Europa moet haast maken in het Verre Oosten Handel ASEAN-EG in cijfers Anabolen ZATERDAG 12 JANUARI 1985 EXTRA PAGINA 19 „We hebben de boot nog niet gemist, maar we moeten wel opschieten", waarschuwt de tweede man op de 'ambassa de' van de Europese Ge meenschap in de Thaise hoofdstad Bangkok. Endy- mion Wilkinson maant tot haast in zijn kantoor op de tiende verdieping van het Thai Military Bank Building. Twintig jaar geleden werd op deze plek nog rijst verbouwd. Tegenwoordig is het een be tonnen jungle. Terwijl in de Westerse wereld de economische vooruitgang stagneerde, ging de groei verder in landen die samen de Associa tie van Zuidoostaziatische lan den (ASEAN) vormen. Sinds de toetreding van het oliestaatje Brunei (vorig jaar) telt de ASEAN ze leden. Behalve Bru nei zijn dat (van rijk naar arm) Singapore, Maleisië, de Filippij nen, Thailand en Indonesië. Het armste land, Indonesië, vierde onlangs het overschrijden van de internationaal geaccep teerde armoedegrens (gemiddeld inkomen per hoofd van de bevol king bedraagt per jaar 500 dol lar). Tekenend voor de economi sche ontwikkelingen in deze re gio. De snelle economische groei van de zes ASEAN-landen werkt uitnodigend op de grote indus trielanden. Japan staat in dit ge bied met 270 miljoen inwoners aan de top, gevolgd door de Ver enigde Staten. Europa staat op een derde plaats op de markt, die zijn snelle groei vooral dankt aan de lage lonen, de aanwezigheid van grondstoffen en het gunstige investeringsklimaat. Vijfde plaats Nederland doet het niet slecht in vergelijking met de overige EG-lidstaten. In Indonesië staat ons land op de vijfde plaats on der de buitenlandse investeer ders. De Nederlanders scoren vooral goed in de dienstensector, vaak met steun van het ministe rie van ontwikkelingssamenwer king. Zo lopen er projecten voor de ontwikkeling van een transport systeem in de hele archipel (het zogenaamde Maritiem Plan), de ontwikkeling van een 'Aziëpoort' vlak tegenover Singapore, en het opzetten van een Indonesische tegenhanger voor het spaarbank systeem van de Nederlandse PTT. De EG was echter de eerste die een economische samenwer kingsovereenkomst tekende met de ASEAN als groep. Dit gebeur de op 7 maart 1980 in de Maleisi sche hoofdstad Kuala Lumpur. Deze overeenkomst tussen de EG en de ASEAN bestaat voor namelijk uit samenwerking op het gebied van de handel, econo mie en ontwikkelingshulp. Bo vendien is er een gemengd sa- menwerkingscomité dat de ver schillende activiteiten bespreekt en lijnen uitzet voor de toe komst. In de concurrentieslag met de Verenigde Staten en Japan bezet Europa de derde plaats. Het ziet er naar uit dat dit in de nabije toekomst niet zal veranderen. Zeker niet nu de landen aan weerszijden van de Stille Oceaan meer toenadering tot elkaar zoe ken. Een ontwikkeling die in Eu ropa met verontrusting wordt ga degeslagen. Europa dreigt bui ten de steeds belangrijker wor dende handelslijn tussen Oost- Azië (Japan, Taiwan, Zuid-Ko- rea, Hong Kong en ASÉAN), de Verenigde Staten en Canada te raken. Er bestaan plannen om be staande informele (handelscon tacten in dit gebied te institutio naliseren met de oprichting van het 'Pacific Basin'Dit pact zou alle landen van de Stille Oceaan omvatten die door een groeiende afhankelijkheid steeds sterker met elkaar vervlochten raken. Voorlopig houden de VS en Ja pan echter de boot af. De mening van sommige economische waar nemers dat de wereldkaart op nieuw moet worden getekend (met het gebied rond de Stille Oceaan als middelpunt), lijkt nog wat voorbarig. Verbetering Uit de gesprekken die wij voer den tijdens ons bezoek aan de ASEAN-landen valt op dat het imago van de Eüropese Gemeen schap in deze landen voor verbe tering vatbaar is. Stakingen, grensblokkades, geruzie over de begroting, vermeend protectio nisme en hoge loonkosten geven Europa geen goede naam. In dit opzicht staan Japan en de VS er beter voor. In het blad 'Europa', dat de persdienst van het EG-kantoor in Bangkok uitgeeft, schrijft Pe ter Dreyer dat de Europeanen (in tegenstelling tot de Japanners) hebben gefaald in het opbouwen van een goed imago in de Zuid oost-Aziatische regio. „Omdat de Japanse media vanuit Europa overwegend over 'Europessimis- me' berichten, wat vervolgens zijn weg vindt naar de ASEAN- media, ontstaat een beeld van Europa als een stuiptrekkend en bijna decadent gebied met vrij wel geen toekomst". De invididuele lidstaten van de EG staan beter aangeschreven. Met name de Bondsrepubliek doet het goed in Zuidoost-Azie. I de Rosario, woordvoerder van het ASEAN-kantoor Newlyn in de Indonesische hoofdstad Ja karta: „We zouden heel blij zijn als alle Europese landen zich zo open zouden opstellen als West- Duitsland doet. Het protectionis me van de Fransen is een voor beeld van hoe het niet moet". Een van de oorzaken van de sterke positie van de Bondsrepu bliek is dat ze talentvolle studen ten uit ontwikkelingslanden in Duitsland laten studeren. Daar van plukken zij in Indonesië al de vruchten. De Indonesische minister voor onderzoek en tech nologie, dr. B. J. Habibie, heeft bij onze oosterburen zijn oplei ding genoten. Dat kweekt 'good will'. Volgens een handelsatta ché van de Nederlandse ambas sade in Jakarta is dit de reden dat Indonesië veel grote op drachten aan West-Duitsland uit besteedt. Studenten Het land dat de ASEAN als zijn achtertuin beschouwt, Japan, doet op grote schaal aan de scho ling van jonge, veelbelovende studenten. De komende vijf jaar komen bijna vierduizend talen ten uit de ASEAN-landen naar Japan om kennis te maken met het land. Dit gebeurt onder het motto: „Vriendschap voor de 21ste eeuw". De Japanners kij ken vooruit. De heldere, jonge geesten zullen rond de eeuwwis seling de leidende posities in de ASEAN-landen bezetten. Nederland heeft in het verle den veel Indonesische studenten aan de universiteiten van Delft en Leiden laten studeren. Vele ingenieurs van de 'oude garde' 'die in het koloniale verleden hun studie in Nederland hebben af gerond, zitten nu op hoge posten van ministeries en bedrijven. De laatste tijd wordt deze generatie echter steeds meer vervangen door de nieuwe lichting studen ten die hun studie elders heeft voltooid. Onze 'goodwill' smelt dus als sneeuw voor de zon, hoe wel Den Haag onlangs nog heeft besloten om vijfentwintig Indo nesische studenten per jaar hier te laten studeren. In vergelijking met de Japanse aanpak is dit echter nog steeds 'een druppel 'op een gloeiende plaat'. Iemand die hierover kan mee praten is ir. Henk Hensel, direc teur van PT Multi Bintang, de In donesische dochter van bier brouwerij Heineken. "Wij sturen geschoold Indonesisch perso neel regelmatig naar de brouwe rij in Zoeterwoude voor techni sche training. Daarnaast is het belangrijk dat ze kennis opdoen van ónze achtergrond en de Ne derlandse maatschappij. Die cul turele uitwisseling geeft een stukje begrip en loyaliteit. Die bezoeken aan Nederland zorgen voor een goede basis om samen te werken". Niet alleen op het gebied van studentenuitwisselingen kan Eu ropa leren van de grootste con current, Japan. Ook de psycholo gie van het zaken doen met de landen van de ASEAN heeft Ja pan beter onder de knie. De men taliteit van de Europeanen is heel anders. Een diplomaat van de Nederlandse ambassade in Jakarta hierover: „Wij komen uit Holland hier heen om in twee weken een grote order te sluiten. Langer kunnen onze zakenlui niet blijven, an ders wordt het te duur. Daar zit al de eerste fout. De JaDanner heeft geduld en kent de manier van handelen in Azië. Je moet eerst een vertrouwensrelatie op bouwen. daarna ga je pas zaken doen. Het kan hier soms maan den duren voor een zaak rond Zeggenschap De banden tussen Japan en de ASEAN zijn erg sterk. Binnen de ASEAN geldt Japan als het voor beeld van een Aziatisch land dat het heeft gemaakt. De Japanse industrie kiest voor assemblage in de landen van de ASEAN. Het mes snijdt zodoende aan twee kanten: de Japanners bereiken van binnenuit de afzetmarkt en ze profiteren van de lage lonen Voor het land dat een Japanse fa briek binnen zijn grenzen krijgt levert de 'Joint Venture' werkge legenheid en overdracht van technologie op. Tegelijkertijd houdt het ontwikkelingsland zeggenschap over de onderne ming. Europa volgt op bescheiden schaal dit Japanse voorbeeld. In Maleisië is Volvo begonnen met de asssemblage van de Volvo 343, die tot dusverre vooral in Nederland werd gemaakt. Behal ve de Japanners zitten in dit ge bied ook de Amerikanen stevig in het zadel. Op het EG-kantoor in Bangkok verklaart Endymion Wilkinson dit als volgt: „De meeste staten van de ASEAN hebben militaire regeringen. De VS leiden officieren op en zijn de voornaamste wapenleverancier. Bovendien staan de VS op de bres tegen het dreigende com munisme vanuit Vietnam, Laos, Cambodja en Burma. Daarin zit ook het voornaamste verschil tussen de VS en Europa. Die po litieke en militaire afhankelijk heid van de ASEAN-landen geeft de VS grote economische voor delen. Wij merkten dat bijvoor beeld bij de verkoop van de A- 300 Airbus; ze kopen eerder Amerikaanse vliegtuigen. Wantrouwen Het koloniale verleden van Eu ropa in deze regio speelt officieel geen rol meer bij de contacten met de ASEAN-landen. Toch be staat er enig wantrouwen over de groeiende interesse van Europa in dit gebied. Een hoofdartikel in de Engelstalige Indonesian Ob server van 11 juli 1984 toont een opmerkelijk staaltje koloniaal trauma. De krant schrijft: „De re den voor de EG-trek naar de Oost is duidelijk: economische recessie, stagnerende groei, ver zadiging, concurrentie en ver vreemding. Ze zijn er achterge komen dat de economische groei van de ASEAN snel is en dat de ze in potentie de Europese groei voorbijsteekt. Dus kwamen ze met honderden, niet om pepers te kopen, maar om hun indus triële projekten te slijten en 'deals' te sluiten met de -ASEAN". In de ontmoetingen tussen de ASEAN en de internationale partners (behalve de EG zijn dit de VS, Canada, Japan, Australië en Nieuw-Zeeland) overheerst het verlangen om te kunnen doordringen op de beschermde markten van de geïndustriali seerde landen. De zes gesprek spartners spelen de bal telkens terug en wijzen de ASEAN-lan den op hun eigen protectionisti sche maatregelen. Om haar goede wil te tonen laat de EG de ASEAN ruim schoots profiteren van het stelsel van algemene preferenties (GSP). Onder dit stelsel hebben eindprodukten en halffabrikaten uit ontwikkelingslanden tegen gereduceerd tarief toegang tot de markten van de Gemeenschap. Wereldwijd zijn de zes ASEAN- landen verreweg de meest be gunstigden van dit stelsel. Des ondanks blijft Europa achter bij de twee voornaamste handels partners, Japan en de VS. Individuele Europese landen breken vaak door deze rangorde heen. In Maleisië bijvoorbeeld staat het Verenigd Koninkrijk in 1982 hoger dan de VS op de üjst van buitenlandse investeerders. In datzelfde jaar zijn de Britten in de Filippijnen zelfs boven Ja pan uitgekomen. INA Nederland probeert op eigen houtje inderdaad de wederzijdse handel te bevorderen. De om vang van de in- en uitvoer met Indonesië is sinds vorig jaar met 20 procent gestegen tot respec tievelijk 700 en 770 miljoen gul den. De overheid stimuleert dit door de ontwikkelingshulp te privatiseren. Bovendien opere- reert sinds 1978 de Indonesian Netherlands Association (INA); een Kamer van Koophandel die Nederlandse bedrijven vanuit het hoofdkwartier in Jakarta voorziet van informatie en de Ne derlandse manager wegwijs in ondernemersland maakt. De INA organiseerthandelsbeurzen in Indonsië en heeft de handels- bemiddelende taak van de Ne derlandse ambassade goeddeels overgenomen. Door al deze initiatieven is de bilaterale handel voor Nederland belangrijker dan de pogingen die op EG-niveau worden onderno men. Zou de diplomaat dan toch gelijk hebben toen hij in zyn werkkamer in de Nederlandse ambassade in Jakarta zei: „Het zijn allemaal luchtbellen. Europa is helemaal niet geïnteresseerd in dit gebied. Je moet in de over eenkomst van Kuala Lumpur een erkenning zien van de ASEAN als een machtsfactor in het Verre Oosten. De samenwer king is een politiek gebaar, want de handel tussen Europa en de ASEAN gaat toch van land tot land". Dat lijkt in elk geval de voor naamste conclusie na een speur tocht naar de rol van Europa in dit „sexy gebied" (citaat Wilkin son). De individuele Europese landen moeten niet wachten op Europa om een vinger in de goedgevulde ASEAN-pap te krij gen, tenzij de Europese Gemeen schap haar strategie verandert en inventiever te werk gaat in 'het gebied van de toekomst'. "Culturele uitwisseling geeft een stukje begrip en loyaliteit", zegt Multi Bitang-directeur ir. Henk Hensel. De handel tussen de ASEAN en de EG nam in absolute aantallen flink toe. In 1973 exporteerde de EG 1656 miljoen ECU (Europese rekeneenheid. 1 ECU is 80 dollarcent) naar de ASEAN. Tien jaar later was dit meer dan vervijfvoudigd. De import vanuit de ASEAN nam ook toe. Van 1777 miljoen ECU in '73 naar 7838 miljoen ECU in '83. Rond 1981 sloeg de handelsbalans door ten gunste van Europa, dat nu meer exporteert dan importeert. In relatieve termen is het beeld echter minder gunstig: in de periode 1973-1982 daalde het aandeel van de EG in de uitvoer van de ASEAN van 15,7 procent tot 10,7 procent, terwijl het aandeel in de invoer van 16,5 procent naar 12,4 procent is afgenomen. In 1982 vertegenwoordigde de handel met de ASEAN slechts 2,5 procent van de buitenlandse handel van de Gemeenschap. De ASEAN is zodoende een veel minder belangrijke handelspartner voor de Gemeenschap dan Latijns-Amerika (5,2 procent) of de lan den van Afrika, het Caraibisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan (5,9 procent), in elk geval minder belangrijk dan verwacht zou worden wanneer men de omvang als markt, de natuurlijke rijkdommen en de snelle economische groei vergelijkenderwijs in aanmerking neemt. De zes ASEAN-landen hebben een totale bevolking van ongeveer 270 miljoen zielen, vrijwel evenveel als de bevolking van de Euro pese Gemeenschap. De economieën van de ASEAN-landen behoren tot de snelst groeiende ter wereld. Tussen 1970 en 1981 was het jaarlijkse groeipercentage van het bruto nationaal produkt in con stante waarden 7,5 procent. In dezelfde periode was het groeiper centage van de EG 3 procent. In de jaren '82, *83 en '84 zijn de ASEAN-groeicijfers enigszins gedaald (respectievelijk 4,1, 4,5 en 4,9 procent), maar hier staat te genover dat de groei van de EG in deze periode slechs 1 procent bedroeg. Uitgedrukt in het bruto nationaal produkt per hoofd van de bevolking (1982) is dit voor ASEAN-landen 570 dollar in Indone sië, 750 dollar in Thailand, 790 dollar in de Filippijnen, 1800 dollar in Maleisië, 5500 dollar in Singapore en 18.000 dollar in Brunei. Het sjieke secretariaat van ASEAN in Jakarta. Op 1 december j.l. verscheen in deze krant een artikel over het gebruik van anabole steroiden door body-builders. Dit artikel ging vergezeld van een foto, met toestemming van de organisatie gemaakt tijdens de Open Gelder se Kampioenschappen Body building te Nijmegen, waarop een niet met name genoemde bo- dy-builder stond afgebeeld. De persoon in kwestie, de heer G. Gravenbeek uit Utrecht, is van mening dat het bewuste artikel en het bijbehorende onderschrift de indruk wekken dat hu anabo le steroiden zou gebruiken, het geen hij stellig ontkent. Het Leidsch/Alphens Dagblad hecht er aan te verklaren dat dit nooit de intentie van de publikatie is geweest en biedt de heer Graven- beek excuus aan voor het kenne lijk gerezen misverstand. „Dit gebied staat over vijftien jaar op gelijke hoogte njet Japan". Een hoge functionaris van de Europese Gemeenschap zegt dit over de zes Aziatische landen die zich hebben verenigd in de ASEAN: Singapore, Maleisië, de Filippijnen, Thailand, Indonesië en Brunei. Nu het zwaartepunt van de wereldeconomie steeds meer verschuift naar deze landen rond de Stille Oceaan, is het zaak voor Europa een deel van de koek te krijgen. Voorlopig gaan Japan en de Verenigde Staten voor op een van de snelst groeiende markten ter wereld. Op zoek naar 'Europa' in het Verre Oosten. door Dirk-Jan Roeleven en Bart Reterink Goedkope arbeidskrachten houden de produktiekosten laag. Woordvoerder van de ASEAN Newlyn I de Rosario; "geen protectionisme".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1985 | | pagina 19