'Een Rijnsburger werkt en wil goed verdienen' *y x< ZATERDAG 21 APRIL 1984 Extra PAGINA 23 v ir AFLEVERING 4: RIJNSBURG Een gesprek over Rijnsburg of over Rijnsburgers belandt al gauw bij het onderwerp 'bloemen'. Begrijpelijk want de bloemenhandel, met als knooppunt de internationaal bekende veiling Flora, speelt een heel voorname rol in de Rijnsburgse gemeenschap. Als rechtgeaarde Rijnsbur ger krijg je er altijd wel op één of andere manier mee te maken, al is het alleen maar via hulp aan een familielid of een kennis bij het tulpen trekken of anjers pluizen. Soms lijkt het wel alsof het op Rijnsburg nooit anders is ge weest, alsof altijd alles voorna melijk om de bloemen heeft ge draaid. Dat is een misverstand. Na de oprichting van veiling Flo ra in 1914 en de opkomst van de grote rozenkassen aan het eind van de jaren twintig kwam pas in de vijftiger en zestiger jaren de grote doorbraak van de bloemen handel, waarover straks meer. Wie de geschiedenis van Rijnsburg er op naslaat komt bepaald nog wel andere dingen tegen dan bloemen. Zo'n veertien eeuwen geleden bijvoorbeeld was Rijns- burg, dat toen nog Rodulfsheim heette, al een dicht bewoonde plaats aan de oever van een getij- destroom waarvan de huidige Vliet - een grachtje dat dwars door de oude dorpskern stroomt - een overblijfsel is. De toenmali ge bewoners hielden zich voor namelijk bezig met veeteelt en landbouw en dat is vele eeuwen zo gebleven. Burcht De naam Rijnsburg is waarschijn lijk afkomstig van een burcht die ten tijde van het Graafschap Hol land (ca. 900) als verdedigings bolwerk werd opgetrokken. Ge ruime tijd heeft er een nauwe band bestaan tussen het Grafe lijk Huis en Rijnsburg. Petronel- la van Saxen, weduwe van graaf Floris II, stichtte er in 1133 een abdij voor adellijke Benedictes sen. Ruim vier eeuwen heeft die abdij bestaan totdat de Spanjaar den er bij het eerste of tweede beleg van Leiden (in 1573 of 1574) de bijl in zetten. Opgravingen in de afgelopen jaren hebben aan het licht gebracht dat in het verleden in de abdij kerk talrijke leden van het Hol landse Grafelijk Huis zijn bijge zet, o.a. Willem I, Floris IV, Floris V (vermoord in 1296 in Muider- berg; een gebeurtenis die op school tijdens de geschiedenisles vaak goed is voor een spannend verhaal) en Jan I. Rijnsburg is in de 17de, 18de en het begin van de 19de eeuw in trek geweest als protestants bede vaartsoord. Een groep christe nen met tamelijk eigenzinnige opvattingen, de zogenaamde Collegianten, streken er neer. Tweemaal per jaar werden in Rijnsburg het heilig avondmaal en de doop gehouden. De doop geschiedde door onderdompe ling in de Vliet. De vrouwen moesten stukjes lood in hun kle ding naaien zodat de rokken niet konden opbollen. Rijnsburg genoot in die eeuwen de faam een geestelijk tolerante plaats te zijn. In die omgeving schreef de bekende wijsgeer Spi noza van 1661 tot 1663 zijn ver maarde boek Ethica, een verhan deling over de zuivering van het verstand. Het Spinozahuis, de Spinozalaan en de jaarlijkse bij eenkomst van Spinozisten in Rijnsburg houden de herinne ring aan de beroemde oud-inwo ner levend. Zelf betalen Terug nu naar het meer recente verleden waarover we praten met vijf doorknede Rijnsbur gers. Willem van Egmond, 89 jaar en nog zeer kras, is de oudste van het gezelschap. Heel wat jaren heeft hij gesleten in het bollen- vak, tot z'n 72ste toe. "Ik weet nog goed, op Oudejaarsdag kreeg ik een navordering van de belastingdienst van bijna dui zend gulden. De volgende dag ben ik m'n baas nieuwjaar gaan wensen en heb hem die aanslag laten zien. Maar ik kon mooi zelf betalen. Toen ben ik er maar mee gestopt". Simon Leenheer, 66 jaar, is als bak ker in de loop der jaren langs heel wat Rijnsburgse deuren ge weest. Bekendheid geniet hij als navorser van het verleden van Rijnsburg - hij is betrokken bij het Genootschap Oud Rijnsburg - terwijl hij regelmatig publiceert in plaatselijke uitgaven als De Rijnsburger en Flora Nieuws. Eveneens 66 jaar is Jan van Vliet wiens naam men ook op gezette tijden tegenkomt in De Rijnsbur ger. Via ingezonden brieven laat hij zijn dorpsgenoten op vaak on gezouten wijze weten hoe hij over tal van (meestal politieke) zaken denkt. Na werkzaamhe den in de bloemen en in de groenten ging hij in 1947 bij het Leidse bouwbedrijf Wernink aan de slag. Tot z'n VUT in 1980 heeft hij dat volgehouden. "En altijd op de flets er naartoe". Jan Kromhout, 71 jaar, had eerst een boerenbedrijf voordat hij zo'n 20 jaar geleden besloot een camping te beginnen. Die over stap werd een succes. "Als boer moest ik hard werken maar kwam altijd tekort, na de over schakeling kreeg ik het wat rusti ger maar toen ging het opeens wel". De vijfde die aanschuift is Piet Paauw, bijna 74 jaar, die als ambtenaar van het ministerie van landbouw en visserij contro lebezigheden heeft verricht in de sierteelt en tuinbouw. Vijf centen Vrijwel allen komen uit een groot gezin. Kromhout uit een gezin van 11 kinderen, bij Van Vliet en Paauw waren er 9 kindermonden te vullen terwijl Van Egmond meldt dat z'n vrouw elf broers en zusters had. Zo ging dat vroeger. Geen gemakkelijke tijd, zeker niet in de crisisjaren toen er door de werkloosheid veel armoede was. Paauw:"Toch viel het in Rijnsburg vergeleken met om ringende gemeenten wel mee. Als je in de Rijnstreek kwam, nou, daar was het veel erger. De Rijnsburgers gingen niet bij de pakken neerzitten, deden van al les om maar vijf centen te verdie nen. Dat komt ook door hun ka rakter, Rijnsburgers zijn erg ge steld op hun zelfstandigheid, ze nemen initiatief, er is een bepaal de handelsgeest". "Toch waren er ook in Rijnsburg heel wat werklozen", weet Kromhout zich te herinneren. Die schoolden op de hoek van de Koestraat samen. "En als de ba zen dan een paar werkers nodig hadden gingen ze even naar de hoek. Ze hadden ze voor het uit kiezen. Jij wel en jij niet, hoorde je dan. Je mocht blij zijn als je werd uitgekozen. Om de werklo zen wat om handen te geven is in die tijd de Vliet uitgebaggerd". De Vliet speelde trouwens toch een belangrijke rol. Kromhout: "De kerk en de Vliet, daar draai de het om. Als je niks te doen had ging je maar bruggetjes wan delen. Op bepaalde punten langs de Vliet stonden altijd groepjes mensen te praten, bij het Bak- kersebruggetje of bij de Smid straat. En als de nood erg hoog was sprong de kerk bij met wat geld. De mensen waren ook niet opstandig. Er was een soort be rusting. Iedereen kende iedereen en men nam veel van elkaar". Paauw:"Je had de mensen van standing en de arbeiders". Dat laatste kwam duidelijk tot uiting bij kerkdiensten. Van Vliet daar over: "Wie het meeste geld gaf aan de kerk kreeg de mooiste plaats. Achter de preekstoel wa V.l.n.r. Jan Kromhout, Simon Leenheer, Willem van Egmond, Jan van Vliet en Piet Paauw. door Bert Paauw ren de armenbanken^e r namen dat. Maar ja, er werd hun door de dominee voorgehouden dat God beiden had gemaakt: arm en rijk. Niks geen gelijk heid". Kromhout vult aan: "Toen werd dat niet vreemd gevonden. Er heerste nog niet het idee dat iedereen recht heeft om te le- Voor de spiegel Volgens Leenheer waren er in die moeilijke tijd vergeleken met nu toch ook heel wat positieve din gen. "Er was een grote eensge zindheid, het was vanzelfspre kend dat je elkaar hielp en als bijvoorbeeld iemand een nieuwe manier van tulpen trekken had ontdekt werd daar niet geheim zinnig over gedaan". Er werd in die tijd ook heus wel gelachen, misschien wel meer dan tegenwoordig, vindt het vijf tal. "Als iemand weer eens liep te klagen dat hij te weinig geld had zeiden we altijd: houd het maar voor de spiegel, dat scheelt", zegt Van Egmond die ook een aardig staaltje van Rijnsburgse saamho righeid uit de Tweede Wereld oorlog weet op te dissen. "Ik had twee varkens van elk dik 300 pond. Die werden op een gege ven moment in beslag genomen door het Rijk. Koos van der Meij, m'n buurman, zei tegen me: ga jij maar weg, die varkens komen niet op de wagen. Toen die rijks- controleurs kwamen werden ze vel door honderd mensen uit de buurt opgewacht. De varkens kregen touwtjes om de poten ge bonden maar die werden door vrouw Van der Meij weer losge sneden. Die beesten waren toen natuurlijk niet te houden. Uitein delijk zijn die controleurs ook op de loop gegaan want die kregen het knap benauwd met al die De ingang van de oude veiling Flora bij de Splitsing. "Die varkens heb ik toen bij ken nissen ondergebracht, het rijk heeft ze nooit gekregen. Wel is de politie nog wekenlang tijdens etenstijd komen kijken of er soms spek op tafel stond of dat ik spek in de bedstee had hangen". De saamhorigheid uitte zich ook op een ander vlak: veel joden en andere onderduikers vonden in de Tweede Wereldoorlog een schuilplaats in Rijnsburg. Krom- hout:"Veel mensen waren bereid om te helpen en dat waren vaak juist heel gewone mensen. Hoge Pieten zeiden meestal: daar waag ik m'n kop niet aan. Maar ja, in de bijbel staat het eigenlijk al be schreven: voor hulp moet je bij de hoeren en de tollenaars zijn". Geen verraders Rijnsburg telde natuurlijk ook wel NSB'ers maar volgens Krom hout waren dat geen verraders. Paauw weet te melden dat van de Duitsers die op Flora waren gelegerd ook niet veel kwaads viel te duchten. "Als er een razzia op komst was werd dokter Van der Laan door de commandant gewaarschuwd". Twee bekende verzetsstrijders, Marinus en Jo hannes Post, broers van de toen tertijd in Rijnsburg wonende ge reformeerde predikant Post, kwamen regelmatig bij dokter Van der Laan over de vloer. Zij waren ook betrokken bij de be ruchte overval op de Amster damse Weteringschans. Krom hout: "De avond tevoren was er een samenkomst bij Jaap Kralt thuis. Daar is toen nog gebeden om het welslagen van de actie. Maar helaas is die mislukt. Der tien van de zeventien man zijn gedood". Rijnsburg is de hongerperiode van de oorlogsjaren redelijk doorge komen. Leenheer: "Toch liepen er ook hier mensen met dikke benen van de honger rond en zijn er ook in Rijnsburg tulpebollen gegeten. Maar zo erg dis in de stad was het niet". De handelsgeest van de Rijnsbur gers kon na de oorlog weer tot z'n recht komen. Paauw:"Al ruim voor de oorlog begonnen de arbeiders zich te ontworstelen aan de bazen. De één ging met een kruiwagen groenten venten, de ander fietste naar de stad met een mand vol bloemen. Na de oorlog gingen heel wat Rijnsbur gers in de bloemenhandel maar er ontstond een enorme con troverse tussen de handelaren in bolbloemen, zeg maar de tulpen trekkers, en de kwekers van bloembollen. De kwekers waren bang dat de uitvoer van bollen zou lijden onder de bloemenex port. De bloemenhandelaren werden zwaar tegengewerkt door de kwekers die het voor el kaar kregen dat er heffingen kwamen op de bloemenexport. Het gevolg was dat de Rijnsbur gers clandestien de grens met Duitsland gingen oversteken om aan de heffingen te ontkomen". Impuls Vreemd genoeg bezorgde de wa tersnoodramp van 1953 de Rijns burgse bloemenhandel een enor me impuls. Opnieuw Paauw:"De eigenaar van een groot winkel- concern in Zwitserland was zo bewogen door de ramp dat hij aanbood Nederlandse tulpen te gaan verkopen. Dat werden Rijnsburgse tulpen van Klaas de Heijer. Achter de Delftse groen- tentrein werd toen een wagon tulpen gekoppeld. Twee dagen later waren dat al twee wagons en vier dagen later waren dat zes wagons". "Omdat de handel met Duitsland ondanks alle tegenwerking ook steeds beter ging lopen heeft de uitvoer van bloemen de bollen- export uiteindelijk overvleugeld. Je kunt zeggen dat de tulpe- bloem heeft getriomfeerd over de tulpebol. Gelukkig zijn de bollenlui gaan inzien dat de bloe- menafzet ook guristig is voor hen. Want - om bij de tulpen te blijven - de afzet van tulpen bete kent de levering van bollen aan de tulpentrekkers". Centraal in het Rijnsburgse bloe- mengebeuren staat het reilen en zeilen van veilingvereniging Flo ra, opgericht in 1914. Drie jaar na oprichting werd een eerste ge bouwtje neergezet op de plaats van de vroegere Splitsing (de kruising naar Noordwijk en Kat wijk). Geruisloos gingen die eer ste jaren voor Flora niet voorbij, want al spoedig brak er heibel uit binnen de vereniging met als ge volg dat een aantal handelaren op de plaats van de huidige gara ge Dijksman een eigen veiling ging organiseren. Bloemenlust heette het gebouw. Het heeft tot na de oorlog geduurd voordat al le handelaren weer waren Groenten De scheldnaam 'Rijnsburgse uien' geeft al aan dat de Rijnsburgers zich ook hebben beziggehouden en nog steeds bezighouden met de handel in groenten. Het kwe ken van groenten is er weliswaar niet meer bij, maar de groothan del floreert. Dat wordt volgens het vijftal aan tafel nogal eens onderschat. "Ze timmeren min der aan de weg dan de bloemen handelaren. Ga maar eens op de markt in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag kijken, dan kom je veel Rijnsburgers tegen. En neem bijvoorbeeld de export van verpakte peen naar Duitsland en Frankrijk, dat loopt best". Hoe dan ook, er wordt hard ge werkt maar ook goed verdiend in Rijnsburg en dat willen ze best weten. Een zekere pronkzucht kan de Rijnsburgers niet worden ontzegd. Het vijftal vergoeilij- kend:"Het valt wel mee. Er wordt goed verdiend, maar het geld wordt ook weer flink uitge geven. Rijnsburgers zijn niet krenterig. Een collecte langs de deur voor een goed doel brengt altijd heel wat op. Neem nou de restauratie van de hervormde kerk. Daar is bijna een miljoen gulden voor opgebracht". Paauw geeft nog een ander voor beeld. "Op een gegeven moment was er een talenpracticum nodig voor de mavo. Zo'n practicum kost 20.000 gulden en aangezien die mavo mij nogal aan het hart gaat ben ik in Den Haag gaan praten. Maar op het ministerie wilde men er niet aan, ze vonden zo'n practicum zeker te deftig voor Rijnsburg. Ik heb gezegd: als wij nou de helft betalen, wat dan? Nou, dan viel er over te pra ten. Ik had die 10.000 gulden bin nen een week bij elkaar. Kijk, dat is nou typisch Rijnsburg". Ook typisch Rijnsburgs zijn de on telbare bijnamen, bedoeld om de vele Van Egmonden, De Mooij's, Heemskerken, Kralten enz. uit elkaar te houden. Een hele reeks namen passeert de revue, de meeste niet voor publicatie ge schikt "want veel mensen vin den die bijnamen niet zo leuk". De stekel De meeste bijnamen zijn op tame lijk onschuldige wijze tot stand gekomen. Willem van Egmond is op Rijnsburg beter bekend als Willem van Giele ("Mijn vader heette Giel"). Leenheer:"De hui dige generatie weet vaak niet meer hoe bijnamen zijn ontstaan. Toch is dat wel eens leuk om na te gaan. Zo heb je een familie Heemskerk, bekend onder de naam 'de stekel'. Vroeger wer den door die familie duindistels, stekels, verkocht. En een andere familie Heemskerk heeft de bij naam 'laprieus'. De oude Jaap Heemskerk verdiende namelijk veel geld aan een bepaalde bol- lensoort met een Franse naam, la precieuze. Dat werd in de volks mond dus laprieus". Bijnamen hebben soms ook een wat pesterige ondertoon. Een beetje jennen, iemand op de kast jagen, daar houden ze in Rijns burg ook wel van. Van Vliet:"Het is een speciale soort humor, vaak op de man gespeeld, de import kan het maar moeilijk begrij pen". Met import wordt gedoeld op de 'buitenstaanders' die in de afgelopen jaren de nieuwbouw wijken Plan West en Frederik- soord zijn komen bevolken en. die het Rijnsburgse inwonertal naar 12.000 hebben getild. Leenheer: "Voor vreemden is het moeilijk eigen te worden met de Rijnsburgers. Er zijn sterke familieverbanden in het oude doro". Kromhout vindt 'de import' wel een winstpunt voor het dorp. "Het geeft een wat wijdere blik". Ook de oprichting van de Rijns burgse mavo, in 1958, heeft vol gens de aanwezigen bijgedragen tot een zekere blikverruiming. Leenheer: "Doorstuderen wordt in Rijnsburg niet meer zo gek ge vonden al duiken nog steeds veel jongelui vroeg de bloemenhan del in. Het is natuurlijk ook wel verleidelijk. Je hebt de kans om goed je brood te verdienen, lang en hard werken schrikt Rijns- burgers niet af, ze doen het een paar jaar bij een ander en gaan dan voor zichzelf beginnen". Vis noch graat "Wat ik zelf ook fijn vind aan de mavo hier is dat kinderen van al le gezindten door elkaar zitten, zowel gereformeerden, hervorm den als katholieken. Dat heeft er toe bijgedragen dat de scherpe kantjes van de kerkelijke polari satie er af zijn gegaan. Vooral voor de oorlog bestond die pola risatie volop. Vanaf de kansel werden de mensen toen nog op geroepen vooral bij de eigen win keiiers te kopen. En toen de eer ste hervormde in de gemeente raad werd gekozen riep de gere formeerde dominee 's zondags iri zijn preek: het is vis noch graat. Een dag later werden z'n ruiten ingegooid. Nee, dèèr hoeven niet meer naar terug te verlan gen". De Smidssteeg in vroeger jaren. De huizen op de foto hebben plaatsge maakt voor bejaarden woningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1984 | | pagina 23