Hartevelt,
een Leids
instituut
250 JAAR
VRIJDAG 1 MAART 1985
JUBILEUMNUMMER LEIDSCH DAGBLAD
PAGINA 13
Sommigen noemen het
jajem, anderen een neut,
en wéér anderen een
pikketanussie. Maar het
heet gewoon jenever en
naar verluidt kun je er
behoorlijk dronken van
worden. Hoe dan ook, de
levensvatbaarheid van
het oer-Leidse merk
Hartevelt is er in de loop
der eeuwen niet door
aangetast. Niet minder
dan 250 jaar lang wordt
deze borrel al pootje
gelicht, en tegen die
achtergrond is het jarige
Leidsch Dagblad -
hoewel beduidend minder
katerverwekkend -
natuurlijk nog maar een
puber. Portret van een
bejaard Leids instituut.
Schiedam jeneverstad? Kan wel
zijn, maar ook Leiden heeft in de
geschiedenis van dit koppige
vocht een pittig woordje
meegesproken. Reeds in 1600
herbergde deze stad een groot
aantal eenmanszaken waar iets
sterks werd gedistilleerd, al heette
dat goedje toen doorgaans nog
brandewijn. Lange tijd is
overigens aangenomen dat de
Leidse arts Franciscus de la Boë
Sylvius, die rond 1650 zijn
medicinale drankje geniëvre
lanceerde, de feitelijke uitvinder
van jenever was. Maar dat blijkt
een misverstand te zijn geweest.
Althans volgens de 'jeneverhistoricus'
Lodewijk van Sint Maartensdijk,
archivaris bij Bols, die heeft
uitgedokterd dat het hier om een
Zuidvlaamse vinding gaat Hij stoelt
die wetenschap op het feit dat op
jenever - of wat daarvoor moest
doorgaan - al in 1608 accijns werd
geheven, en toen moest De la Boë
Sylvius nog geboren '.'/orden
Volgens Van Sint Maartensdijk is de
jeneverindustrie bijna als
vanzelfsprekend voortgekomen uit het
Vlaamse bierbrouwerij wezen.
Bierbrouwers, zegt hij, moeten daar op
een goed moment ontdekt hebben dat
ze uit overjarig en dus 'onklaar1 bier
alcohol konden halen. En ze noemden
dat goedje 'klare'. Totdat de stad
Antwerpen aan het eind van de
zestiende eeuw daarop een verbod
uitvaardigde. De brouwers, succes
oogstend met dit leuke bijartikel en
ook niet van gisteren, besloten dan
maar hun borrel rechtstreeks uit koren
te distilleren en ontliepen daarmee
bovendien de fiscus, die dit produkt
nog niet kende. Zoals gezegd, in 1608
werd in deze leemte voorzien en viel
ook klare onder de verbruiksbelasting.
Begrip
Genoeg grijs verleden nu. Al moeten
we nog even kwy t dat een zekere
Willem van Aken in december 1734 de
grondslag legde voor wat thans wijd en
zijd bekend staat als 'prima jonge' en
'zeer oude genever' van Hartevelt. Dat
gebeurde in een pand aan de
Langegracht, op dezelfde plek waar de
distilleerderij zich in de loop der
decennia onder de leiding van
Abraham Hartevelt en diens
nageslacht zou uitbreiden en
uitbreiden. Zelfs toen dit illustere
Leidse bedrijf in 1968 werd opgekocht
door Bols, lagen er in de bureauladen
nog ambitieuze plannen voor
complete nieuwbouw, die zich zou
uitstrekken tot een reusachtig vierkant
tussen Langegracht, Zandstraat, Oude
Singel en Volmolengracht.
Hoe kon het ook anders. Zonder
overmatig te adverteren was Hartevelt
in het hele land een begrip. En niet
alleen met zijn jenevers. In zijn beste
tijd stookte de firma wel zo'n dertig
verschillende likeuren, vieux,
citroenbrandewijn en -jenever, die alle
gretig aftrek vonden. Na 1918, toen de
laatste Hartevelt-telg het voor gezien
hield en het bedrijf onder de naam
Distilleerderij 'De Fransche Kroon'
werd omgezet in een naamloze
Vaten vullen omstreeks 1900.
door Willem Schrama
p, lijfde het in stad en land
de ene distilleerderij na de andere in.
De monden van zo'n honderd
werknemers vielen dan ook wijd open
van verbazing toen in 1968 als een
donderslag bij heldere hemel het hoge
woord eruit kwam: we gaan naar
Nieuw-Vennep.
Joop Meijer (70), jarenlang
vertegenwoordiger bij het bedrijf en
thans in ruste, kan zich, hoewel er geen
ontslagen vielen, de teleurstelling nog
goed herinneren. "Het bedrijf was
ijzersterk en de groei zat er nog steeds
in. Feit was alleen dat het
aandelenkapitaal bijzonder klein en
bovendien in beperkt bezit was. Er zijn
er twee op slag miljonair geworden. En
voor een ondernemingsraad was het
bedrijf toen nog te klein. Maar ik moet
zeggen: financieel zijn we er allemaal
beter van geworden, want de-lonen
waren bij Hartevelt op de een of andere
manier altijd laag. Van tantièmes
hadden we nog nooit gehoord, en ook
de pensioenvoorziening werd een stuk
gunstiger".
Bruiloft
P. van der Marei (64), in 1936 als
jongste bediende in dienst gekomen en
opgeklommen tot procuratiehouder,
werd na de overname hoofd van de
salarisadministratie bij Bols en ging
vorig jaar in de vut. Hij vraagt me
beleefd de ontmanteling van Hartevelt
als een 'aandelenruil' te bestempelen,
maar er is toch nog iets van sentiment
op zijn gezicht af te lezen als hij enkele
toenmalige aandeelhouders
bestempelt als 'geldmaniakken die
liever centen zagen'. Niettemin ook
van hem geen kwaad woord over de
wijze waarop Bols deze niet te
onderschatten concurrent inlijfde en
citeert de laatste Hartevelt-directeur
J.K.H. van Dam: "We dachten dat het
een begrafenis zou worden, maar het
werd een bruiloft".
Van der Marei kan nog smakelijk
verhalen over de vooroorlogse jaren,
toen er van literflessen nog geen
sprake was en de jenever voornamelijk
in grote mandflessen en in vaten van
100 en 250 liter per paard en wagen bij
de slijters en caféhouders werd
bezorgd. Verre klanten kregen hun
waar per boot aangevoerd. En dat
brengt hem op het verschijnsel
'dievenpennen'. Tijdens de lange
(meestal nachtelijke) tochten over
Neerlands rivieren werd menig litertje
jenever gegapt door simpelweg de
ijzeren ringen om de vaten opzij te
tikken en op die plek een gaatje in het
vat te slaan. Was er dan het een en
ander afgetapt, dan sloegen de
schavuiten een pennetje in het gaatje
en tikten de ijzeren band er weer voor.
Geen hond die er iets van merkte,
behalve dan de gedupeerde slijter die
al na drie weken zijn laatste glaasje
tapte, terwijl hij anders een maand met
zo'n vat deed.
Een maand? Dat moet dan wel een vat
van 250 liter zijn geweest, want als we
Joop Meijer mogen geloven dan was
een 100 liter vat er in menig café al
binnen tien dagen doorheen. Hij
spreekt van echte Leidse
'jeneverzaken' als het café Plantage en
de tapperij van Mietje Kunst in de
Beschuitsteeg. Naast de landelijke
'prima jenever' maakte Hartevelt
speciaal voor laatstgenoemde
consument het zogeheten 'Leidsche
type', harder en venijniger, want de
Leidenaar wilde een prikkel in de keel.
Katwijkers
De emballage in vaten is er volgens
Joop Meijer de oorzaak van geweest.
Het opslaan van vaten, links de meesterknecht
dat er altijd veel Katwijkers bij
Hartevelt in dienst zijn geweest.
"Meestal waren dat mannen die van
hun vrouwen niet de zee op mochten.
Die namen genoegen met een karig
loon en bovendien waren ze doorgaans
experts in het repareren van vaten, dat
waren ze immers gewend. Er werd
trouwens ook veel overgewerkt, vooral
rond 3 oktober, dan was de drukte niet
te overzien. Die overuren werden dan
weer met een fles jenever uitbetaald.
Wat voor de baas een koopje was
omdat over die weggeef-flessen geen
accijns werd betaald. Het kwam dan
ook regelmatig voor dat we na het
verlaten van het fabriekspand werden
opgewacht door ambtenaren van de
accijnsbelasting, maar directeur Van
Dam wist dat de volgende morgen
altijd weer te sussen. Hij stond daar
goed aangeschreven. Ja, wat wil je, die
jongens lustten natuurlijk ook wel een
borrel als je begrijpt wat ik bedoel".
Menig klandestien flesje werd
trouwens ook binnen de muren van
Hartevelt door het personeel naar
binnen gewerkt. Het
gebouwencomplex telde zoveel
hoeken en gaten dat het weinig moeite
kostte om ergens ongezien even 'bij te
tanken'. En wie daarbij bedenkt dat de
werknemers sowieso al recht hadden
op twee neuten per dag (om twaalf uur
en half zes door de meesterknecht
vanachter een loketje aangereikt), die
zal samen met Meijer vaststellen dat er
wel eens een werknemer op handen en
voeten naar huis ging.
Overigens kon het er in de Leidse cafés
ook aan toegaan. Meijer herinnert zich
in dit verband een beroepsmatig
bezoek aan een etablissement in de
Herenstraat, waar een met Hartevelt
doorlaafde bezoeker als een korenaar
in de wind op zijn kruk zat te tollen.
Dat ging dus niet lang goed, en toen hij
eenmaal naast zijn gebit op de grond
lag werd er - zoals dat heette - een
wagentje (taxi) voor hem besteld. Maar
aangezien hij zijn woonadres niet meer
kon uitspreken, werd de man prompt
verkeerd bezorgd. Na veel vijven en
zessen kwam alles nog in orde, alleen
bleek een dag later zijn gebit nog in de
jaszakken van zijn wegbrengers te
huizen...
Met de vork
De 80 90 'vergunningszaken' in
Leiden, Joop Meijer kende ze allemaal.
Er waren slechte betalers bij, en
daartoe had Hartevelt een
onkreukbare 'kwitantieloper' in dienst,
die elke hem aangeboden borrel
weigerde. Er waren ook 'nepzaken'
waar in termen van de toenmalige
Hartevelt-directeur Verkoren
(1930-1952) 'met de vork' werd
geschreven. Bleef het daarbij, dan was
het Verkoren een worst. Maar deden ze
ook nog water door de jenever, dan
kon hij razend worden. Ik levert die
kerel niet meer!, klonk het menigmaal
binnen de kantoormuren. Verkoren
kon niet goed tegen bedrog.
Kunstminaar als hij was, kocht hij ooit
tegen betaling van een gigantische
partij Hartevelt een wondermooi
schilderij, dat bij nader inzien vals
bleek. Lange tijd was hij ontroostbaar.
In die tijd - de jaren dertig kostte
een borrel aan de toog nog vijfcenten.
Verkoren kon het zo fraai zeggen: "Het
kan zo slecht niet gaan of er is altijd
nog wel geld om de ellende weg te
drinken". Zoals gezegd, literflessen
bestonden nog niet. De liefhebbers
kwamen steevast in het café of bij de
slijter dagelijks een 'maatje' halen.
Meijer: "Jenever was toen veel
populairder dan bier. Ik kan me zelfs
nog herinneren datje tijdens de
rantsoenering een borreltje kon
krijgen als je een bierije erbij nam.
Maar dat biertje lieten de klanten dan
staan. Je kan je voorstellen dat slijters
lange tijd goed verdiend hebben aan
jenever, maar sinds de prijzenoorlog is
dat wel voorbij".
LEZERS
OVER DE
KRANT
De heer Franso, Planta
ge 18, Leiden:
"Ik lees het Leidsch
Dagblad voor het plaat
selijk nieuws, en daar
ben ik redelijk tevreden
over. Mij interesseert
vooral ruimtelijke or-
denina en wat er alle
maal gebouwd wordt
en op dat gebied vind ik
veel in het LD terug.
Wat ik wel als puntje
van kritiek wil aanvoe
ren is dat er een beetje
een ad hoe beleid - of
helemaal géén beleid -
is als er een bouwwerk
wordt opgeleverd. De
ene keer worden dan
wél de architect en de
aannemer genoemd en
de andere keer niet. Als
architect ontgaat de lo
gica daarvan me een
beetje. Van opzet ga ik
niet uit, maar er zit
geen systeem in. Of een
bouwwerk nou goed is
of slecht, ik vind dat de
architect en de aanne
mer vermeld moeten
worden, daar heeft de
consument recht op.
Waar ik de laatste
tijd nog wel eens aan
denk is een verkeersru-
briek, die zou uw krant
niet misstaan. Vroeger,
toen wij nog in Den
Haag woonden, lazen
we die altijd in Het Va
derland. Zoals u weet is
de auto een aantal ja
ren in diskrediet ge
weest, en niet in de laat
ste plaats in Leiden. En
juist in Leiden heeft die
auto het moeilijk, dat
ligt nu eenmaal aan de
structuur van de stad.
Als er nu eens een ru
briekje kwam waarin
telkens een knelpunt in
de stad wordt behan
deld, dat zou toch niet
onwelkom zijn. Gewoon
over wat nuttig is om te
weten voor een vent die
er lol in heeft om auto te
rijden, want die zijn er
ook nog. Bijvoorbeeld
dat je op de Kanaalweg
70 mag rijden in plaats
van 50, dat kan handig
zijn als je een beetje wilt
opschieten".
De heer Elias, Hoge;
woerd 30, Leiden:
"Ik vind het Leidsch
Dagblad een prima
krant als aanvulling op
de NRC. Juist vanwege
het plaatselijke nieuws
zou ik niet zonder kun
nen. Ik ben penning
meester van het buurt-
comité Hogewoerd en
ook in dat opzicht is de
krant voor mij een on
misbare bron. Ik lees
soms de notulen van on
ze vergaderingen met
ambtelijke werkgroe
pen nog eerder in het
LD dan dat we er zelf
over beschikken. Het
zelfde geldt voor het
universiteitsnieuws.
Dat lees ik eerder in het
LD dan in het universi
teitsblad.
Wat me totaal niet in-
terèsseert is het nieuws
uit allerlei omliggende
gemeenten. En voor hét
grote politieke nieuws
heb ik zoals gezegd de
NRC. Maar dat neemt
niet weg dat ik ook wil
weten wat er tien meter
van mijn huis gaande
is. Zo'n parkeergarage,
daarvan wil je op de
hoogte blijven. En dan
onlangs die volière in
het Plantsoen, dan denk
je toch: da's bijna om de
hoek en dan raakt zoiets
je toch meer dan een be
richt uit China".