ZATERDAG 19 JANUARI 1985 PAGINA 17 Bloeiende winterjasmijnen op Texel, de geur van Terschellinger kaas, met een jeep over het lege strand van Ameland. De Waddeneilanden bieden 's winters een heel aparte bekoring. Tony van der Meulen reisde van Texel naar Rottum en miste daar tot zijn vreugde de laatste boot. door Tony van der Meulen „Daar moet je maar niet langs gaan", waarschuwt Jan Wolkers vanaf Texel door de telefoon, „voor al 's winters is het de gevaarlijkste weg van Nederland. Ze rijden je daar zo het kanaal in". Ik rij om. Want dit is pas het begin van de tocht. En vóór je vanaf Texel, via Vlieland, Terschelling en Ameland straks op de uiterste oostpunt van Schiermonnikoog staat, moet er nog van alles gebeuren. Reizen langs de verlaten winterwad- den. Steeds weer het krakend hout van de dukdalven, waartegen de veerponten afmeren. Ontbijten in vrijwel lege zalen, terwijl de peper- en zoutstelletjes je van alle kanten aanstaren, eenzaam wakend op hun lege tafellaken. Op Vlieland geeft een bordje achter een vochtig raam de datum aan waarop dames- en herenkapper Hoeksema weer present zal zijn. Door de ruiten van een uitspanning op Terschelling zie je hoe binnen het bord „Vers en overheerlijk appelgebak" wacht op het nieuwe sei zoen; de stoelen staan omgekeerd op de tafels. Op Ameland heeft de slijterij, die het kennelijk van Duitsers moet hebben, de lichtbak „Spirituosen" gedoofd. En op Schiermonnikoog geeft fietsenver- huurder Soepboer („ook voor uw hon denmanden") zijn huurfietsen een win- terbeurt met de hogedrukspuit. Het wad ligt er intussen schitterend, kwetsbaar, maar toch ook heel waardig bij. De wind die de vorst uit het oosten brengt, rimpelt het water tegen de drooggevallen zandbanken op. De drei gende wolkenluchten zijn nog mooier dan op de ansichtkaart. Op de veerpont vreten fel omlaag duikende meeuwen de boterhammen met pindakaas van" een schoolmeisje op, zodat ze straks thuis toch trots het leeggegeten trommeltje kan laten zien. En ik bestel steeds weer op al die waddenponten koffie met een gevulde koek. Want dat doet iedereen, en de reiziger dient zich aan te passen dan de oorspronkelijke zeden en gebrui ken. Gunstig Verder zal het allemaal wel loslopen. Want de Leuvense professor mr. J. Ac- kersdijck maakte in 1830 een zelfde tocht langs alle Nederlandse Waddenei landen. In zijn reisverslag staat dat de waddenbewoners op hem „een zeer gun- stigen indruk hebben gemaakt; hun voorkomen is rond en vriendelijk; allen die wij gesproken hebben, wisten op on ze vragen goed te antwoorden, spraken met gezond verstand en deelden hunne meening zeer vrij mede". Maar op één eiland is het straks toch oppassen gebla zen: „De sterkte der Amelanders is zeer in het oog vallend, zelfs de kinderen hebben reeds de uitdrukking van kracht". Texel: moetje daar eigenlijk wel heen gaan? Voor wie van het westen naar het oosten over de wadden wil trekken (en ik voel dat dit de juiste richting is), ligt Texel aan het begin van de route. Maar het is zo groot, de boot vanaf Den Helder doet er nauwelijks twintig minuten over, en het ligt er bij alsof het nooit meer door de zee kan worden verzwolgen, ter wijl dat toch essentieel is voor een ei land. Jan Wolkers, 59 al weer, schrijver, woont er. Ondanks de bezwaren die je tegen Texel kunt hebben, is zijn huis het juiste vertrekpunt van deze winterse waddenreis. Want die zal in het oosten eindigen met een nevelig uitzicht op de verlaten plek waar hij in 1971 een week eenzaam (maar later samen met een zee hondje en een manke scholekster) woonde: Rottumerplaat. Wolkers: „Ik heb het nog steeds wel eens, in die halftoestand tussen slapen en wakker worden, dat ik denk: heb ik nou eigenlijk gedroomd? En dan is het Rottumerplaat. Dat fantastische haviks- kruid; tot aan je kruis door de gele bloe men lopen. Het was toen zomer, juli. Ik zou er nog eens met bar weer willen zit ten, een sneeuwstorm moet er zijn als op een schip". Kijkend vanuit zijn ronde kamer, is het mooi op Texel. De winterzon staat nu bijna op z'n laagst en laat zijn vale licht filteren door de kale takken van de linde van Wolkers. „De wadden, dat is voor mij als jongen begonnen metThijs- sen. Ik ben door hem gevormd, zijn prachtige boek over Texel, met die pla ten van Wenckenbach. Sinds die tijd ben ik altijd geïnteresseerd gebleven in de kleine, levend barende hagedis. Die moet hier op Texel voorkomen. Hij legt eieren, maar die komen meteen uit. Dus moet 'ie uit noordelijke gebieden stam men: daar hebben eieren niet de tijd om in de zon rijp te stoven. Ik ben er hier nog nooit eentje tegengekomen. Regel matig vraag ik er jachtopzieners naar. Maar nee. Op dit moment zal hij onder de grond zijn winterslaapje doen, net als alle andere reptielen. Terwijl het boven je koud is, lekker warm zitten wachten". We lopen door zijn duintuin. Hij wijst de gele winteljasmijn aan die in bloei staat, en praat tegen een roodborstje, dat begrijpend kijkt. „Wat is de waddenwin- ter toch schitterend", zegt de schrijver. „Juist op het moment dat de stad een verkankerde indruk maakt en onder de vergrijsde schimmel komt te zitten, zie je hier de bladen van de vogelkers, die oplichten alsof er vuren branden. En als de weilanden wit zijn van de sneeuw, zie je al die donkere hekken staan, de gra fiek van de hekken en de sloten, een Mondriaan-achtige vlakte". „Weetje wat echt mooi is? Sneeuw die grenst aan het zeewater, en die een beetje afbrokkelt en glinstert. Of een beetje sneeuw op het rulle strandzand. dat er als het ware doorheen straalt. Heel indrukwekkend" Het wad ligt er kwetsbaar Wintervoorraad We gaan weer naar binnen, het is er lekker warm. „We hebben hier een ijze ren wintervoorraad voor als je inge sneeuwd raakt. Melk, blikken, een extra zak aardappelen. Wantje zit toch met de jongens (Jan en Karina Wolkers hebben een tweeling, Tom en Bob, die bijna vier zijn). Je moet eten voor ze hebben. Mijn jeugd was armoede. Het werd weer win ter, je vader had iets op de kop getikt, het gaf een veilig gevoel. Je hielp bomen naar huis te slepen die dan verzaagd werden. Het goede gevoel om daaraan mee te helpen. Deze regering wil de mensen weer naar datzelfde sprokkelni- veau brengen. Dat houdt je op zo'n ei land bezig. Het leven is er harder. Je kind krijgt een slagaderlijke bloeding en de boot kan door het pakijs niet varen. Daar denk je aan". We praten over oude sagen, aardman netjes en spoken, want die zullen de ko mende tijd nog vaker aan bod komen. Wolkers: „Eilanders voelen meer dan stadsmensen. Ik ken hier iemand die een akkertje in de duinen heeft. Als hij met de rug naar je toe staat en je loopt 600 meter verderop, dan voelt hij dat. Hij draait zich om, en zwaait. Als je er ont vankelijk voor bent, kun je hier 's avonds in de bossen ook verschijningen zien. Werkelijkheid en legenden worden hier door de prikkelende zeedampen tot een onontwarbare eenheid gesmeed". In zijn bejaarde Jaguar brengt hij me door het aardedonker naar de boot. We zien alleen een haas. Van Texel naar het buureiland is he melsbreed maar een klein eindje. In vo rige eeuwen was er een rechtstreekse verbinding, omdat veel post vanuit de koopmanshuizen in Amsterdam via Te xel naar Vlieland gebracht moest wor den, waar de koopvaardijschepen op de ree op gunstige wind lagen te wachten. Dat waren ook de jaren dat vermaarde zeebonken als De Ruyter en Tromp met fier geheven hoofd door de Dorpsstraat van Oost-Vlieland schreden. Nu heet een eettent daar: Auberge Steakhouse De Wadden. De tocht van Texel naar Vlieland gaat nu via Den Helder, de Afsluitdijk en Harlingen. Een oud havenstadje, waar de vele pakhuizen herinneren aan de tijd dat er nog vauit café Zeezicht gevaren werd op Londen en Hamburg. Onder weg werden op het wad en passant wat zeehonden gevangen en doodgeknup peld, want daar waren nog vele duizen den van. Kluten, sterns en bontebekple- vieren waren er de baas. Niemand wist van gas en olie, dus er werd ook niet ge boord. Nu dat allemaal wel gebeurt, opereert vanuit Harlingen de Landelijke Vereni ging tot Behoud van de Waddenzee. Maar zoals alles op de wadden te maken heeft met de op elkaar reagerende getij den eb en vloed, zo heeft ook de Wad denvereniging zijn eigen tegenkrachten opgeroepen: aan de Harlinger Rommel markt heeft de voormalige Starfighterpi- loot A. A. Manting een weekendhuisje. Door de week woont hij op Vlieland, waar hij detachementscommandant en vuurleider was van de omstreden schiet baan van de luchtmacht op de Vliehorst. Hij is ook één van de oprichters van de actiegroep met de welsprekende naam: Vrije Vogels, Gekooide Mensen, die nu overgegaan is in de liberaal den kende stichting Wad en Land. Voordat de boot naar Vlieland ver trekt even koffiedrinken bij Manting: „Op een gegeven moment waren de Wadden het geweten van Nederland ge worden. We begonnen als eilandbevol king te begrijpen dat we bijna niks meer mochten. Daar zijn we wat tegen gaan doen". Volgens de waddenvereniging is hun tegenvoeter Manting aanhanger van de theorie: hoe meer lawaai, hoe meer vo gels. Zelf moet hij daar, knabbelend aan een brok Friese speculaas, besmuikt om lachen: „Het zijn twee zaken die strijdig met elkaar lijken: technische wonderen als vliegtuigen met snelheden van heb ik jou daar, en broedende vogels. Maar de natuur past zich aan. Vogels zitten te broeden in de restanten van oefenbom- men. Ze wennen. Vaak wordt de fout ge maakt dat we de natuur dezelfde zintui gen geven die wij hebben. Maar vogels doen het anders". Enige vrolijkheid ontleent hij aan een doelstelling uit de watersportnota van de Waddenvereniging: de eenzaam heidsbeleving van het wad. Manting: „Als ik daar in m'n eentje zit te vissen, wil ik wel graag 'es een scheepje voorbij zien komen". Indringend Dampen Buiten is de wind wat gaan liggen. Op de steiger naar de Vlielandboot gaat de winterse regenkou dwars door je heen, veroorzaakt door wat in deze streek „de noordelijke dampen" heet. Door het zoute water gaan je lippen proeven alsof je net een haring hebt ge geten. Een bars geluid uit de scheepstoe ter: de afvaart. Blijkens bordjes zitten de reddings middelen in de banken; de boot mindert vaart bij de plek waar de mast van een visserskotter net boven het water uit steekt. Wat is hier gebeurd? De passa giers weten het niet. Iedereen bestelt weer koffie met een gevulde koek. „Moate jo by Pronker wèze?" Een Fries op Vlieland, of praten ze hier Fries? Op weg naar Pronker kom je langs het voormalige buiten Zorghvliet, nu vervangen door: Het Nieuwste Hotel Van Het Eiland. De onlangs nog geres taureerde, beroemde want 250 jaar oude moerbeiboom is met de motorzaag van kant gemaakt, om plaats te maken voor een tennisbaan. Ik bezoek de plek: er hangt de winterse stilte van een dode nakker. Op Vlieland zitten 's zomers gemid deld 7000 toeristen, nu in de winter wo nen er duizend mensen. Ton Pronker is één van hen. Voormalig leider van het transport bij de Hoogovens, ook voor malig voorzitter van de Waddenvereni ging. Milieubehoud en agressie liggen dicht bij elkaar: een ruit is al eens inge gooid, en zijn boot is beschadigd. Pronker: „Als de laatste boot 's mid dags vertrokken is en je niet meer van het eiland afkunt, heb ik echt het gevoel dat ik thuis ben. En als je dan in die win terse rust over het eiland loopt en je hoort het schieten, dan zou ik graag wil len dat de militairen vertrekken. Maar zolang er toch een militair apparaat is, moet ik erkennen dat de Vliehors, onze zandplaat, het enige gebied in Neder land is waar je vrij met bommen kunt gooien en met tanks kunt schieten. Het is ook niet de ergste bedreiging van het eiland; met dat schieten kun je een keer ophouden en dan is het voorbij. Nee, daarbij vergeleken is de aantasting van het enige dorp hier veel ernstiger. Steeds meer kroegen; meer vreterij. Dat trekt herriemakende toeristen. Die ont wikkeling is veel moeilijker terug te draaien. Vooral met een slecht gemeen tebestuur dat alles maar goedkeurt om dat er geld mee te verdienen valt" De achtertuin van Pronker grenst aan de waddendijk. Vroeger kon hij, als jon gen, daar vanuit zijn huis overheen kij ken. Nu is de dijk opgehoogd. Een be tonnen trappetje op: het is hoog water. Weinig zandbanken, het water heeft vele tinten grijs. Wandelend over die hoge dijk loopt, door de lage winterzon, je schaduw vele meters verderop met je Bijlage van het Leidsch/Alphens Dagblad Naar het kerkhof van Vlieland. Kerk hoven zijn 's winters het indringendst. Bladeren liggen te vergaan op de zerken, alles is kaal. Fazanten houden, mak als kippen, de doden gezelschap. Behalve de vele Vlielanders die vooral Visser, De Gorter en Hoedemaker heten, liggen hier ook nogal wat aangespoelden. „Door de zee teruggebracht" heet dat op de steen. Sommigen zijn onbekend ge bleven. Ze hebben slechts een houten kruis. Maarten de Gorter (71) woont naast dit kerkhof: („Ik heb hele rustige buren"). Hij kijkt terug op een arbeidzaam leven: Indië, Slag in de Javazee meegemaakt, loonadministrateur bij de mariniers, ge meenteontvanger van Vlieland, lid ge meenteraad voor de milieupartij lijst 3 (die bij de laatste verkiezingen, die over gedaan moesten worden wegens moge lijke malversaties, gewipt is), één van de oprichters van de eilander Nutsspaar- bank en secretaris van de reddingsboot: „Hier op de Vliehors staat al eeuwen een reddingshuisje voor drenkelingen. Met wat ondergoed, een noodrantsoen, lam polie, lucifers. We hebben er een bord in vier talen neergezet, maar de toeristen komen er steeds weer in. 's Winters ging ik er altijd heen om het drinkwater te verversen, maar door de goede weerbe richten en betere apparatuur is het nu niet meer nodig. En als ik dan bij die Vliehors dat schieten zag, dacht ik wel eens: wij van de reddingsboot oefenen om mensen te redden, en hier wordt geoefend om mensen van het leven te beroven. Ik heb dat op die vuurleidings toren ook wel eens gezegd; konden ze niet bijzonder waarderen". Maarten de Gorter zet de jenever op tafel, gooit nieuwe houtblokken in zijn kacheltje en zet een bijzonder bandje op: een interview dat hij maakte met zijn ou de vader, vergrijsd in de zeevaart en ten slotte 97 geworden. Een heldere stem vertelt over het ansjovis-vissen op de Zuiderzee („de koppen knepen we er af'), het vangen van roggen, die er al lang niet meer zijn; de bittere armoe in de winter, het harde werken aan de stranddammen met handen die blauw opzwollen van de kou, en schipbreuk met een lading cokes op weg naar Rus land: „De planken laten al los, schreeuwden ze, maar ik wou er niet af, zowaar als ik hier zit". De Groter is geroerd, en zegt: „Mooi hè". We nemen nog een glaasje, en door de donkere Dorpsstraat, die met grote regelmaat geaaid wordt door de bundel licht van de vuurtoren, loop ik terug naar het stille hotel. Het laatste journaal staat aan, maar het wereldnieuws voelt nu heel ver weg. Van Texel naar Vlieland was qua om weg al vrij komisch; Vlieland-Terschel ling is helemaal een bijzondere ervaring. Het vroege vertrek van de boot (7 uur) heeft de hotelier geïnspireerd tot twee voor hem gerieflijke maatregelen: je krijgt een wekker mee naar bed („het zijn net nieuwe"), plus een bon „Goed voor één ontbijt a.b.m.s. Oost-Vlieland", want zo heet de boot. In het nachtelijk duister glip je het hotel uit; in de Dorps straat brandt alleen bij die mensen licht die je straks ook aan boord zult treffen. Eerst weer naar Harlingen, waarvan het silhouet er in de verte haast toverachtig uitziet in de opkomende zon. Weer langs de gezonken kotter. „Twee Urkers zijn met de netten in el kaar geraakt. Het was in een paar minu ten gebeurd. En daar gat je hele spults- je", vertelt een vrouw onder de nodige bijval. In Harlingen overstappen op de boot naar Terschelling, één treeplank verder. Dezelfde tocht (twee uur, want er is te genstroom), weer terug, tot je, bijna aan het eind, niet linksaf slaat naar Vlieland, maar rechtsaf naar Terschelling. Opnieuw langs de gezonken kotter. Weer mindert de veerpont vaart. Nie mand weet wat er gebeurd is, maar ik ben nu kenner, en herhaal slechts: „Twee Urkers zijn met de netten in el kaar geraakt, het was in een paar minu ten gebeurd. En daar gaatje hele spults- je". Wie reizen maakt kan verhalen, me nigeen kijkt me aan met een blik van: die komt hier vaker. Varen door het stuk wad waar straks een boortoren komt. Vroeger stond er een baken en dat ziet er net zo uit, zeg gen de voorstanders. De zee heeft dat ba ken omver gehaald: de lege, lichtgolven- de vlakte, die voornamelijk oneindig is, met daarboven wolken die hun sneeuw nauwelijks kunnen ophouden: dat is toch het mooiste! De barse scheepstoeter gaat al. Haas tig lees ik nog even in het cultuur-histo rische tijdschrift „Schylge myn lantse". een fraaie tweemaandelijkse uitgave voor iedereen die met Terschelling (Schylge) bezig is. Belangwekkende pas sage: „Over bakker Sluijk met zijn ex- ceem weet mevr. G. Schol-Bloem nog het volgende te vermelden: meelevende personen vroegen eens aan onze bakker: hoe is het nu met de voeten? Optimis tisch gaf bakker Sluijk ten antwoord: Se binne er suverder utkomen as dat se er ingaan binne". Een tekst waar je qua vertaling lang over na kunt denken, maar de dukdalf kreunt al: Terschelling. Wat kan het daar koud zijn! Hangend teen een ijzige win- terwind ga ik het duin op waarop het dorp West-Terschelling ligt: we eten vanavond spruitjes. In de gelagkamer van het besproken hotel is de serveer ster er ijverig mee bezig. Disco Samen met Texel en Ameland behoort Terschelling tot de grote waddeneilan den: dat betekent dat er meerdere dor pen zijn en je er met een auto mag ko men. 's Zomers zijn er 25.000 toeristen, nu in de winter wonen er 4650 Terschel- lingers. Ik beperk me tot twee: Wipi van der Bos en Jo Smit. Ze wonen allebei in Formerum. Dat is even voorbij Mids- land, vroeger een mooi dorpje dat nu in één disco veranderd is. Jo Smit, oud-di recteur van de VARA-radio en actief be zig met de eilandhistorie: „Natuurlijk, ik ben ervan overtuigd dat een dorp als Midsland naar de knoppen is. Maar: waar mensen hun brood aan verdienen moet je stil over blijven, anders krijg je ruzie. Duizend jaar samen op een eiland leven heeft de Terschellinger geleerd dat je bepaalde dingen niet zegt. Dat bete kent ook dat ze mij niet over alles en nog wat onderhouden. Want duizend jaar sa menleven hebben de Terschellinger ook een groot respect gegeven voor een an der". Jo Smit woont op een rustig stuk ei land. Vanuit zijn huis heb je een goed zicht op vlakke weilanden die in vrij dof fe kleuren de winter over zich heen laten komen. Smit, terwijl hij thee inschenkt: „Het is een groot geluk dat mensen bij een hokken. Ik moet er niet aan denken dat het allemaal natuurmensen waren. Ze zouden de hele boel vertrappen. Maar in de bouwvakvakantie blijven ze alle maal lekker bij elkaar. Zo hou je de rust". Smit zet zich in voor een juiste spel ling van de naam van zijn eiland: Schyl ge. Niet met een k-, maar met een g- klank. Een blaasorkest, een kleuter school en een hotel van die naam heeft hij al om gekregen. Maar tot zijn spijt nog niet de biologisch-dynamische zui velfabriek Skylge. Wim van der Bos is er directeur. De zuivelfabriek oogt vervallen. Grote hoeveelheden stoom, nodig voor het schoonmaken van melkketels, zoeken zich door een open deur een weg naar de vrieskou. Negen jaar geleden is de fa briek, die al eigendom was van de Friese zuivelgigant De Takomst, teruggekocht door de Stichting tot Instandhouding van de Zuivelfabriek op Terschelling. In de coöperatie doen nu zo'n tien veehou ders mee, die boer zijn zonder kunst mest. Veelal eindigen dit soort natuur zuivere ondernemingen in een organisa torische chaos en idealistisch wanbe heer, maar de Skylge draait nog steeds. Er werken vijf mensen, en hun kaas en karnemelk zijn lekker. De directeur, niet zonder trots: „In droge perioden zie je dat ons gras langer groen blijft. Koeien vinden het ook lek kerder. Koeien van de andere boeren proberen over het hek heen ons gras te vreten". Lila Het komt zelden voor dat iemand van Terschelling naar Ameland gaat. Eilan ders komen doorgaans niet op eikaars eiland. Wie zich toch aan die tocht wil zetten moet eerst weer terug naar Har lingen. De gezonken kotter ligt er nog steeds, de passagiers drommen weer voor de ramen. Wat is hier gebeurd? Dit maal hou ik m'n mond. Langs de Friese kust van Harlingen naar het noordelijke Holwerd. Kieviten stappen parmantig over de dijk. De kon ten van de schapen zijn fraai gekleurd door het stempelkussen onder de buik van de dekkende ram, zodat de boer weet wie al aan bod is geweest. De tocht gaat langs onbestaanbare ge ruchten als Firdgum, Ny Altoenae en Blija. De neiging om ook nog even Fare- buorren aan te doen, kan ik tijdig onder drukken. Veel huisjes op de ijzig koude dijk hebben naast het affiche van de Waddenvereniging een raambiljet „Te koop". De trek naar het platteland is de finitief voorbij. Het heeft menige lila ge verfde dakgoot opgeleverd. Bij aankomst blijkt dat Amelanders goddank met meer zo groot en sterk zijn als in de dagen van de reizende Leuven se professor J. Ackersdijck: met m'n één meter vijfentachtig pas ik niet onder de plaatselijke douche. Van alle Waddeneilanden komt de VW-folder van Ameland het meest po cherig over. Ze noemen zichzelf: Wad dendiamant. „Reeds velen komen hier op aanwijzing van hun arts". Schrijf je zoiets in een folder omdat je zelf als VW'er ook wel nattigheid voelt? Want Ameland is nogal aangetast door de mo derne tijd. Nu het winter is zitten ze er met ruim 3000, maar in de zomer staan er 29.000 te beslapen bedden klaar. Het bezoek aan de Waddendiamant begint in mineur: rond de kachel zit een aantal mannen bijeen die zich destijds met hand en tand verzet hebben tegen de gasboringen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). „We zijn er niet sjaggerijnig door geworden, maar wel cynisch. Als er geld mee te verdie nen valt, hou je niks tegen. Maar onze kinderen kunnen ons nooit verwijten dat we er niks tegen gedaan hebben". Bedrijf De burgemeester, mr. J. H. Lesterhuis, telg uit een vermaard Groninger dansle- rarengeslacht, kijkt er boven een glaasje Beerenburger (tegen de winterkou) een stuk zonniger tegenaan. „Zonder de NAM zou de kaartenbak bij de sociale dienst een stuk voller zijn geweest. Mid denstand en pensions profiteren er ook Als een jonge eigentijdse manager runt hij het bedrijf Ameland. Een sei zoengebonden bedrijf, want in de win termaanden moet het gemeentelijke werk gebeuren. Daarna komen de toeris ten, kun je geen straten opbreken en hebben de eilanders ook wel wat anders aan hun hoofd dan vergaderen. (Lees verder op de volgende pagina).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 17