'Eréndira' blijft
in de lucht hangen
Ex Animo verdient compliment
Hohe Messe niet zo meeslepend
Hoorn-trio:
homogeen
Liberman volgt Olof op
Boudewijn de Groot stopt
Richardson-
effect:
discutabel
'Zes uur! niet later',
vlees noch vis
MAANDAG 29 OKTOBER 1984
■KUNST
PAGINA 11
Eréndira, opera van Klaas de Vries
en Peter Te Nuyl, uitgevoerd onder
auspiciën van de Kerngroep Bijzon-
der Projekten te Rotterdam met me
dewerking van het Nieuw Ensemble
o.l.v. Ed Spanjaard. Gezien op 27 ok
tober in De Lantaren. Voorstellingen
in Rotterdam t/m 3 november, in
Amsterdam van 20 t/m 24 november
(Bellevue) en in Den Haag op 1 de
cember fHOT).
ROTTERDAM - Als hoofdken
merk van een opera wordt
meestal beschouwd dat een han
deling of conflict wordt uitge
drukt in de muziek, en zelfs in
een mate die de muziek tot de
feitelijke drager van de hande
ling maakt. Dit in tegenstelling
tot de gemiddelde operette en
andere vormen van muziekthea
ter. Passen we deze omschrijving
tot op Eréndira, dan is meteen
duidelijk waarom deze composi
tie van Klaas de Vries niet ge
slaagd is. De uit flarden opge-
komt slechts zelden verder dan
het niveau van de illustratie of de
anekdote. De relatie tot de han
deling lijkt gering en slechts bij
uitzondering lijkt De Vries zich
bezig te houden met de gedach
ten en gevoelens van zijn perso
nages. Dan ontstaat er een mo
ment van spanning, dat meestal
weer snel wegzakt in vondsten
en goede bedoelingen.
Degelijk is de opbouw echter
wel en de opening van de tweede
akte met verwijzingen naar be
gin en einde van de eerste akte
lijkt zelfs een voorbeeld uit een
muziekdramatisch handboek.
Dat deze tweede akte als geheel
compacter en daardoor ook
boeiender overkwam, zal zonder
enige twijfel te maken hebben
met het libretto van regisseur Pe
ter Te Nuyl. Wel wordt ook daar
niet helemaal duidelijk welke
dramatische elementen hij ont
dekte in het verhaal De ongeloof
lijke maar droevige geschiedenis
van de onschuldige Eréndira en
haar harteloze grootmoeder van
Gabriel Garcié Mérquez.
Zowel de tegenstelling tussen
uitbuiting en vrijheid als de ver
menging van realiteit en fantasie
vormen natuurlijk aantrekkelij
ke elementen voor een opera,
maar essentieel voor het verhaal
van Mérquez is toch de naar het
absurde neigende verteltrant,
waarin alles dermate overtrok
ken wordt voorgesteld, dat er bij
nadere beschouwing geen spoor
van realiteit overblijft. Dat ab
surdistische en ridiculiserende
heeft Te Nuyl er helemaal uitge
gooid en vervangen door een
overvloed aan symboliek en dub
bele bodems. Het geheel wordt
er bovendien niet duidelijker op,
doordat de secundaire persona
ges voortdurend de aandacht af
leiden van de relatie tussen Erén
dira en haar grootmoeder (overi
gens een schitterende rol van
Marianne Blok).
Marianne Blok als harteloze grootmoeder
Het verlangen om zoveel mo
gelijk van het oorspronkelijke
verhaal te bewaren en het geheel
bovendien te 'verduidelijken'
door elementen uit andere verha
len van Mérquez, leidt boven
dien tot een situatie waarbij het
publiek door de bomen het bos
niet meer ziet. Flarden van dialo
gen volgen elkaar schijnbaar
zonder enige samenhang op en
blijven soms volledig in de lucht
hangen. Wie echt iets aan deze
voorstelling wil hebben, kan be
ter eerst een boekhandel of bi
bliotheek binnenstappen.
PAUL KUREN HOF
Jubileum concert Chr. Oratorium
vereniging "Ex Animo". Uitvoering
van het 'Gloria' van Vivaldi, de
'Jephta' van G. Carissimi en Bach's
Kantate 21 'Ich hatte viel Beküra-
mernis'; Solisten: Wendela Brons
geest, sopraan, Heieen Resoort, alt,
Wouter Goedhart, tenor, Aerde Kuy-
per, bas en Tijn van Eyk, orgel; Be
geleiding door het Dordts Kameror
kest; het geheel onder leiding van
Wim de Ru. Gehoord zaterdagavond
27 oktober in de Stadsgehoorzaal.
LEIDEN - "Ex Animo" bestaat
65 jaar en ter gelegenheid van dit
dertiende lustrum stond een aan
tal bijzonder uitgelezen werken
op het programma van dit koor.
De vaste dirigent Wim de Ru, die
voor het gebodene toch in de eer
ste plaats aansprakelijk is, dient
geprezen te worden om zijn ab
solute inzet, om zijn vermogen
niet alleen technisch en muzi
kaal het koor te inspireren, maar
vooral ook om de inhoud van de
tekst zo intens mogelijk over te
laten komen.
Het concert voor een toch nog
talrijk publiek - het Bachkoor
Holland gaf elders in de stad een
uitvoering (waarom eigenlijk
niet wat meer overleg?) - begon
met het 'Gloria' van Vivaldi. Een
onderdeel van de mis, waarin de
verering van de Vader, de Heili
ge Geest, maar vooral van Chris
tus wordt verklankt. Het koor
zong helder en assertief, tot uit
drukking brengend dat het ge
loofsleven in die tijd nog eenvou
dig en direct werd verstaan. Wel
was af en toe een kleine 'slip van
de tong' te horen, bijvoorbeeld in
het koor 'Qui tollis peccata mun-
di' waar het woord 'deprecatio-
nem' jammerlijk uitgleed.
Voor Wim de Ru als koordiri
gent moet het een genot zijn ge
weest, samen te werken met zo'n
pittig spelend orkest. Hoewel hij
deze avond de leiding had, heeft
het Dordts Kamerorkest de par
tituur ingestudeerd met zijn ei
gen dirigent Armen van der Lin
den. Dit ensemble, dat gedeelte
lijk uit amateurs bestaat, is rond
uit goed te noemen. Ook de solo
partijen van de verschillende in
strumenten waren technisch en
muzikaal gaaf, en tegelijkertijd
dienstbaar aan de zangpartij.
Speciaal te vermelden de hobo
partij bij de sopraansolo 'Domi-
ne Deus' en de cello-soli bij nr. 10
de tenor-aria van 'Ich habe viel
Bekümmernis'.
Het hoogtepunt vóór de pauze
vond ik wel het oratorium 'Jeph
ta' van Giacomo Carissimi (1605-
1674). De tekst is ontleend aan
het bijbelboek Richteren. Jephta
belooft God bij de aanvang van
de stryd tegen de Ammonieten
dat hij Hem het eerste dat hij bij
zijn thuiskomst ontmoet ten of
fer zal brengen, als hij de tegen
standers overwint. Jephta over
wint, en de eerste die hem jube
lend tegemoet komt is zijn doch
ter, zijn enig kind dat hij dus
moet offeren.
De Italiaan Carissimi was de
vroegste meester van het Latijn
se oratorium. Voordien werden
dergelijke geestelijke werken ge
zongen in de volkstaal in een af
zonderlijke bidzaal - oratorio -
buiten de kerkelijke liturgie. De
recitatieven en koren van Caris-
simi's oratorium worden bege
leid door de 'generale bas', een
stijlkenmerk van zijn eeuw: bo
ven de genoteerde baspartij
wordt geïmproviseerd door de
bespeler van luit of clavecimbel,
in dit geval door cello en orgel.
Heel fijnzinnig werd hier bege
leid door de organist Tijn van
Eyk. Het koor zong, niettegen
staande zijn omvang, licht scan
derend, doorzichtig en meestal
Van de solisten had de sopraan
Wendela Bronsgeest de zwaar
ste, tevens meest indrukwekken
de rol. Met een ingehouden over
gave, weinig vibrerend en uitha
lend klaagde zij met haar vrien
dinnen haar nood in de bergen
over haar triest naderende le
venseind. Voor de vriendinnen
had Wim de Ru vier sopranen uit
het koor geselecteerd. Als een
dissonant zo onmiddellijk na dit
tragische werk klonk het overi
gens zeer verdiende applaus.
Na de paus zong het koor de
cantate 'Ich habe viel Beküm
mernis', naar de eerste woorden
van het openingskoor, waarin
Bach gebruik gemaakt heeft van
een thema uit Vivaldi's d-moll
concert. Hoewel Ex Animo, zoals
alle gemengde koren, over wei
nig mannen beschikt, presteer
den de tenoren en bassen het om
een fraaie evenwichtige bijdrage
te leveren. Het duet 'Komm mein
Jesu/Ja Ich komme' werd door
de sopraan en de bas Aerde Kuy-
per vlekkeloos gezongen. Het tel
kens weerkerende 'Ach nein,
Ach ja' klonk overtuigend en
werd nergens lachwekkend, wat
al gauw gebeuren kan. Heieen
Resoort zong haar altpartijen,
vooral ook in de Jephta, bezon
ken en zonder pathos.
Voor Wouter Goedhart was de
avond een groter waagstuk dan
voor de andere solisten, als inval
ler voor de tenor van Baasbank.
Dit was wel eens te merken:
vooral in de toch weinig uitge
voerde Jephta klonk zijn stem
soms te nadrukkelijk, dan weer
te aarzelend. Het koor met de so
listen eindigde de cantate met
een schitterend gezongen fuga-
tisch spel en tegenspel 'Lob und
Ehre und Preis und Gewalt'. Ere
wie ere toekomt: Wim de Ru mag
wel in het bijzonder worden ge
huldigd voor het niveau dat hij
met Ex Animo bereikt heeft.
LIDY VAN DER SPEK
LEIDEN - Het Bachkoor Holland,
o.Lv. de dirigent Charles de Wolff,
voert de 'Hohe messe', BWV 232, van
J.S. Bach uit. Instrumentale begelei
ding: Amsterdams kamerorkest; vo
cale solisten: Ellen Bollongino, so
praan, Sylvia Schlüter, alt, Hein
Meens, tenor, Hermann-Christian
Polster, bas. Pieterskerk, 27 oktober.
LEIDEN - De 'Hohe Messe' van
Bach heeft in heden en verleden
veel stof tot onderzoek en discus
sie gegeven. In hoeverre moet dit
werk als een eenheid gezien wor
den; is het, in gedeelten bedoeld
voor liturgisch gebruik, en nog
meer van dergelijke vragen. Te
genwoordig is het gewoonte deze
'mis' in haar geheel in concert-
vorm uit te voeren. Dit stelt aan
het koor hoge eisen omdat het in
dit werk een veel grotere rol
heeft dan bijvoorbeeld in de pas-
sionen. Meestal zijn de koren
vijfstemmig, maar soms ook
achtstemmig. Kortom, een uitda
ging voor een koor met de naam
'Bachkoor Holland'.
De verwachtingen waren dan
ook hoog gespannen. De instru
mentale begeleiding was in de
bekwame handen van het Am
sterdams Kamerkoor, een en
semble dat is samengesteld uit
leden van het Concertgebouw or
kest. Dus de luisteraar had niets
anders te doen dan de suggestie
uit het programmaboekje te ho
noreren: wie zich laat mee
slepen door het muzikaal gebeu
ren in een perfecte uitvoering,
zoals vanmiddag in de Pieters
kerk in Leiden, komt in een we
reld van een wonderbaarlijke en
wellicht soms ongekende
schoonheid'.
Zo simpel was dat helaas niet.
Vooral in het eerste deel kon er
van 'laten meeslepen' geen spra
ke zijn. Koor en orkest leken aan
elkaar te moeten wennen wat be
treft intonaties (inzetten!), rit
men en vooral articulaties.
De barokopvatting van de diri
gent Charles de Wolff, en vooral
waarin deze verschilt van andere
barokinterpreten, is in deze
krant en elders al eerder uitvoe
rig besproken. Eén van de conse
quenties van deze opvatting is
blijkbaar dat het omvangrijke
koor, omreden van helderheid en
ritmische gelijkheid, de toe
vlucht moet nemen tot bijna niet
aflatende portato- of staccato
zang, wat wil zeggen dat vrijwel
alle noten los van elkaar gezet
worden. Het effect van deze arti
culatiemethode is, naar mijn me
ning, dat het eerder onrust en
verstrooidheid in de hand werkt
dan klaarheid en samenhang.
Het tweede deel van de 'Hohe
Messe' bracht meer eenheid. In
het 'Et incarnatus est' en het
'Cruxifixus' bereikte de
koorklank een waardige intimi
teit die goed kontrasteerde met
het plotseling opspringende 'Et
resurrexit'. De tenoren en de eer
ste sopranen waren in dit soort
forte-passages niet erg homo
geen, waardoor de toonhoogte
enigszins diffuus werd.
De solisten zorgden voor
mooie momenten: de alt Sylvia
Schlüter liet in de mezzo-so
praanpartijen horen hoe stralend
haar hoogte klinkt. Haar stem
was kernachtiger en rechter dan
ik deze ooit hoorde (prachtige
zachte inzet van het 'Agnus
Dei'!). De sopraan Ellen Bollon-
giuno, die in duetten met alt en
tenor te horen was, kwam, wat
haar stem betreft, wat kleurloos
over. De tenor Hein Meens pro
beerde, zoals altijd, elk woord
van de tekst inhoud te geven,
hetgeen vooral in het 'Benedic-
tus' goed lukte. Het zou mis
schien beter zijn deze aria, die in
dialoogvorm tussen viool en te
nor, begeleid door het basse con-
timuo, is geschreven, zonder di
rigent uit te voeren, zodat de mu
sici zich direkt op elkaar kunnen
concentreren. De bas, Hermann-
Christian Polster, zong zijn vaak
hoge partij ontspannen en met
Koffieconcert door het Hoorn-trio.
Hoorn: Vicente Zarzo. Viool: Ja-
ring Walta. Piano: Jan van der
Meer. Werken van Duvernoy, Du-
kas, Dvorak en Brahms. Gehoord:
zondag 28 oktober in de foyer van
de Stadsgehoorzaal.
LEIDEN - Het Hoorn-trio kon
zich zondagmorgen verheugen
in een groot en aandachtig luis
terend publiek. De aandacht
werd zelfs niet gebroken toen
één van de mini-bezoekers zich
tussen twee delen van een so
natine liet horen met 'en gaan
we nü naar huis?'
Geopend werd met een Trio
van Fr. Duvernoy (1765-1838).
Deze componist riep jeugdhe
rinneringen op, toen ik tot ver
velens toe zijn études op de pia
no moest spelen. Wat een ver
rassing als blijkt dat deze com
ponist 'enige' trio's schreef! Op
vallend was de homogeniteit
van het spel: op elkaar afge
stemd, naar elkaar luisterend,
op de achter- of voorgrond tre
dend daar waar dat nodig is.
Vicente Zarzo (hoorn) en Jan
van der Meer (piano) vervolg
den het programma met Du-
kas' 'Villanelle', landelijke
dorpsmuziek. Paul Dukas
(1865-1935) die bijna nooit te
vreden was over zijn werk, het
meestal verscheurde voordat
iemand het kon spelen, vond
zijn Villanelle zélf goed en
mooi. Vicente Zarzo bespeelde
zijn instrument, een moderne
hoorn met ventielen, zo mild en
ongekunsteld dat een pastorale
sfeer voelbaar werd. Aan het
Amsterdams conservatorium
geeft hij naast dit sinds 1813
ontwikkelde instrument, ook
les op de natuurhoorn, die wei
nig anders is dan een opgerolde
buisvorm zonder ventielen en
geheel met de hand wordt ge
moduleerd. Virtuoos gooide de
pianist de hoornist het thema
toe, dat even virtuoos werd te
ruggespeeld. De iets wollige
klank van deze Estonia-vleugel
klonk zeer wel in deze compo
sitie.
De sonatine opus 100 van A.
Dvorak, die veel lijkt op diens
strijkkwartet opus 96, is een
toegankelijk stuk voor spelers
en luisteraars, wat niet te zeg
gen is van diens andere strijk
kwartetten. Vooral in het an
dante espressivo en de finale
zijn Boheemse invloeden her
kenbaar. Jaring Walta speelde
bewogen en vol expressie. In
zijn zachtste passages had ik
soms de indruk dat de viool te
weinig stemhebbend werd.
Na de pauze speelden Walta,
Zarzo en Van der Meer het Trio
in Es gr. van Brahms. Weemoe
dig, slepend weerklonk het the
ma van het adagio mesto door
de in zijn opstelling zo intieme
zaal. Het oogcontact van de
hoornist met zijn collega's
droeg bij tot het exacte samen
spel en het bestendigen van de
gestelde tempi. Juist daardoor
kon het allegro con brio met de
volle dynamiek worden verwe
zenlijkt als slot van dit concert.
Natuurlijk géén slot aan de sa
menwerking van deze drie ech
te muzikanten. Wél heb ik mij
tijdens en na de uitvoering af
gevraagd, waarom óók Jan van
der Meer niet eens solistisch op
gaat treden.
LIDY VAN DER SPEK
AMSTERDAM (ANP) - Wiktor Liberman wordt op 1 september 1985
naast Jaap van Zweeden eerste concertmeester van het Concertgebouw
orkest in Amsterdam. Liberman (53) volgt dan Theo Olof op die op eigen
verzoek met vervroegd pensioen gaat.
De in Leningrad (Sowjet-Unie) geboren Liberman vestigde zich in 1979
in ons land en werd eerste concertmeester bij het Rotterdams Philharmo-
nisch Orkest, een functie die hij nu nog heeft. Hij is ook hoofdvakleraar
viool aan het conservatorium in Utrecht.
Liberman was, voordat hij naar Nederland kwam, eerste concertmees
ter van het Leningrads Philharmonisch Orkest. Hij maakte daarnaast
carrière als solist en speelde in binnen- en buitenland. Liberman werd
opgeleid in zijn geboortestad.
Olof werd in 1974 eerste concertmeester van het Concertgebouworkest,
naast Herman Krebbers. De twee violisten hadden eerder al bij het Resi
dentie-Orkest samen dezelfde functie gehad. In 1950 vroeg de toenmalige
dirigent van het orkest, Willem van Otterloo, beiden als concertmeester.
Olof maakte in 1935 óp 11-jarige leeftijd zijn debuut als wonderkind in
het eerste vioolconcert van Paganini. Olof heeft concertreizen gemaakt
naar veel landen en tijdens veel van die reizen trad hij met Krebbers op
als solist.
Museumbezoek licht gestegen
DEN HAAG (GPD) - Het aantal bezoekers van musea is vorig jaar met
83.000 toegenomen tot 14,7 miljoen vergeleken met het jaar daarvoor. Dat
is een vrijwel te verwaarlozen stijging, in aanmerking genomen dat er
aanzienlijk meer activiteiten werden gehouden in een groter aantal mu
sea. Dit blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In 1983 werden door de gezamenlijke musea 1429 tentoonstellingen
georganiseerd hetgeen een stijging inhield van 2 percent tegenover 1982.
Verder weiden ruim tienduizend lezingen en 285 cursussen verzorgd.
Het aantal musea steeg met 5 percent tot een totaal van 525. Eveneens
nam in 1983 het in musea werkzame personeel toe, namelijk tot 7100
personen. Deze stijging wordt echter bijna helemaal veroorzaakt door
een snelle toeneming van het aantal vrijwilligers.
Het museumbezoek is vorig jaar ook weer duurder geworden omdat er
minder gratis musea te bezichtigen waren.
HILVERSUM (GPD) - Boudewijn de Groot zet definitief een punt ach
ter zijn loopbaan. In het dagblad Trouw verklaart de zanger vanochtend
in een interview dat zijn optreden in Oostende op 8 december het aller
laatste zal zijn. „Daarmee zal alles afgelopen zijn. Om de doodeenvoudige
reden dat ik er genoeg van heb nog langer op deze manier door te gaan",
aldus De Groot.
Hij herhaalt enige malen dat de reden van zijn beslissing „de manier
waarop hij moet werken" is, maar weigert dat toe te lichten. Boudewijn
de Groot trok de laatste tijd met een liedjesprogramma door Nederland
en België; vooral bij de zuiderburen had hij daarmee redelijk veel succes.
Op gezette tijden onderbrak hij zijn tournees om platen te maken. De
laatste is getiteld .Maalstroom' - de eerste waarvoor hij vrijwel alle lied
jes zelf schreef.
Boudewijn de Groot begon zijn carrière aan het begin van de jaren '60
als troubadour en protestzanger en werd een idool voor tieners met lied
jes als .Welterusten, meneer de president', ,Mijn testament', .Meester
Prikkebeen' en .Noordzee'.
'Het Richardson-effect' van Wolf
gang Hildesheimer door Toneel
groep Baal. Met Han Römer (tevens
vertaling en regie) en Elsje de Wijn.
Gezien op 27 oktober in Frascati,
Amsterdam. Aldaar nog dagelijks,
behalve zondag, te zien. Op 30 no
vember in het LAK (de agenda ver
meldt abusievelijk de titel 'Teken
van leven').
AMSTERDAM - In een huiska
mer, die in de bontgekleurde
vormgeving van het decor elk
huiskamerrealisme uitsluit, spre
ken een man en zijn vrouw over
het naderende einde van de we
reld. Deze anderhalf uur duren
de, soms humoristische, maar in
wezen pessimistische dialoog is
gebaseerd op het hoorspel 'Bios-
pharenklange' van de Zwitserse
schrijver, beeldend kunstenaar
en Mozart-kenner Wolfgang Hil
desheimer.
Dat op zich is al een heel intri
gerend gegeven: een hoorspel,
dat het in zijn experimentele vor
men van geluidseffecten moet
hebben, wordt 'vertaald' naar het
toch vooral visueel georiënteer
de medium theater. Zoals de titel
van de Nederlandse tekstuitgave
al aangeeft, staat het Richardson-
effect centraal: volgens deze
theorie gaat het einde van de we
reld gepaard met een hele hoge
toon. Deze toon, waaraan andere
voortekens voorafgingen, wordt
aan het einde van het stuk door
essentieel verschil tussen de
hoorspeltekst en de theaterbe
werking. Het hoorspel geeft re
gie-aanwijzingen, dat de toon
volgens het Richardson-effect
(voor het luisterpubliek) hoor
baar is en na een korte onderbre
king in geluidssterkte geleidelijk
iets toeneemt om tenslotte
abrupt afgebroken te worden.
Tijdens de voorstelling worden
deze regie-aanwijzingen gene
geerd en hoort het theaterpu
bliek niets. Alleen de man en de
vrouw op het toneel beweren iets
te horen. Het plotselinge einde
van het stuk wordt hier door ver
andering van het licht aangege-
Wil dat dus zeggen, dat het ge
luidseffect van het hoorspel ge
deeltelijk door een visueel effect
in het theaterstuk vervangen
wordt?! Neen, deze ingreep gaat
veel verder. Han Römer en Elsje
de Wijn kiezen hiermee bewust
voor een afwijkende interpreta
tie: dat de toeschouwers de toon
niet kunnen horen, rechtvaardigt
de conclusie, dat deze man en
vrouw zich de naderende onder
gang van deze wereld alleen
maar inbeelden. De auteur Hil
desheimer zou aldus de draak
willen steken met mensen, die
het einde van de wereld voelen
naderen. Dat is een aanvechtbare
opvatting: het ontkracht de uit
zichtloosheid en de absurditeit,
die bij alle humor de onmisken
bare grondtoon van dit gegeven
WIJNAND ZEILSTRA.
naar melancholie neigende
Elsje de Wijn zijn aanvankelijk
nuchtere vrouw; goed spel van
beiden, waarin zij met gematigde
uitdrukking de subtiele humor
overtuigend tot uitdrukking
brengen. Alleen het regieconcept
als geheel roept ernstige twijfels
op.
Er is namelijk sprake van een
Weinig verkoop'BKR in deWaag'
LEIDEN - Tijdens de verkooptentoonstelling, die zaterdag in het kader
van de manifestatie 'BKR in de Waag' in het Waaggebouw werd gehou
den, is voor 1.200 gulden aan beeldende kunst verkocht. Vier van de tien
deelnemende beeldend kunstenaars wisten iets aan de man te brengen.
De tentoonstelling was bedoeld om kunstenaars te helpen de grens van
3.000 gulden eigen inkomsten per jaar te overschrijden.
'Zes uur! Niet later' (Six heures au
plus tard) van Mare Perrier. Een Ka
trijn Theaterproduktie. Regie: Lo
van Lensbergen. Vertaling: Frans
Roth. Decor: André van den Heuvel.
Spelers: André van den Heuvel en
Alexander van Heteren. Gezien in de
Leidse Schouwburg op zaterdag 27
oktober.
LEIDEN André van den Heu
vel staat al dertig jaar op de pro
fessionele theaterplanken. In het
programmaboekje bij zijn laatste
voorstelling somt hij al zijn acti
viteiten op, zowel de geslaagde
als de minder succesvolle. Vanaf
1954 speelde hij bij de Neder
landse Comedie van Guus Oster,
bij het Rotterdams Toneel, Cen
trum en Globe - waar hij in de
beroemde Tsjechov-enscenerin-
gen van Tom Lutz speelde - vóór
hij in 1972 samen met Kitty Jans
sen de vrije produktie inging.
Met 'Wie is er bang voor Virgi
nia Woolf? van de Amerikaan
Edward Albee hadden ze in dat
jaar een gewaagde, maar zeer op
merkelijke en succesvolle start.
Sindsdien brengen zij elk jaar
een produktie uit, variërend van
een onvervalst blijspel tot het se
rieuze drama, van Ayckbourn tot
Arthur Miller.
'Zes uur! Niet later' van de
Fransman Mare Perrier bevindt
zich tussen het blijspel en het
drama in - de Fransen spreken
dan nog steeds van 'comédie' - en
het bevat elementen van de thril
ler. Het stuk leidt hier een beetje
onder, het is vlees noch vis. De
schrijver kiest niet voor óf een
inventief uitgesponnen intrige
die tot op het laatste moment on
ze vermoedens en verwachtin
gen doorbreekt, óf voor een sub
tiel en geleidelijk openbaren van
de diepere motieven voor het
handelen van de personages.
Doordat hij teveel wil, komt de
schrijver tijd tekort zijn goede
aanzetten ook overtuigend en
scherp uit te werken.
André van den Heuvel speelde
de rol van Gus, - een gepensio
neerd vertegenwoordiger die
zich na de dood van zijn vrouw
en enige zoon min of meer van de
buitenwereld heeft afgesloten, -
met een groot gemak en natuur
lijkheid. Hij is van nature een
'comédien', met een komische
uitstraling die juist in ee tra-
gisch-absurde rol als George in
'Wie is er bang voor Virginia
Woolf?' tot een indringende ver
tolking kan leiden. Deze rol van
Gus mist echter het evenwicht
tussen het tragische en het komi
sche.
Alexander van Heteren, die de
afgelopen zeven jaar flink wat
rollen speelde bij het Publiek-
stheater, kon van zijn rol van de
jonge gangster niet meer maken
dan hem door de schrijver werd
aangereikt: een dienende functie
voor het personage van Gus. Ook
de regie wist hem niet meer diep
te te geven.
De keuze van een toneeltekst
is altijd zeer belangrijk. Het gaat
er niet om of je wUt kiezen voor
blijspelen of serieuzere stukken,
maar of het stuk dat je kiest in
zijn soort ook goed in elkaar
steekt. En je moet er niet voor te
rugschrikken niet-relevante frag
menten te schrappen, zoals de
opsomming en het geklets over
welke interessante schrijvers er
wel of niet op de boekenplank
staan. 'Zes uur! Niet later' is een
onderhoudende voorstelling,
maar niet meer dan dat.
MARC VAN DER VELDEN.