De eenzame strijd van Gerti Nooter
Twee exposities over het leven in noordpoolgebieden
ZATERDAG 12 JANUARI 1985
EXTRA
PAGINA 21
Op Groenland is het altijd winter. Het hele jaar door
drijven ijsbergen voor de kust. In het zuiden wil het
's zomers wel eens twintig graden worden. Maar
hogere temperaturen worden zelden gemeten. Leven
in een bar klimaat is niet gemakkelijk. Het is vooral
een kwestie van overleven. De Inoeïet (eskimo's)
leven voornamelijk van de zeehondenjacht. Dat is
althans de bedoeling. Maar sinds de acties van
Greenpeace brengen de huiden nauwelijks nog geld
op. Gerti Nooter (54) uit Leiderdorp, conservator van
het Rijksmuseum voor Volkenkunde leefde
verscheidene malen met zijn gezin als Inoek in de
nederzetting Tiniteqilaaq in Oost-Groenland. Hij
weet hoe moeilijk het is om daar te overleven.
In het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden
heeft Nooter samen met andere antropologen twee
exposities ingericht over het bestaan in de
noordpoolgebieden: behalve 'Groenland, een
tastbaar verleden', geeft 'Over leven en overleven'
een boeiend beeld van de Sam (Lappen) in
Noord-Scandinavië en de Sowjet-Unie, de Nivch en
Oroch in de Sowjet-Unie, de Ainu van Japan en de
Inoeïet en Yoeïet van Alaska, Canada, Groenland en
Sowjet-Unie. De tentoonstelling duurt tot 3
september 1985.
door Gerard Dielessen
Gerti Nooter was 36 jaar toen hij zijn
eerste zeehond ving. „Natuurlijk
veel te oud om nog een goed jager te
worden", zegt hij nu. Het gebeurde
op de ijsvelden bij de Groenlandse
nederzetting Tiniteqilaaq, een paar
maanden nadat hij met zijn gezin in
Groenland was aangekomen voor
onderzoek. Het hele dorp wachtte
de Nederlander op toen hij met zijn
vangst binnen kwam. 'Gerti heeft
een zeehond', zo verspreidde het be
richt zich door het dorpje met 204
inwoners.
„Iedereen legde zijn hand op een deel
van mijn zeehond. Precies zoals dat gaat
bij een jongetje van zes die zijn eerste
zeehond heeft gevangen. Dat betekende
dat ze het gedeelte kregen waarop ze
hun hand hielden. Zo gaat dat nog
steeds. Maar dat vond ik niet erg. Ik
weet nog goed dat mijn vrouw door de
vrouwen uit het dorp enorm goed werd
geholpen bij het flenzen, het schoonma
ken van de zeehond".
Nooter is nu 54 jaar. Hij is als conser
vator verbonden aan het Rijksmuseum
voor volkenkunde in Leiden, waar nu
een tentoonstelling over het leven in de
poolgebieden is te zien. De antropoloog
raakte in 1962 tijdens een expositie in
het Museum voor Onderwijs in Den
Haag zo gefascineerd door het 'leven op
Groenland' dat hij er nog geen drie jaar
later naar toe ging.
„Dat was met een filmploeg van de
VARA", weet hij zich te herinneren in
zijn rommelige werkkamer van het
Rijksmuseum. Maar in juli 1967 trok hij
er met zijn gezin heen voor een periode
van anderhalf jaar om onderzoek te doen
naar processen van verandering binnen
de Groenlandse samenleving. Hij komt
er nog steeds. En niet alleen in 'zijn' ne
derzetting Tiniteqilaaq, waar de Inoeïet
hem opwachten als hij van ver met de
hondenslee komt aanglijden.
Opluchting"^^-
„Het was wel ontzettend spannend na
dat we waren gearriveerd. Want je moet
je daar helemaal aanpassen aan hun ge
bruiken. Aardappelen met groente kun
je er niet eten. Het was dan ook een enor
me opluchting toen na twee dagen bleek
dat m'n vrouw en drie zoons het zeehon
denvlees van een baardrob lustten. An
ders hadden we wel naar huis kunnen
gaan".
„We hebben mazzel gehad met de aan
passing. Zo stapte ik na een paar dagen
in een bootje, op weg naar een zalmge-
bied om vis te vangen. Ik vergat mijn
vishaken. Gelukkig kreeg ik van een es
kimo een oud klosje met een haak eraan.
Je had geen hengels. Nee, ben je gek,
gewoon een haak in het water gooien. Ik
ving tientallen kilo's vis. Dat was een
kwestie van geluk natuurlijk. Een Ne
derlander die zalm vangt. En nog jaagt
ook. Dat hadden ze nog nooit meege
maakt".
Terwijl de drie zoons van Nooter in het
Oostgroenlandse Tiniteqilaaq naar
school gingen, zijn vrouw overdag in het
dorp achterbleef bij de andere vrouwen,
verrichtte Nooter al jagend en vissend
zijn onderzoek.
„Ik ben altijd een voorstander geweest
van onderzoek op basis van informele
contacten. Je moet daar niet alléén naar
toe gaan. Dan word je toch anders beke
ken. Terwijl je eet, drinkt en werkt doe
je onderzoek. Ik weet dat er mensen zijn
die er anders over denken".
Het gezin Nooter heeft niet veel moei
te gehad met de integratie in de samen
leving van Tiniteqilaaq. „Je moet wel
een hendel overhalen als je daar bent. Je
leeft er volstrekt anders dan hier in Ne
derland. Als je daar een Noorse stem ziet
vliegen knal je hem neer. Hier zeg je:
kijk wat een mooie vogel. We hebben na
tuurlijk ook snel Groenlands moeten le
ren. Op school gaf dat voor mijn kinde
ren in het begin wel wat problemen. Dan
stonden ze alleen in het speelkwartier.
Maar dat duurde niet lang. Ze hebben
prachtig de taal leren spreken. Zo zijn er
meer gebruiken waar je snel aan went.
Zo is er altijd een gebrek aan water. IJs
smelten duurt uren en je houdt maar een
klein beetje water over. Ik weet dan ook
precies hoe ik acht vuile kopjes met een
kwart kopje water moet afwassen".
„Vaak is het een kwestie van moraal.
Ik heb het er eigenlijk nooit zo koud ge
had. Maar als je na de jacht naar huis
rijdt en je stuit op een stuk open water,
waardoor je dagen om moet rijden, dan
heb je het wel even moeilijk. Ook komt
het voor dat je met je boot vastloopt in
het water. Dat gebeurt meestal bij laag
water. Er zit niets anders op dan niet in
paniek te raken en te wachten tot het
weer hoog water wordt, waardoor het ijs
weer kan wijken en er ruimte vrijkomt
om verder te varen. Je moet daarmee le
ren leven".
„En dan de hygiéne. Je wassen doe je
daar niet. Omdat er nauwelijks water is.
Maar je gaat er echt niet van stinken. Je
krijgt er niets van. Dat valt allemaal best
mee".
Dagelijks leven™"^^^™
Het dagelijks leven in Tiniteqilaaq vol
trekt zich volgens vaste patronen. Noot
er: „Het is hier nu half twaalf 's och
tends. In Groenland is het half acht in de
morgen. Op dit moment loopt daar de
wekker af. De kinderen worden wakker.
In huis is het ijskoud. Min twintig gra
den, denk ik. Terwijl de kinderen zonder
eten, naar school gaan, liggen de jager en
zijn vrouw nog op bed. Die komen tus
sen negen uur en half tien in actie. Het
heeft geen zin om eerder op te staan. Er
is toch niets te doen. Buiten is het nog
donker. Eenmaal op, kijkt de Inoek naar
de lucht. In Tiniteqilaaq wordt het maar
een paar uurtjes licht in de winter".
„Als het weer gunstig is bereidt hij
zich voor om met de hondenslee naar
zijn zeehondennetten te gaan. In de win
ter plaatsen de eskimo's netten onder
het ijs. Dat doen ze door gaten in het ijs
te hakken. Dat is de enige manier om in
de winter een zeehond te vangen. Een
eskimo heeft gemiddeld zo'n vijf netten
uitstaan onder het ijs. Als hij er één of
twee heeft gevangen, gaat hij in de loop
van de middag terug naar huis".
„De zeehond is, als de jager thuis
komt, van beton geworden. Voor de ka
chel moet het dier ontdooien, waarna de
vrouw met haar vrouwenmesje de zee
hond gaat flenzen. De kinderen komen
tussen drie en vier weer terug van
school. De vrouwen gaan overdag bij el
kaar op bezoek. Ze praten met elkaar.
Trouwens, roddelen kunnen ze ook
goed".
„Na het eten gaan de Inoeïet weer op
visite bij vrienden. Ze eten, drinken kof
fie en immiaq, zelf gebrouwen Groen
lands bier. Er is niet veel te doen. Meest
al draait in het verzamelhuis wel een
film voor de kinderen. Er worden ook
dansavonden georganiseerd. En er zijn
veel gezinnen die de tijd doden door te
kaarten. Tijdens de lange donkere win
ter vervelen veel mensen zich. Ze slapen
veel".
Hoewel de Groenlandse bevolking een
traditioneel volk is, is er vooral na 1945
veel veranderd op het grootste eiland
van de wereld. Na de oorlog kwamen ve
le Denen naar Groenland om er huizen
te bouwen. Er kwamen kades voor grote
schepen. Nieuwe scholen en in de grote
re plaatsen langs vooral de westkust
werden hotels gebouwd. Nu wonen er
vijftigduizend mensen op het eiland, on
der wie tienduizend Denen.
Met de komst van Denen kwamen ook
de 'westerse goederen' naar Groenland.
Radio, televisie. En de polyester boot. In
de meeste nederzettingen zijn nog hoog
uit twee kayaks aanwezig voor noodge
vallen. Nu wordt er gejaagd vanuit
bootjes met een buitenboordmotor en
een modern jachtgeweer. In het hoofd
stuk 'Honderd jaar veranderingen in
Oost-Groenland' uit het boek 'Over le
ven en Overleven' schrijft Nooter: „Een
groot aantal voorwerpen die de Groen-
landers gebruikten is inmiddels uit de
materiële cultuur verdwenen. Elk gezin
heeft moderne potten en pannen en een
pannespons om ze schoon te maken. De
traanlampen van vroeger werden ver
vangen door een kolenfornuis voor de
warmte en een petroleumlamp voor het
licht".
Ademgat
Ook de jachttechnieken veranderen.
Door te jagen met netten kan de Inoek
rustig naar bed gaan om de volgende
dag te kijken of er een zeehond in zijn
net is gezwommen. Vroeger hakte hij
een 'ademgat' in het ijs, waarbij hij
moest wachten tot er eens een zeehond
lucht kwam happen. En als de zeehond
in de zomer op het ijs ligt te zonnen krui
pen de jagers er niet meer op af, terwijl
ie zich gedragen als een zeehond. Nu na
dert de jager de zeehond verscholen ach
ter een wit katoenen camouflagescherm.
Als de zeehond kijkt houdt de jager stil,
waarna hij verder kruipt, totdat hij zo
dichtbij is dat hij een schot kan wagen.
Maar met de 'verwestersine' kwam
Dok de bedreiging. Vijfduizend jaar te
rug kwamen de eerste mensen uit Sibe
rië via Alaska en Canada op Groenland.
Sindsdien leefden ze van de jacht op zee
honden en in mindere mate van de visse
rij. Maar toen de milieu-organisatie
Greenpeace in 1982 een wereldwijde ac
tie tegen de jacht op zeehonden begon,
raakten de Inoeïet in de problemen. De
prijzen van de zeehondenhuiden zakten
drastisch. De Europese Gemeenschap,
ander aanvoering van de Nederlandse
Euro-parlementariër Hanja May-Weg-
gen (CDA) besloot geen huiden meer te
importeren. Terwijl een zeehondenhuid
in 1975 op de veiling in Kopenhagen nog
260 Deense kronen (ongeveer 86 gulden)
apbracht, is dat nu niet meer dan 30 gul
den.
In 'Over leven en Overleven' beschrijft
Gerti Nooter de gevolgen: „Voor Groen
landse jagers, die leven in vaak moeilijk
bereikbare nederzettingen langs de
noordwestkust en oostkust van Groen
land, waren de veranderingen iets waar-
Dver zij hoorden op de radio in Groen
land. De dagelijkse werkelijkheid, na
melijk jagen om te overleven, leek ver
verwijderd van politieke veranderingen,
araniummijnen, het artic pilotproject
.oliewinning) en de acties van Greenpea
ce. Maar nu verdient een goed jager in
het gebied van Upernavik (Noordwest-
Groenland) ongeveer vijfduizend gulden
per jaar. Daarvan kan hij zijn kinderen
niet kleden en al die andere dingen niet
kopen die normaal zijn geworden op
Groenland, zoals een stoel om op te zit
ten, een bord om van te eten en verder
koffie, thee, tabak en meel om brood van
te bakken".
Eenzame
Het is duidelijk. Gerti Nooter is woest
op wat hij noemt „de ongenuanceerde
acties van Greenpeace". „Vijfduizend
jaar hebben de Groenlanders fysiek
overleefd. En nu moeten ze politiek
overleven. Wat dat betreft voer ik een
eenzame strijd tegen Greenpeace. Toen
Greenpeace begon hebben de antropolo
gen direct alarm geslagen. Maar Green
peace kreeg de wereldpers mee. Wij wer
den niet gehoord. Greenpeace weigerde
nuances aan te brengen in haar acties.
De strijd tegen de jacht op de babyzee
honden (whitecoats) voor de kust van
New Foundland en bij het Jan Mayenei-
land in de Barentszee door de Noren en
Canadezen is te billijken. Maar de jacht
van de Inoeïet op de volwassen ring
baardzeehond werd voor die jongens op
één hoop geveegd met de jacht van de
Noren en Canadezen".
„Ze willen niet weten dat de huiden-
handel voor Groenland de enige bron
van inkomsten is. Ik begrijp echt niet
waarom de eskimo's geen recht hebben
om te leven. Door de eeuwen heen heb
ben ze al genoeg gekrepeerd. Greenpea
ce vindt het bijvoorbeeld niet erg als de
eskimo's jagen met kayaks. Maar met
glasfiberboten, oh nee, dat mag niet.
Terwijl zo'n moderne boot veel veiliger
is. De kayak is een meesterlijke boot, ge
maakt van zeehondenhuiden, maar wel
levensgevaarlijk. Heel wat Inoeïet-va-
ders zijn nooit meer teruggekeerd omdat
ze werden overvallen door de hazard,
een dodelijke storm. Met een snelle po
lyesterboot zou er wel een kans op over
leving zijn geweest. Maar dat begrijpt
niemand".
„Als wij, hier in de winkel van het mu
seum. zeehondenjassen verkopen wor
den we aangebracht door Greenpeace.
Dan worden we gebeld door iemand van
het ministerie met de vraag of het waar
is dat we hier jassen van zeehondenhui
den hebben. Ze begrijpen het echt niet.
Ik heb zelf ook een jas van een zeehond.
Vroeger werd ik op straat uitgescholden
voor flikker, nu voor moordenaar. Maar
ik draag de jas uit protest. Ik heb diep
respect voor de Groenlanders die steeds
weer moeten weten te overleven".
Oplossing
„ïk vind het dan ook verbijsterend dat
we elkaar niet kunnen vinden in het in
stand houden van een uniek ecologisch
systeem in het noorden van de wereld.
Eigenlijk zie ik maar één oplossing: de
blanken eruit en de gelen er in. Laten de
Inoeïet in Groenland en Yoeïet in Cana
da daar zelf maar bepalen wat er ge
beurt. Dan is er niets aan de hand".
„Overigens wil ik er wel bij zeggen dat
Greenpeace ook nog een andere bladzij
de heeft. Die jongens die met rubberbo
ten proberen te verhinderen dat die ra
dio-actieve rotzooi in zee wordt gegooid
verdienen bij mij respect. Daarom vind
ik het ook zo moeilijk te begrijpen dat ze
van die ongenuanceerde acties tegen de
zeehondenjacht voeren".
Hoe moet het verder met Groenland?
Het land, 55 keer Nederland en voor 85
procent bedekt met een permanente ijs
kap, stapt in elk geval op 1 januari 1985
uit de Europese Gemeenschap waarvan
het sinds 1973 deel uit maakt. Destijds
stemde ruim zeventig procent van de
Inoïet tegen toetreding, maar omdat die
stemmen in het niet vielen bij het totaal
van voorstemmers in het moederland
Denemarken was er geen andere keuze
dan toetreden. Inmiddels heeft Kalaallit
Nunaat, zoals het eiland op zijn Groen
lands heeft, sinds mei 1979 intern zelfbe
stuur.
Door uit de EG te stappen wil Groen
land ontkomen aan de directieven van
Brussel. Of, zoals de leider van de rege
rende Siumat-partij (socialisten), domi
nee Motzfeldt het zegt: „Wij willen niet
langer bedelen in Brussel om in eigen
water te mogen vissen".
Gerti Nooter denkt dat Groenland bin
nen vijf tien jaar onafhankelijk zal zijn
van Denemarken. „Met de handel in zee
hondenhuiden, de visserij en het zelf
ontginnen van delfstoffen (gas, olie en
ijzer) moet dat mogelijk zijn".
Als het ooit zover komt, keert de situa
tie terug van voor 1721. Toen kwam de
Deense priester Hans Egede op Groen
land om de sinds de vijftiende eeuw ver
broken contacten met de vikingen te
herstellen. Maar hij vond geen vikingen.
Egede bleef met zijn vrouw op Groen
land en begon met de kerstening van de
Groenlanders. Na hem volgden meer
Denen Egede naar het noorden, waar
mee Deense invloed begon.
Tien
Op de tentoonstelling 'Groenland, een
tastbaar verleden' zijn de invloeden te
zien van de verschillende bezoekers die
in de afgelopen eeuwen op Kalaallit Nu
naat terecht kwamen. Vikingleider Erik
de Rode was zo'n bezoeker. Hij zette in
het jaar 982 voet aan wal in Narsaq, Oost-
Groenland, en noemde het land 'Gron-
land'. Land zonder bomen, maar wel
'groen'.
„Ik ben er tien jaar mee bezig ge
weest", zegt conservator Nooter. Elk
jaargetijde wordt de expositie aan de au
thentieke klimatologische omstandighe
den aangepast. „Ik heb nu net het licht
gedimd". Het open water en de boot zijn
vervangen door een Inoek (enkelvoud
van Inoeïet) op een slee die door v^f
honden wordt voortgetrokken op weg
naar zijn zeehondennetten.
Inoeïet repareren een hondenslee in de barre koude.