Een modern kerstverhaal Aangenaam kennis te maken Een puzzel die blijft boeien [sd at nou vakantie? door Paul van der Kooij redactie regio Leiden Steeds wanneer Has naar de dikke buik van Berte kijkt, wordt ze bang. Er is een stuk strijdbaarheid weg in dit huis, ioelt ze. Hoe kan ze nu nog vechten voor een I vrouwenmaatschappij, I wanneer op nog geen meter afstand een onbewust verkregen kind opgroeit? Soms wil ze Berte gewoon wat 'doen'. Ze beheerst zich. Het moet de kerels niet te gemakkelijk worden gemaakt. En trouwens, de dingen van de dag moeten worden bewaard voor het rondje wrevels, spinsels en knuffels. Anders wordt het maar een rotzooitje in huis. Dan doet ze in een opwelling mischien dingen waar ze zich later niet meer in kan vinden. Zomaar iets dommig liefs, of zo. Gelukkig heeft ze nooit meer last van die onbedwingbare opwellingen. Ze is echt heel bewust geworden. Pink trouwens ook. Alleen met Berte blijft het behelpen. Gut, wat heeft dat kind zich laten inpakken door de heren. Echt zo'n zielig mens dat op zekere dag zegt: jeetje, ik ben zwanger, wat nou? Initiatieven zijn er opeens niet meer bij. Pa kan mooi weer blijven spelen en zij wordt een sloof, spartelend in de modder van de mannenmaatschappij. Als Has haar wrevels trefzeker laat rollen, lacht Pink. Het is een mooie, bewuste lach. Wat een wijf is het toch, schiet het door Has heen. Naar Berte kijkt ze pas wanneer ze haar gal in de groep heeft gegooid. De aanblik doet haar schrikken. Het gezicht is veel te lief wanneer ze vraagt: "Mag ik soms niet meer onbewust vrijen?" Has laat zich echter geen moment afleiden. Haar betoog is heerlijk bitter. "Natuurlijk mag je onbewust vrijen", begint ze. "Je móet wel. Dat is puur zelfbehoud. Een andere opstelling zou je alleen maar opbreken. Met zakelijke tevredenheid moet je na afloop tegen die vent kunnen zeggen: zo, dat was weer een belangrijke stap op weg naar een bewust onafhankelijk kind". Is Berte aangeslagen? Has hoopt het. Het kind kiest echter wederom voor de aanval. "Misschien heb ik wel nooit gevreeën", oppert ze met een trieste glimlach. "Er is gewoon een Geest in mij gevaren. Heel onbewust". De woede van Has kent geen grenzen. Als ze Berte wil aanvliegen, springt Pink echter tussenbeide en schreeuwt de verschrikkelijke woorden: "Je bent wel bewust bezig, hè?" Has' woede richt zich nu helemaal op Pink. Niet In de schaduw van het Haagse Babyion staat met de Koninklijke Bibliotheek als voorname buur het ook niet onaanzienlijke pand van het Rijksarchief. Daar is ook het Centraal Bureau voor Genealogie gevestigd, het mekka voor genealogen, behept met een gezonde dosis nieuwsgierigheid. Jaarlijks komen er 20.000 mensen over de vloer om te wroeten in eigen en andermans verleden. Miljoenen gegevens staan de wetenschapper en de hobbyist ter beschikking om uit te vinden wie men is, waar de familie vandaan komt, waar de wortels van het geslacht zich bevinden. What's in a name? Naaktgeboren, Poepjes, Sintnicolaas, Zeiken, Suikerbuik. Zo dreven grapjassen de spot met de Franse maatregel van 18 augustus 1811 toen bij keizerlijk decreet werd bepaald dat wie in Holland nog geen vaste naam had, er binnen een jaar een moest aannemen. In de zestiende eeuw waren familienamen overigens al in zwang, zo blijkt uit oude koopmansboeken, scheepsboeken, kerkelijke registers, poorters- en gildeboeken. Wie is er niet nieuwsgierig naar zijn voorgeslacht? Misschien komt men wel uit een adellijke familie, of stamt men af van de Hugenoten. Misschien denken de Houtmannen van de beroemde zeevaarders Cornelis en Frederik de Houtman af te stammen, en als je Van Driel, Van Wanrooij of Van Brussel heet, is het zo gek nog niet om te veronderstelllen dat het stamboomonderzoek in die contreien uitkomt. "Zoals de een postzegels verzamelt, zo verzamelt een ander voorouders", vertelt mr. T.N. Schelhaas, directeur van Neerlands grootste verzamelplaats van familiegegevens, het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag, "Het is een hobby, die wat ons betreft uit de hand begint te lopen. We kunnen de schriftelijke aanvragen om gegevens en de toeloop op de studiezaal nauwelijks aan". Het bureau helpt iedereen. Genealogie wordt als een bewust zijn! Het idee alleen al! Berte ziet haar kans schoon. In de gang pakt ze snel haar jas en in de keuken grabbelt ze enkele toiletspullen bijeen. Naar haar kamer durft ze niet meer. Eenmaal op straat voelt ze de koude, die dwars door haar broekpak trekt. Has had hem vorige week gegeven met de woorden: "Zo, dit is nou het meest smakeloze model van dit moment. Dan kijken de mannen tenminste niet meer zo smerig naar je". Het was een verkeerde inschatting: de mannen keken tóch. Ook Piet. Hóór Piet. Goh, ze had nooit gedacht dat een man zo lief nuttige hulpwetenschap gebruikt voor de beoefenaars van geschiedenis, kunstgeschiedenis, erfelijkheidsleer, theologie en noem maar op. Sommigen moeten beroepshalve weieens in iemands familieverleden duiken, bijvoorbeeld de politie of de notaris. Maar ook de amateur-genealoog is bij het bureau welkom. De Randstedelingen boffen, want zij hebben het Centraal Bureau voor Genealogie aan het Prins Willem Alexanderhof naast het Haagse Centraal Station in de nabijheid om zelf in de archieven te gaan speuren. Op verzoek willen de zestig vaste en vrijwillige medewerkers van het bureau het speurwerk ook wel doen, maar dat kost zo'n vijftig gulden per uur. Het is voor de hobbyist natuurlijk veel leuker om het zelf te doen. Bij de aanvang van het stamboomonderzoek kan men het zonder het Centraal Bureau voor Genealogie wel af. Via trouwboekjes van ouders, grootouders en andere familieleden komt men al heel wat te weten. Vervolgens kan men de burgerlijke stand aanschrijven om afschriften van geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten op te vragen. Daarin staan meestal weer ouders en hun kon zijn. Maar het was een onmogelijke liefde. Hoe kon een bewuste vrouw nou kiezen voor een man? Alleen de term 'verliefd zijn' was al verzonnen door de mannenmaatschappij. Berte zucht. Wat verschrikkelijk dat Piet hier niet is. Hij zou haar bergen liefde geven. En steun. Samen zouden ze een plekje kunnen zoeken waar zij haar kind kan baren. Nu moet ze alleen op pad. De hotels en logementen zitten ongetwijfeld vol, denkt ze triest. Na een lange wandeltocht komt ze aan de rand van de stad. De huizen zijn vervallen, geboorteplaatsen vermeld, zodat men in die desbetreffende gemeenten weer akten kan opvragen. De ambtelijke diensten vragen daar wel geld voor. Meestal Mij ft het onder de tien gulden. De ambtenaar van de burgerlijke stand is dan zo vriendelijk om een fotokopie van de opgevraagde akte op te sturen. Dat is voor hem het eenvoudigst en voor de amateur-genealoog leuk. Hij ziet de handtekening van zijn betovergrootvader, of hij leest 'de echtgenoot verklarende niet te kunnen schrijven', er worden beroepen vermeld, adressen, enzovoort. Kortom, allerlei bijkomende gegevens die meehelpen om de genealoog een beeld te geven van zijn voorgeslacht. Op zo'n manier gaat het ogenschijnlijk duffe archiefmateriaal leven, vooral als het om de eigen familie gaat. Men stuit op een Franse naam, eenpnecht kind, een gek beroep, er zit altijd wel iets aardigs bij. Door het aanschrijven van de burgerlijke stand kan men zo al gauw, vooral als men zich voorshands beperkt tot de afstamming in rechte lijn,tot rond 1750 komen. Daarna wordt het moeilijker en zal de amateur-genealoog zelf op pad moeten. Oude gegevens uit doop-, trouw- en begraafboeken zijn te vinden maar de mensen zien er gelukkig uit. Voor de ramen hangen grote kerstklokken en hier en daar hoort ze stemmige muziek. Thea zou de buurt gehaat hebben: veel te burgerlijk. Maar Berte voelt dat haar hart zich volzuigt. Aanbellen durft ze niet. Ze wil die gelukkige mensen de aanblik besparen van een broekpakkenvrouw met ontevreden rattekop. En stilletjes sjokt ze verder. De bouwsels langs de straten hebben nog maar weinig weg van huizen. Stallen zijn het. Ze voelt zich wee worden. En ze besluit een plekje te zoeken in een van de stallen. Net als ze begerig kijkt naar de kribbe in een hoek van het tochtige onderkomen, gaat de deur open. Mannen met stralende gezichten komen binnen. Een van hen stapt met zwierige gebaren naar voren en zingt: "Wij lagen heel vredig te wachten, wij hadden de drugs net geteld. Toen hoorden wij engelen zingen, hun liederen vloeiend en klaar". Een lachsalvo maakt een eind aan zijn gezang. Als Berte de mannen aankijkt, moet ze denken aan de drugsgespreksgroep. Haarscherp ziet ze het gezicht van Has voor zich. Uit de altijd vinnige mond klinkt vol walging hoe "afschuwelijk onbewust" drugs zijn. Berte kan een lachje niet bedwingen. En dankbaar neemt ze het aangeboden tabletje aan. Has doet haar niets meer. Schudt haar lichaam nu werkelijk zo adembenemend? Zitten er handen aan haar buik? Berte kan het zich niet voorstellen. Ze wil dat ook niet. Ze geeft zich over aan de prachtige heerlijkheden die voor haar ogen opdoemen. Als ze na een poosje weer terugkeert in de stal, schrikt ze. Wie zijn die mensen? Wat willen ze? En haastig vertelt ze over haar onbewust verkregen kind, dat zo vredig naast haar ligt. Terwijl ze praat moet ze bijna huilen, zo triest vindt ze het dat ze nog steeds dat onzinnige verhaal opdist. Zodra ik de kans krijg, begin ik over Piet, mompelt ze in zichzelf. Maar die kans krijgt ze niet. De mannen zien haar niet meer zitten en rennen juichend de straat op. Ze jubelen dat er een nieuwe koning is gekomen, de koning van het onbewust zijn. Het pure gevoel. De opwellende liefde. De spontane deugden. Uit alle windrichtingen komen dommen en wijzen. En allemaal brengen zij cadeautjes mee. Al weten zij niet waar ze de geschenken moeten laten, omdat in de stal geen kerstboom staat. in de rijksarchieven, die in de provincie-hoofdsteden zijn gevestigd. Hèt centrale punt in den lande is echter het Bureau voor Genealogie, dat in het onderzoek zeker niet mag worden overgeslagen. Directeur Schelhaas (inderdaad, zijn naam heeft echt met een haas van doen) vertelt wat er zoal in zijn archieven is te vinden. Om te beginnen zijn er 65.000 dossiers op familienaam. Heet men Van Puffelen, dan krijgt de bezoeker in de moderne studiezaal van het bureau het dossier van de Van Puffelens voor zich. In het dossier zitten soms complete genealogieën, want is het een goed gebruik van elke genealoog om afschriften van zijn bevindingen aan het bureau te schenken. Daarmee kunnen anderen dan weer hun voordeel doen. Wellicht is een ver familielid al eens bezig geweest met stamboomonderzoek, daar kan mooi gebruik van worden gemaakt. Verder beschikt het bureau over een gigantisch knipselarchief van familieadvertenties. Het materiaal dateert uit 1790, toen ene dominee Knipscheer zijn godvruchtig werk afwisselende met het fanatiek knippen van familie-annonces uit allerlei kranten. Voorwaar een zegenrijk werk, want dank zij Knipscheer what's in a name - kreeg het bureau de beschikking over ongeveer 15 miljoen familieadvertenties, opgeborgen op familienaam. Inmiddels is deze collectie uitgegroeid tot zo'n 60 miljoen annonces, al moet directeur Schelhaas toegeven dat hij er een paar miljoen naast kan zitten, ze zijn niet nageteld. Verder heeft het bureau een miljoen bidprentjes, interessant voor de katholieke genealogen. Trots is het bureau op de microverfilming van 'alles wat los en vast zit'. Inmiddels heeft men 430.000 microfiches, die door de bezoekers met behulp van 23 leesapparaten kunnen worden geraadpleegd. Een unieke service voor de genealoog. Schelhaas: "Het zelf zoeken trekt de mensen aan. Men is bezig met een puzzel; en wordt die opgelost, dan geeft dat bevrediging". "Waarom doen jullie dit eigenlijk?" Even overvalt die vraag ons als we aankomen op de top van het zonovergoten klimmetje. Met een schetsblok in de hand en een kop soep op de picknickbank voor haar kijkt ze ons van achter haar brilleglazen belangstellend aan. Rugzakken, én op de route van het Pieterpad, dus het kan niet missen dat we lotgenoten zijn. Ze voegt er aan toe: "Bij mij thuis verklaren ze me namehjk allemaal voor gek dat ik dit doe". Het lange-afstandswandelen is in Nederland nog altijd een onbekende en dus onbeminde vorm van vakantie. Wie zich met dreinende kinderen in een auto propt om vervolgens een paar duizend kilometer over blakerend asfalt richting Middellandse Zee af te leggen, is normaal. Wie zich volgens het je-bent-jong-en-je-wilt-wat principe per vliegtuig naar een Spaans/Nederlandse disco begeeft om vervolgens twee weken in een cyclus van discotheek/hoofdpij n/zwemb- ad/patat-mét door te brengen, is ook normaal. Wie besluit in zijn vakantie de dagelijkse sleur voort te zetten middels een twee weken durend verblijf in caravan of bungalowtent (mét tv), is zelfs sportief. Maar op pad gaan met in je rugzak een tent, een slaapzak en wat kleding, dat kan niet. Want is dat nou vakantie? Zoals de cabaretier Fons Jansen ooit zei: Kamperen, dat is het hele jaar kromliggen om twee weken krom te kunnen liggen. En wie gaat er dan bij deze ontberingen ook nog eens 470 kilometer lopen van Noord-Groningen naar Zuid-Limburg? Maar jullie liften zeker ook, vragen de meeste mensen die we tegenkomen, om zich verbaasd af te wenden als ze horen dat er geen meter gemotoriseerd wordt afgelegd. Wie zich deze zomer had voorgenomen om lekker voor zijn tent te liggen is bedrogen uitgekomen: de meeste julidagen kondigden zich aan met een grauw wolkendek en maakten de belofte die daaruit spreekt volkomen waar. Na een sombere dag komen we in een gestadig motregentje in Sleen naast een gezinnetje te staan. Het gezicht van de pater familias staat op twee weken onweer. "Als het aan mij ligt breken we op", vertrouwt hij ons toe. "Dit is toch geen doen met twee kleine kinderen". Een paar uur later vertrekt hij inderdaad. De tent laat hij staan, want hij had al vooruit betaald. "Als het mooi weer wordt, komen we wel terug", 'Triton' (28 doden) nabij Shannon voor tumult op de redactie zorgde. Mijn taak was het om als leerling-journalist de hele dag bij de telex té staan en de berichten over de ramp af te scheuren. Kwam mooi uit, want zoals ooit de architect van dit dagbladbedrijf vergeten was een redactielokaal in te passen in zijn ontwerp, zo had men over het hoofd gezien dat zelfs een pas aangenomen leerling zijn plaatsje op de betrokken afdeling moest hebben. Het werd een inderhaast aan de muur getimmerd klaptafeltje, dat de oude Remington-schrijfmachine nauwelijks kon dragen. Het tafeltje vond zijn plek tussen twee verwarmingselementen in en die bezorgden mij een nimmer aflatende hoofdpijn. De Nederlandse taal trouwens ook; met mij deed namelijk de nieuwe, in opdracht van de Nederlandse en Belgische regering samengestelde woordenlijst haar intrede op de redactie. En die bepaalde datje een hondehok in de tuin hebt staan en daarom hondenbelasting moet betalen, datje geen rheuma maar reuma hebt, datje geen photo maar een foto laat maken en datje geen caricatuur maar een karikatuur van jezelf bent. Mijn eerste stukjes in de krant kwamen derhalve wat moeizaam tot stand. Hield de buitenlandredacteur zich bezig met het onderlinge gekissebis tussen Adenauer, verklaart hij manmoedig tegen omstanders. Maar ook op mooie dagen biedt het doorsnee campinggebeuren een troosteloze aanblik. Kinderen die zich luid schreeuwend en ijs etend vermaken, vaders die zich bezighouden met een krat bier en oeverloze discussies over De Auto, en moeders die wassen, schoonmaken en koken. En dan in de zonnestoel ineenzijgen. 's Avonds een lichte opleving. De barbecue slaat aan grote rookwolken uitbrakend en produceert vlees, of iets dat daar voor moet doorgaan. Koffie. Daarna de kantine. Voor wie het geluk heeft op een grote camping te staan: de disco. Dreunende bassen slepen de kampeerders tot dieo in de nacht de dansvloer (Archieffoto) Pierre Mendes France, Churchill en John Foster Dulles over het beleid ten aanzien van het Europees Defensie Verdrag, de binnenlandredacteur met de perikelen rond het tweede kabinet Drees en de sportredacteur met de prestaties van Emil Zatopek, Puck Brouwer en Louison Bobet, mij viel de 'eer' te beurt om begrafenissen zoals die van de acteur Cees Laseur en van tal van plaatselijke notabelen op Rhijnhof, met een blocnootje in de hand en fluisterend vragend wie er allemaal waren, te verslaan. Ook de personeelsfeestjes (met medewerking van de Fouryo's, de Wama's, de Blue Diamonds en Adamo) en de plattelandsvrouwen moesten worden gedaan. De maandelijke missie naar de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen betekende met alleen het bijwonen van bak en braaddemonstraties maar éénmaal ook, tot ontzetting van menig in bont getooide huisvrouw, het genieten van een lingerieshow. Ander hoogtepunt uit mijn tijd als razende reporter (op de fiets naar het dagelijkse politierapport en met de Mobylette naar de gemeenteraad van Lisse): zij aan zij met de inmiddels overleden Amerikaanse seksbom Jane Mansfield naar de première van één van haar films in het door een duizendkoppige menigte belegerd Luxor theater. Op haar weelderige vormen heb ik als jonge knaap mijn ogen bijkans verzwikt. Ze op. Kunnen ze 's morgens tenminste uitslapen. Wie wat anders wil zonder al te veel uit de toon te vallen kan gaan fietsen. Dat is - lang leve de crisis - niet langer alleen iets voor jongeren die nog geen geld hebben om zich op het Middellandse zeeleven te werpen, maar ook 'ouderen' hebben de fietsvakantie herontdekt. De rugzakvakantie blijft echter onbekend en alleen daarom onbemind. Want wie eenmaal letterlijk en figuurlijk de stap heeft gezet om een paar weken met een kleine vijf kilometer per uur ergens door Europa te sjokken, is verkocht. Zelfs in dit ingeblikte kikkerlandje kun je uren lopen zonder een auto tegen te komen. Er komen steeds lange-afstandswandelpaden, verschaften mij in elk geval meer vreugde dan de film 'Angst voor het huwelijk' met als ondertitel 'Het probleem dat duizenden jonge huwelijken te gronde richt' en met een voorwoord van dokter Storm, een film die toen in de donderdagcyclus van de Camerabioscoop was te zien. Meer ook dan de kindermatinees in Ruteck's lunchroom aan de Stationsweg. Nooit zin in een baan bij een andere krant gehad, vraagt u? Welnee, een nieuwe directeur of een nieuwe hoofdredacteur te mogen ontvangen is op z'n minst even spannend als het betrekken van een functie elders. Drie directeuren en zes hoofdredacteuren heb ik inmiddels, al of niet noodzakelijkerwijs, de bezem zien hanteren. En zeven collega-redacteuren, althans van deze krant, hebben in de afgelopen dertig jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Wat is er in drie decennia veranderd? Veel! Ik zit dit verhaal- en dat moet foutloos gebeuren, want elke 'zetfout' die u tegenkomt is mijn tikfout - op een beeldscherm te maken en de tijd zal moeten leren of de straling nu gevaarlijk is of niet en of je ogen er nu ja of nee zwaar door achteruit gaan. Maar ik herinner me meteen de lange batterij linotypes (zetmachines) met potten kokend lood, bemand door mannen in grijze stofjassen, de machinezetters. Ik herinner me mijn trots, toen mijn allereerste kopij (een verslag van een tuinconcert door het Leid? Politie Muziekgezelschap) in loden regels een tweede leven begon te leiden. En ik herinner me de dreunende pers, die 's middags tegen vieren - 'heren, geen bier vóór vier', hoor ik mijn eerste hoofdredacteur nog zeggen - de eerste kranten met mijn eigen, tienregelige verslagje uitbraakte. Ik heb de krant ook inhoudelijk sterk zien veranderen. Laten we eerlijk zijn, de krant heet, volgens een uitspraak van niemand minder dan Schopenhauer, weliswaar de secondewijzer van de geschiedenis te zijn, nu zijn kranten veeleer de onderwijzers van het 'gewone' volk. Vroeger veel nieuwsfeiten, nu veel commentaren, meningen achtergrondjes, analyses en soms zelfs opgeheven vingertjes. Het zij zo. waarvan het Pieterpad (Pieterburen-st. Pietersberg) het langste is. De tocht is een soort ontdekkingsreis: je loopt door gebieden waarvan je alleen in de oervervelende aardrijkskundelessen van de lagere school was verteld dat ze bestonden. Het Groningse platteland blijkt een schier eindeloze, nog maar nauwelijks aan de zee onttrokken vlakte. Alleen de door asfaltwegen afgedwongen ordening geeft de indruk van bewoond gebied. De enige bewegende voorwerpen in het landschap zijn auto's waarvan de bestuurder het gaspedaal diep heeft ingedrukt. Soms, heel soms, een fietser. Toch, de waard van een café in Garnwerd zou, vertelt hij, voor geen goud in de bossen willen wonen. Al die bomen bederven je uitzicht maar, vindt hij. Nou ja, met een beetje geluk zijn over een paar jaar de naaldbossen geveld door de zure regen. Drente: zandpad tussen uitgestrekte bossen, waar op doordeweekse dagen de mens verbannen lijkt. Alleen op zondag laadt vader hond en gezinsleden uit de auto, en verrijkt het gezelschap het landschap met wegwerpcultuur: snoeppapiertjes, colablikjes, hondedrollen en koolmonoxyde. Gelderland: windsingels, weilanden en koeien. Vriendelijke mensen ook: als je goedemorgen of goedemiddag zegt, krijg je die heilwens geretourneerd. Hoe zuidelijker we komen, hoe minder dat wordt. Noord-Limburg spant de kroon: een norse, verbaasde blik is veelal het enige antwoord. Leuk spelletje: gokken of passerende fietsers en wandelaars óók goeiedag zeggen. In Zuid-Limburg wordt niet alleen het landschap glooiender, ook groeten de mensen weer wat meer. Toch leuk. Alleen die Duitsers. Venlo, is dat nu een Nederlandse of een Duitse stad? Overal kondigen uithangborden de verkoop van 'Kaffee und Zigaretten' aan en supermarkten melden in goed Duits wat ze in de aanbieding hebben. Dan, negentien dagen na het vertrek, doemen tegen het middaguur in een nevelig zonnetje de contouren van Maastricht op. Nog een uurtje naar de finish op de st. Pietersberg 's Middags begint het weer te regenen. Eén bui, maar wel een van zeven uur. Het hemelwater spoelt echter de tevredenheid over het volbrengen van de tocht niet weg. En bovendien: wat is een vakantie in Nederland zonder regen? Beschouwt u het meer als een kwestie van beleefdheid dan als een aan narcisme grenzende vorm van ijdeltuiterij dat ik mij, voor zover u mij al niet kent, na al die jaren eens aan u voorstel. Pieter C(ornelis) Rosier is de naam. Geboren in het Indië van tempo doeloe, getogen in het Jappenkamp, gered door de atoombom, geslaagd voor het diploma hbs-a, geroepen tot de militaire dienstplicht, geschikt geacht om, als zevende man, toe te treden tot de toen nog wat vrou w-onvriendelij ke redactie van deze krant. De eerste vijftien jaar verbonden aan de afdeling stad en streek, sindsdien fungerend als coördinerend kunst- en rtv-redacteur. Dat ik, zeven hoog, woon aan een naar de god van de schone kunsten vernoemde Leidse laan, berust op toeval. Voel me aangetrokken tot Couperus, die ooit geschreven heeft dat in het leven en in de kunst men elke dag opnieuw moet beginnen. Trouwens,- zoals de zon de bloemen kleurt, zo geeft de kunst nog enige glans aan het leven. Ik hou overigens ook van hardlopen (om straks fit de vut tegemoet te treden) en van de sauna (om alle sores van de week uit het lichaam te zweten). Het zijn maar wat blote feiten, die ik u hier geheel vrijblijvend even aanreik. Ik verfoei voetbalvandalisme evenzeer als varkensvlees en het is met name in wegrestaurants dat ik de wereld zie als een ongelukkig oord, waar het niettemin mogelijk is gelukkig te zijn, eerder dan andersom. Zij die moeiteloos kunnen relativeren en 'gemakkelijk' kunnen leven vinden in mij een groot bewonderaar. Goede vraag van Goethe trouwens: 'Als ge het leven al te ernstig opneemt, wat is er dan aan? Zo, u weet nu een klein beetje wie en wat ik ben. In de wetenschap dat het leven alleen achterwaarts begrepen kan worden voer ik u even terug naar 1954. Aangesteld tegen een jaarsalaris van 1600,- 'hopende dat u tot wederzijds genoegen bij ons uw werkzaamheden zult verrichten' en in dienst getreden tussen twee vliegrampen door. De wrakstukken van de KLM-DC 6 'Willem Bontekoe' (21 doden) spoelden nog aan op het strand van Noord-Holland toen het neerstorten van de KLM-Superconstellation door Sjaak Smakman reportagedienst T-T' 1 1 J 1 De rugzakvakantie blijft onbekend, en dus onbemind. door Henk Houtman chef redactie Alphen Inde studiezaal van het centraal bureau voor Genealogie kan het archiefmateriaal worden geraadpleegd. Op de achtergrond de leesapparaten, waarme microfiches kunnen worden ver- qroot. (foto Wlm Dijkman) door Pieter C.Rosier chef kunst/rtv-redactie *Jane Mansfield in het Luxor theater. Links uw verslaggever.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 38