'Aan onderwerpen geen gebrek'
Verhapstukken
PAGINA 26
JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD
VRIJDAG 1 MAART 1985
Gezien zijn immense produktie
laat het zich nauwelijks
voorstellen, maar er bestaan
onderwerpen waarover Nico
Scheepmaker niet schrijft.
Cricket, motorsport, de dagelijkse
ontwikkelingen op de
Amsterdamse effectenbeurs en de
herderlijke boetepreken van
bisschop Gijsen, het zijn niet de
zaken die hem raken. Die
gespreksthema's zeggen hem
weinig, dus laat-ie zijn
schrijfmachine daarover zwijgen.
Ook de fabricage van stropdassen
pleegt hij trouwens onbesproken te
laten. Uit overtuiging draagt
Scheepmaker geen stropdassen, Nico
weet zich wat dat betreft in het hem zo
vertrouwde gezelschap van Hopper.
Stopper en Ivo Vettewinkel en hij voelt
zich daar wel bij.
Maar verder boeit hem vrijwel alles
wat leeft en groeit, heeft-ie een primair
oog voor details die hij geheel
karakteristiek vanuit een secundaire
reactie op een A-4 vel vastlegt om de
minder opmerkzamen onder ons op
het bestaan ervan te wijzen. Zijn
interesses variëren van PSV tot KGB,
al verfoeit Scheepmaker die laatste
'club' hartgrondig. „Je schrijft als
columnist over dingen die je treffen",
zegt hij, „over dingen die je tegenkomt.
Bovendien schrijf je als columnist over
iets watje hebt, hebt gehad of over
plaatsen waar je bent geweest".
Op zijn geheel eigen wijze doet hij dat.
Scheepmaker laatst „het onrecht" van
de puntendeling aan. Na veel
cijferwerk kwam hij tot de conclusie
dat winnares Andrea Schóne over de
vier afstanden zes seconden langer had
gedaan dan Yvonne van Gennip, die
bovendien twee ritten op haar naam
schreef tegen de Oostduitse alleen de
500 meter. „Natuurlijk zullen
sommigen wel weer hebben gezegd dat
het slap geouwehoer was wat ik heb
geschreven. Maar is het dan niet zo dat
het veel vermoeiender is om twee
lange afstanden hard te schaatsen dan
één keer van koek naar zopie?"
Lading
Zijn logica is vaak een andere dan die
van anderen, maar daarom nog niet
onjuist. Eens schreef hij in het al lang
in het vergeetboek geraakte weekblad
'Sport en Sportwereld' de column 'Van
hier én daar, misschien raar, maar in
Nico Scheepmaker (54): "Trijfel is een verlengstuk van mijn eigen ik
zoveel woorden zeggen, maar het kan
hem lichtelijk storen als
hoofdredacteuren zijn 'Trijfels' geen of
onregelmatige plaatsruimte in hun
kranten bieden.
„Als je een dagelijkse column hebt,
moet die er ook dagelijks in staan.
Zeker als het gaat om een column,
zoals ik die schrijf. Want ik pleeg
dikwijls terug te komen op datgene
wat ik de vorige dag heb geschreven.
Mijn hooggeleerde vriend Karei van 't
Reve heeft eens gezegd dat mijn
rubriek gezien het lezersbestand de
best geoutilleerde computer van het
land is. Daar zit wel iets in. Wil iemand
iets weten, dan kun je er bijna zeker
van uitgaan dat een paar dagen later
iemand anders met de oplossing komt.
Zo'n column, dat vind ik het goeie
eraan, heeft een feuilletonfunctie. Je
komt van het een in het ander, via mijn
rubriek geef ik lezers de gelegenheid te
reageren. Rectificaties en
toevoegingen van lezers leveren de
aardigste 'Trijfels' op".
Hij ziet zijn vijf keer per week
verschijnende rubriek als een gerecht
dat de lezers gemakkelijk tot zich
kunnen nemen. De naam zegt het al,
'Trijfel' is de vernederlandsing van de
Engelse lekkernij 'trifle', een
allegaartje van vla, cake, lange vingers,
zacht fruit, rum of sherry. „Net als
'trifle' is 'Trijfel' een melange van alles
en nog wat".
In 1982 werden tien van zijn columns
onderscheiden met de Prijs voor de
Dagbladjournalistiek 1981. Het
streelde hem, dat blijk van erkenning.
Met enige ironie beladen genoegen
stelde hij nadien vast dat een krant
prompt tot plaatsing van zijn 'Trijfels'
overging, waar die tevoren bij het
bewuste dagblad waren gebruikt als
prullenbakvulling. Thans weet hij zich
vaste gast bij rond 900.000 abonnees,
die al herhaaldelijk hebben mogen
kennisnemen van de belevenissen van
zijn dochtertjes Sara en Janna.
„Carmiggelt schreef nog veel meer
over zijn kinderen. Knap had het vaak
over zijn auto's en katten, ik dus over
Sara en Janna. Waarom niet? De
mensen blijken geïnteresseerd. Er zijn
er die schrijven: „Doe de groeten aan
Sara en Janna. Wanneer schrijf je weer
eens over ze?"
Invloed
Of hij met zijn verhaaltjes over het
leven dichtbij en ver van huis veel
invloed op het maatschappelijk
verkeer heeft, betwijfelt Scheepmaker.
„Hoewel, ik kan twee aanwijsbare
voorbeelden geven van dingen die zijn
ieder geval waar' vol. Als een titel ooit
de lading van zijn werk dekte, was die
het wel.
Ruim een kwart eeuw later is Nico
Scheepmaker voor de één de woord-,
punt- en komma-goochelaar op de
gestrekte kolom, de nooit buiten de
kaderlijnen tredende meester van
cursief geschreven filosofietjes, voor
de ander kortweg een
beroepsouwehoer. Van die laatste
kwalificatie is Scheepmaker niet zo
gecharmeerd, zo blijkt. „Er zijn
inderdaad mensen die vinden dat ik er
maar op los zwets, maar dat valt
allemaal best mee. Ik geef toe dat niet
elk stuk van levensbelang is. Maar voor
een columnist is het wel van
levensbelang dat-ie een stuk schrijft
dat anders is dan een stuk dat in een
andere krant staat. Natuurlijk mag
iemand zeggen dat het slap
geouwehoer is, wat ik schrijf. Maar
zonder denkwerk is het in elk geval
nooit op papier gekomen. Wat ik vaak
probeer is om via een omweg iets
zinnigs te zeggen".
Het interieur van zijn landelijke
onderkomen in het al even rustieke
Broek in Waterland herinnert aan een
verleden waarin vijftien jaar
beroepsmatig kassie-kijken ligt
opgeborgen. De gids bevindt zich
binnen handbereik, de wandkast biedt
gastvrij onderdak aan twee tv's en twee
videorecorders, kortom, voor Nico
Scheepmaker is de beeldbuis na al die
tijd nog niet opgebrand. Zeker vier
vakbroeders weten daarvan mee te
praten, sinds afgelopen zomer. In
belangrijke mate verbeidde hij zijn
schaarse vrije tijd in Los Angeles, waar
hij namens de Gemeenschappelijke
Pers Dienst de Olympische Spelen
volgde, in gepassioneerd oogcontact
met het gekleurde oog. Geen ochtend
kon in de 'olympische woning' van de
GPD-journalisten aanbreken zonder
Nico's onvermijdelijke druk 09 de
knop na een nasaal „goedemorgen".
Niemand in Glendale die dan nog een
kind aan hem had. Alleen de
kanaalkiezer van het stokoude
tv-apparaat kreunde onder de last van
het overwerk.
Uitvinding
„Na de penicilline zijn de televisie en
de videorecorder de mooiste
uitvindingen die er zijn gedaan",
meent hij stellig. „Watje allemaal niet
ziet op de televisie! Ik zou niet graag
geleefd hebben in een tijdperk zonder
tv. Ik heb het tot mijn 28ste zonder
moeten doen, nu weet ik wat ik
allemaal heb gemist. Tegenwoordig
neem ik voor het slapen gaan de hele
teletekst nog even door, prachtig vind
ik dat".
Maar meer nog dan met televisie
onderhoudt Scheepmaker een innige
relatie met zijn schrijfmachine, die een
prominente plaats in zijn werkkamer
inneemt. Onderhand al een decennium
koelt hij zyn niet te temmen
schrijfwoede op de toetsen. De
journalist, columnist en schrijver („Ik
ben van alles zo'n beetje, maar ik noem
me journalist. Dat vind ik een mooi
beroep") laat dat ding maar
doorratelen voor weer een stuk, boek,
gedicht of wat voor publicatie dan ook,
die hij op de buitenwereld meent te
moeten loslaten. „Deze schrijfmachine
is me heel vertrouwd. Ik heb altijd het
gevoel dat mijn stukken minder van
kwaliteit zijn, als ik die op een ander
instrument heb moeten schrijven".
Zichtbaar hebben de dikke stapels
proza en poëzie, die hij in pakweg 30
jaar heeft afgescheiden, hem niet
louter pakken oud papier nagelaten.
Scheepmaker (54) mag zich vandaag de
dag in gezelschap van Anne, Sara en
Janna warmen aan het comfort van een
bovenmodale welstand, waar hij eens
by de 'Zaanlander' als
sportmedewerker een overigens
welkome grijpstuiver bijeen zwoegde
als financiële ondersteuning van zijn
studie Slavische talen. Mooie tijden
waren dat. Het was toen zijn taak de in
chauvinisme gedoopte pennen van
verslaggevende clubsecretarissen
enigszins bij te slijpen; waar nodig
moest hij de bal ontslaan van
kappersdiensten, want het wilde in die
tijd nogal eens voorkomen dat een bal
de lat schoor en niet scheerde.
Tv-rubriek
„In 1960 ben ik bij het Utrechts
Nieuwsblad begonnen met mijn
dagelijkse tv-rubriek. Ik woonde in die
tijd in Amsterdam, in de Jan
Luykenstraat, dicht in de buurt van het
Rijksmuseum. Voor 450 gulden per
maand moest ik elke avond een
recensie van de tv-programma's
schrijven. Zodra ik klaar was, deed ik
die in een envelop, fietste dan naar het
Centraal Station om het stuk op tijd in
Utrecht te krijgen".
door Gerard van Putten
Niet veel later wilden ook andere
kranten Nico's visie op de al dan niet
creatieve oprispingen van de
Hilversumse programmamakers
afgedrukt zien. Eerst de Haagsche
Courant, nog twee dagbladen volgden.
„Ik maakte elke avond vier doorslagen,
want bij de Gemeenschappelijke Pers
Dienst bestond toen de regeling dat
een stuk pas mocht worden
doorgebeld als vijf kranten het
meenamen. Later mocht ik wel van de
telefoon gebruik maken, er was toen
een vijfde krant by gekomen. Even heb
ik overwogen om dat niet te doen, want
ik vond het heel gênant een stukje vol
grapjes met komma's en punten
monotoon te moeten voordragen.
Uiteindelijk ben ik toch maar over dat
bezwaar heen gestapt".
Vijftien jaar zou Scheepmaker avond
aan avond beroepsmatig de glasvezels
van de beeldbuis kijken. Het werkte
kennelijk niet afstompend op zijn
creatief brein. Hij liet Hopper
gedachtensprongen maken in de
Volkskrant, wist zijn alter ego Ivo
Vettewinkel zover te krijgen wekelijks
voor de toen nog illegale microfoon
van Radio Veronica een portret van het
Nederlandse sportleven te schilderen;
zelf leverde Scheepmaker geregeld een
column aan Vrij Nederland, links en
rechts schnabbelde hij nog wat bij. Als
freelancer had Scheepmaker één
zekerheid: „Ik moest elke avond om 7
uur voor de televisie gaan zitten in de
wetenschap dat het om 11 uur was
afgelopen. Dagelijks schrijven over
televisie was best aardig, maar na 15
jaar kreeg ik toch wel de indruk dat het
er niet interessanter op werd. Vroeger
had je 'Hoepla' en 'Zo is het', dat waren
dankbare onderwerpen. Het aantal
Nederlandse tv-produkties is veel
minder geworden".
Sara
Hem bekroop in 1975 het verlangen
iets anders te willen doen. Een rubriek
waarin hij iets van zichzelf kon
stoppen. Na de geboorte van zijn
dochter Sara wilde Scheepmaker, van
nature toch de vrijbuiter in eigen
persoon, ook af van de status
'zelfstandig ondernemer in stukjes van
zoveel centimeter'. „Heel gek eigenlijk,
als je alleen maar een vrouw hebt, dan
hindert het blijkbaar niet als je onder
een tram "komt. Maar komt er een kind,
dan word je voorzichtiger".
Zodat Nico zich nu columnist mag
noemen in vaste dienst van de
Gemeenschappelijke Pers Dienst,
waarbij ook deze krant is aangesloten.
Een freelancer in loondienst zeg maar,
een solist met de sociale zekerheid als
protégé. „Feitelyk is er in vergelijking
met vroeger niets veranderd. In
zoverre, toen had ik die
Hopper-rubriek in De Volkskrant, die
heb ik om twee redenen moeten
opgeven. Omdat ik voor de GPD een
gelijksoortige column ging schrijven,
Trijfel. Maar ook omdat ik in vaste
dienst kwam. Ook nu kan ik overigens
gewoon vanuit huis werken, die
vrijheid van handelen spreekt me zeer
aan. Ik besef dat ik in vergelijking met
andere journalisten in een
bevoorrechte positie verkeer, al zeg ik
er ter verontschuldiging wel bij dat het
er in de praktijk allemaal niet zo
eenvoudig aan toe gaat als menigeen
veronderstelt. Veel journalisten zijn
wel in staat een column te schrijven,
slechts weinigen dagelijks".
Volgens een nauw luisterende
dagindeling doet-ie dat; het door hem
gedisciplineerd aangehangen
werkschema laat bovendien het
schrijven van twee tv-rubrieken en een
sportrubriek ('Stopper') toe. Met
behulp van de 'facs', een
telefotokopie-apparaat („Na de
penicilline, televisie en videorecorder
de mooiste uitvinding") seint hij zijn
verhalen door naar de GPD en naar
Vrij Nederland. „De sportrubriek van
VN moet uiterlijk maandagmiddag om
één uur op de redactie zijn, de
tweewekelijkse tv-rubriek op
woensdag. 'Stopper' moet in de loop
van de zondagavond kant en klaar bij
de GPD liggen, de tv-column op
vrijdagochtend. Die verschijnt elke
zaterdag in de GPD-kranten, dan hoef
ik geen 'Trijfel' te leveren".
Verlengstuk
'Trijfel'. Scheepmaker beschouwt dat
cursiefje als een schriftelijk
verlengstuk van z'n eigen ik. Met dien
verstande dat hij nooit zal aarzelen
anderen toegang te verlenen tot zijn
sprekershoek. Hy zal het niet met
veranderd, nadat ik erover geschreven
heb. De ANWB had tussen Haarlem en
Amsterdam borden staan waarop de
kilometeraanduiding niet klopte. Ik las
eerst: Amsterdam 15 kilometer.
Halfweg 6. Daarna: Amsterdam 8,
Halfweg 4; Amsterdam 4, Halfweg 2;
tenslotte in Halfweg: Amsterdam 3
kilometer. Zelfs zonder het bezit van
een wiskundeknobbel kon je
vaststellen dat dit niet juist was".
„Het andere geval betrof een
Russische jood die was getrouwd met
een Nederlandse. Die jongen is eens bij
me geweest en vertelde toen dat zijn
zuster in de Sowjet-Unie geen
uitreisvisum kreeg. Of ik daar niet eens
wat over kon schrijven. Dat heb ik
gedaan, dat stuk heeft-ie opgestuurd
naar de Sowjet-Unie'. Even later heeft
ze toch een uitreisvisum gekregen.
Leuk dat het gelukt is, al kan het
natuurlijk toeval zijn. Die mensen die
via Israël in Amerika zijn beland, zijn
hier vorig jaar geweest en hebben mij
uitgebreid bedankt. Ze waren er heilig
van overtuigd dat ik dat allemaal had
bereikt, heel ontroerend was dat".
Met ingehouden trots toont Nico
Scheepmaker het boek 'Kasteel tussen
vier muren' van Vladimir Bukovski,
die daarin uitgebreid verhaalt van het
leven van een Russische dissident.
Binnenin staat een opdracht: „To
mister Nico Scheepmaker. With deep
gratitude and the best wishes". V.
Bukovski, 20 oktober 1979.
„Van de toestand in de Sowjet Unie
weet ik het nodige af. Er bestaan
onderwerpen waarvan ik niet zo goed
op de hoogte ben, dan moet ik er
boeken op naslaan, mensen bellen. Als
je zo'n column hebt, mag je niet
gemakzuchtig zijn. Voor één regel,
voor één citaat ga ik naar de UB, naar
de universiteitsbibliotheek. Een citaat
geeft dikwijls fleur aan een column,
bovendien ben ik gewend alles na te
kijken, omdat ik vind dat het waar
moet zyn wat er in 'Try fel' staat. Ik
noem ook altijd de bron en heb ik een
fout gemaakt, dan rectificeer ik die".
Schaar
Zo is Scheepmaker een heel jaar bezig,
alleen de vakantie weet zijn
schrijfwoede te temmen. Wel gaat
altijd de schaar mee op reis om
stukkies uit buitenlandse kranten te
knippen. „Na al die jaren vind ik het
nog steeds leuk om te schrijven. Nooit
zit ik om onderwerpen verlegen, nooit
sta ik droog. Vandaar dat ik mijn
vingers dikwijls jeuken als ik met
vakantie ben".
lk lees het Leidsch Dagblad niet, ik ver
hapstuk dit 'grootste dagblad voor Leiden
en omstreken', zoals de ondertitel luidt.
Dat wil zeggen: ik neem een hapje, ik
lees een stukje.
Dat komt zo. Ik krijg het Leidsch Dag
blad tegelijk met zes andere GPD-kranten
per post toegezonden. Op een heel bevredi
gende manier gebanderolleerd, want zo
danig dat je, dank zij het feit dat de da
tum van de krant links bovenaan op de
voorpagina staat, meteen kunt zien van
welke dag het Leidsch Dagblad is zonder
de banderol er af te hoeven halen. Prak
tisch Voor de postabonnee, vooral als hij
twee kranten tegelijk krijgt in één postbe
stelling, wat nog wel eens wil voorkomen.
Stel even dat het dinsdagochtend elf
uur is. Een pak post in het halletje om u
tegen te zeggen. So-wie-so al zeven kran
ten, a 30 cent porto, gemiddeld drie brie
ven van lezeressen (soms zelfs van lezers),
andere brieven, convocaties, tijdschriften,
uitnodigingen etcetera, alles bij elkaar al
gauw voor een gulden of acht handel voor
de PTT, en toch halen sommige postbodes
uit schrieperigheid de twee elastieken
waarmee mijn post wordt samengebon
den er eerst nog even af voordat ze het hele
pakketje in het halletje plompen...
Maar goed, de post gooit zijn pakketje
dus in de gang, en ik veer op van mijn
bureaustoel met zwenkwieltjes om de post
te gaan doornemen, ook al zit ik midde
nin een stuk, sterker nog: middenin een
zin. DE POST! Ik ben altijd benieuwd
wat er tussen zit. Is er nog leuke post?
vraagt mijn vrouw dan. Leuke post be
staat voor ons uit brieven van vrienden,
reacties van lezers, al die dingen die niet
voorgevormd zoals de postabonnementen
op de kranten) tot het dagelijkse postpak
ket behoren. Het Leidsch Dagblad behoort
dan ook niet tot de poststukken die ik als
eerste gretig openmaak, want hoe is de si
tuatie op dinsdagochtend 11 uur? Ik heb
dan de Volkskrant en de Telegraaf al ge
lezen die omstreeks 6 uur 's ochtends door
één en dezelfde bezorger gelijktijdig in
mijn brievenbus worden gestopt. Ook heb
ik de vorige dag al de maandagavond
kranten, Het Parool, de NNC en NRC
Handelsblad, van voren naar achteren
gespeld. Als de maandagkrant van het
Leidsch Dagblad arriveert, heb ik dus al
VIJF maandagkranten en TWEE dins
dagkranten achter de rug, dus dan komt
het er niet meer van om het Leidsch Dag
blad (en de andere GPD-bladen van
maandag) te lezen zoals een normale
abonnee die leest. Ik verhapstuk dan het
L.D., dat wil zeggen dat ik Beiroet en
ADM of RSV oversla omdat ik dezelfde be
richten al zeven keer eerder heb kunnen
lezen, maar mij tot de rubrieken bepaal,
en tot speciale Leidse primeurs (zoals over
de uitvinding van het kauwborsteltje: als
Leids wereldnieuws op de voorpagina, en
de rest binnenin!). Van die rubrieken heb
ben er vier mijn speciale voorkeur:
1. Het hoofdartikel. Al was het maar
omdat dat op de voorpagina staat! Ik
vind dat een heel juiste politiek, die welis
waar niet door de landelijke dagbladen,
maar verrassend genoeg wel door een
aantal GPD-bladen wordt gevoerd. Ik
houd van hoofdartikelen, ik houd ervan
een mening over een brandend onderwerp
te lezen, en ik vind dat het, als een van de
belangrijkste stukken van de krant, op de
voorpagina hoort te staan! Nu worden de
hoofdartikelen zelden uitsluitend door de
hoofdredacteur geschreven, ook bij het
L.D. niet, het wordt bijvoorbeeld ook wel
eens door de redacteur geestelijk leven ge
schreven als er door Rome een roomse bis
schop in Nederland geparachuteerd
wordt, en daarom vind ik (ook al heet het
hoofdartikel het standpunt van 'de krant'
weer te geven) dat het aanbeveling ver
dient de initialen van de schrijver onder
het hoofdartikel te zetten, zoals bij de
Leeuwarder Courant gebeurt. Niet om te
controleren of de hoofdredacteur zelf wel
vaak genoeg de hoes van zijn schrijfma
chine haalt (hoewel...), maar gewoon om
te weten van wie die mening precies af
komstig is.
2. De rubriek 'Vrij-Uit' van Ruud
Paauw op dinsdag. Ik zou eigenlijk een
beetje de pest aan die rubriek moeten heb
ben, want doordat die rubriek erin staat
staat mijn Stopper-rubriek, die ik weke
lijks voor de GPD schrijf, er niet in. Maar
het is een van de betere sportrubrieken in
Nederland, informatie én mening, dat is
altijd aardig om te lezen.
3. De rubriek 'Nagerecht' door Wim
Brands. Hij beoefent een ouderwets hand
werk, de rechtbankcolumn, er zijn nog
maar weinig kranten die zo'n rubriek er
op na houden, maar het blijkt een onver
woestbaar genre, vooral als je, zoals Wim
Brands, oog hebt voor absurde details en
in staat bent die met wat 'meerwaarde'
geestig te verpakken.
4. 'Oud Nieuws'. Stukjes uit de krant
van precies 100 en 50 jaar geleden. Dat
zou een rubriek zijn die ik graag zou sa
menstellen, en ik zou het dan precies zo
doen, met de nadruk op vreemde voorval
len, bizarre anekdotes, curieuze doodsoor
zaken, want zulke 'trivia' hebben meer
eeuwigheidswaarde dan de politieke en
economische feiten van de dag.
LEZERS
OVER DE
KRANT
Mevrouw C. Arends,
Narmstraat 13, Leiden.
Ik lees twee kranten,
het LD en de NRC. Soms
maar één van de twee
wegens geldgebrek. De
NRC lees ik voor de arti
kelen over de interna
tionale politiek en voor
de kunstkritieken. In
het LD volg ik het lokale
nieuws. Ik wil op de
hoogte blijven van res
tauraties en stadsplan
ning. Die twee kranten
vullen elkaar goed aan.
In de periode dat ik
alleen het LD las is het
me opgevallen dat ik
toch een redelijk beeld
bleef houden van de in
ternationale politiek.
De artikelen over de po
litiek zijn simpeler ge
steld dan in de NRC,
maar dat heeft ook z'n
voordelen.
Ook vond ik het grap
pig te merken dat ik op
het gebied van kunst
voorlichting de laatste
tijd in het LD soms stuk
ken tegenkwam die ik
miste in de NRC.
Over de andere ru
brieken in het LD kan ik
niet veel zeggen. Zo gek
veel tijd besteed ik nu
ook weer niet aan kran
ten lezen. Ik doe aan
koppensnellen. Als ik
denk dat iets interes
sant kan zijn begin ik te
lezen, maar als het me
niet boeit stop ik halver
wege".
Mevrouw Van de
Berg, Volmolengracht
6, Leiden.
"Het is m'n favoriete
krant, al 34 jaar lang.
Ik heb als reclame wel
eens andere kranten in
de bus gehad, maar ik
zou niet willen verande
ren. De meeste berichten
lees ik. Sport niet, dat is
meer voor m'n man. En
politiek lees ik alleen als
het me interessant lijkt.
Verder neem ik alles zo
als het is. Je moet je niet
te snel ergeren aan ver
halen, want de krant is
er voor alles en ieder-
De heer P.Bril, Medu
sastraat 16a, Leiden.
"Ik lees de krant van
voren naar achteren
want ik ben een kran
tenfanaat. 's Morgens
heb ik het Algemeen
Dagblad, 's avonds het
Leidsch Dagblad. Het
buitenlandse nieuws
dat ik 's morgens al heb
gelezen, laat ik 's
avonds zitten.
Sport vind ik belang
rijk. Het is ook handig
dat dat in het tweede ge
deelte staat. Ik begin
met het achterstuk van
de krant en m'n vrouw
met het voorstuk. Stads-
nieuwtjes zijn ook wel
aardig. Ik vind dat er
in de loop der jaren niet
veel veranderd is in de
krant. Een paar andere
opschriften, maar het is
toch in grote lijnen het
zelfde gebleven. De do-
denadvertenties staan
ook altijd op dezelfde
pagina. Het lijkt me wel
verstandig om niet te
veel te veranderen,
want de mensen wen
nen aan een krant. En
anders krijg je mis
schien opzeggingen".