Giebels en 'kroezen'
zijn toevalstreffers
Je.
Schaken
k
w
KRUISWOORD
OPLOSSING
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1984
EXTRA
PAGINA 31
DOOR BRAM VAN LEEUWEN
De kroeskarper, ook wel 'kroes'
of steenkroes genoemd, is herken
baar aan de vrij hoge rug. De vis
wordt niet langer dan veertig
centimeter en heeft een voorkeur
voor langzaam stromend, dicht
begroeid water met een zachte
modderige bodem. (eigen foto)
Er zullen weinig hengelaars zijn
die nog nooit een brasem, blei of
voorn hebben gevangen. Dat zijn
namelijk de vissoorten die in
dermate grote aantallen in ons
viswater rondzwemmen dat zelfs
de onhandigste visser wel in
staat is om er een paar aan de
haak te slaan. Bovendien is er
vrijwel geen viswater te beden
ken waarin deze vissoorten niet
voorkomen.
De vangst wordt al minder al
ledaags wanneer we het hebben
over vissoorten als karper, snoek
en snoekbaars. We hebben hier
te maken met vissoorten die een
gespecialiseerde wijze van bevis
sen vereisen. In de eerste plaats
wat materiaal betreft en in de
tweede plaats op het punt van
het aas.
De meest gehanteerde vaste
hengel en het daarop gemonteer
de tuig is over het algemeen niet
sterk genoeg om deze vissoorten
de baas te worden. Krijgt men ze
dan ook aan de haak dan worden
ze in negen van de tien gevallen
verspeeld. Daarom spreken we
bij deze vissoorten over gespe
cialiseerde visserij.
Een derde categorie visvang
sten laat zich het best samenvat
ten onder de noemer 'toevalstref
fers'. De hengelaar die zo'n ex
emplaar aan de haak slaat heeft
het gemunt op andere soorten
maar wordt verrast door de
vangst van een minder alledaag
se soort. Vaak gaat het ook om
soorten die slechts zeer plaatse
lijk voorkomen. In die categorie
horen drie vissoorten thuis die
nauw met elkaar verwant zijn. Al
was het alleen maar omdat hun
uiterlijk veel overeenkomsten
vertoont en de wetenschappelij
ke geslachtsnaam dezelfde is, na
melijk Carassius. Het gaat om de_
kroeskarper, de giebel en de
goudvis.
Vooral de laatste soort zal bij u
enige verwondering wekken. De
goudvis als buit voor de sportvis
ser? Ja,' het lijkt inderdaad wat
vreemd. Zeker voor aquarium-
liefhebbers die in de veronder
stelling verkeren dat zo'n vis uit
sluitend rondzwemt in een bakje
of kom thuis of in een vijver in de
tuin, maar niet in het buitenwa
ter.
In beginsel is dat ook juist. De
goudvis is geen van nature voor
komende vissoort maar is steeds
gekweekt als siervis en bestemd
voor de handel. Dat gebeurde al
zo'n tweeduizend jaar geleden in
China en Japan. En men ge
bruikte daarvoor de giebel, een
vissoort waarover ik later in dit
artikel nog het een ander zal ver
tellen.
Dumpen van vis
Van die siervissen die de goud
vissen zijn werden in de loop der
jaren ontelbare exemplaren
geimporteerd. Bovendien werd
er ook in ons land verder mee ge
kweekt. Niet iedere koper van
zo'n stelletje goudkleurige vis
sen is echter even enthousiast
over deze huisdieren. Het moet
dein ook meer dan eens zijn voor
gekomen dat de bezitter van
goudvissen op een kwade dag
met de kom naar de waterkant is
gelopen en deze vissen de vrij
heid heeft gegeven.
De kans dat deze goudvissen
in open water dit avontuur heb
ben overleefd is relatief klein. De
gekweekte vissen zijn er aan ge
wend geraakt dat het voedsel
hun op een presenteerblaadje
wordt aangereikt. En dat is in de
vrije natuur niet het geval. Ook
de lage watertemperaturen in de
wintermaanden zullen veel van
de "vrije goudvissen" te veel ge
worden zijn.
Maar ondanks die selectie is
een aantal er toch in geslaagd te
'overleven'. Ze hebben zich aan
gepast aan de omstandigheden
en zijn langzaam maar zeker ver
wilderd. Vooral in de stad wate
ren waar als gevolg van de aan
wezigheid van veel lozingspun-
ten van verwarmd water de tem
peratuur vrij constant blijft. Daar
worden af en toe goudvissen
waargenomen en soms ook wel
aan de hengel gevangen.
En het opmerkelijke van die
vangsten is dat het vaak om ex
emplaren gaat met afmetingen
die zelfs in grote tuinvijvers zel
den of nooit worden aangetrof
fen. We moeten ze dan natuurlijk
niet verwarren met goudkleurige
variaties van andere vissoorten.
Zo is bekend dat de winde af en
toe een goudkleurige variant
voortbrengt en datzelfde geldt
voor de zeelt en de karper.
En dan zijn er ook nog de
kroeskarper en de giebel die
door hun vorm voor een goudvis
worden versleten,. Om de verwar
ring tussen deze drie soorten wat
in te perken verscheen eind vo
rig jaar in het kwartaalmagazine
van de Organisatie ter Verbete
ring van de Binnenvisserij een
artikel waarin een aantal zaken
wordt veruidelijkt.
Sommige van de hierna vol
gende gegevens zijn daaraan ont
leend. Zo ligt het oorspronkelij
ke verspreidingsgebied van de
kroeskarper in Centraal-Azië en
Oost-Europa. Voor de giebel
moeten we nog een eindje verder
reizen. Zijn oorspronkelijke ver
spreidingsgebied ligt in China en
zuidoost-Azië, een gebied waar
de kroeskarper van nature niet
voorkwam.
Na de ijstijd
De giebel heeft zich na de laat
ste ijstijd (ruwweg 10.000 jaar ge
leden) verspreid over grote delen
van Azië en Europa. En in die
tijd verschenen ook de eerste ex
emplaren in onze wateren. Onge
veer terzelfder tijd verscheen
hier ook de kroeskarper. De ont
wikkeling is duidelijk: de gebie
den waarin beide soorten voor
komen zijn elkaar langzamer
hand gaan overlappen.
De goudvis kwam pas veel la
ter als siervis in Europa terecht.
Maar het maakt wel duidelijk dat
er in bepaalde viswateren zowel
kroeskarper, giebel als verwil
derde goudvis kan rondzwem-
Met die giebels is er nog iets
bijzonders aan de hand. Op som
mige plaatsen worden namelijk
alleen vrouwtjes aangetroffen.
Toch blijkt de giebel zich daar te
kunnen voortplanten. Dat gaat
als volgt in zijn werk: de vrouw
tjes-giebels mengen zich tussen
de kroeskarpers of karpers wan
neer die aan het paaien zijn.
De zaadcellen in het homvocht
van de (kroes)karper prikkelen
de eicellen bij het vrouwtje om
zich te ontwikkelen. De zaadcel
len dringen weliswaar de eicel
len binnen, maar er vindt geen
volledige samensmelting plaats
zoals bij een normale bevruch
ting gebeurt.
Omdat daarvan geen sprake is
blijven de eicellen uitsluitend
vrouwelijke elementen bevatten
en worden er ook uitsluitend
vrouwtjes geboren.
In andere opzichten vertonen
kroeskarper en giebel grote over
eenkomsten. Beide soorten heb
ben een voorkeur voor stilstaand
of langzaam stromend water met
een zachte bodem en een weelde
rige plantengroei. Ook zijn ze al
lebei goed bestand tegen water
met een vrij laag zuurstofgehalte.
Bovenaan de menulijst van
beide vissoorten staan insecten
larven, slakjes en plantendelen.
Toch moet u niet verrast opkij
ken wanneer u meent aan de
spinner een flinke baars te heb
ben gevangen en verschijnt er
plotseling een kroeskarper bo
ven water. Dat laatste is me te
vaak gebeurd om nog van een
'toevalstreffer' te kunnen spre
ken. Overigens stemmen de
OVB-ervaringen wat voorkeurs
plek betreft overeen met de erva
ringen die ik in de loop der jaren
heb opgedaan.
Verschillen
Wat de afmetingen betreft het
volgende: de giebel bereikt ma
ximaal een lengte van dertig cen
timeter, terwijl van de kroeskar
per vangsten bekend zijn van ex
emplaren die een lengte van
rond de veertig centimeter had
den. In doorsnee echter liggen de
maten van de kroeskarpers tus
sen de twee en drie decimeter.
De vissoorten van elkaar te on
derscheiden is geen eenvoudige
zaak. De kroeskarper heeft welis
waar van oorsprong een vrij hoge
rug, terwijl de giebel slanker is,
maar in de loop der tijd zijn bei
de vissen in dat opzicht wat naar
elkaar toegegroeid en is het on
derscheid op dat punt minder
groot geworden. Er zijn echter
andere kenmerken die meer
kans op succes bieden.
Dat is bijvoorbeeld het tellen
van de schubben op de zijlijn. De
giebel heeft er 28 tot 31 op de zij
lijn en de kroeskarper heeft er
ongeveer 33. Voor diegene die
niet zo sterk is in schubben tel-
lep is er ook nog de volgende se-
lectiemethode: de rugvin van de
giebel is aan de bovenkant hol
ingesneden, terwijl de rugvin
van de kroeskarper een bolronde
vorm heeft.
Ten slotte is er het kleurver
schil: de giebel heeft een zil
verkleurige tint met grijsachtige
vinnen, de kroeskarper is meer
bronskleurig, terwijl de vinnen
een roodachtige gloed hebben.
Beide soorten onderscheiden
zich op het punt van de kleur
heel duidelijk van de goudvis die
zoals bekend fel oranje is.
Overigens kent ook de goudvis
ontelbare variaties in vorm en
kleur. Er zijn er bijvoorbeeld met
vinnen die veel weg hebben van
die van de voorn, maar er zijn er
ook die zeer lange sluierstaarten
hebben. Bovendien bestaan er
vrijwel witte goudvissen, de zo
genaamde albino's en goudvis
sen met donker vlekken op de
schubbenhuid.
Horizontaal
1. mand, 3. deel van de dag, 6.
schor, 11. rond bouwwerk, 12.
vreemde munt, 13. stoot, 14. kel
ner, 15. deel van Spanje, 17. sluis-
kolk, 19. militair, 22. enkelvoudi
ge stof, 25. brief, 28. guirlande,
30. Jap. parelduikster, 31.
werkelijk-inderdaad,33. tel
woord, 35. tuin, 37. deel van een
trap, 38. van ogenblikkelijk be
lang, 39. vruchtbaarmakende
stof, 40. scheikundige verbin
ding, 41. gewoonterecht.
Vertikaal
1. binnenste, 2. rechterstuk van
een altaar, 4. besmettelijke ziekte
van het hoornvee, 5. weefselaf
sterving, 7. deel van een verhaal,
8. onderhuidse vetlaag, 9. knevel,
10. hard geluid, 16. prov. hoofd
plaats, 18. onwelriekende geur,
20. kledingstuk, 21. vlaktemaat,
23. wetering, 24. schaakterm, 26.
met inbegrip van - medegere-
kend, 27. een kleurloos gas met
narcotische werking, 28. muziek
gezelschap, 29. deel van de dag,
32. drietal, 33. hoekpilaster, 34.
uitgekookt-leep, 36. kasteel.
f
f
dioil
<n>
v
<l 1
<x>
e
><a
G
e
l~5
<js
<x~
^x>
a
<a
s
<|y
X
ry
^x
xjr>
<|x
-X
xX
e
l
«d 0
X
X
X
Kta
<5
<1b,
x>
a
*\B;>
<|R
jjxlr
ë1s|s!e
n
KA
êjrj
[c
De prijs van 25,- werd toege
kend aan Nicolien v.d. Fluit, Fr.
van Mierisstraat 5, Leiden. De
prijs wordt de winnaar toegezon
den. Oplossingen met vermel
ding van Puzzel voor donderdag
op briefkaart of in enveloppe
zenden aan Redactie Leidsch
Dagblad, Postbus 54, 2300 AB
Leiden.
Alexander Alexandrovitsj Alje-
chin werd geboren op 19 oktober
1892 te Moskou. Vanaf jonge
leeftijd was hij een hartstochte
lijk schaker die al snel successen
boekte. Als 16-jarige won hij het
hoofdtoernooi van Sint Peters
burg. Hij werd door de eerste we
reldoorlog verrast toen hij een
toernooi te Manheim speelde en
werd geïnterneerd. Door bemid
deling van het Rode Kruis kwam
hij vrij. Daar werd hij vrijwilli
ger, raakte gewond en werd ge
decoreerd voor zijn moed. In
1921 dook hij weer op in het in
ternationale schaakleven en sta
pelde succes op succes. Daarom
was hij de logische uitdager van
wereldkampioen Capablanca.
Na een marathon-match won hij
met I8V2-I5V2. Aljechin speelde
daarna twee matches om de we
reldtitel tegen Bogoljubov, die
hij beide won.
Toen werd hij uitgedaagd door
Euwe. Beide spelers waren kom
pleet eikaars tegenpolen. Alje
chin was grillig, briljant, drank
zuchtig en arrogant. Kort voor de
match verklaarde hij in een inter
view dat niemand van hem kon
1 Euwe zeker niet.
door
Dirk Sikkel
Daartegenover was Euwe be
scheiden, gedisciplineerd, met
een manier van schaken die niet
gebaseerd was op briljante inval
len, maar op ijzeren logica. Bo
vendien bestond het leven van
Aljechin uitsluitend uit schaken,
terwijl Euwe amateur was.
Nadat Euwe in de tweede par
tij had gelijk gemaakt verloor hij
de derde. De vierde partij verliep
als volgt. Wit: Euwe; zwart: Alje
chin. 1. d4 Pf6 2.c4 g6 3. Pc3 d5 4.
Db3 dc4: 5. Dc4: Lg7 6. Lf4 c6 7.
Tdl? (gekunsteld; beter is ge
woon Pf3) Da5 8. Ld2 b5!? (erg
onbesuisd en a-positioneel) 9.
Db3 b4 10. Pa4 Pa6 11. e3 Le6 12.
Dc2 0-0 13. b3 Tab8 14. Ld3 Tfc8
15. Pe2? (Met La6: Da6: 16. Pc5
Db5 17. Pf3 kon wit een betere
stelling krijgen) c5! (maar nu
krijgt zwart zijn zin) 16. La6: Da6:
17.Pc5: Db5 18. Pf4? (Ook na e4
heeft wit het moeilijk, maar nu
breekt de hel los!) Lg4 19. f3 e5!
20. Pfd3 (Diagram) ed4: 21. fg4:
de3: 22. Le3: Pg4: 23. Lf4 Lc3+
24. Td2 Te5: 25. Pc5: (Lb8: faalt
op De8+) Dc5: (veel sneller wint
Te8+) 26. Lb8: De7+ 27. Kdl
Pe3+ 28. Kcl Pc2: 29. Tc2 h5 (nu
de rook is opgetrokken blijkt dat
de zwarte dame en loper volledig
domineren) 30. Tdl Lg7 31. h3 a5
32. Lf4 De4 33. Lc7 De3+ 34. Kbl
a4! 35. ba4: b3 36. ab3: Db3: 37.
Kcl Lh6+ 38.Td2 Da4: 39.Le5
Kh7 40. Lc3 Db5 41. Ld4 De2 42.
g4 Del+ 43. Kb2 Ld2 44. Tc8
Lcl+ en weer moest Euwe opge-
De dertiende interland tussen de
Sowjet-Unie en Nederland is
weer in een overwinning geëin
digd voor de Russen. En dat ter
wijl ditmaal iedereen van de Ne
derlandse ploeg optimistisch
was over de goede afloop. De Ru-
sen kwamen namelijk met de
volgende ploeg: Gantwarg, Wir-
ni, Baljakin, Wigman, Letsjinski,
Tsjitsov, Boesinski en Wercho-
vitsj, terwijl sterke spelers zoals
Dibman, Mitsjanski en Kore-
nevski er niet bij waren. Er was
overigens wel een klein pro
bleempje, de Russen waren met
8 man. Afgesproken werd dat
Van der Wal, Clerc, Scholma,
Jansen en Stokkel 4 wedstrijden
zouden spelen en Vermin, Bies,
Palmer, Van der Borst, Jansen
(Gerard) en Bastiaannet ieder 2.
De opstelling plus uitsllfeen
zien er als volgt uit: Van der Wal-
Wirni 4-4, Clerc-Gantwarg 4-4,
Scholma-Baljakin 1-7, Jansen
(Hans)-Wigman 5-3, Stokkel-
Letsjinski 4-4, Jansen-Tsjitsov 1-
3, Vermin-T'sjisov 1-3, Bastiaan-
net-Boesinski 3-1, Bies-Boesins-
ki 2-2, Van der Borst-Werchovitsj
2-2 Palmer-Werchovitsj 3-1. Een
34-30 nederlaag derhalve.
In deze interland zijn tal
technische hoogstandjes gereali
seerd. Deze week wil ik u hier
van 2 fragmenten laten zien. Het
eerste fragment (zie diagram 1)
komt uit de partij Jansen-Wig-
en Wigman gaf spoedig op.
Bastiaanet behaalde tegen
Boesinski een werkelijk onwaar
schijnlijke overwinning. Vanuit
diagram 2 volgde nl. 35-30! 20-24
(een leuke variant is hier 11-16
31-27 6-11 36-31 12-17 27-22? 20-24
30-25 13-18! en 14-20!!) 28-22! 24-
x35 22-18 13x22 32-28 23x41 36-
x47 26x37 34-30 35x24 33-29 24-
x33 39x8. Je zou zeggen een re
mise combinatie, maar... 11-17 8-
2 9-13 2-16 19-23 16-43 23-28 43-48
37-41 47-36 13-18 48-26 17-22 36-31
18-23 44-39 14-19 39-33 28x39 31-
27 22x31 26x18 6-11 18-22 11-16
22-27 19-23 27-38 en zwart geeft
op. Een werkelijk prachtige
overwinning.
De Olympiade, het belangrijkste
evenement dat de Wereld Bridge
Federatie kent, gaat 25 oktober
van start met 51 deelnemende
landen. Dat is minder dan de 58
van 4 jaar geleden in ons eigen
Valkenburg, maar daar zal de du
re dollar wel niet vreemd aan
zijn.
Nederland is ingedeeld in groep
A en mag daarover niet moppe
ren: groep A lijkt op papier
zwakker dan groep B. De top-
vier in iedere groep plaatsen zich
voor de halve finale en in A lij
ken daarvoor favoriet Canada.
Brazilië, Frankrijk en hopelijk
Nederland. In B zal de strijd mo
gelijk gaan tussen Italië, Ameri
ka, Argentinië, Australië, Zwe
den, Noorwegen en China. Bij de
dames hebben 23 landen inge
schreven, met als grote favorie
ten Amerika, Frankrijk, Enge
land en, jazeker, Nederland.
Wie aan Valkenburg denkt,
denkt aan de zinderende finale
tussen Frankrijk en Amerika,
met o.a. het beruchte 7 Ru-spel,
door de Fransen geboden en
door Hamman gedoubleerd.
Hamman moest uitkomen en
had de keus uit twee azen: hij
koos de verkeerde, 13 slagen ge
maakt en dag Olympische titel.
Twee andere spellen in de slotfa
se waren uiteindelijk beslissend.
85 N 1032
V975 WO ®Jj2
O B108
A642
A97
AH
O A732
A H1085
De Fransen boden als NZ 6 Ru a
la Van Start tot Finish: zuid (OW
Kwetsbaar) 1 Ru - noord 1 Sch en
verder 2 SA - 3 Ru; 3 Sch (drie
kwart steun, anders zou na 1 Sch
direkt 3 Sch zijn geboden) - 4 kl
(controlebod): 4 Ha (controle) - 5
kl (controle); 5 Ha (controle) - 6
Ru. Het slem werd eenvoudig ge
maakt, terwijl de Amerikanen als
NZ na een sterke 1 Kl-opening
niet verder kwamen dan 4 Sch.
Tijdens de succesvolle Filacento-
postzegeltentoonstelling in Den
Haag, ter gelegenheid van 100
jaar georganiseerd postzegelver-
zamelen in Nederland - de expo
sitie werd door bijna 60.000 men
sen bezocht - is ook de jaarlijkse
NVPH-catalogus (voor 1985) ver
schenen. Enige conclusies: voor
het derde achtereenvolgende
jaar zit er nauwelijks beweging
in de prijzen, de eerste FDC's (uit
de jaren '50) zijn fors in prijs ge
zakt en de verkoop van FDC's
loopt in versnelde mate terug.
In de noteringen van de zegels
tot de jaren '50 vallen in vergelij
king met de catalogus 1984 nau
welijks enige schommelingen te
constateren. Slechts twee a drie
oude zegels scoorden hoger: 2Vs
cent (violet) uit 1870 van 1250
naar 1300 en 2V2 gld. (rood en
blauw) uit 1872 van 1750 naar
1900. In de jaren daarna - tot
1965 - een incidentele stijging
van 1 a 2 en in de periode
1965-1970 een incidentele daling
van één gulden. De opmerkelijk
ste aderlating laat nog de konin
gin Julianan-serie zien, die van
1953 tot 1967 liep. Deze serie zak
te in prijs van 225,- naar 195.
Voor wie alleen zegels verza
melt is deze 44e editie van de
Speciale NVPH-catalogus dan
Noord, allen. De Fransen boden;
noord 1 Kl - zuid 1 Ru; noord 1
Ha - zuid 1 Sch (vierde kleur);
noord 2 Ru (ruitensteun, geen
schoppendekking) - zuid 3 SA.
West startte Sch 10, voor zuids
vrouw, gevolgd door Kl A en de
ruitensnit voor 9 slagen. De
Amerikanen bereikten ook 3 SA,
na noord 1 Ha - zuid 1 Sch; noord
1 Sa en zuid 3 SA. te spelen dus
door noord. Oost startte schop
pen, zuid Sch- V, west Sch B.
Noord wil de klaveren niet voor
tijdig spelen en probeerde daar
om RU A en ruiten na. Hij liep
vervolgens tegen het enige zitsel,
waarbij het contract sneuvelt.
Oost speelde weer schoppen en
via Ha A nogmaals schoppen,
goed voor één down en een sjag-
rijnige noord.
ook niet of nauwelijks interes
sant. Alles is, zoals gezegd, voor
het derde jaar in successie prak
tisch bij het oude gebleven.
De eerste-dag-envelop is .een
beetje uit de gratie. Dat is dan
ook direkt aan de prijzen te mer
ken. De klappen vielen echter al
leen bij de eerste FDC's uit de ja
ren '50. Pas bij E 28 1956) is spra
ke van stabilisatie. E 1 (1950, zo
mer) zakte van 2750 naar
2500; E 2 (kerken) van 1500
naar 1150; E 3 (Leidse universi
teit) van 800 naar f 600; E 4
(kind) van 600 naar 500; E 5
(1951, zomer) van ƒ525 naar
475; E 8 (1952, mijnwerker) van
225 naar 150, E 14 (1953, Ro
de Kruis) van 160 naar 150,- E
17 (1954, Bonifatius) van 150
naar 100; E 20 (1954, statuut)
van 90 naar 75 en E 27 (1956.
Europa) van 160 naar 150.
Ook wat de verkoop betreft
kunnen we constateren dat de
FDC niet die belangstelling meer
heeft die wel geweest is. We blij
ven er echter bij dat dit het ge
volg is van de speculanten-
vlucht. Die zien gelukkig, net als
De verkoop van FDC's is nu
weer gezakt tot ongeveer 400.000
en daarmee zijn we weer op het
peil gekomen van 1979. De FDC
E 172 (Europees Parlement) in
1979 haalde bv 354.000, maar met
de daaropvolgende (E 173, ko
ningin Juliana 70 jaar) werd de
400.000-grens gepasseerd. De
500.000 grens ging aan diggelen
met de E 182 (1980, bezetting en
bevrijding): 507.150 en de 600.000
volgde al met de volgende zegel
(inhuldiging): 674.000. Dat was
tevens de top, want daarna ble
ven de aantallen tussen de
500.000 en 550.000 schommelen.
Tot in 1982 E 202 (Waddenge
bied) als eerste FDC weer onder
de 500.000 dook. Enkele FDC's
lang - met als laatste E 212 met de
Luther-zegel van vorig jaar okto
ber bleef het nog ongeveer
450.000, maar vanaf het begin dit
jaar gaan de verkochte aantallen
in versneld tempo omlaag: E 214,
(Europees Parlement), 422.400 E
216, St. Servaas, 408.500 en als
laatst bekende E 217, Europa,
403.800. Het lijdt echter geen
twijfel dat inmiddels voor de
tweede keer binnen vijfjaar de
400.000-grens is gepasseerd.