsouwehoer. Van die laatste kwalificatie is Scheepmaker niet zo gecharmeerd, zo blijkt. „Er zijn inderdaad mensen die vinden dat ik er maar op los zwets, maar dat valt allemaal best mee. Ik geef toe dat niet elk stuk van levensbelang is. Maar voor een columnist is het wel van levensbelang dat-ie een stuk schrijft dat anders is dan een stuk dat in een andere krant staat. Natuurlijk mag iemand zeggen dat het slap geouwehoer is, wat ik schrijf. Maar zonder denkwerk is het in elk geval nooit op papier gekomen. Wat ik vaak probeer is om via een omweg iets zinnigs te zeggen". Het interieur van zijn landelijke onderkomen in het al even rustieke Broek in Waterland herinnert aan een verleden waarin vijftien jaar beroepsmatig kassie-kijken ligt opgeborgen. De gids bevindt zich binnen handbereik, de wandkast biedt gastvrij onderdak aan twee tv's en twee videorecorders, kortom, voor Nico Scheepmaker is de beeldbuis na al die tijd nog niet opgebrand. Zeker vier vakbroeders weten daarvan mee te praten, sinds afgelopen zomer. In belangrijke mate verbeidde hij zijn schaarse vrije tijd in Los Angeles, waar hij namens de Gemeenschappelijke Pers Dienst de Olympische Spelen volgde, in gepassioneerd oogcontact met het gekleurde oog. Geen ochtend kon in de 'olympische woning' van de GPD-journalisten aanbreken zonder Nico's onvermijdelijke druk 09 de knop na een nasaal „goedemorgen". Niemand in Glendale die dan nog een kind aan hem had. Alleen de kanaalkiezer van het stokoude tv-apparaat kreunde onder de last van het overwerk. Uitvinding „Na de penicilline zijn de televisie en de videorecorder de mooiste uitvindingen die er zijn gedaan", meent hij stellig. „Watje allemaal niet ziet op de televisie! Ik zou niet graag geleefd hebben in een tijdperk zonder tv. Ik heb het tot mijn 28ste zonder moeten doen, nu weet ik wat ik allemaal heb gemist. Tegenwoordig neem ik voor het slapen gaan de hele teletekst nog even door, prachtig vind ik dat". Maar meer nog dan met televisie onderhoudt Scheepmaker een innige relatie met zijn schrijfmachine, die een prominente plaats in zijn werkkamer inneemt. Onderhand al een decennium koelt hij zyn niet te temmen schrijfwoede op de toetsen. De journalist, columnist en schrijver („Ik ben van alles zo'n beetje, maar ik noem me journalist. Dat vind ik een mooi beroep") laat dat ding maar doorratelen voor weer een stuk, boek, gedicht of wat voor publicatie dan ook, die hij op de buitenwereld meent te moeten loslaten. „Deze schrijfmachine is me heel vertrouwd. Ik heb altijd het gevoel dat mijn stukken minder van kwaliteit zijn, als ik die op een ander instrument heb moeten schrijven". Zichtbaar hebben de dikke stapels proza en poëzie, die hij in pakweg 30 jaar heeft afgescheiden, hem niet louter pakken oud papier nagelaten. Scheepmaker (54) mag zich vandaag de dag in gezelschap van Anne, Sara en Janna warmen aan het comfort van een bovenmodale welstand, waar hij eens by de 'Zaanlander' als sportmedewerker een overigens welkome grijpstuiver bijeen zwoegde als financiële ondersteuning van zijn studie Slavische talen. Mooie tijden waren dat. Het was toen zijn taak de in chauvinisme gedoopte pennen van verslaggevende clubsecretarissen enigszins bij te slijpen; waar nodig moest hij de bal ontslaan van kappersdiensten, want het wilde in die tijd nogal eens voorkomen dat een bal de lat schoor en niet scheerde. Tv-rubriek „In 1960 ben ik bij het Utrechts Nieuwsblad begonnen met mijn dagelijkse tv-rubriek. Ik woonde in die tijd in Amsterdam, in de Jan Luykenstraat, dicht in de buurt van het Rijksmuseum. Voor 450 gulden per maand moest ik elke avond een recensie van de tv-programma's schrijven. Zodra ik klaar was, deed ik die in een envelop, fietste dan naar het Centraal Station om het stuk op tijd in Utrecht te krijgen". door Gerard van Putten Niet veel later wilden ook andere kranten Nico's visie op de al dan niet creatieve oprispingen van de Hilversumse programmamakers afgedrukt zien. Eerst de Haagsche Courant, nog twee dagbladen volgden. „Ik maakte elke avond vier doorslagen, want bij de Gemeenschappelijke Pers Dienst bestond toen de regeling dat een stuk pas mocht worden doorgebeld als vijf kranten het meenamen. Later mocht ik wel van de telefoon gebruik maken, er was toen een vijfde krant by gekomen. Even heb ik overwogen om dat niet te doen, want ik vond het heel gênant een stukje vol grapjes met komma's en punten monotoon te moeten voordragen. Uiteindelijk ben ik toch maar over dat bezwaar heen gestapt". Vijftien jaar zou Scheepmaker avond aan avond beroepsmatig de glasvezels van de beeldbuis kijken. Het werkte kennelijk niet afstompend op zijn creatief brein. Hij liet Hopper gedachtensprongen maken in de Volkskrant, wist zijn alter ego Ivo Vettewinkel zover te krijgen wekelijks voor de toen nog illegale microfoon van Radio Veronica een portret van het Nederlandse sportleven te schilderen; zelf leverde Scheepmaker geregeld een column aan Vrij Nederland, links en rechts schnabbelde hij nog wat bij. Als freelancer had Scheepmaker één zekerheid: „Ik moest elke avond om 7 uur voor de televisie gaan zitten in de wetenschap dat het om 11 uur was afgelopen. Dagelijks schrijven over televisie was best aardig, maar na 15 jaar kreeg ik toch wel de indruk dat het er niet interessanter op werd. Vroeger had je 'Hoepla' en 'Zo is het', dat waren dankbare onderwerpen. Het aantal Nederlandse tv-produkties is veel minder geworden". Sara Hem bekroop in 1975 het verlangen iets anders te willen doen. Een rubriek waarin hij iets van zichzelf kon stoppen. Na de geboorte van zijn dochter Sara wilde Scheepmaker, van nature toch de vrijbuiter in eigen persoon, ook af van de status 'zelfstandig ondernemer in stukjes van zoveel centimeter'. „Heel gek eigenlijk, als je alleen maar een vrouw hebt, dan hindert het blijkbaar niet als je onder een tram "komt. Maar komt er een kind, dan word je voorzichtiger". Zodat Nico zich nu columnist mag noemen in vaste dienst van de Gemeenschappelijke Pers Dienst, waarbij ook deze krant is aangesloten. Een freelancer in loondienst zeg maar, een solist met de sociale zekerheid als protégé. „Feitelyk is er in vergelijking met vroeger niets veranderd. In zoverre, toen had ik die Hopper-rubriek in De Volkskrant, die heb ik om twee redenen moeten opgeven. Omdat ik voor de GPD een gelijksoortige column ging schrijven, Trijfel. Maar ook omdat ik in vaste dienst kwam. Ook nu kan ik overigens gewoon vanuit huis werken, die vrijheid van handelen spreekt me zeer aan. Ik besef dat ik in vergelijking met andere journalisten in een bevoorrechte positie verkeer, al zeg ik er ter verontschuldiging wel bij dat het er in de praktijk allemaal niet zo eenvoudig aan toe gaat als menigeen veronderstelt. Veel journalisten zijn wel in staat een column te schrijven, slechts weinigen dagelijks". Volgens een nauw luisterende dagindeling doet-ie dat; het door hem gedisciplineerd aangehangen werkschema laat bovendien het schrijven van twee tv-rubrieken en een sportrubriek ('Stopper') toe. Met behulp van de 'facs', een telefotokopie-apparaat („Na de penicilline, televisie en videorecorder de mooiste uitvinding") seint hij zijn verhalen door naar de GPD en naar Vrij Nederland. „De sportrubriek van VN moet uiterlijk maandagmiddag om één uur op de redactie zijn, de tweewekelijkse tv-rubriek op woensdag. 'Stopper' moet in de loop van de zondagavond kant en klaar bij de GPD liggen, de tv-column op vrijdagochtend. Die verschijnt elke zaterdag in de GPD-kranten, dan hoef ik geen 'Trijfel' te leveren". Verlengstuk 'Trijfel'. Scheepmaker beschouwt dat cursiefje als een schriftelijk verlengstuk van z'n eigen ik. Met dien verstande dat hij nooit zal aarzelen anderen toegang te verlenen tot zijn sprekershoek. Hy zal het niet met veranderd, nadat ik erover geschreven heb. De ANWB had tussen Haarlem en Amsterdam borden staan waarop de kilometeraanduiding niet klopte. Ik las eerst: Amsterdam 15 kilometer. Halfweg 6. Daarna: Amsterdam 8, Halfweg 4; Amsterdam 4, Halfweg 2; tenslotte in Halfweg: Amsterdam 3 kilometer. Zelfs zonder het bezit van een wiskundeknobbel kon je vaststellen dat dit niet juist was". „Het andere geval betrof een Russische jood die was getrouwd met een Nederlandse. Die jongen is eens bij me geweest en vertelde toen dat zijn zuster in de Sowjet-Unie geen uitreisvisum kreeg. Of ik daar niet eens wat over kon schrijven. Dat heb ik gedaan, dat stuk heeft-ie opgestuurd naar de Sowjet-Unie'. Even later heeft ze toch een uitreisvisum gekregen. Leuk dat het gelukt is, al kan het natuurlijk toeval zijn. Die mensen die via Israël in Amerika zijn beland, zijn hier vorig jaar geweest en hebben mij uitgebreid bedankt. Ze waren er heilig van overtuigd dat ik dat allemaal had bereikt, heel ontroerend was dat". Met ingehouden trots toont Nico Scheepmaker het boek 'Kasteel tussen vier muren' van Vladimir Bukovski, die daarin uitgebreid verhaalt van het leven van een Russische dissident. Binnenin staat een opdracht: „To mister Nico Scheepmaker. With deep gratitude and the best wishes". V. Bukovski, 20 oktober 1979. „Van de toestand in de Sowjet Unie weet ik het nodige af. Er bestaan onderwerpen waarvan ik niet zo goed op de hoogte ben, dan moet ik er boeken op naslaan, mensen bellen. Als je zo'n column hebt, mag je niet gemakzuchtig zijn. Voor één regel, voor één citaat ga ik naar de UB, naar de universiteitsbibliotheek. Een citaat geeft dikwijls fleur aan een column, bovendien ben ik gewend alles na te kijken, omdat ik vind dat het waar moet zyn wat er in 'Try fel' staat. Ik noem ook altijd de bron en heb ik een fout gemaakt, dan rectificeer ik die". Schaar Zo is Scheepmaker een heel jaar bezig, alleen de vakantie weet zijn schrijfwoede te temmen. Wel gaat altijd de schaar mee op reis om stukkies uit buitenlandse kranten te knippen. „Na al die jaren vind ik het nog steeds leuk om te schrijven. Nooit zit ik om onderwerpen verlegen, nooit sta ik droog. Vandaar dat ik mijn vingers dikwijls jeuken als ik met vakantie ben". lk lees het Leidsch Dagblad niet, ik ver hapstuk dit 'grootste dagblad voor Leiden en omstreken', zoals de ondertitel luidt. Dat wil zeggen: ik neem een hapje, ik lees een stukje. Dat komt zo. Ik krijg het Leidsch Dag blad tegelijk met zes andere GPD-kranten per post toegezonden. Op een heel bevredi gende manier gebanderolleerd, want zo danig dat je, dank zij het feit dat de da tum van de krant links bovenaan op de voorpagina staat, meteen kunt zien van welke dag het Leidsch Dagblad is zonder de banderol er af te hoeven halen. Prak tisch Voor de postabonnee, vooral als hij twee kranten tegelijk krijgt in één postbe stelling, wat nog wel eens wil voorkomen. Stel even dat het dinsdagochtend elf uur is. Een pak post in het halletje om u tegen te zeggen. So-wie-so al zeven kran ten, a 30 cent porto, gemiddeld drie brie ven van lezeressen (soms zelfs van lezers), andere brieven, convocaties, tijdschriften, uitnodigingen etcetera, alles bij elkaar al gauw voor een gulden of acht handel voor de PTT, en toch halen sommige postbodes uit schrieperigheid de twee elastieken waarmee mijn post wordt samengebon den er eerst nog even af voordat ze het hele pakketje in het halletje plompen... Maar goed, de post gooit zijn pakketje dus in de gang, en ik veer op van mijn bureaustoel met zwenkwieltjes om de post te gaan doornemen, ook al zit ik midde nin een stuk, sterker nog: middenin een zin. DE POST! Ik ben altijd benieuwd wat er tussen zit. Is er nog leuke post? vraagt mijn vrouw dan. Leuke post be staat voor ons uit brieven van vrienden, reacties van lezers, al die dingen die niet voorgevormd zoals de postabonnementen op de kranten) tot het dagelijkse postpak ket behoren. Het Leidsch Dagblad behoort dan ook niet tot de poststukken die ik als eerste gretig openmaak, want hoe is de si tuatie op dinsdagochtend 11 uur? Ik heb dan de Volkskrant en de Telegraaf al ge lezen die omstreeks 6 uur 's ochtends door één en dezelfde bezorger gelijktijdig in mijn brievenbus worden gestopt. Ook heb ik de vorige dag al de maandagavond kranten, Het Parool, de NNC en NRC Handelsblad, van voren naar achteren gespeld. Als de maandagkrant van het Leidsch Dagblad arriveert, heb ik dus al VIJF maandagkranten en TWEE dins dagkranten achter de rug, dus dan komt het er niet meer van om het Leidsch Dag blad (en de andere GPD-bladen van maandag) te lezen zoals een normale abonnee die leest. Ik verhapstuk dan het L.D., dat wil zeggen dat ik Beiroet en ADM of RSV oversla omdat ik dezelfde be richten al zeven keer eerder heb kunnen lezen, maar mij tot de rubrieken bepaal, en tot speciale Leidse primeurs (zoals over de uitvinding van het kauwborsteltje: als Leids wereldnieuws op de voorpagina, en de rest binnenin!). Van die rubrieken heb ben er vier mijn speciale voorkeur: 1. Het hoofdartikel. Al was het maar omdat dat op de voorpagina staat! Ik vind dat een heel juiste politiek, die welis waar niet door de landelijke dagbladen, maar verrassend genoeg wel door een aantal GPD-bladen wordt gevoerd. Ik houd van hoofdartikelen, ik houd ervan een mening over een brandend onderwerp te lezen, en ik vind dat het, als een van de belangrijkste stukken van de krant, op de voorpagina hoort te staan! Nu worden de hoofdartikelen zelden uitsluitend door de hoofdredacteur geschreven, ook bij het L.D. niet, het wordt bijvoorbeeld ook wel eens door de redacteur geestelijk leven ge schreven als er door Rome een roomse bis schop in Nederland geparachuteerd wordt, en daarom vind ik (ook al heet het hoofdartikel het standpunt van 'de krant' weer te geven) dat het aanbeveling ver dient de initialen van de schrijver onder het hoofdartikel te zetten, zoals bij de Leeuwarder Courant gebeurt. Niet om te controleren of de hoofdredacteur zelf wel vaak genoeg de hoes van zijn schrijfma chine haalt (hoewel...), maar gewoon om te weten van wie die mening precies af komstig is. 2. De rubriek 'Vrij-Uit' van Ruud Paauw op dinsdag. Ik zou eigenlijk een beetje de pest aan die rubriek moeten heb ben, want doordat die rubriek erin staat staat mijn Stopper-rubriek, die ik weke lijks voor de GPD schrijf, er niet in. Maar het is een van de betere sportrubrieken in Nederland, informatie én mening, dat is altijd aardig om te lezen. 3. De rubriek 'Nagerecht' door Wim Brands. Hij beoefent een ouderwets hand werk, de rechtbankcolumn, er zijn nog maar weinig kranten die zo'n rubriek er op na houden, maar het blijkt een onver woestbaar genre, vooral als je, zoals Wim Brands, oog hebt voor absurde details en in staat bent die met wat 'meerwaarde' geestig te verpakken. 4. 'Oud Nieuws'. Stukjes uit de krant van precies 100 en 50 jaar geleden. Dat zou een rubriek zijn die ik graag zou sa menstellen, en ik zou het dan precies zo doen, met de nadruk op vreemde voorval len, bizarre anekdotes, curieuze doodsoor zaken, want zulke 'trivia' hebben meer eeuwigheidswaarde dan de politieke en economische feiten van de dag. LEZERS OVER DE KRANT Mevrouw C. Arends, Narmstraat 13, Leiden. Ik lees twee kranten, het LD en de NRC. Soms maar één van de twee wegens geldgebrek. De NRC lees ik voor de arti kelen over de interna tionale politiek en voor de kunstkritieken. In het LD volg ik het lokale nieuws. Ik wil op de hoogte blijven van res tauraties en stadsplan ning. Die twee kranten vullen elkaar goed aan. In de periode dat ik alleen het LD las is het me opgevallen dat ik toch een redelijk beeld bleef houden van de in ternationale politiek. De artikelen over de po litiek zijn simpeler ge steld dan in de NRC, maar dat heeft ook z'n voordelen. Ook vond ik het grap pig te merken dat ik op het gebied van kunst voorlichting de laatste tijd in het LD soms stuk ken tegenkwam die ik miste in de NRC. Over de andere ru brieken in het LD kan ik niet veel zeggen. Zo gek veel tijd besteed ik nu ook weer niet aan kran ten lezen. Ik doe aan koppensnellen. Als ik denk dat iets interes sant kan zijn begin ik te lezen, maar als het me niet boeit stop ik halver wege". Mevrouw Van de Berg, Volmolengracht 6, Leiden. "Het is m'n favoriete krant, al 34 jaar lang. Ik heb als reclame wel eens andere kranten in de bus gehad, maar ik zou niet willen verande ren. De meeste berichten lees ik. Sport niet, dat is meer voor m'n man. En politiek lees ik alleen als het me interessant lijkt. Verder neem ik alles zo als het is. Je moet je niet te snel ergeren aan ver halen, want de krant is er voor alles en ieder- De heer P.Bril, Medu sastraat 16a, Leiden. "Ik lees de krant van voren naar achteren want ik ben een kran tenfanaat. 's Morgens heb ik het Algemeen Dagblad, 's avonds het Leidsch Dagblad. Het buitenlandse nieuws dat ik 's morgens al heb gelezen, laat ik 's avonds zitten. Sport vind ik belang rijk. Het is ook handig dat dat in het tweede ge deelte staat. Ik begin met het achterstuk van de krant en m'n vrouw met het voorstuk. Stads- nieuwtjes zijn ook wel aardig. Ik vind dat er in de loop der jaren niet veel veranderd is in de krant. Een paar andere opschriften, maar het is toch in grote lijnen het zelfde gebleven. De do- denadvertenties staan ook altijd op dezelfde pagina. Het lijkt me wel verstandig om niet te veel te veranderen, want de mensen wen nen aan een krant. En anders krijg je mis schien opzeggingen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 52