Kauwen tegen tandbederf Sjoukje Dijkstra: 'Ik heb toch zeker geen blinddoek voor' Leidse tandarts Han Goudsmit ontwikkelt een handig klein kauwborsteltje Kunstrijwereld reageert geïrriteerd op adviserende functie VRIJDAG 18 JANUARI 1985 EXTRA LEIDEN Water? Heb je niet nodig. Tandpasta ook niet. Alleen maar kauwen. Zorgen dat de haartjes langs de tanden en het tandvlees glijden. De plaque ver dwijnt dan als sneeuw voor de zon. Tandbederf en tandvleesontsteking krijgen geen kans te gaan woekeren. Trek in snoep heb je niet; het is een hulpmiddel voor mensen die willen afvallen en ro ken en kauwen kunnen niet tegelijk. Overal waar je wenst, kun je je tanden ermee poetsen. Voor lichame lijk gehandicapten een uitkomst: geen hulp meer nodig bij het reinigen van het gebit. Een wondermiddel? Nee, dat niet. Maar wel een middel waar goed en heel lang over nagedacht is. Meer dan zes jaar is de Leidse tandarts Han Goudsmit in de weer geweest alvorens hij het aandurfde met zijn nieuwe vin ding, een kleine, kauwbare (weg gooi) tandenborstel, naar het be drijfsleven te stappen. Die stap heeft de tandarts nu gezet. Tien grote - internationale - onderne mingen zijn enthousiast en bekij ken thans serieus of zij het kauw borsteltje in produktie kunnen nemen. De beslissing zal niet lang op zich laten wachten. Hoogstens enkele maanden. Maar dan duurt het zeker nog tot half volgend jaar voor de borstel in de winkel te koop zal zijn. Waarom een kauwborsteltje? Is daar behoefte aan? Voldoet de tandenborstel met tandpasta niet meer? De gedachte achter de nieuwe tandenreiniger is een heel andere. Luister naar tand arts Goudsmit: "Zo lang ik tand arts ben heb ik gezocht naar mid delen die tandbederf kunnen te gengaan. Natuurlijk, je hebt de bestaande middelen. Maar vindt de patiënt die wel prettig? Het lijkt van niet als je ziet hoe slecht er wordt gepoetst. Ze poetsen wel, maar meestal veel te kort. Ik heb toen gedacht als ik die pre ventie nu eens lekker kan maken zonder dat ze schaadt, dan kun je het gebit écht beter maken. Wel, uit die gedachte is dit kauwbor steltje voortgekomen." door Jan Westerlaken Zes jaar stofindustrie terwijl reclame mensen hem van adviezen voor zagen. Zijn vrouw liet zich even min onbetuigd. Zij hielp in die aanloopfase mee bij het aanbren gen van de smaakjes aan de bor steltjes en proefde of ze wel 'lek ker' genoeg waren. Eerst maar eens even de kauw- borstel voorstellen. Hoe hij eruit ziet en hoe hij werkt. Het belang rijkste onderdeel is de kauw- steel. Die steel wordt tussen de tanden genomen en al kauwende op diezelfde steel gaan de haren van de borstel langs de tanden en kiezen en poetst men als het wa re het gebit schoon. Hard bijten is niet nodig. Het wordt zelfs af geraden. Het borsteltje voelt in de mond kauwgom-achtig aan, doordat de steel hol en elastisch is. In de kauwsteel en in de borstel zelf zit de smaakmaker, een crême-vul- ling die er tijdens het kauwen vanzelf wordt uitgeperst. Net als tandpasta kan deze vulling ca- riësremmers als fluoride bevat ten. Al kauwende wordt de pla que van de tanden en kiezen ge schraapt. Om te voorkomen dat het tandvlees zou beschadigen, zijn de toppen van de borstel rond. Kauwen op het borsteltje kan onbeperkt, omdat er geen slijpmiddelen (in tandpasta zit ten die wel) in voorkomen. den octrooi op zijn uitvinding ge kregen. En zelfs in Amerika zijn er twee octrooien op het kauw borsteltje verleend. Kortom, aan alle kanten heeft Goudsmit zijn uitvinding in bescherming geno- De Leidse tandarts ontkent niet dat hij vooral blij is met de octrooien die hem in Amerika zijn verleend. "Daaruit blijkt", licht Goudsmit toe, "dat ik wat heb uitgevonden dat volstrekt nieuw is. Ik vermoed dat de Amerikanen wel eens de groot ste afnemers van het kauwbor steltje kunnen worden. Waarom? Wel, we weten dat ze gezond heids-freaks zijn. Een Ameri kaan loopt praktisch de hele dag met een prop kauwgom tussen zijn tanden. Als 'ie weet dat het borsteltje zijn gebit schoon houdt, zal hij die kauwgom waar schijnlijk laten voor wat ze is." Tandenborstel De tandenborstel en de tand pasta eruit, het kauwborsteltje ervoor in de plaats? Dat is nog maar de vraag. Goudsmit zelf zegt dat hiervan vooralsnog geen sprake kan zijn. De tandarts: "Je kunt de tan denborstel met slijpende pasta altijd gebruiken voor die plaat sen waar je met de kauwborstel niet of heel moeilijk kunt komen. Laat ik duidelijk zijn: ik vind het niet zinvol om me tegen de tan denborstel en de pasta af te zet ten. Wanneer je op het borsteltje kauwt en ook nog eens op de ou derwetse manier de tandenbor stel hanteert, dan weet je haast zeker dat je gebit plaque-vrij is. Heb je dus nóg minder kans op het ontstaan Bedreiging Goudsmit: "In Amerika ligt de grootste markt" Moeite heeft het wel gekost. Veel moeite zelfs. Ruim zes jaar heeft Goudsmit aan de ontwik keling van het borsteltje ge werkt. Het ene na het andere ver dween in de prullenmand als de kwaliteit hem niet aanstond. Maar de Leidse tandarts heeft niet alles in zijn eentje gedaan. De kauwborstel zoals die er nu ligt is zijn bedenksel. Zonder hulp was het waarschijnlijk nooit zo ver gekomen. Goudsmit geeft dat ook eerlijk toe. Vooral in het begin kreeg hij veel steun van een Leidse suikerwerkdes- kundige. Toen was het nog de bedoeling om de borstel in de vorm van een snoepje op de markt te brengen. Dat ketste af. Hulp kreeg hij ook van de kunst- Gaatje Een ongelukje ligt in een klein hoekje. De kauwborstel zou - net als een snoepje - per ongeluk in de keel terecht kunnen komen of zelfs dieper: in de luchtpijp. Wanneer dat gebeurt zou iemand kunnen stikken. Goudsmit daarover: "Dat was een heel groot probleem voor mij. Ik heb me werkelijk suf ge piekerd voor ik daar uit was. De oplossing was vrij simpel. In het borstelvlak heb ik gewoon een gaatje aangebracht. Zou de bor stel dus in het 'verkeerde keel gat' - wat haast uitgesloten is - te rechtkomen, dan kan men toch blijven ademen. Door dat gaatje. Zelfs als het dwars in de lucht pijp zou komen vast te zitten, is er weinig of niets aan de hand. Er kan altijd lucht passeren. Een voordeel is dat de borstel niet van vorm verandert. Hij is er - in geval van nood - vrij eenvoudig uit te wippen. Met kauwgom ligt dat heel anders. Want dat neemt de vorm van de omgeving aan waarin het vastzit." Bereik je met kauwgom of hard voedsel - zoals een appel en een wortel - niet hetzelfde resul taat als met deze borstel? Dat blijkt niet het geval te zijn. On derzoekers hebben aangetoond dat kauwgom en hard voedsel nauwelijks plaque van de tanden verwijderen. Hoe dat precies zit vertelt Han Goudsmit: "Hard voedsel wijkt bij het eten ervan, af. Anders ge zegd: het komt niet tegen het ge bit bij de zoom van het tandvlees aan. Dat is de plaats waar zich de meeste plaque vormt. Het kauw borsteltje reikt tot over het tand vlees en verwijdert zodoende dus de plaque bovenaan het ge i tussen de tanden en kie- Doelgroep De doelgroep waarop de Leid se tandarts zich richt is eigenlijk iedereen die tanden en kiezen heeft. Bij wie de borstel vooral zal aanslaan, denkt hij, zijn de fervente kauwgom-kauwers. Goudsmit voegt eraan toe: "Kinderen die jonger dan tien jaar zijn, kun je er beter niet op laten kauwen. Zij kunnen er toch niet mee overweg. Trouwens, bij het sporten kun je zo'n ding - net als kauwgom - beter niet in de mond hebben. En praat je over succes, tja, dan denk ik, dat de consument dat zal moeten bepa len. Vanzelf, ik heb mijn gedach ten daarover. Maar ik kan niet op voorhand zeggen hoe de verkoop uiteindelijk zal gaan verlopen. Ik heb verwachtingen en die zijn hoog gespannen." Dat blijkt ook wel. De tandarts heeft in de meeste westerse lan Goudsmit ziet de ontwikkeling echter wel rëeel. Het gebruik van de tandenborstel en de pasta zou, als het kauwborsteltje op de markt verschijnt, kunnen ver minderen. De tandarts schudt die gedachte niet zo maar uit zijn mouw. Een hoogleraar tandheel kunde van de universiteit in Nij megen, die een vooronderzoek heeft gedaan naar de werking van de nieuwe vinding, heeft al leen maar kunnen beamen dat de kauwborstel inderdaad de pla que van de tanden schrapt. Ondanks die uitslag blijft Goudsmit voorzichtig. "Heus, er blijven nog wel wat plekjes voor de tandenborstel over. Het is al tijd beter om ze naast elkaar te gebruiken. Ik zie mijn kauwbor stel als een middel dat een hele boel plaque van de tanden ver wijdert. Niet meer en niet min der. Want net als de tandenbor stel komen de haren kauwbor stel ook niet - of in elk geval on voldoende - tussen de kiezen en tanden. Daar zul je dus de plaque met een tandenstoker of floss (tandzijde) te lijf moeten gaan." Het mag duidelijk zijn: er gaat een'bedreiging uit van het kauw borsteltje. Zeker voor de heden daagse borstel en de tandpasta. Preventie moet, maar tot hoever kun je gaan met die preventie. Loopt, om eens een ander voor beeld te noemen, het beroep van de tandarts op den duur zelf geen gevaar? Als je tien jaar geleden duizend kinderen op een rijtje zette waren er slechts twee die een volledig gaaf gebit hadden. Herhaal je dit anno 1985, dan zie je dat er vijfhonderd van die dui- 1 zend kinderen geen enkel gaatje hebben. Nu lijkt er ook nog eens een produkt op de markt te ko men die de plaque - de veroorza ker van tandbederf - op elk ge wenst moment van de dag kan aanpakken. Anders gezegd: blijft er voor die tandarts nog wel wat werk over? Goudsmit knikt. Zegt dan: "Als een tandarts zijn werk goed doet, maakt hij zichzelf in wezen overbodig. Krijg je de mensen zover dat ze optimaal zouden meewerken aan het schoonhou den van hun tanden, dan blijft er voor de tandarts alleen maar een controlerende taak over. En na tuurlijk het geven van instructies aan de patiënten. Dan is ook de tijd van het domweg gaatjes vul len voorbij. Voorlichting geven, beugels maken en het verbeteren kunstgebitten zullen dan een be langrijke taak voor de tandarts worden." Daarom is het nog maar de vraag of de tandarts wel zo op het kauwborsteltje van Goudsmit zit te wachten. Zelf wil hij daar lie ver geen harde uitspraken over doen. Veelbetekenend voegt hij eraan toe: "De tandheelkunde moet eigenlijk de tandheelhoud- kunde worden. We nemen nu nog genoegen met vullingen, bruggen en kronen. Maar ik voorzie dat het beroep van de tandarts binnen niet al te lange tijd drastisch gaat veranderen. Boren is er dan niet meer bij. Kijk maar naar Amerika, daar is de preventie-ontwikkeling al ja ren aan de gang. De tandarts blijft, dat is wel zeker." Gat in markt Goudsmit heeft een gat in de markt aangeboord. Dat blijkt ook wel uit de grote belangstel ling die het bedrijfsleven aan de dag legt. Als tien multinationals - waaronder een uit Nederland - min of meer staan te dringen om ermee aan de slag te gaan, dan mogen de verwachtingen hoog gespannen zijn. Wat voor soort ondernemingen zijn dat precies? De Leidse tandarts: "Om schrijf ze maar als bedrijven die hun sporen in de mondverzor- ging al hebben verdiend. Alle tien bekijken ze op welke manier ze de produktie van het kauw borsteltje het best kunnen aan pakken. Het is geen zaak waar over je zo maar even op een voor middag beslist. Je praat toch over een investering van vele miljoenen guldens. Er moet een fabriek komen met apparatuur. Dat kost geld en tijd. Vandaar dat het zeker nog anderhalf jaar gaat duren alvorens het kauw borsteltje overal in de winkel te koop is. Ik kan het niet ontken nen. De ondernemer die met mij in zee gaat moet een beetje durf hebben. Geld durven investeren in een totaal nieuw produkt. Be grijpelijk dus dat men daar even over wil nadenken. Het voordeel voor de producent is wel, dat hij de hele 'know how' van mij krijgt aangeleverd. Tot en met de ver pakking." Het is al een uitgemaakte zaak in welke vorm de kauwborstel- tjes op de markt zullen worden gebracht: in strips van zes stuks. Kosten ongeveer 2,50. Maar die prijs zal vermoedelijk lager uit vallen als de produktie stijgt. Hoewel het om een weggooi-bor- stel gaat, kan men er in principe dagen achter elkaar op kauwen. De smaak, die in de kunststof zelf zit (dat is uniek), blijft lang behouden. Ook al zijn de haartjes iets verbogen, dan nog verwijde ren ze de plaque van de tanden. Kauwwieltje Ooit is er een kauwwieltje in de handel gekomen. Dat werd met veel bombarie aangekondigd. Nu hoor je er niks meer over. Met het borsteltje gaat toch niet de zelfde kant op? Goudsmit: "Je kunt ze eigen lijk niet met elkaar vergelijken. Dat wieltje was er alleen om het tandvlees te masseren en niet om de plaque van de tanden af te krijgen. Bovendien is dat wieltje nogal aan de grote kant. Een an der nadeel - maar dat is persoon lijk - vind ik dat je het wieltje el ke keer opnieuw moet gebrui ken. Nee, dat kan ik niet fris vin den. Het kauwborsteltje gooi je na gebruik weg. Een wezenlijk ander ding dus." Han Goudsmit. In zijn studen tentijd werd hij al Willie Wortel genoemd. Die naam lijkt hij nu volledig te gaan waarmaken. Het begon met een hobby. Sprak hij met zijn collega's over de kauw borstel, dan lachten ze hem uit. Goudsmit trok zich daar niets van aan en ging gewoon door. De bekroning lijkt nabij. En een spreekwoord van toepassing: wie het laatst lacht, lacht het best HILVERSUM - In 1988, bij de Olympische Winterspelen in het Canadese Calgary, moet Neder land weer aansluiting hebben ge vonden bij de internationale top van het kunstrijden op de schaats. Dat is althans de achterliggende gedachte, die KNSB-voorzitter Da vid Meijer er vorig jaar hoogstper soonlijk toe bracht Sjoukje Koss- mayer-Djjkstra te benaderen voor een adviserende functie binnen 'zijn' organisatie. Sjoukje vroeg nog even bedenktijd, maar hapte zoals verwacht gretig toe op het verzoek, dat eigenlijk 21 jaar gele den al gedaan had moeten worden toen zij haar actieve carrière beëin digde. „Ik ben echt in een gat ge vallen destijds", realiseert zij zich nu. „Van de KNSB heb ik in '64 taal noch teken vernomen. Vreemd, ja. Maar dat werd nu ook gezegd, dat ze het eigenlijk bescha- door Karei Jansen mend vonden wat er destijds met me is gebeurd". De schaatsbond, en dan David Meijer in het bijzonder, vond toch een gewillig oor bij de Hilversum- se. „Jammer wat er toen is ge beurd, maar ik zeg altijd dat het nooit te laat is om excuses te ma ken. Aan de andere kant kan ik er ergens ook wel begrip voor op brengen dat ik toen aan mijn lot werd overgelaten. Veel mensen waren in die tijd op hun tenen ge trapt, omdat ik naar Holiday on Ice overstapte. Er zat eigenlijk geen nieuw talent achter mij, dus ik liet in principe ook een gat vallen". Het duurde na de heerschappij van Dijkstra en ook Joan Haanap pel twaalf jaar voordat Nederland weer een Europees kampioene af leverde. Het was de in Amerika woonachtige Dianne de Leeuw die in Genève de hoogste trede mocht beklimmen. Slechts een opleving, zo bleek later. Sinds die tijd is het Nederlandse kunstrijden naar een bedenkelijk peil afgegleden en moeten we het tegenwoordig zelfs stellen met nationale kampioenen die het kunstrijden 'er eventjes bij doen' of daarvoor enkele dagen uit Amerika over komen, een dubbele Salchow en Axel demonstreren die internationale juryleden de wenk brauwen doet fronsen en bij ge brek aan serieuze tegenstand enke le dagen later alweer aan de Ameri kaanse ontbijttafel zitten met een glimmende beker. David Meijer wil daar evenwel verandering in brengen. Niet al leen wil hij de tijdelijke intocht van in het buitenland vertoefende Ne derlanders sterk terugdringen, maar vooral een brede basis leggen waarop Nederland over enkêle ja ren successen kan oogsten. En nog lang daarna. „We moeten gewoon eerlijk zijn in deze zaken", aldus Meijer. „De nadruk binnen de KNSB heeft de laatste jaren duide lijk bij het hardrijden gelegen. De tijden van Hopman en van Van Gennip waren belangrijker dan het hele kunstrijden bij elkaar. Toch een vreemde zaak, zeker wanneer je naar de internationale schaatsu- nie kijkt, de ISU. Daar ligt de na druk voor 75 procent bij het kunst rijden en voor 25 procent bij het hardrijden. In Nederland zou 'ik zeggen dat die verhouding 95 tegen 5 procent is, voor alle duidelijk heid, die vijf procent is dan voor het kunstrijden weggelegd. We vonden dan ook dat daar maar eens verandering in aangebracht moest worden". En daar komt dan de rol van Sjoukje Dijkstra om de hoek kij ken. Het is de bedoeling dat zij de komende maanden bezoeken gaat afleggen aan alle twintig ijsbanen in Nederland en gesprekken zal voeren met de gewesten. „De vraag was hoe we het kunstrijden in ons land weer op niveau konden bren gen", verklaart Meijer. „Ten eerste is daar naar onze mening een cen trale aanpak voor nodig. Een aanpak die de belangstelling van de gewesten in het kunstrijden Sjoukje Dijkstra werd een keer olympisch kampioene (Inns bruck '64), drie keer wereld kampioene (Praag '62, Cortina '63, Dortmund '64), vijf keer ver overde ze de Europese titel ('60 Garmisch Partenkirchen, '61 Berlijn, '62 Genève, '63 Boeda pest, '64 Grenoble) en zes keer toonde zij zich de sterkste van Nederland. Een staat van dienst die nog jaren garant kan staan voor (h)erkenning. weer moet aanwakkeren. Hoeveel talent is er, zijn er voldoende 'ijsu- ren' ofn te trainen, moeten er cen trale weekend-trainingen komen, leven er speciale verlangens bij de trainers. Kortom, allemaal vragen die eens op een rijtje gezet moeten worden. Daar is Sjoukje Dijkstra voor aangetrokken". Typisch Nederlands was de reac tie op de nieuw geschapen functie binnen de KNSB. De Landelijke Technische Commissie kunstrij den (LTC), al jaren hét adviesor gaan van het dagelijks bestuur van de KNSB in zaken waar het het kunstrijden aangaat, was niet ge kend in het aantrekken van Sjouk je Kossmayer-Dijkstra en heeft in middels een wat afwachtende hou ding aangenomen. De contacten tussen het hoofdbestuur van de schaatsbond en de LTC waren ove rigens al vertroebeld door de in stelling van een adviesorgaan naast diezelfde LTC, die de naam Begeleidings Commissie Kern ploegen meekreeg (BCK). De LTC werd daarmee met het gevoel op gezadeld dat zij verantwoordelijk was gesteld voor de trieste ambian ce van de afgelopen jaren. „Maar dat is nu allemaal uitge praat", laat David Meijer tijdens een bijeenkomst met de pers in Den Bosch weten waar een dag la ter de Nederlandse kampioen schappen worden afgewerkt. Aan tafel zitten ook enkele vertegen woordigers van de LTC. De KNSB- praeses kijkt even naar de over kant waar de heer Hubers van de LTC de taken van zijn afwezige voorzitter Elsbeth Bom waar neemt. Hubers zwijgt in afwach ting van hetgeen Meijer nog meer te vertellen heeft. „Het klopt dat het hoofdbestuur het initiatief heeft genomen om Sjoukje Dijk stra te benaderen", vervolgt Meijer dan maar. „De LTC heeft daar geen bemoeienis mee gehad. En ik moet toegeven dat er in het begin enige wrijving is geweest. Ik kan me dat ook goed voorstellen, de LTC moet geschrokken zijn van die bemoeie nis van het hoofdbestuur". „Ik schrik tegenwoordig niet meer zo snel", laat Hubers dan plotseling wel iets van zich horen. En zo gaat het eigenlijk constant daar aan tafel in de tot bistro omge bouwde kantine van het Bossche ijsstadion De Vliert, waar tot over maat van ramp ook nog eens de nieuwe verwarmingsinstallatie het heeft begeven. Daar waar Meijer laat weten dat je nog geen goede organisatie hebt wanneer je een of twee wereldkampioenen aflevert, maakt Hubers de opmerking dat van alle trainers die momenteel in Nederland werkzaam zijn er nog niet één is die de leerlingen een dubbele Axel of een drievoudige sprong kan leren. De KNSB ziet er voorlopig niets in een bondstrainer aan te trekken, de LTC maakt de opmerking dat daar juist wel be hoefte aan is. Geen prettig sfeertje om aan de wederopbouw van het kunstrijden in Nederland te begin nen. Hoewel Sjoukje Dijkstra in eer ste instantie niet wil ingaan op die vertroebelde verstandhouding („ik merk er weinig van, ze zeggen mij vriendelijk goedendag en ik zeg hun ook vriendelijk goedendag"), raakt ze toch geirriteerd wanneer haar kennis van zaken in twijfel wordt getrokken. „Ik begrijp al die opwinding niet zo goed. Ik zou er te lang zijn uitgeweest om nu be paalde dingen te kunnen beoorde len. Maar dat is onzin. Ik ben er nooit uitgeweest, ik ben na mijn Holiday-on-Ice-periode altijd bezig gebleven met die sport. Ik ben al tijd kinderen van kennissen blij ven trainen. Nee heus, ik denk dat ik nog wel een beetje mee kan pra ten". En plotseling fel: „Maar dege1 nen die nu bij de LTC zitten, weten die er dan zoveel van af? Zij hoe ven zich toch ook niet te bewijzen. Alleen de laatste drie, vier jaar ben ik me wat minder gaan bemoeien met het kunstrijden. De NK heeft echter bewezen dat er erg weinig is veranderd, zeker op technisch ge bied niet. En moetje nou eens luis teren, of je er nou twintig jaar uit bent of niet, je ziet toch wat er op die baan gebeurt. Ik heb toch geen blinddoek voor. Ik heb toch ogen waarmee ik kan kijken, of niet soms?" „De LTC en de trainers hoeven zich ook nergens druk om te ma ken. Kijk, ik begrijp best wat ze voelen hoor. Ze dachten natuurlijk eerst van: oh, die wordt bonds- trainster en die pikt alle leerlingen af. Kijk je in mijn hart, dan zou ik best nog eens bondstrainster wil len worden, maar daar is nu hele maal geen sprake van. Ik zou niet eens de tijd hebben. Nee, ik ben helemaal niets van plan met die trainsters. Ze moeten gewoon lek ker blijven zitten waar ze zitten. Ik mag me trouwens niet eens met de trainingen bemoeien". Hoewel ze benadrukt zich weinig tot niets te storen aan het huidige werkklimaat, heeft ze tijdens het NK toch nog wat vragen opgesteld voor de KNSB. „Er zijn bepaalde dingen die ik nog moet bespreken, maar dat ga ik niet via de pers spe len. Dat moet je in een onderlinge vergadering, in aanwezigheid van een afgevaardigde van de LTC, doen. Kijk", zegt ze plotseüng op verend in haar stoel, „dat is nou ook zoiets wat ik tijdens mijn actie ve carrière en die acht jaar bij Holi day on Ice heb geleerd, je moet al tijd kunnen praten met elkaar. Pra ten, dat is toch veel beter dan met een stoere kop verder lopen alsof er niets aan de hand is". En weer enigszins op haar gemak gesteld door haar eigen levensles in herin nering op te roepen: „Maar David (Meijer, red.) heeft nog tegen me gezegd dat het niet alleen aan mij ligt. Als ik niet zou z'in gekomen, was die irritatie er toch geweest. Omdat de LTC, logisch, medezeg genschap wil hebben. Ach, het lost zich allemaal vanzelf wel op". „Het is een klein wereldje, hè", verzucht ze dan, „ik moet er ergens eigenlijk toch wel om lachen, al dat kleine gedoe. Ik hoop dat we daar in de toekomst toch ooit eens af scheid van kunnen nemen. Ik weet zeker dat we met die nieuwe aanpak van de KNSB op de goede weg zijn. Want laten we nou eerlijk zijn, zoals het de afgelopen jaren is gegaan was niet goed. Er is te wei nig gepresteerd. De opzet van de KNSB is goed, er moet gewoon meer lijn in het kunstrijden ko men. Laten we nou eens met zijn allen proberen dat te bewerkstelli gen, misschien dat je dan inder daad over een paar jaar alweer re sultaat ziet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 21