LEZERS SCHRIJVEN VRIJDAG 1 MAART 1985 JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 25 "Daar ik van meening ben een mogelijke oplossing tot het opheffen van de wereldcrisis gevonden te hebben, zou ik willen vragen welke economische of andere vereeniging of welke persoon mij in de gelegenheid wil stellen zoo spoedig mogelijk over bedoelde oplossing een lezing te houden". De ingezonden brief in vroeger jaren was nu niet bepaald altijd bescheiden van toon. Op deze pagina een selectie uit 125 jaar Lezers Schrijven. ingezonden Dultscfce Kinderen en Levensmiddelen-s gebrek te Sassenheim. Mijnheer de Redacteur? Velen *!n onze gemeente vragen zich af; Waar moet dat heen?" En met deze vraag hebben zij op het oog. het ateeda breeder worden van den stroom van Duitsche kin deren naar ons land. Ook hier zijn een aantal van die etumpers _»er bereidwillig opgenomen; Maar en daar wringt hem de 'schoen nu zullen, naar snen ona verzekert, -.op het „Oude Koningshuls" niet minder dan 100 kinderen worden gehuisvest. Wordt dat niet wat al te batf Reeds au kunnen' wij onze levensmiddelenbons niet alle inwisselen, omdat de winkeliers geen voorraden hebben. Wjj voelen genoeg medelijden met onze verzwakte, ondervoede buurtjes, mai hebben zelf ook kinc VRAGENRUBRIEK. Abonné O. te K. De boot vertrekt Amsterdam (de Ruyterkade, steiger 6 ach i ter C.S.) naar Zwolle 's morgens te half- tien en 'i avonds te 9 uur. Aankomst 7 u 7 later: prijs per persoon enkele reis met rijwiel le kajuit 1.2.05; 2de kajuit f. 1.30. Zwolle, Wythmen. Helno. Raalte, Nljverdal Wierden. Almelo. Zenderen. Borne. Hen- .gelo. Totaal 61.7 IC.M. \Mej. v. a. H. te L. Uw zoontje kan .derdaad op de R.K. H.B.S. alhier Yi geplaatst. Directeur dier de Goede, die deze jalde spreeku:-en he»t Mes, doch Xal hij u (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van al ol niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. OPROEP OM STEUN. Geachte Redactie. Van den burgemeester mochten wij ver gunning verkrijgen om met ons Evangeli- satip-orgol. hel grootste in Nederland, dat van plaats tot plaats reist, en waarvoor wij reeds in ongeveer 30 gemeenten vaste vej - gunning mochten ontvangen om eeng, maand onze Christelijke liederen en daarbij te colleclegj is Gods Brievenbus. Ken laststnwoori. Vso den Kaag oit wordt a! hot moge\ Vljjke gedaan aai' de Leidsche kiezers ter bewerken, dat lij hunne «temmen aan} 'den heer Schimmeipenninot geven. i\ Geen wonder I want in het district zeil, heeft zijn kandidatuur weinig goedkeuring j (en aanbeveling gevonden. Behalve de artikelen van éénen onhan-j digen en vervelenden vriend, door do Leidsche Courant met loffeijjke onpartjj- j digheid opgenomenhebben wjj in geen \(ier Leidsche dagbladen ieta ten zijnen woordeele geiezeu dan eenige snorkeodej. advortentiën, Een aantal artikelen vac aanbevelin" wde bei- Lezers schrijven.. Rijlessen? Reeds vele malen heb ik mij wonderd èn geërgerd over de wijze waarop vele instructeurs menen riJlee te moeten geven. Bij het parkeren in file laten zij hun leerlingen als oefenmateriaal de toevallig ter plaatse aanwezige auto's gebruiken. Dat deze daarbij gevaar lopen on herstelbaar beschadigd te worden is voor de instructeur blijkbaar niet zo belangrijk. Ik schrijf „onherstelbaar" want leder, die wel eens Iets heeft moeten laten bijwerken, weet, dat de bUge- spoten kleur na enkele maanden gaat Waarom gebruikt men niet een voudig twee korte paaltjes met voet stuk als oefenmateriaal? Ze kunnen gemakkelijk in de wagen worden meegenomen en niemand hoeft in angst te zitten om zijn gepar- :rde auto: F Willems of Brilmn IVLEZCNLEM /TUKKIN (Bulten verantwoordelijkheid der Redactie). Copie van de al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. „WELKOM VUFEMDELING". Wanneer het ooit noodlg ls. dat het Nederl. volk schouder aan schouder staat, alles, wat maar eenlgszlns verdeeldheid kan brengen ab soluut vermijdt, dan ls het wel ln dezen bewogen tijd, een tUd, waarin men niet weet. wat de dag van morgen brengen zal, een tijd, waarin t leder van ons geroepen kan worden om op de j hres te staan, om zijn krachten te geven voor i veel. wat ons lief is. ft Tal van Jonge mannen staan aan onze gren- j dig met inzet van hun leven-' door Arieian Korteweg en Wim Brands Wie zelf wel eens in druk ver schijnt zal dat gevoel wel kennen: je schrijft je verhaal, wetende dat het in een veelvoud van duizend brievenbussen glijdt. En dan... misschien gaat de jonge hond er voortijdig mee heen, stond net de emmer met het schoonmaaksopje onder de brievenbus geparkeerd, of was de kleine zojuist op de lees bril van moeder gaan zitten. Die brievenbus lijkt vaak een put zon der echo. Je roept: "Hoe heet de burgemeester van Wezel?" en hoort niets. Zelfs niet het klassieke antwoord: "Ezel". Met als gevolg dat al die 'ezels' in troebel water zitten te vissen, en dan nog met beslagen brilleglazen. Van daar ook dat ingezonden brieven bij een krant haast met ontzag worden be keken: de vis bijt! Een krant waarin le zers niet regelmatig hun grieven en meningen kwijt kunnen is als een straat met eenrichtingsverkeer: geen spectaculaire botsingen, rust voor de omwonenden, maar ook saai. De blik is bij het oversteken steeds naar één kant gewend. Dat geldt niet alleen voor de krant van vandaag, het gold ook vroeger. Sinds de oprichting verschijnen er in deze krant ingezonden brieven. We vie ren vandaag dus: 125 jaar 'Lezers Schrijven'. Een aardig moment om eens terug te kijken. Waarover werden vroeger ingezon den brieven geschreven? Bestond het paaltjesprobleem al in de Leidse bin nenstad? Wie voerden de boventoon in de brievenrubriek? En: bestond de fa natieke brievenschrijver al, de man die als hij van de redactie een schrijfver bod kreeg opgelegd omdat hij teveel schreef desnoods onder de naam van zijn vrouw doorging? Je kunt dit lijstje vragen moeiteloos aanvullen, maar la ten we dat niet doen. Het is tijd om de volière te betreden. Inderdaad, de volière, want een brie venrubriek is als een vogelkooi, waarin een ieder zingt zoals hij gebekt is: stee vast tref je de Beo aan, de vogel die het maar niet kan laten om steeds weer zijn eigen naam te roepen. Verder de roof vogel die jaagt op klein wild, de aasgier en de paradijsvogel. En natuurlijk: 'elk meent zijn uil een valk te zijn'. Snorkend In de jaren zestig van de vorige eeuw verschijnt de brievenrubriek onder het kopje 'Brievenbus'. De krant is nog een courant en wordt vooral gelezen door heren van goede komaf. Dat wordt niet alleen duidelijk door het flinke aantal advertenties waarin dienstbodes of meisjes voor de linnenkamer worden gevraagd, je merkt het ook aan de inge zonden brieven. Arbeiders konden zich in die dagen geen krant veroorloven. Soms zijn ze echter wel onderwerp van gesprek in de rubriek. Neerbuigend wordt er dan over hen geschreven. Zo laat A.E. Si mon Thomas ons op 7 april 1872 weten: "Mijne betrekking brengt mij zo nu en dan bij de kleine burgerklasse en dan valt mijn oog nog wel eens op iets an ders dan op de patiënten die ik be zoek". Verderop heeft hij het letterlijk over lieden van eenvoudige komaf. De brief laat zich lezen als het verslag van een bezoek aan de dierentuin. Dat de krant voor de hogere klassen is, wordt ook zeer duidelijk op veertien juni 1864. Op die datum maakt een heer zich in verband met de verkiezin gen kwaad over de tam tam die er wordt gemaakt voor kandidaat-kamer- lid Schimmelpenninck. Zijns inziens moet mr. D. Tieboel Siegenbeek wor den gekozen en niet Schimmelpen ninck, "ondanks de snorkende adver tent iën". In de vorige eeuw was de tooh van de brieven altijd plechtig^o ondertekent menigeen zijn schrijven met de woor den 'Uw dienaar'. In tegenstelling tot tegenwoordig was het heel gewoon dat ingezonden brieven niet ondertekend werden. Zo bejubelt een anonymus in 1869 het feit dat de krant van vorm is veranderd, lees: een groter formaat heeft gekregen. Aan het einde van de brief maakt de anonymus mooi even van de gelegenheid gebruik om slach ter Biben te hekelen. Deze is er zijns inziens verantwoordelijk voor dat er "rottende dierlijke stoffen" worden verspreid in de binnenstad. Het komt ook voor dat iemand met zijn initialen ondertekent. Zo schrijft W. v/d M. op 1 juli 1878 het volgende. "Met genoegen heb ik gelezen dat er ge meenteambtenaren zijn, die het wen- schelijk achten dat de straatbesproei ing van gemeentewege weer in werking wordt gesteld. Zouden wij ons echter in plaats van tot U, niet tot het dage- lijksch bestuur per request moeten wen den? Vroeger werd men met een strootje in het riet gestuurd, met te zeggen dat het water uit de stadsgrachten niet goed was". Brandmeester Lang niet op alle dagen verschijnen er brieven in de krant. Verder is het opvallend dat niet iedereen zich be dient van mierzoete bewoordingen om een en ander aan de kaak te stellen. Af en toe grijpt een inwoner van de stad de pen om een verslaggever voor 'ezel' uit te maken. A. Koorenhoff, brand meester van stadsspuit nummer 4, windt zich op 30 juli 1878 bijvoorbeeld behoorlijk op over de manier waarop de krant een brand heeft verslagen. "Het geeft de lui een indruk alsof de Leidsche Brandweer alle boven hun thee waren. Dit is namelijk de zin dat het niet aan kluchtige toneelen ontbrak en dat er schromelijke verwarring heerschte". De kritische verslaggever laat zich niet kisten. In een naschrift dat langer is dan het verslag komt hij op de zaak terug. Hoe kan de brandmeester al om één uur 's nachts water hebben gezien? "Dat is bepaald zijn geheim waar een gewoon menschenverstand niet bij kan". Deze brief is evenals het schrijven over straatbesproeiing typerend voor wat de burgerij bezighoudt. Je komt geen brieven tegen over buitenlandse politiek. Huppelen rond de dorps pomp, die kwalificatie is zonder meer van toepassing op de brievenrubriek. Soms wordt de brievenrubriek in de vorige eeuw gebruikt om een nood kreet te plaatsen. De brievenschrijver gaat dan als het ware op de stoel van de verslaggever zitten. Op 5 oktober 1894 schrijft iemand, die zijn brief onderte kent met de woorden 'een semi-arts': "Mijnheer de redacteur! Met het oog op het veelvuldig voorkomen van mond zeer bij koeien in de omliggende ge meenten van Leiden, kan het van nut •zijn, het publiek te waarschuwen voor al in deze tijden geen ongekookte melk te gebruiken". De viering van Drie October is ook altijd goed voor brieven-op-hoge-po- ten. Niet alleen aan het einde van de negentiende eeuw, ook aan het begin van de twintigste komen we ze regel matig tegen, de burgers die het feestco mité onder vuur nemen. Zo meldt een burger, die anoniem blijft, op vijf okto ber 1908 dat de comité-leden eigenlijk geheel ten onrechte zo zichtbaar tevre den in een open Landauer door de stad reden op drie oktober, want ze waren zijns inziens bijster slechte organisato ren gebleken. In brieven wordt ook regelmatig de Heiland aangeroepen. Men doorspekt het schrijven graag met stichtelijke woorden. En soms maakt iemand zich boos over het misbruik dat van Het Woord wordt gemaakt. In 1908 is een lezer bijvoorbeeld kwaad over het feit dat de socialisten een lied van de Zweedse koning Gustaaf Adolf hebben gezongen op een partijbijeenkomst. Tussen de regels ligt de teneur verbor gen: hoe halen die goddeloze socialis ten het in hun hoofd om een christelijk lied te zingen. Foei! Stumpers Tijdens de eerste wereldoorlog, 'De Europeesche Oorlog' genoemd door de krant, verschijnen er eigenlijk weinig brieven die betrekking hebben op het strijdgewoel. Het gasverbruik, de slo ten waarin te weinig water staat of juist weer teveel, de verkiezingen voor de Nederlandse Hervormde Gemeente zijn onderwerpen waarover de lezers zich veel drukker maken. 'Eenige Hansenstraters' maken zich boos over een boom: "Aan welken ie der jaar gedurende eenigen tijd een ze ker soort pluisjes komt". Dat is nog tot daar aan toe. Erger is volgens de brief schrijvers dat die pluisjes "zich zelfs de brutaliteit veroorloven om, zoodra zij hiertoe de gelegenheid schoon zien, bin nen te dringen tot in de huizen". Met wortel en tak uitroeien, is hun advies. En wordt er dan een brief geschre ven over de oorlogstoestand, dan heeft het schrijven altijd weer betrekking op de eigen situatie. Een inwoner/inwoon- ster(?) van Sassenheim maakt zich op 5 april 1917 bijvoorbeeld zorgen over de Duitse kinderen die in Sassenheim zijn ondergebracht in verband met de oor log. Natuurlijk, schrijft X, het zijn stum pers, die Duitse kinderen, maar: "Wordt het niet wat al te bar? Reeds nu kunnen wij onze levensmiddelenbons niet alle inwisselen, omdat de winke liers geen voorraden hebben". En, ver volgt X, hebben we zelf niet al genoeg kinderen om te onderhouden. Neder land op z'n smalst. Naarmate de jaren verstrijken veran dert de aanhef van de brief. Spreekt men in de negentiende eeuw nog over mijnheer de redacteur, in de jaren twintig van de deze eeuw kom je deze titulatuur minder vaak tegen. Voorts Ujkt de redactie zich in de nieuwe eeuw wat diplomatieker op te stellen ten aanzien van ingezonden brieven. Bo ven de rubriek verschijnt tenminste een korte notitie van de redactie, een notitie die je in de negentiende eeuw niet tegenkomt: "Buiten verantwoor delijkheid der Recjactie". Wereldcrisis De lezer die op poëtische wijze zijn verrukking of verbazing over het een en ander kenbaar wil maken, lijkt van alle tijden te zijn. Op 6 juli 1931 schrijft A. v.d. Marei jr. een veertigregelig ge dicht onder het motto 'Op naar het 23s- te. Concours Hippique te Hoofddorp'. We citeren: Waar paarden vol gratie - vol pracht - elegant Bewijzen in Hoofddorp - komt 't best uit ons land De land'lijke ruiters - hun niet gepas seerd Bewijzen in Holland - wordt rijden ge leerd En vroolijke meisjes - versterken den band Der liefde voor rijsport - op 't schoon platteland De jaren dertig. Nederland in een diep dal, economisch gezien. Het kan niet anders of ook de lezer van het Leidsch Dagblad maakt zich zorgen over de situatie. En ja hoor, de rubriek heeft bij tijd en wijle een sombere toon. In dit verband is het aardig om de brief van M.C.W. Sölner uit Utrecht te cite ren. Hij heeft goed nieuws, zo blijkt. "Daar ik van meening ben een moge lijke oplossing tot het opheffen van de wereldcrisis gevonden te hebben, zou ik willen vragen welke economische of an dere vereeniging of welke persoon mij in de gelegenheid wil stellen liefst zoo spoedig mogelijk over bedoelde oplos sing een lezing te houden". Jammer genoeg valt niet meer te achterhalen hoe de redactie reageerde op het verzoek van de heer Sölner. Werd hij beschouwd als een genie of een fantast? We vrezen eerlijk gezegd het laatste. En het moet gezegd dat het slot van zijn brief alle reden geeft om te veronderstellen dat de heer Sölner aan een lichte mate van grootheidswaan lijdt. Hij schrijft: "Gaarne zal ik zien, dat professoren en andere specialiteiten op economisch gebied, vertegenwoordigers van de pers, ook van buitenlandsche bladen, worden uitgenodigd deze lezing wel met hun tegenwoordigheid te willen vereeren. Zeer gaarne zal ik dan tevens gelegenheid tot debat geven". Hoe zou het met die Sölner zijn afge lopen? Sahara In elk geval doet hij ons denken aan de Duitse geleerden die in deze periode het plan ontwikkelden om de hongers nood in Afrika te bestrijden door de Sahara blank te zetten. P.B. Eradus heeft waarschijnlijk lucht gekregen van die Duitse plannen, want hij ver taalt ze naar Leids niveau. Hij pleit voor het drievoudig vergro ten van de vijver in de Leidsche Hout, zodat er een prachtige ijsbaan ontstaat. Let wel: hij ontvouwt zijn idee in de maand september van het jaar 1931, als de dagelijks in de krant afgedrukte ba rometer van veranderlijk- naar mooi weer verschuift en de temperatuur twaalf graden is. Problemen levert ver groten niet op, aldus Eradus: "Dat gaat dan wel dwars door enkele paden heen, doch die zou men op een paar plaatsen kunnen verbinden met loop bruggen". In 1939 werpt de volgende Wereld oorlog zijn schaduw vooruit. K.J.G.A. Elenboot uit Oegstgeest maakt zich boos op de Christelijke Orapje Ver eeniging, die een ontspanningsavond voor Chr. militairen organiseert: "De militairen, die dus niet van het vereischte etiquet waren voorzien, kon den zich als niet-genoode gasten be schouwen. Beseft het bestuur der Chr. Oranje-Vereeniging wel voldoende de ernst der tijden? Weet het niet, dat op het oorlogsveld alle soldaten zich als kamaradsen gevoelen?" In de oorlogsjaren verschijnen er nauwelijks ingezonden brieven in de krant. Niet vreemd natuurlijk: de niet ondergrondse pers stond immers on der strenge censuur. Als er al iets on der het hoofdje 'Ingezonden stukken' staat, dan betreft het vaak semi-offi- ciële oproepen. Met andere woorden: de brievenrubriek als verlengstuk van de berichtgeving. Zo vraagt de directeur van de GG en GD in de oorlog of mensen overtollige bedzeiltjes (voor bedwaterende kinde ren) willen inleveren, omdat die niet meer te krijgen zijn. Of er wordt een bedankbrief opgenomen die is gericht aan allen die een trui hebben gebreid voor onze oud-strijders. Reader In de jaren vijftig is anonimiteit nog steeds toegestaan, getuige een brief op 22 november 1950, waarin verwonde ring wordt uitgesproken over het feit dat de vereniging voor Lager Onder wijs op Gereformeerde Grondslag be zwaar maakt tegen het Instituut voor schooltand verzorging. Ondertekend: 'Vader'. Een paar dagen is het weer raak. Een reactie op een artikel over mohamme daanse huwelijken is door de schrijver ondertekend met: 'L.D. Reader'. Je moet er maar op komen. En een 'Jong Lezeres' schrijft in die jaren vijftig: "Gisteren bewonderde ik een speelgoedwinkel in onze goede oude stad Leiden. Tot mijn ergernis zag ik daar in de etalage enkele speelgoed- bommen met kloppertjes liggen. Ze wa ren niet langer dan ongeveer vier centi meter en ze zagen er uit als goed naar de werkelijkheid nagemaakt. Is dit soms een manier om onze kinderen op te voeden? Een beeldroman nemen we een kind af. Maar een speelgoedbom kunnen ze krijgen. Is Korea al niet erg genoeg?" Het gedrag van de jeugd was menig een in de jaren vijftig ook al een doorn in het oog. Op 2 mei 1956 klaagt een bewoonster van de Rijnsburgerweg ons haar nood over de verontreiniging van de openbare weg door jongeren. Zij gooien in het vrije kwartier hun bo terhampapiertjes op straat, meldt zij verontwaardigd Zo zie je maar weer eens hoe de tij den zijn veranderd. Dit is typisch een verouderde klacht: tegenwoordig gooit de schooljeugd geen boterhampapier tjes meer op straat, maar boterham men. Melk In de vroege zomer van 1956 wordt er een aardige reeks brieven over de 'melksanering' afgedrukt. Die sanering hield in dat de stad werd ingedeeld in 'melk wij ken', zodat de melkboer niet langer van hot naar haar hoefde om zijn klanten te bedienen. Op 6 juni een brief van mevrouw A. v/d Berg-Molenaar: "Ik kan niet begrij pen dat in een moderne staat als Neder land huisvrouwen gedwongen worden een bepaalde leverancier te nemen. Eén van de gevolgen is dat klanten die drie- of vierhoog op een flat wonen, zich ge noodzaakt zien dagelijks naar beneden te komen, want de heren melkboeren wensen niet langer hun klanten aan de eigen huisdeur te bedienen. Denkt u zich de ellende van een moeder met klei ne kinderen eens in. Laten we hopen dat we weer naar vrije keuze een be hoorlijke melkboer kunnen nemen". Een dag later slaat 'Een Melkboers- vrouw' hard terug: "Het leven van een melkboer is helemaal niet benijdens waardig. Hij is van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de weer, des zater dags van 6 tot 9 uur". "En", vervolgt ze, "zoudt u heus wil len, dat de melkboer zijn waren in flat gebouwen tot op de vierde verdieping ging bestellen? Om dan misschien nog de boodschap te krijgen: "Melkboer ik heb een pakje boter vergeten, breng dat nog even!" Dansen De brieven die je tegenkomt in de ja ren vijftig en zestig zijn nu, achteraf, curieus om te lezen. Ze zijn nooit he melbestormend van aard en behande len alledaagse onderwerpen. Geen brieven over de moord op de Ameri kaanse president Kennedy; wel meent een lezer in deze tijd enkele behartens- waardige opmerkingen over rijlessen te moeten maken. Ook verbaas je je vaak over de vraag stukken die worden opgeworpen. Wat bijvoorbeeld te denken van de brief van A.E.C. Eilander die werd geplaatst op 23 april 1959? De brief is een reactie op een bericht over de kerkeraad van de Gereformeer de Kerk in Hardewijk, die van mening is dat "de parendans in haar huidige vorm moet worden ontraden als ele ment van het christelijke ontspan ningsleven". "De parendans kan inderdaad tot on geoorloofde intimiteiten aanleiding ge ven", geeft de briefschrijver toe. Ech ter: "Gaf God ons niet de onschuldige vreugden van het leven om ze te genie ten? Laten we dan niet te haastig zijn met te veroordelen, ook hier geldt: op het hart komt het aan". Zoals gezegd: op een krant worden brieven van lezers met ontzag beke ken. 'Eén ingezonden brief staat gelijk aan duizend lezers', is een vuistregel die vaak wordt gehanteerd. Als dat waar is, hebben we op deze pagina zo wat het hele lezersbestand van het Leidsch Dagblad aan het woord gela ten. Aan de andere kant: pas je die re gel consëüuent toe, dan betekenen tien geschreven dreigementen met opzeg ging vanwege een verslag van de EO- jongerendag dat de krant in haar voort bestaan wordt bedreigd. Daarom staakt hier onze terugblik. Anders wordt de kans te groot dat we ook een epistel van in ons overzicht betrekken. En dan kunnen daar weer ingekomen brieven op komen. Daar moetje natuurlijk mee uitkijken. Want pasje bovenstaande vuistregel toe, dan staat met tien brieven waarin gedreigd wordt met opzegging het voortbestaan van de krant op het spel. Om in stijl te besluiten: 'Met dank voor de door U zo bereidwillig ter be schikking gestelde plaatsruimte'. Mw. Colijn, Hortus laan 19a, Sassenheim: „Vroeger hadden we de Nieuwe Leidse, maar omdat die krant weg viel moesten we uitkij ken naar een andere. We hebben even Trouw geprobeerd, maar daar hadden we na vier we ken al genoeg van. Daar stond niets in over de streek. In het Leidsch Dagblad wel, dus heb ben we ons daarop geabonneerd. Ik vind het een goede krant, ze ker omdat ik graag streeknieuws lees. Ver der val ik op de voorpa gina en op rouw en trouw, de huwelijk saankondigingen en overlijdensadverten ties. Dat schijnt iets ty pisch vrouwelijk te zijn. U besteedt ook veel aan dacht aan Hillegom, dat interesseert mijn man heel erg, die werkt in dat dorp. Een punt van kritiek heb ik overi gens wel: ik vind dat het kerknieuws er best wat uitgebreider in zou kun nen staan". Mw. Van Kesteren, Wilhelminalaan 28, Hillegom: „We lazen eerst het Haarlems Dagblad, maar dat vond ik steeds minder worden. Daar na hebben we een lande lijk blad genomen, maar ik miste het nieuws over de streek. Het Leidsch Dagblad is een goeie krant, daarom heb ik 'm ook genomen. Wèl moet ik zeggen dat 'u te weinig aandacht besteedt aan de politiek in Hillegom, wat er zoal gebeurt in dit dorp. Een halfjaar geleden deed u dat beter. Ik hoop dan ook dat u Hillegom weer net zo gaat volgen als toen. De hele krant lees ik trouwens, de sport en ook de landelijke be richtgeving. Scheepma ker sla ik over, voor een column schrijft-ie te lang. In het Haarlems Dagblad las ik altijd Lodewijks, die mis ik". De heer Van Heugten, Lammenschansweg 72, Leiden: "Best een aardig krantje, het Leidsch Dagblad. Ik lees 'm vooral voor het Leidse nieuws en ik vind dat de stadsverslaggevers de gemeenteraad goed volgen, dat wil zeggen: kritisch. Het regionale nieuws lees ik niet, ik bedoel dus de verhalen die over de bollenstreek gaan. En voor het bin nenlandse en buiten landse nieuws heb ik wel andere kranten. Neezoals ik al zei, de 'verslaggeving over de gemeenteraad, daar is het me om te doen. Wat politiek betreft is het LD neutraal. Tenminste, die indruk heb ik altijd. Hoewel...soms besluipt me het idee dat er een VVD-windje door het LD—gebouw waait. Dat idee baseer ik op het feit dat PvdA-wethouders altijd kritischer worden gevolgd dan VVD-wet- houders. Erg vind ik dat overigens niet hoor. En het blijft natuurlijk een indruk". LEZERS OVER DE KRANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 51