Tk heb zelf
mijn ogen op
een bordje
zien liggen'
JUBILEUMNUMMËK LEIUSUH UAUISIjAU
Wie geïnteresseerd is in de geschiedenis der
geneeskunde of zomaar wat anekdotes uit het
medische metier, die zit in Leiden wel goed. Met de
rugdekking van een aantal befaamde
wetenschappers uit het verleden, herbergt deze stad
tal van aanknopingspunten die leidden tot een
verzameling onthutsende rariteiten, die in bijgaand
artikel zijn vervat.
Een aantal Leidse medici - daartoe schriftelijk
uitgenodigd - deed er nog een schepje bovenop.
door Saskia Stoelinga
Vrouwenafdeling in het voormalige Diaconessenhuis aan de Witte Singel Boven de deur staat: 'Roept mij aan in
den dag der benauwdheid. Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eeren (foto archief Diaconessenhuis)
Je mag er niet mee spotten, maar
het is zo nu en dan bijzonder
plezierig om beetje ziek te zijn. Als
je tenminste weet dat het maar
enkele dagen duurt. Lekker in bed
te mogen liggen, een uitgeperst
sinaasappeltje naast je, een zak
ijsklontjes op je hoofd en de
onverdeelde aandacht van je
huisgenoten, wat wil je nog meer.
Maar echt ziek zijn, proeven moeten
ondergaan, vreemde machines en
instrumenten om je heen te zien
blikkeren, dat is een heel ander
chapiter. Over de ziekten die te paard
komen en te voet gaan, over de
ernstige kwalen en de wijze waarop ze
in de loop van de eeuw zijn behandeld,
daarover gaat dit verhaal. De
oprichtingsdatum van deze krant zal
daarin af en toe als 'punt van vertrek'
fungeren. We hebben het dus niet meei
over de eerste Leidse hoogleraar in de
anatomie Pieter Pauw (1546-1617), die
openbare ontleedlessen organiseerde
in de abscis van de de kerk van het
voormalige Faliede Bagijnenhof. Naar
deze demonstraties, die door klokgelui
werden aangekondigd, kwamen de
mensen van heinde en verre
toegestroomd om zich aan het wonder
van het menselijk lichaam te vergapen.
Ook honden werden toegelaten, want
zo nu en dan viel er weieens wat voor
ze te verhapstukken. Maar nee, zo ver
terug in de tijd gaan we niet
Meer dan honderd brieven met daarin
vjjf vragen over het medische vak zijn
verstuurd naar zestig huisartsen en
veertig specialisten uit Leiden en
omgeving. Slechts tien geneesheren
namen de moeite om terug te schrijven
en twee waagden er een telefoontje
aan. Op één na allemaal specialisten uit
het Academisch Ziekenhuis Leiden.
Voor mij behoren die twaalf 'apostelen
zonder meer tot de top van de
Nederlandse wetenschap. Ze schreven
uitgebreide, geestige brieven waaruit
hun gedrevenheid en hartstocht voor
het vak blijkt. Brieven waaruit - als het
verhaal te saai dreigt te worden - zeker
zal worden geciteerd.
Veel te beleven
De huisartsen zullen het wellicht niet
bevroeden, maar op het gebied van de
geschiedenis van de geneeskunde valt
er in Leiden gelukkig wel wat te
beleven. Allereerst kan onze stad
bogen op twee musea: het Boerhaave
Museum aan de Steenstraat en het
Anatomisch Museum, dat gehuisvest is
in het Laboratorium voor Anatomie
aan de Wassenaarseweg. De zaken
waarover in dit verhaal wordt verteld,
zijn daar veelal te bezichtigen. Een
boek met een nauwkeurig medisch
historisch overzicht van de achter ons
liggende jaren is er nog niet. Maar
misschien heeft prof. dr. A.M.
Luyendijk-Elshout dat al in concept in
haar bureaulade liggen. Zij bekleedt de
post van hoogleraar in de geschiedenis
der geneeskunde. Een vak dat volgens
haar lange tijd werd gezien als een
hobbyisme van oudere medici of als
marginaal studieterrein van erkende
historici.
Hoe onzorgvuldig we met die oude
waarden en gebruiken omspringen,
moge misschien blijken uit het feit dat
in het museum Boerhaave ruim
negentig procent van de collectie zich -
wegens plaatsgebrek in een stoffig
depót bevindt. Jammer, want het
museum bevat veel authentiek
materiaal, zoals bijvoorbeeld de
microscopen van Van Leeuwenhoek
en nog andere vele oude chirurgische
instrumenten.
Als mevrouw Luyendijk er niet was
geweest, dan zat het Anatomisch
Museum nu zonder oude schedels en
kinderskeletten. Er doet overigens een
verhaal de ronde dat deze skeletten
afkomstig zijn uit het Leidse weeshuis.
Na een cholera-epidemie in 1860
overleden veel kinderen van wie de
geraamten bewaard zijn gebleven.
Maar, 85 jaar later, in maart 1945 om
precies te zijn, toen het poldergemaal
geen stroom kreeg en half Leiden
blank kwam te staan, dobberde
mevrouw Luyendijk met enkele van
haar studiegenoten op vlotten in de
kelder van het AZL rond om de
schedels uit het water te halen. Over
drenkelingenzorg gesproken. De
historische collectie was met het oog
op eventuele bombardementen
tijdelijk ondergebracht in de kelder.
De hoogleraar ziet het tafereel nog
levendig voor zich: "Die
kinderskeletjes, die ér toen ook
stonden, zie ik altijd nog in de regen
staan. Natte geraamtetjes, die op een
karretje terugsukkelden naar de
anatomie".
Hachelijk
Cholera, de ziekten waaraan de
kinderen krepeerden komt in de
Westerse landen nauwelijks meer voor.
De skeletten zijn tegenwoordig dan
ook van plastic. Mensen gaan niet meer
'zomaar' dood. Maar die ontwikkeling
dateert pas van de laatste honderd jaar.
Thans is de operatie bij een
blindedarmontsteking een
routine-ingreep, maar als je in - laat ik
zeggen -1865 zoiets kreeg, kwam de
priester al met het Heilige Oliesel
aansnellen. Opereren was toen een
hachelijke zaak, zeker voor de
ontdekking van de narcose (1840) en de
ontstekingvoorkomende middelen
(antisepsis, 1865). Alleen in uiterste
nood werd tot een chirurgische
ingreep overgegaan. Genezen werd
overigens nauwelijks onderwezen. De
medici in spe moesten de namen van
de verschillenden ziekten goed uit het
hoofd leren en een juiste diagnose
kunnen stellen.
De chirurgijn beperkte zich dan
meestal nog tot ingrepen aan de
buitenkant van het lichaam en tot
dicht aan de oppervlakte van het
lichaam gelegen organen, zoals
bijvoorbeeld de blaas. Het zeventiende
en achttiende eeuwse
instrumentarium weerspiegelt dat
beeld. Veel steensnede-instrumenten,
trepaanboren, kogeltangen,
amputatiemessen en zagen.
Blaasstenen konden door de eeuwen
heen ook wel worden behandeld. Maar
vraag niet hoe. Door zogenaamde
steensnijders en barbieren, charlatans
tot wie de radeloze, door folterende
pijnen geplaagde patiënten hun
toevlucht zochten. Met messen, lange
haakjes of pincetten gingen die slagers
de blaas in om de steen te verpulveren.
In de meeste gevallen ging het fout en
stierf de patiënt.
Dr. U. Jonas, hoogleraar in de urologie,
heeft op dit moment andere problemen
aan zijn hoofd dan de historie. Hoewel
de geschiedenis van de urologie hem
mateloos boeit, is voor hem het
belangrijkste dat de patiënten van nu
zo pijnloos en adequaat mogelijk
worden behandeld. Geen ontsierende
littekens, narcoses of medicijnen met
bijwerkingen. De nieuwste
ontwikkeling op dit gebied: de
niersteenvergruizer, hoopt hij ook in
het AZL te krijgen. Terwijl de patiënt
in een bad zit - er is weliswaar geen
naar lavendel geurend schuim en de
kuip is niet zo comfortabel als die van
thuis, maar er moet nog iets te lijden
overblijven - wordt de steen door
röntgenstraling gelocaliseerd en
daarna met hoogfrequente
geluidsgolven vergruisd. Het gruis
wordt in de volgende dagen gewoon
uitgeplast.
Röntgen
Dat brengt ons bij de ontdekking van
de röntgenstraling in 1895. Als het
goed is, zijn de belangrijkste medische
ontwikkelingen beloond met een
Nobelprijs. Internist Kuenen schreef
het al: "Daarbij kan ik mij aansluiten".
Willem Conrad Röntgen (1845-1923)
werd door zijn onderzoek naar de
doordringbaarheid van kathodestralen
tot zijn grote ontdekking gebracht. De
briefschrijvers vermeldden het vele
malen: ontdekkingen komen
onverwacht. Dat was ook het geval bij
de Franse arts René Laënnec, die de
stethoscoop uitvond. En wat is een
medicus waard als er geen stethoscoop
uit de zak van zijn witte jas steekt?
Laënnec kreeg zijn ingeving toen hij
zag hoe spelende kinderen in de tuin
van het Louvre krasgeluiden, die
werden veroorzaakt aan het ene einde
van een liggende houten paal, aan het
andere uiteinde beluisterden.
De hoogleraar in de radiodiagnostiek,
dr. A.E van Voorthuisen, typeert de
röntgenstraling als een uitvinding die
de jaren heeft getrotseerd. Voor het
alledaagse onderzoek van het skelet
onontbeerlijk. Nog steeds is er geen
andere techniek efficiënter en sneller
dan het röntgenonderzoek als het gaat
om fracturen.
Maar er is een nieuw
medisch-technisch wonder. De
Nuclear Magnetic Resonance, kortweg
NMR. Het inwendige van het
menselijk lichaam kan worden
afgebeeld zonder gebruik te maken
van röntgen. Van Voorthuizen prijst
het als volgt aan: "Bijzonder fraaie en
informatieve plaatjes in de vorm van
doorsneden in in iedere denkbare
richting. Voor een aantal
ziekteprocessen, met name van het
centrale zenuwstelsel, is dit apparaat al
stukken beter dan één der andere
onderzoekmethoden en toch staat deze
hele techniek nog in de
kinderschoenen". Over 125 jaar
beginnen we met: röntgen verdrongen
door....
Over dr. L. Kuenen gesproken. Deze
specialist in de inwendige
geneeskunde verwacht dat er nog deze
eeuw meer bekend wordt over
psychosen als schizofrenie, depressies
In 1597 werd in de Faliede Bagijnenkerk een ontleedplaats ingericht,
het z.g. Theatrum Anatomicum. Het ligt in de bedoeling om na de
restauratie van de Boerhaave-zalen deze ontleedplaats in oude luister te
herstellen.
Peter Lens, werkzaam bij de vakgroep
huisartsengeneeskunde van de Leidse
universiteit en ooit bij hem co-assistent
kan zich nog een leuke anekdote over
zijn leermeester herinneren. "Het is
geen verhaal van deze rijd",
waarschuwt hij. Maar ach, nu we toch
met historie bezig zijn hindert dat niet.
Lens: "Als co-assistent stond ik samen
met nog wat andere assistenten bij een
hysterische vrouw. Wij wisten ons
geen raad, want ze was erg wild en
deelde en passant ook nog wat rake
klappen uit. Kuenen werd erbij
geroepen. Met een ernstig gezicht,
waarin ook hij een klap kreeg, sprak hij
de legendarische woorden:
goedemiddag, ik ben Kuenen. De
vrouw werd sprakeloos en op slag
rustig. En alsof er niets gebeurd was,
ging de dokter verder".
Overspel
Voor de beleefdheid ook Kuenen om
een anekdote gevraagd. Had hij er een?
"De anekdote die ik vaak en graag
vertel, dateert niet uit mijn
studententijd, maar daar een medicus
zeker zijn hele werkzame leven hoort
te studeren, mag ik het verhaal hier
toch wel melden. Waarnemend in een
dorp, bracht ik verslag uit aan de zieke
huisarts in het ziekenhuis. Ik besprak
een patiënte: zij was depressief en ik
vond dat begrijpelijk, want haar man
had ontdekt dat zij overspel pleegde
met de overbuurman. Nee,
antwoordde de ervaren collega, dat zie
je fout. Dat overspel vindt al twintig
jaar lang plaats; alleen als zij een
depressie heeft wordt dat een
probleem. Oorzaak en gevolg waren
nèt anders dan je zou verwachten".
Ik heb het al gezegd: ik vertel het
verhaal net zoals het in mijn
kraam(kamer) te pas komt. Goed.
Ongeveer tweeën half procent van de
voldragen pasgeborenen komt ter
wereld met een afwijking van het
normale ontwikkelingspatroon. Zo'n
misvormde baby wekt grote beroering.
In de westerse cultuur werden vroeger
dergelijke kinderen terstond na de
geboorte vernietigd. In de
middeleeuwen geloofde men dat deze
'misgeboorten' produkten van de
duivel waren. De moeder werd dan
streng gestraft, soms als heks
verbrand! Tijdens de Verlichting kreeg
men een andere kijk op deze
gedrochten en begon men ze te
verzamelen als 'spelingen der natuur'.
Tegenwoordig zorgen het echografisch
onderzoek en de biopsie ervoor dat
aangeboren afwijkingen aan de foetus
vroegtijdig kunnen worden
vastgesteld. En wel een tijdstip waarop
het nog goed mogelijk is - als de ouders
dat tenminste wensen - een 'abortus
arte provocatus' te verrichten.
De Leidse hoogleraar in de
verloskunde en gynaecologie, prof. dr.
J. Bennebroek Gravenhorst, meldt dat
tot 1960 de verloskunde een min of
meer ambachtelijk vak was, dat van
leermeester op leerling werd
overgedragen. "Weinig was
wetenschappelijk onderbouwd en vele
dingen berustten op ervaring of
overlevering. Pas de laatste 25 jaar is
daarin verandering gekomen en zowel
de verloskunde als de gynaecologie
hebben een stormachtige
ontwikkeling doorgemaakt".
Hefboom
Toch is er een instrument dat de tand
des tijds heeft doorstaan: de tang.
Tijdens de bevalling komt soms het
kind vast te zitten in het bekken van de
moeder. Vroeger overleefde de baby
dit niet. Maar om de moeder zelf te
redden moest het dode kind toch
tevoorschijn worden gehaald. De
verloskundige Roonhuysen had een
heel eigen manier om dit probleem op
te lossen. Het instrument (ca 1700) dat
hij hiervoor gebruikte heeft hij
zorgvuldig geheimgehouden. Na zijn
dood bleek het een soort hefboom te
zijn.
De tang is waarschijnlijk ontstaan
doordat de Vlaming Jan Palfijn op het
idee kwam twee van die hefbomen te
nemen en ze met een leren koordje aan
elkaar te verbinden. In 1723 begaf hij
zich te voet naar Parijs om zijn
uitvinding aan de Academie aldaar aan
te bieden.
In de jaren zestig, met de tang in de
verloskoffer, trok Bennebroek
Gravenhorst er ook op uit. Niet naar
Parijs, maar naar minder wufte oorden.
Er bestond in Leiden een
verloskunde-buitendienst. Voor deze
dienst werden door co-assistenten en
stafleden van de Vrouwenkliniek in
het AZL bevallingen in de stad
verricht. De professor: "Het heette dan
dat de bevalling was gedaan door een
'heer' van het ziekenhuis en als de
baring werd geleid door een
vrouwelijke co-assistent, dan was dit
een 'vrouwelijke heer' van het
ziekenhuis".
"Op een dag werden wij gebeld door
een huisarts die een bevalling leidde
op een woonboot in het kanaal. De
baring vlotte niet erg en er moest een
tangverlossing worden gedaan. Wij er
naartoe. De boot was door middel van
een wiebelige loopplank met de vaste
wal verbonden. In de kajuit
aangekomen, bleken we één van de
verlostassen te zijn vergeten. Deze
bevond zich nog op de bagagedrager
van de fiets. De co-assistent werd er op
uit gestuurd om de tas te halen. Nadat
het kind was geboren, spraken wij er
onze verbazing over uit dat de
co-assistent nog niet was
teruggekeerd, waarop de jonge moeder
ons meedeelde: kan het zijn dat ik
iemand langs de patrijspoort heb zien
vallen? Buiten gekomen troffen wij
inderdaad de kletsnatte assistent aan,
dreggend naar zijn tas, waarop tien
gulden statiegeld stond".
Rouwrandje
We hebben het al eerder gehad over
over spelingen der natuur en de
verzamelwoede. In het anatomisch
museum is een cycloop, een soort
permanent knipogen, te bewonderen.
Er is dan slechts één oog 'aangelegd' in
het midden van het gelaat. Cyclopen
zijn blind, omdat de aansluiting van de
oogzenuw met de hersenen wordt
gemist tijdens de ontwikkeling. Dit
soort gedrochten was vroeger nog wel
eens een attractie op kermissen. Voor
een oogarts valt er in elk geval geen eer
aan te behalen.
Prof. dr. C.C. Kok-Van Alphen, oogarts
en vrouw. Van de 25.000 werkzame
Nederlandse artsen is bijna eenvijfde
vrouw. De meesten zitten in de van
oudsher specifiek vrouwelijke rollen
gedrukt: hulpverlening, kinder- en
jeugdpsychiatrie of de
jeugdgezondheidszorg. Aletta Jacobs
(1854-1929) was de eerste vrouwelijke
arts in Nederland. Zij studeerde met
toestemming van de toenmalige
ministerpresident Thorbecke. De
grote liberaal gaf zijn toestemming op
het nippertje, want hij was stervende
en de brief arriveerde na zijn overlijden
met een rouwrandje. Jacobs bewoog
zich op alle terreinen van het medische
vakgebied. Belangeloos zette zij zich in
voor de onpopulaire
geboortebeperking.
Bij mevrouw Kok-Van Alphen ligt dat
anders. Zij heeft oorspronkelijk de
oogheelkunde in haar gehele omvang
uitgeoefend. Pas in de jaren zestig en
zeventig, toen specialisaties en zelfs
superspecialisaties in zwang raakten,
specialiseerde zij zich in het voorste
oogsegment en wel speciaal op het
hoornvlies. "De grootste vernieuwing
in mijn vak is de komst van de
operatiemicroscoop geweest. De
technieken zijn daardoor met
sprongen vooruit gegaan, het
instrumentarium is oneindig verfijnd
en de mogelijkheden geweldig
vergroot".
Het heeft bijna 350 jaar geduurd
voordat zoiets mogelijk was, voordat
de oogarts het zelf ook allemaal wat
beter kon bekijken. Omstreeks 1610
bouwde een Middelburgse
instrumentmaker een van de eerste
huis- tuin en keukenmicroscopen.
Maar wie nu met die speciale
operatiemicroscoop aankwam, weet
niemand meer. Die eer zal wel aan een
bedrijf moeten worden toegeschreven.
In elk geval kunnen ogen, die vroeger
niet te opereren waren, daardoor weer
Sterk
Maar het verhaal dat een oude heer aan
de Leidse oogarts vertelde is wel heel
sterk. Kok-Van Alphen: "Een oude
heer van het platteland komt op mijn
spreekuur en vraagt mij zijn ogen
schoon te maken, omdat hij de laatste
tijd minder goed is gaan zien. Na
onderzoek blijkt het om een zeer
moeilijk te behandelen
netvliesafwijking te gaan. Dus er valt
weinig schoon te maken. Ik probeer
hem dit zo goed mogelijk uit te leggen.
Hij zegt daarop verontwaardigd: en ze
hebben het in Utrecht een paar jaar
geleden wèl gedaan. Ik heb zelf mijn
ogen op een bordje zien liggen en toen
zijn ze er schoon weer in gegaan".
LEZERS
OVER DE
KRANT
A.W. v.d. Zon, slager
en ijveraar voor meer
parkeerplaatsen in de
Leidse binnenstad:
"Ik vind het LD een
prima krant maar één
ding mis ik heel na
drukkelijk. Dat is een
duidelijke berichtge
ving over de parkeersi
tuatie in Leiden en hoe
dat zo is gegroeid. Het
standpunt van de groot
ste politieke partij, de
PvdA, wordt niet helder
in de krant gezet. Als
het aan de PvdA ligt
gaan alle auto's de bin
nenstad uit, maar zoiets
durft niemand kenne
lijk te schrijven. Ik weet
niet of dat met opzet ge
beurt maar ik denk dat
heel wat journalisten
van het LD sympathiek
staan ten opzichte van
de PvdA en daarom
geen negatieve dingen
over die partij willen
schrijven.
De vroegere wethou
der Waal en de huidige
wethouder Peters heb
ben wel tegen mij ge
zegd dat ze begrip heb
ben voor mijn bezwa
ren, maar ze verschui
len zich vervolgens ach
ter het partijprogram
ma van de PvdA dat
medewerking aan het
scheppen van meer par
keerplaatsen in de bin
nenstad onmogelijk
maakt. Terwijl toch veel
PvdA'ers hun auto in de
binnenstad willen par
keren. Kijk, die feiten
Mevrouw en meneer
De Jeu, Wevershof 25,
Leiden:
Mevrouw: "Vroeger
lazen we de Nieuwe
Leidse Courant. Toen
die werd opgeheven
hebben we het Leidsch
Dagblad genomen.
Daar hebben we geen
spijt van gehad. Hij
was wel wat anders,
maar daar waren we
snel aan gewend. We
vinden het vooral een
heel overzichtelijke
krant, we kijken er 's
middags al naar uit.
Meneer: "Ik lees alles,
ik heb een brede belang
stelling. Er zijn geen be
richten die me echt sto
ren. Als iets niet bevalt
dan ligt het vaak aan
jezelf. Als je ouder
wordt sta je niet overal
meer voor open".
Mevrouw Zandvliet,
Waardgracht 8, Leiden:
"Ik ben al 17 jaar op
de krant geabonneerd,
zolang ik getrouwd ben.
Ik vind het een heerlijke
krant. Als-ie komt, ga ik
hem gelijk lezen. Het
Leidse nieuws en de ad
vertenties natuurlijk.
En ook een beetje poli
tiek. Meestal geen bui
tenlands nieuws. Dat is
soms zo ingewikkeld.
Dan denk ik: laat maar,
het is toch ver van m'n
bed.
Er zijn mensen die al
leen een landelijk blad
lezen, maar dan mis je
toch het plaatselijke
nieuws. Wat ik niet be
grijp is dat
ben ik helemaal niet.
Van sommige stukken
denk ik wel eens: daar
heb ik een andere me
ning over. Maar ja, de
krant kan het niet met
iedereen eens zijn."